Besluit zorgverzekering BES

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-07-2022 t/m 31-12-2022

Besluit van 22 december 2010, houdende regels voor een zorgverzekering voor de bevolking van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit zorgverzekering BES)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 16 november 2010, kenmerk Z/VV-3020244;

Gelet op de artikelen 18.4.1 en 18.4.3. van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 6 december 2010, nummer  W13.10.0526/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 16 december 2010, kenmerk Z/VV- 3040126;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 2

Ingezetene in de zin van dit besluit is degene, die rechtmatig op het grondgebied van de BES-eilanden woont.

Artikel 3

  • 1 Waar iemand woont en waar een lichaam gevestigd is, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid worden schepen welke op het grondgebied van de BES-eilanden hun thuishaven hebben, ten opzichte van de bemanning als deel van de BES-eilanden beschouwd.

  • 3 Hij die de BES-eilanden metterwoon heeft verlaten en binnen een jaar metterwoon terugkeert zonder inmiddels op het grondgebied van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Nederland of op het grondgebied van een andere Mogendheid te hebben gewoond, wordt ook voor de duur van zijn afwezigheid geacht op het grondgebied van de BES-eilanden te hebben gewoond.

Hoofdstuk 2. Kring van verzekerden

Artikel 4

  • 1 Onverminderd hetgeen is bepaald in artikel 29, is verzekerd overeenkomstig de bepalingen van dit besluit degene, die:

    • a. ingezetene is;

    • b. geen ingezetene is, doch op het grondgebied van de BES-eilanden in dienstbetrekking arbeid verricht ter zake waarvan het loon is onderworpen aan de Wet loonbelasting BES;

    • c. voor zover deze niet reeds is begrepen in onderdeel a en b, op grond van de Wet toelating en uitzetting BES een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd heeft gekregen dan wel die op grond van een Verklaring van Rechtswege op het grondgebied van de BES verblijft;

    • d. degene die na afloop van een verleende vergunning voor bepaalde tijd tijdig een aanvraag heeft ingediend voor voortzetting daarvan of voor omzetting in een vergunning voor onbepaalde tijd, tot op die aanvraag onherroepelijk is beslist;

    • e. aansluitend op het wonen op het grondgebied van de BES-eilanden uitsluitend wegens studieredenen, niet zijnde studie in Europees Nederland, niet meer op het grondgebied van de BES-eilanden woont;

    • f. als ambtenaar in dienst van het openbare lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba is uitgezonden om in Nederland arbeid te verrichten ten behoeve van een van deze openbare lichamen en ten tijde van de aanwerving niet in Nederland woonde, tenzij hij:

      • 1°. in Nederland arbeid verricht anders dan uit hoofde van de vorenbedoelde dienstbetrekking;

      • 2°. een Nederlandse sociale verzekeringsuitkering ontvangt;

    • g. echtgenoot of anderszins inwonend gezinslid is van een persoon als bedoeld onder f, tenzij hij:

      • 1°. in Nederland arbeid verricht;

      • 2°. een Nederlandse sociale verzekeringsuitkering ontvangt.

  • 2 Zo nodig in afwijking van het eerste lid, is niet verzekerd overeenkomstig de bepalingen van dit besluit:

    • a. de persoon die uitsluitend wegens studieredenen op het grondgebied van de BES-eilanden verblijft;

    • b. degene die als stagiair of au pair op het grondgebied van de BES-eilanden verblijft;

    • c. de persoon die op het grondgebied van de BES-eilanden woont en die uit hoofde van een dienstbetrekking met een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon op het grondgebied van de BES-eilanden arbeid verricht ten behoeve van die rechtspersoon, alsmede diens echtgenoot en andere inwonende gezinsleden;

    • d. de persoon die op het grondgebied van de BES-eilanden woont en die gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie maanden uitsluitend buiten het grondgebied van de BES-eilanden arbeid verricht, tenzij die arbeid uitsluitend wordt verricht uit hoofde van een dienstbetrekking met een op het grondgebied van de BES-eilanden wonende of gevestigde werkgever;

    • e. de persoon die op het grondgebied van Nederland woont en die op het grondgebied van de BES-eilanden arbeid verricht uitsluitend uit hoofde van een dienstbetrekking met een in Nederland wonende of gevestigde werkgever, dan wel de persoon die niet op het grondgebied van Nederland woont en die op het grondgebied van de BES-eilanden arbeid verricht uit hoofde van een dienstbetrekking met een op het grondgebied van Nederland wonende of gevestigde werkgever en met toepassing van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 verzekerd is ingevolge de Wet langdurige zorg;

    • f. de Rijksvertegenwoordiger, diens echtgenoot en andere inwonende gezinsleden;

    • g. de persoon die niet beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd op grond van de Wet toelating en uitzetting BES dan wel die niet op grond van een Verklaring van Rechtswege op het grondgebied van de BES verblijft.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan, zo nodig in afwijking van het eerste en tweede lid, verdere uitbreiding dan wel beperking worden gegeven aan de kring van verzekerden.

  • 4 De echtgenoot en overige inwonende gezinsleden die op grond van het eerste lid, onderdeel g, verzekerd zijn, blijven verzekerd gedurende de periode van een jaar, te rekenen vanaf de datum van overlijden van de persoon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, tenzij zij:

    • 1°. in Nederland arbeid verrichten;

    • 2°. een Nederlandse sociale verzekeringsuitkering ontvangen.

  • 6 Het tweede lid is niet van toepassing op een ingezetene van de BES-eilanden die niet verzekerd is ingevolge de Wet langdurige zorg en niet verzekeringsplichtig is ingevolge de Zorgverzekeringswet.

  • 7 Het tweede lid, onderdeel c en f, is niet van toepassing op de echtgenoot die of het anderszins inwonende gezinslid dat op het grondgebied van de BES arbeid verricht.

  • 8 In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, en voor zover al niet begrepen in de categorie van personen bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, is niet verzekerd de persoon die buiten het grondgebied van de BES-eilanden woont, niet aan de loonbelasting BES is onderworpen en die tijdelijk op het grondgebied van de BES-eilanden werkzaam is, indien bij de aanvang van zijn werkzaamheden kan worden aangenomen, dat deze niet langer dan drie maanden, gerekend vanaf de aanvang van die werkzaamheden, op het grondgebied van de BES zullen worden verricht.

Artikel 5

  • 1 De rechten en plichten ingevolge dit besluit zijn van rechtswege opgeschort gedurende de periode waarover Onze Minister van Justitie in het kader van de uitvoering van een rechterlijke uitspraak verantwoordelijk is voor de verstrekking van geneeskundige zorg aan een verzekerde.

  • 2 De verzekerde die het betreft meldt Onze Minister de dag waarop de periode, bedoeld in het eerste lid, aanvangt en eindigt.

Hoofdstuk 3. De aanspraken

§ 3.1. Curatieve zorg en langdurige zorg

Artikel 6

  • 1 De verzekerden hebben ter voorziening in de geneeskundige verzorging aanspraak op:

    • a. huisartsenzorg;

    • b. medisch-specialistische zorg;

    • c. ziekenhuiszorg;

    • d. paramedische zorg;

    • e. tandheelkundige zorg;

    • f. farmaceutische zorg;

    • g. hulpmiddelenzorg;

    • h. verloskundige zorg;

    • i. kraamzorg;

    • j. ziekenvervoer;

    • k. langdurige zorg in verband met ouderdom, een ziekte of handicap, al dan niet gepaard gaande met verblijf in een instelling;

    • l. onderzoek bij pasgeborenen naar bij ministeriële regeling aan te wijzen ernstige zeldzame ziekten.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen de inhoud en omvang van de aanspraken, bedoeld in het eerste lid, nader worden geregeld en kunnen aan het tot gelding brengen van de aanspraken voorwaarden worden gesteld.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald in welke gevallen de nabestaanden van een verzekerde recht kunnen doen gelden op een vergoeding van repatriëringskosten van een overleden verzekerde.

  • 4 Bij ministeriële regeling kan als voorwaarde voor het tot gelding brengen van aanspraken worden bepaald dat de verzekerde een bijdrage in de kosten betaalt. De bijdrage kan verschillen naar gelang de groep waartoe een verzekerde behoort. Voor de zorg, bedoeld in het eerste lid, onderdeel k, kan de bijdrage mede afhankelijk worden gesteld van het inkomen van de verzekerde en diens echtgenoot.

  • 5 Onze Minister zorgt dat de verzekerden hun aanspraken tot gelding kunnen brengen.

  • 6 De aanspraak op zorg of op vervoer kan slechts tot gelding worden gebracht voor zover de verzekerde, gelet op zijn behoefte en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening, redelijkerwijs daarop naar aard, inhoud en omvang is aangewezen.

  • 7 De aanspraken op zorg of op vervoer op de onderscheiden eilanden kunnen in beginsel slechts geldend worden gemaakt voor zover de zorg in redelijkheid ook geboden kan worden.

Artikel 7

Onze Minister beslist, na advies van het Zorgverzekeringskantoor BES, of de wijzigingen van de aard, inhoud en omvang van de prestaties die ingevolge een daartoe strekkend advies van het Zorginstituut worden aangebracht in het wettelijk aansprakenpakket, bedoeld in artikel 3.1.1 van de Wet langdurige zorg en artikel 11 van de Zorgverzekeringswet, worden doorgevoerd in de aanspraken bedoeld in artikel 6 van dit besluit.

§ 3.2. Contracten met zorgaanbieders

Artikel 8

  • 1 Onze Minister sluit met op het grondgebied van de BES-eilanden gevestigde en naar het oordeel van Onze Minister daarvoor in aanmerking komende zorgaanbieders, overeenkomsten ter verwezenlijking van de aanspraken van verzekerden, neergelegd in artikel 6, in zodanige omvang dat Onze Minister in staat is zijn verplichtingen jegens de verzekerden naar behoren na te komen.

  • 2 Onze Minister kan overeenkomsten sluiten met buiten de BES-eilanden gevestigde zorgaanbieders.

  • 3 Een overeenkomst wordt schriftelijk aangegaan en bevat ten minste bepalingen over:

    • a. de datum waarop de overeenkomst aanvangt, de duur van de overeenkomst en de tussentijdse beëindiging van de overeenkomst;

    • b. de aard, de kwaliteit, de doelmatigheid en de omvang van de te verlenen zorg;

    • c. de prijs van de te verlenen zorg;

    • d. de wijze waarop de verzekerden van informatie worden voorzien;

    • e. de controle op de naleving van de overeenkomst, waaronder begrepen de controle op de te verlenen dan wel verleende zorg en op de juistheid van de daarvoor in rekening gebrachte bedragen;

    • f. de administratieve voorwaarden die partijen bij de uitvoering van de overeenkomst in acht zullen nemen.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels over de inhoud van de overeenkomst worden gesteld.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen ter zake van de tariefstelling in het kader van de te sluiten overeenkomsten en de vergoedingen die aan de zorgaanbieders worden betaald, nadere regels worden gesteld.

  • 6 Indien Onze Minister in de onmogelijkheid verkeert om op voor hem aanvaardbare voorwaarden met een genoegzaam aantal personen of instellingen ter zake van een of meer vormen van zorg overeenkomsten als bedoeld in dit artikel te sluiten, kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat de op grond van dit besluit verzekerde personen tijdelijk in plaats van aanspraak op deze zorg, aanspraak hebben op vergoeding van de aan deze zorg verbonden kosten. Indien voor de desbetreffende zorg een bedrag is vastgesteld op basis van artikel 17, worden de in rekening gebrachte kosten vergoed, tot ten hoogste dat bedrag.

  • 7 Bij ministeriële regeling kan tevens worden bepaald onder welke voorwaarden en tot welk bedrag aanspraak op vergoeding bestaat en kunnen nadere regels voor de aanspraak op een vergoeding worden gesteld.

Artikel 9

Elke bepaling in de in artikel 8, eerste lid, bedoelde overeenkomsten, die in strijd is met dit besluit of de daarop berustende bepalingen is nietig.

§ 3.3. Het geldend maken van de aanspraken

Artikel 10

  • 1 Onze Minister verifieert de verzekeringsgerechtigdheid van een persoon die aanspraak maakt op verstrekkingen door raadpleging van de basisadministratie BES.

  • 2 De verzekerde die zijn aanspraak op een verstrekking geldend wil maken, wendt zich voor het verkrijgen van de aanspraak tot een zorgaanbieder met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, is gesloten en overlegt daarbij zijn identificatiedocument.

  • 3 De verzekerde wordt de keuze gelaten uit de in het tweede lid bedoelde zorgaanbieders.

  • 4 In afwijking van het tweede lid kan Onze Minister een verzekerde die een aanspraak op een verstrekking geldend wil maken toestemming verlenen zich voor de onder die verstrekking vallende zorg tot een niet door hem gecontracteerde zorgaanbieder te wenden. In dit geval heeft de verzekerde in plaats van aanspraak op de verstrekking, aanspraak op gehele of gedeeltelijke vergoeding van de voor deze zorg gemaakte kosten.

  • 5 De verzekerde is verplicht Onze Minister te informeren over iedere omstandigheid of wijziging daarin die van invloed kan zijn op de uitvoering van dit besluit.

  • 6 Bij ministeriële regeling:

    • a. wordt bepaald in welke gevallen en onder welke voorwaarden de verzekerde voor het verkrijgen van een aanspraak op vergoeding als bedoeld in het vierde lid, geen toestemming van Onze Minister behoeft;

    • b. wordt de hoogte van de vergoeding bepaald, waarbij deze voor verschillende gevallen verschillend kan worden vastgesteld;

    • c. kunnen voorwaarden worden gesteld waaraan de verzekerde moet voldoen, wil toestemming kunnen worden verleend;

    • d. kan worden bepaald in welke gevallen geen toestemming wordt verleend.

Hoofdstuk 4. De op te brengen middelen

Artikel 11

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De verzekerde is een inkomensafhankelijke premie verschuldigd.

  • 4 Het percentage van de premie, bedoeld in het eerste lid, wordt met ingang van elk kalenderjaar voor de periode van één jaar vastgesteld door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën.

Terugwerkende kracht

Stb. 2022, 540, datum inwerkingtreding 01-01-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2011.

2 De premie ten behoeve van dit besluit wordt geheven over het inkomen, met overeenkomstige toepassing van de hoofdstukken II, IV, V, VI, VII en IX van de Wet inkomstenbelasting BES, de hoofdstukken II, III en VI van de Wet loonbelasting BES en de hoofdstukken I, VII en VIII van de Belastingwet BES.

Artikel 12

  • 3 Het premiepercentage, bedoeld in het tweede lid, wordt met ingang van elk kalenderjaar voor de periode van één jaar vastgesteld door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën.

  • 4 De premie wordt door de inspecteur geheven door middel van afdracht op aangifte.

Artikel 14

De kosten van de op grond van dit besluit door Onze Minister te verlenen verstrekkingen en vergoedingen, alsmede de aan de uitvoering van dit besluit verbonden kosten, komen ten laste van het Rijk.

Hoofdstuk 5. Uitvoeringstaken

Artikel 15

  • 1 Onze Minister maakt bij de uitvoering van dit besluit gebruik van de diensten van het Zorgverzekeringskantoor BES.

  • 2 Het Zorgverzekeringskantoor BES is voor de uitoefening van zijn diensten die hem in het kader van dit besluit worden opgedragen uitsluitend verantwoording verschuldigd aan Onze Minister.

  • 3 Onze Minister wordt in en buiten rechte, voor aangelegenheden de uitvoering van het besluit betreffende, vertegenwoordigd door het hoofd Zorgverzekeringskantoor BES.

Artikel 16

  • 1 Onze Minister:

    • a. zorgt voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van dit besluit;

    • b. zorgt, dat de gegevens in de administratie van het Zorgverzekeringskantoor BES bij voortduring juist, actueel en volledig zijn;

    • c. voorziet zich ter uitvoering van zijn controletaak van de gegevens die voor een doeltreffende controle nodig zijn, rekening houdend met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het medisch beroepsgeheim;

    • d. voorziet in een systematische voorlichting aan verzekerden en werkgevers over de op hen rustende verplichting om aan hem tijdig alle inlichtingen te verstrekken die hij nodig heeft voor een goede uitvoering van de verzekering;

    • e. voert de administratie van verzekerden en van de inkomsten en de uitgaven in verband met de uitvoering van dit besluit;

    • f. voert de administratie van de inkomsten en de uitgaven in verband met de beheerskosten van het zorgkantoor BES;

    • g. zorgt voor de uitvoering van een neonatale hielprik.

  • 2 Voor zover de beoordeling van de voor de controle verzamelde gegevens bedoeld in het eerste lid, mede kennis vereist van gegevens bij andere lichamen, oefent Onze Minister in samenwerking met de desbetreffende lichamen die controle uit met gebruikmaking van de bij hen gezamenlijk voorhanden zijnde gegevens.

  • 3 Onze Minister stelt jaarlijks een financieel verslag op en zendt dat aan beide kamers der Staten-Generaal.

Artikel 17

  • 1 Onze Minister kan, per eiland, de aan de zorgaanbieders te vergoeden bedragen vaststellen. Deze vergoedingsbedragen hoeven niet aan elkaar gelijk te zijn.

  • 2 Onze Minister oordeelt periodiek, maar in elk geval elke drie jaar, of de in het eerste lid bedoelde bedragen aanpassing behoeven.

Artikel 18

Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot de ontwikkeling van de zorg en de zorgverlening in het kader van dit besluit.

Hoofdstuk 6. Gegevensuitwisseling

Artikel 19

  • 1 Onze Minister gebruikt het identificatienummer van de verzekerde met het doel te waarborgen dat de in het kader van de verzekering van zorg te verwerken persoonsgegevens op die verzekerde betrekking hebben.

  • 2 Bij gegevensuitwisseling tussen Onze Minister en instellingen, alsmede tussen Onze Minister en de in de artikelen 20 en 21 genoemde personen en instanties wordt, voor zover die personen en instanties tot gebruik van dat nummer bevoegd zijn, het identificatienummer gebruikt.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over:

    • a. de beveiligingseisen waaraan de gegevensverwerking, bedoeld in het eerste en het tweede lid, moet voldoen;

    • b. de bij de gegevensuitwisseling, bedoeld in het eerste en tweede lid, te verwerken feiten of gegevens met betrekking tot verzekerden van wie het vaststellen van het identificatienummer onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost. Daarbij kan worden bepaald aan welke beveiligingseisen de verwerking van die feiten of gegevens voldoet.

Artikel 20

  • 1 De zorgaanbieder raadpleegt de verzekerdenadministratie van het Zorgverzekeringskantoor BES met het uitsluitende doel te verifiëren of sprake is van een verzekerde in de zin van dit besluit.

  • 2 Een zorgaanbieder die aan een verzekerde zorg of andere diensten als bedoeld in artikel 6 heeft verleend, en die de kosten daarvan krachtens een door hem met Onze Minister gesloten overeenkomst rechtstreeks bij Onze Minister in rekening brengt, verstrekt Onze Minister of een door hem aan te wijzen persoon, kosteloos de persoonsgegevens van de verzekerde, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens BES, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dit besluit, dan wel stelt Onze Minister deze gegevens voor dit doel voor inzage of het nemen van afschrift ter beschikking.

  • 3 Personen werkzaam ten behoeve van een zorgaanbieder als bedoeld in het tweede lid, verstrekken die zorgaanbieder de persoonsgegevens die hij nodig heeft om te kunnen voldoen aan zijn verplichtingen als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4 Personen werkzaam bij het Zorgverzekeringskantoor BES, of bij een door Onze Minister aangewezen persoon als bedoeld in het tweede lid, voor wie niet reeds uit hoofde van ambt of beroep een geheimhoudingplicht geldt, zijn verplicht tot geheimhouding van de gegevens, bedoeld in het eerste of tweede lid, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen mededeling toestaat.

  • 5 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald:

    • a. tot welke gegevens de verplichting, bedoeld in het tweede lid, zich in ieder geval uitstrekt;

    • b. op welke wijze gegevens, bedoeld in het tweede lid, worden verwerkt;

    • c. volgens welke technische standaarden gegevensverwerking plaatsvindt;

    • d. aan welke beveiligingseisen gegevensverwerking voldoet.

Artikel 21

  • 1 Een ieder verstrekt op verzoek aan Onze Minister, het Zorgverzekeringskantoor BES, de rijksbelastingdienst, of aan een daartoe door of vanwege een van deze personen en instanties aangewezen persoon, kosteloos alle inlichtingen en gegevens, waaronder persoonsgegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens BES, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dit besluit.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde gegevens en inlichtingen worden op verzoek verstrekt in schriftelijke vorm of in een andere vorm die redelijkerwijs kan worden verlangd, binnen een termijn die schriftelijk wordt gesteld bij het in het eerste lid bedoelde verzoek.

  • 3 Een ieder geeft op verzoek van een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid, inzage in alle bescheiden en andere gegevensdragers, stelt deze op verzoek ter beschikking voor het nemen van afschrift en verleent de ter zake verlangde medewerking, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van dit besluit.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste, tweede en derde lid.

Artikel 22

  • 1 De in artikel 21, eerste lid, bedoelde instanties zijn bevoegd uit eigen beweging en verplicht op verzoek binnen een bij dat verzoek genoemde termijn, uit de onder hun verantwoordelijkheid gevoerde administratie, aan elkaar, aan een daartoe door of vanwege hen aangewezen persoon of aan een door Onze Minister aangewezen persoon, kosteloos, de gegevens, waaronder persoonsgegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens BES, te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dit besluit.

  • 2 Alle ambtenaren tot afgifte van uittreksels uit registers van burgerlijke stand bevoegd, zijn verplicht aan een in artikel 21, eerste lid, bedoelde instantie de door deze gevraagde uittreksels uit de registers kosteloos toe te zenden.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de verstrekking van gegevens door de rijksbelastingdienst aan Onze Minister of aan het hoofd Zorgverzekeringskantoor BES.

Hoofdstuk 7. Bezwaar en beroep

Artikel 23

  • 1 Onze Minister geeft aan de belanghebbende die bezwaar heeft tegen een beslissing betreffende het verlenen van zorg en het vaststellen van een bijdrage als bedoeld in artikel 6, op diens verzoek schriftelijk kennis van de beslissing.

  • 2 Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend bij het Zorgverzekeringskantoor BES.

  • 3 Een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid vermeldt de dagtekening van de beslissing, de gronden waarop deze berust, alsmede de rechtsmiddelen die tegen de beslissing openstaan.

Artikel 24

Tegen een besluit van Onze Minister als bedoeld in artikel 23, staat voor belanghebbende binnen zes weken na de dag waarop deze is gegeven, beroep open bij het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en hoger beroep bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Hoofdstuk 8. De invloed van de verzekering op het burgerlijk recht

Artikel 25

Bij de vaststelling van de schadevergoeding, waarop de verzekerde naar burgerlijk recht aanspraak kan maken ter zake van een feit, dat aanleiding geeft tot het verlenen van zorg, bedoeld in artikel 6 van dit besluit, houdt de rechter rekening met de aanspraken, die de verzekerde krachtens dit besluit heeft.

Artikel 26

  • 1 Onze Minister heeft voor de krachtens dit besluit gemaakte kosten verhaal op degene, die in verband met het in artikel 25 bedoelde feit jegens de verzekerde naar burgerlijk recht tot schadevergoeding is verplicht, doch ten hoogste tot het bedrag, waarvoor deze bij het ontbreken van de aanspraken krachtens dit besluit naar burgerlijk recht aansprakelijk zou zijn, verminderd met een bedrag, gelijk aan dat van de schadevergoeding tot betaling waarvan de aansprakelijke persoon jegens de verzekerde naar burgerlijk recht is gehouden.

  • 2 Voor zover de geldswaarde van de in het eerste lid bedoelde verleende zorg niet kan worden vastgesteld, wordt deze bepaald op een geschat bedrag. Bij ministeriële regeling kunnen hieromtrent nadere regels worden gesteld.

Artikel 27

Indien de verzekerde in dienstbetrekking werkzaam is, geldt artikel 26, ten aanzien van de naar burgerlijk recht tot schadevergoeding verplichte werkgever van de verzekerde, onderscheidenlijk ten aanzien van de naar burgerlijk recht tot schadevergoeding verplichte persoon, die in dienstbetrekking staat tot dezelfde werkgever als de verzekerde jegens wie naar burgerlijk recht verplichting tot schadevergoeding bestaat, slechts indien het feit als genoemd in artikel 25 is te wijten aan opzet of bewuste roekeloosheid van die werkgever onderscheidenlijk persoon.

Artikel 28

  • 1 Onze Minister kan van hem, die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, opzettelijk aanspraken als verzekerde bij hem doet gelden onderscheidenlijk deed gelden, alsmede van hem, die daaraan opzettelijk zijn medewerking verleent onderscheidenlijk heeft verleend, geheel of gedeeltelijk het bedrag vorderen van de verstrekkingen die hem te veel of ten onrechte zijn verleend. Voor zover de geldswaarde van de in de eerste volzin bedoelde zorg niet vaststaat, kan deze worden vastgesteld op een geschat bedrag.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de in het eerste lid bedoelde terugvordering.

Hoofdstuk 9. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 29

Indien een verzekerde op de datum van inwerkingtreding van dit besluit of op de datum waarop dit besluit op hem van toepassing wordt is gebonden aan een overeenkomst met betrekking tot de verzekering van geneeskundige zorg of de kosten daarvan en binnen vier maanden na dit tijdstip ten genoegen van Onze Minister aantoont dat hij deze overeenkomst niet met ingang van dat tijdstip rechtsgeldig kan beëindigen, is dit besluit op hem van toepassing vanaf de eerste datum met ingang waarvan de overeenkomst had kunnen worden beëindigd doch ten laatste twee jaar na inwerkingtreding van dit besluit, respectievelijk de datum waarop dit besluit op hem van toepassing wordt. Het Zorgverzekeringskantoor BES geeft op verzoek van betrokkene een verklaring af dat en tot en met welke datum de betrokkene niet verzekerd is ingevolge dit besluit.

Artikel 30

Voor zover dit besluit niet anders bepaalt wordt hetgeen tot zijn uitvoering nodig is bij ministeriële regeling geregeld.

Artikel 32

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2011. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2010, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 januari 2011.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 december 2010

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. I. Schippers

Uitgegeven de elfde januari 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven