Aanwijzingsbesluit noodwetgeving Infrastructuur en Milieu

Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 01-07-2019 t/m heden

Besluit van 28 september 2010, houdende aanwijzing van de autoriteiten, bedoeld in de artikelen 27 van de Vervoersnoodwet en 22 van de Havennoodwet alsmede actualisering van de aanwijzing krachtens artikel 16 van de Prijzennoodwet (Aanwijzingsbesluit noodwetgeving Verkeer en Waterstaat)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Defensie van 14 juli 2010, nr. CEND/HDJZ-2010/1006 sector AWW, Hoofddirectie Juridische Zaken, mede namens Onze Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 27, eerste lid, van de Vervoersnoodwet, 22, eerste lid, van de Havennoodwet en 16, tweede lid, van de Prijzennoodwet;

De Raad van State gehoord (advies van 17 augustus 2010, nr. W09.10.0351/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Defensie van 22 september 2010, nr. CEND/HDJZ-2010/1309 sector AWW, Hoofddirectie Juridische Zaken, mede namens Onze Minister van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder het regionale organisatieonderdeel: het regionale organisatieonderdeel van het directoraat-generaal Rijkswaterstaat, ingesteld krachtens artikel 2, eerste lid, onder b, van het Instellingsbesluit directoraat-generaal Rijkswaterstaat 2013.

Artikel 2

  • 1 Als de autoriteiten, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de Vervoersnoodwet worden voor Onze Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen de hoofdingenieur-directeuren van de regionale organisatieonderdelen, ieder voor het gezagsgebied van het regionale organisatieonderdeel waarvoor hij is aangesteld.

Artikel 3

  • 1 Als de autoriteiten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Havennoodwet worden voor Onze Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen:

    • a. de hoofdingenieur-directeuren van de regionale organisatieonderdelen, ieder voor de havens binnen het gezagsgebied van het regionale organisatieonderdeel waarvoor hij is aangesteld;

    • b. de havenmeester van het Havenbedrijf Rotterdam N.V. voor:

      • 1°. de haven van Rotterdam;

      • 2°. het zeegebied in de aanloop van de Maasmond, ten noorden begrensd door de lijn vanuit de positie 100 m oostelijk van het havenlicht op de kop van de Noorderdam (51°59'.7 NB, 04°03'.0 OL) via de Indusbank-N boei (52°03'.0 NB, 04°03'.8 OL) naar de positie 52°10'.0 NB, 04°05'.3 OL en vandaar in de richting 280°, ten westen door de territoriale grens en ten zuiden door een lijn vanaf de positie 51°57'.7 NB 04°00'.5 OL via lichteiland Goeree (51°55'.6 NB, 03°40'.2 OL) naar de territoriale grens; de Maasmond, het Beerkanaal, het Calandkanaal, het Hartelkanaal, de Nieuwe Waterweg, de Nieuwe Maas voor zover gelegen benedenstrooms kilometerraai 991,7, de Oude Maas voor zover gelegen benedenstrooms kilometerraai 998, en de aan deze scheepvaartwegen gelegen havens en verbindingen, voorzover die in beheer zijn bij het Rijk;

    • c. de havenmeester van de Haven Amsterdam voor:

      • 1°. het havengebied waarover het Openbaar Lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied het nautisch beheer heeft;

      • 2°. het gedeelte van de territoriale zee met een straal van 12 zeemijlen vanuit de koppen van de havenhoofden te IJmuiden, de IJ-Geul, de buitenhaven van IJmuiden, het Noorder- en Zuiderbuitenkanaal, het verbindingskanaal daartussen en de buitentoeleidingskanalen naar de Noordzeesluizen te IJmuiden, alsmede het buitenspuikanaal, de Noordzeesluizen te IJmuiden, de binnentoeleidingskanalen naar de Noordzeesluizen te IJmuiden, de 1e, 2e en 3e rijksbinnenhaven, het binnenspuikanaal en de Staalhaven, alsmede het binnenspuikanaal te IJmuiden, zijkanaal A naar Beverwijk en zijkanaal G naar Zaandam tot aan de dr. J.M. den Uyl brug, het Noordzeekanaal en het IJ, voor zover gelegen ten westen van kilometerraai 21.250 en de aan de genoemde scheepvaartwegen gelegen havenbekkens, voor zover die in beheer zijn bij het Rijk;

    • d. het Hoofd Facilitair Steunpunt Nieuwe Haven van de Koninklijke Marine te Den Helder voor de Rijkszeehaven het Nieuwe Diep, de scheepvaartwegen Schulpengat, Molengat, Rede van Den Helder, de Marinehaven Willemsoord en de Veerhaven van Den Helder, aan de westzijde begrensd door een lijn door de punten:

      • 1°. 52°52'.9 NB, 04°42'.9 OL (lichtopstand «Grote Kaap»);

      • 2°. 52°52'.9 NB, 04°38'.0 OL;

      • 3°. 52°54'.7 NB, 04°34'.8 OL;

      • 4°. 52°56'.8 NB, 04°33'.9 OL;

      • 5°. 53°00'.3 NB, 04°35'.4 OL;

      • 6°. 53°03'.6 NB, 04°39'.3 OL;

      • 7°. 53°03'.8 NB, 04°43'.4 OL (paal 15, Texel), en

        aan de oostzijde begrensd door een lijn door de punten:

      • 8°. 53°01'.4 NB, 04°48'.7 OL;

      • 9°. 53°00'.7 NB, 04°50'.8 OL;

      • 10°. 52°59'.7 NB, 04°52'.3 OL;

      • 11°. 52°59'.3 NB, 04°52'.6 OL;

      • 12°. 52°58'.2 NB, 04°50'.0 OL;

      • 13°. 52°57'.9 NB, 04°48'.1 OL;

    • e. de Directeur Kustwacht, bedoeld in artikel 14 van de Regeling organisatie Kustwacht Nederland, voor de Nederlandse territoriale zee, behoudens de onder b, onderdeel 2°, de onder c, onderdeel 2°, en de onder d genoemde gebieden, voorzover die in de Noordzee zijn gelegen.

  • 2 Als de autoriteiten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Havennoodwet worden voor Onze Minister van Defensie aangewezen de regionale militaire commandanten, ieder voor de havens binnen het gezagsgebied waarvoor hij is aangesteld.

Artikel 4

De in de artikelen 2 en 3 aangewezen autoriteiten oefenen de krachtens de artikelen 27 van de Vervoersnoodwet en 22 van de Havennoodwet gemandateerde bevoegdheden zoveel mogelijk uit na overleg met de voorzitters van de veiligheidsregio’s die binnen het gezagsgebied van de betrokken autoriteit zijn gelegen.

Artikel 5

De in de artikelen 2 en 3 aangewezen autoriteiten maken de regelingen die zij hebben vastgesteld krachtens artikel 16 van de Vervoersnoodwet en artikel 8 van de Havennoodwet zo mogelijk bekend in een of meer in het betrokken gebied verschijnende dag- of weekbladen. De regelingen treden niet in werking alvorens zij op die wijze, dan wel indien dit niet mogelijk is, op een andere door hen bepaalde wijze, zijn bekendgemaakt.

Artikel 7

Dit besluit wordt aangehaald als: Aanwijzingsbesluit noodwetgeving Infrastructuur en Milieu.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 september 2010

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

De Minister van Defensie,

E. van Middelkoop

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de derde november 2010

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven