Wet zorginstellingen BES

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-08-2018 t/m heden

Wet zorginstellingen BES

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. [Red: vervallen;]

  • b. [Red: vervallen;]

  • c. gedraging: enig handelen of nalaten alsmede het nemen van een besluit dat gevolgen heeft voor een patiënt;

  • d. Inspectie: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;

  • e. [Red: vervallen;]

  • f. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • g. patiënt: een natuurlijk persoon aan wie een zorgaanbieder zorg verleent of heeft verleend;

  • h. [Red: vervallen;]

  • i. zorg: het handelen van medische beroepsbeoefenaren, waaronder het verrichten van onderzoek, het stellen van diagnose of het behandelen, verplegen of verzorgen van een persoon met ziekten of gebreken in intramuraal, semimuraal of extramuraal verband;

  • j. zorgaanbieder:

    • 1°. de natuurlijke- of rechtspersoon die een zorginstelling in stand houdt;

    • 2°. de natuurlijke- of rechtspersonen die gezamenlijk een zorginstelling vormen;

  • k. zorginstelling: een organisatorisch verband dat strekt tot verlening van zorg, met uitzondering van een organisatorisch verband waar zorg wordt verleend als deel van de in een ander organisatorisch verband verleende zorg;

  • l. ziekenhuisvoorziening: een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zorginstelling.

Artikel 2

In geval sprake is van een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, onder 2°, richten de uit deze wet voortvloeiende verplichtingen zich tot ieder van de in dat onderdeel bedoelde personen.

Hoofdstuk 3. Zorginstellingen

§ 1. Kwaliteit van de zorg

Artikel 8

  • 1 Een zorgaanbieder biedt zorg aan die verantwoord is.

  • 2 Zorg is slechts verantwoord te achten als die tenminste wordt verleend op basis van deskundigheid, van een goed niveau is, doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht en afgestemd op de reële behoefte van de patiënt.

Artikel 9

  • 1 De zorgaanbieder organiseert de verlening van de zorg op zodanige wijze, voorziet de zorginstelling zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, en draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling, dat een en ander leidt of redelijkerwijze moet leiden tot verantwoorde zorg.

  • 2 De zorgaanbieder betrekt hierbij de resultaten van overleg tussen zorgaanbieder, zorgverzekeraars en platvorm van patiëntenorganisaties.

  • 3 Voor zover het betreft zorgverlening die verblijf van een patiënt in een zorginstelling gedurende tenminste een etmaal met zich meebrengt, draagt de zorgaanbieder er tevens zorg voor dat desgewenst geestelijke verzorging beschikbaar is, die zoveel mogelijk aansluit bij de levensovertuiging van de patiënt.

Artikel 10

  • 1 Onder de in artikel 9, eerste lid, bedoelde organisatie wordt mede begrepen de systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van de zorg.

  • 2 Daartoe draagt de zorgaanbieder, mede afgestemd op de aard en de omvang van de zorginstelling, zorg voor:

    • a. het op systematische wijze verzamelen en registreren van gegevens betreffende de kwaliteit van de zorg;

    • b. het aan de hand van deze gegevens op systematische wijze toetsen in hoeverre de wijze van uitvoering van deze wet ter zake van de kwaliteit van de verleende zorg leidt tot een verantwoorde zorgverlening;

    • c. het op basis van deze toetsing zonodig verbeteren van de kwaliteit van de verleende zorg;

    • d. het verzekeren van geformaliseerde besprekingen tussen de leiding en de afdelingen of geledingen van een zorginstelling omtrent de kwaliteit van de zorg.

  • 3 De zorgaanbieder streeft ernaar dat door middel van afstemming met andere zorginstellingen en zorgverzekeraars de continuïteit van de zorg in redelijkheid gewaarborgd is.

Artikel 11

Een zorginstelling richt de administratie, waaronder in ieder geval de medische- en de financiële administratie, op zodanige wijze in, dat te allen tijde inzicht kan worden verkregen in het functioneren van de zorginstelling.

Artikel 12

  • 1 De zorgaanbieder legt jaarlijks vóór 1 juni per zorginstelling een verslag ter openbare inzage, waarin verantwoording wordt afgelegd van het beleid dat in het afgelopen jaar ter uitvoering van deze wet ter zake van de kwaliteit van de verleende zorg is gevoerd.

  • 2 In het verslag geeft de zorgaanbieder tenminste aan:

    • a. of en zo ja op welke wijze patiënten bij het kwaliteitsbeleid zijn betrokken;

    • b. in geval van een zorginstelling: de frequentie waarmee en de wijze waarop binnen de zorginstelling kwaliteitsbeoordeling plaatsvond en het resultaat ervan;

    • c. welk gevolg is gegeven aan klachten en meldingen over de kwaliteit van de verleende zorg.

    Afschrift van het verslag wordt gezonden aan Onze Minister en de Inspectie.

Artikel 13

  • 1 Indien het niveau van de zorg, verleend in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zorginstellingen, dit vereist, kunnen bij die algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot de uitvoering van de artikelen 9 en 10.

  • 2 Indien de uitvoering van de artikelen 9 en 10 overeenkomstig de op grond van het eerste lid gestelde regels niet blijkt te leiden tot verantwoorde zorg, kunnen bij algemene maatregel van bestuur tevens nadere regels worden gesteld met betrekking tot artikel 8.

§ 2. Klachtenregeling

Artikel 14

  • 1 Elke zorgaanbieder treft een regeling voor de onafhankelijke behandeling van klachten over een gedraging van hem of van in zijn zorginstelling werkzame personen jegens een patiënt. Hij brengt de getroffen regeling op passende wijze onder de aandacht van zijn patiënten.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de werkwijze van de instantie die de klacht behandelt, alsmede de samenstelling daarvan.

  • 3 Door of namens een patiënt kan, middels de regeling, bedoeld in het eerste lid, een klacht tegen een zorgaanbieder worden ingediend over een gedraging van hem of van in zijn zorginstelling werkzame personen jegens de patiënt.

  • 4 De zorgaanbieder deelt de klager en instantie die de klacht behandelt, binnen een maand na ontvangst van het oordeel over de klacht, schriftelijk mede of hij naar aanleiding van dat oordeel maatregelen zal nemen en zo ja, welke. Bij afwijking van de in de eerste volzin genoemde termijn, doet de zorgaanbieder daarvan met redenen omkleed mededeling aan de klager en de instantie die de klacht behandelt, onder vermelding van de termijn waarbinnen de zorgaanbieder zijn standpunt aan hen kenbaar zal maken.

  • 5 In afwijking van het derde lid kan bij de instantie die de klacht behandelt, eveneens een klacht tegen een zorgaanbieder worden ingediend over een gedraging van hem of van in zijn zorginstelling werkzame personen jegens een patiënt die inmiddels is overleden.

§ 3. Ziekenhuisvoorzieningen

Artikel 15

  • 1 De leiding van een ziekenhuisvoorziening berust bij een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur.

  • 2 Onder dagelijks bestuur wordt in ieder geval verstaan de directe leiding met betrekking tot de medische, de verpleegkundige en de economische aangelegenheden van de ziekenhuisvoorziening.

  • 3 De leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur alsmede de aan de ziekenhuisvoorziening verbonden medewerkers mogen geen ander zakelijk belang hebben bij de exploitatie van de ziekenhuisvoorziening dan uit de voor hen geldende rechtspositieregeling voortvloeit.

  • 4 Het dagelijks bestuur betrekt bij het functioneren van de ziekenhuisvoorziening zoveel mogelijk de patiënten dan wel de organisaties die de belangen van de patiënten behartigen.

Artikel 16

  • 1 Voor zover een ziekenhuisvoorziening rechtspersoonlijkheid heeft dan wel onder beheer staat van een rechtspersoon worden in de statuten regels gesteld met betrekking tot de taken van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur, gericht op het functioneren van de ziekenhuisvoorziening overeenkomstig de doelstelling. Deze regels bevatten, naast de wettelijk voorgeschreven bepalingen, voorts onder meer regels over het toezicht binnen de ziekenhuisvoorziening en de verplichting tot het opstellen van een reglement voor elk van de genoemde bestuursorganen.

  • 2 Het reglement van het algemeen bestuur bevat ten minste regels ter zake van de taken van dat bestuur ten aanzien van:

    • a. het toezicht op het algemeen beleid van de rechtspersoon;

    • b. het bijstaan van de afzonderlijke leden van het dagelijks bestuur.

  • 3 Het reglement van het dagelijks bestuur bevat voor zover van toepassing ten minste regels ter zake van de taken van dat bestuur ten aanzien van:

    • a. de medische, verpleegkundige en economische taken;

    • b. het opstellen van een meerjarenbeleidsplan, het jaarplan en de jaarlijkse begroting;

    • c. de verantwoordelijkheden en bevoegdheden ter zake van:

      • 1°. het beheer;

      • 2°. de administratie met inbegrip van de medische administratie, waaronder de registratie van patiënten;

      • 3°. de verslaglegging en dossiervorming;

      • 4°. de kwaliteitsbewaking;

      • 5°. het opname- en ontslagbeleid;

      • 6°. de zorg voor de patiënten;

      • 7°. de geneesmiddelenvoorziening;

      • 8°. de administratieve organisatie;

      • 9°. het personeelsbeleid;

      • 10°. het waarborgen van de rechten van de patiënt.

Artikel 17

  • 1 In een ziekenhuisvoorziening functioneren een of meer commissies. Deze hebben tenminste tot taak:

    • a. de registratie van incidenten, waaronder worden begrepen ongewenste gebeurtenissen of een reeks ongewenste gebeurtenissen, al dan niet tijdig gecorrigeerd, die hebben geleid, dan wel hadden kunnen leiden, tot ongewenste gevolgen als dood, verwonding, ziekte of schade aan, dan wel verlies van apparatuur of eigendom;

    • b. de advisering over de voorziening en distributie van geneesmiddelen;

    • c. de advisering over de handhaving van optimale hygiënische omstandigheden;

    • d. het zorgdragen voor het vaststellen van uniforme medische- en verpleegkundige protocollen met betrekking tot behandelingen.

  • 2 Elke ziekenhuisvoorziening doet tenminste een keer per jaar verslag over het functioneren van de in het eerste lid bedoelde commissies aan de Inspectie.

§ 4. Beroepsuitoefening in ziekenhuisvoorzieningen

Artikel 18

Onderzoek en behandeling in een ziekenhuisvoorziening worden verleend door geneeskundigen, in samenwerking met verpleegkundigen, paramedische beroepsbeoefenaren en deskundigen uit andere disciplines.

  • 2. Een ziekenhuisvoorziening draagt zorg dat elke geneeskundige de ziektegeschiedenis van iedere onder zijn behandeling zijnde patiënt bijhoudt. De gegevens van een patiënt zijn voor zover zij voor de medebehandeling of de overname van de behandeling van belang zijn, toegankelijk voor andere in de ziekenhuisvoorziening werkzame geneeskundigen.

  • 3. De in een ziekenhuisvoorziening aangeboden medische specialismen worden slechts uitgeoefend door geneeskundigen die over de daarvoor vereiste deskundigheid beschikken.

  • 4. De in een ziekenhuisvoorziening werkzame geneeskundigen worden in de desbetreffende ziekenhuisvoorziening toegelaten op basis van een overeenkomst waarin de rechten en plichten van de geneeskundige zijn neergelegd.

  • 5. Elke in een ziekenhuisvoorziening werkzame geneeskundige is gehouden deel te nemen aan de in de ziekenhuisvoorziening ontwikkelde of nog te ontwikkelen activiteiten ter zake van kwaliteitsbewaking.

Artikel 19

  • 1 De in een ziekenhuisvoorziening werkzame geneeskundigen zijn georganiseerd per vakgroep. Zij vormen tezamen met de apotheker en de klinisch chemicus de medische staf.

  • 2 De medische staf stelt een reglement op dat algemene regels bevat ter zake van de organisatie van de medische staf, het medisch functioneren binnen de desbetreffende ziekenhuisvoorziening alsmede het niveau van geneeskundig handelen en de verantwoordelijkheid van de medische staf daarvoor. Het stafreglement behoeft de goedkeuring van het dagelijks bestuur.

  • 3 Binnen de grenzen van het stafreglement maakt elke vakgroep afspraken over de wijze van zorgverlening door de leden van die vakgroep en legt deze schriftelijk vast.

  • 4 Het dagelijks bestuur hoort de medische staf ter zake van alle medische beleidsaangelegenheden. De medische staf kan voorts het dagelijks bestuur ongevraagd adviseren. Bij afwijking van het advies deelt het dagelijks bestuur de redenen voor afwijking schriftelijk onderbouwd aan de medische staf mee.

Artikel 20

De verpleegafdelingen alsmede de op medisch gebied assisterende afdelingen in een ziekenhuisvoorziening functioneren volgens door het dagelijks bestuur schriftelijk vastgelegde en goedgekeurde regels inzake de organisatie van deze afdelingen. Deze regels bevatten mede voorschriften ten aanzien van de kwaliteitsbewaking.

Artikel 21

  • 1 Een ziekenhuisvoorziening draagt er zorg voor dat de opvang van patiënten die zich voor spoedeisende medische hulp tot de ziekenhuisvoorziening wenden, op zodanige wijze is geregeld dat deze hulp te allen tijde op doeltreffende wijze kan worden verleend.

  • 2 Het Onze Minister kan op verzoek van een ziekenhuisvoorziening ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid, mits binnen het desbetreffende openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius en Saba tenminste in één ziekenhuisvoorziening de opvang van patiënten die spoedeisende medische hulp behoeven overeenkomstig het eerste lid is gewaarborgd.

§ 5. Laboratoria

Artikel 22

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen criteria worden vastgesteld waaraan een laboratorium voor het verrichten van zorgondersteunende werkzaamheden moet voldoen.

Hoofdstuk 4. Toezicht en opsporing

Artikel 23

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de medewerkers van de Inspectie.

Artikel 24

Met het opsporen van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, naast de bij artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES aangewezen personen, belast de bij ministeriële regeling aangewezen medewerkers van de Inspectie.

Hoofdstuk 5. Strafbepalingen

Artikel 25

  • 1 Degene, die opzettelijk de verplichting tot geheimhouding, opgenomen in artikel 26, schendt, wordt gestraft hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar, hetzij met een geldboete van ten hoogste de vierde categorie, hetzij met beide straffen.

  • 2 Degene aan wiens schuld schending van de verplichting tot geheim-houding, opgenomen in artikel 26, is te wijten wordt gestraft hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden hetzij met een geldboete van ten hoogste de vierde categorie, hetzij met beide straffen.

  • 3 De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als misdrijf; de in het tweede lid strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtreding.

  • 4 Geen vervolging van een in het eerste of tweede lid bedoeld strafbaar feit heeft plaats dan op klachte van degene, tegen wie het feit is gepleegd, of, indien het tegen een rechtspersoon, maat- of vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen is gepleegd, op klachte van de bestuurder en indien er meer bestuurders zijn, van een van hen.

Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 26

Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van deze wet en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Artikel 27

Onze Minister zendt binnen vier jaar na het in werking treden van deze wet aan de Staten een verslag over de doeltreffendheid van deze wet in de praktijk.

Artikel 28

Bij algemene maatregel van bestuur kan, met betrekking tot daarbij aan te wijzen zorginstellingen worden bepaald, dat een of meer bepalingen van deze wet, al dan niet tijdelijk, niet van toepassing is of zullen zijn op die zorginstellingen.

Artikel 30

Zorginstellingen waarvan de statuten, de inrichting of de structuur niet voldoen aan het bepaalde bij of krachtens deze wet, dragen zorg dat binnen ten hoogste zes maanden na het in werking treden van deze wet de vereiste aanpassingen worden aangebracht.

Artikel 31a

[wijzigt de Tijdelijke wet beperking vestiging medische beroepsbeoefenaren (P.B. 2005, no. 69)]

Naar boven