Besluit op de weerkorpsen BES

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Besluit op de weerkorpsen BES

Artikel 1

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. bevoegd gezag: het gezag waaronder een organisatie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bij een operationeel optreden is gesteld;

  • b. korpscommandant: de korpscommandant, bedoeld in artikel 5;

  • c. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 2

  • 2 Geen toelating vindt plaats, indien:

    • a. de organisatie geen rechtpersoonlijkheid bezit of de organisatie niet wordt ondersteund door een rechtspersoon;

    • b. de statuten, de huishoudelijke en overige reglementen van de organisatie niet de instemming van Onze Minister hebben, en

    • c. de organisatie niet ten doel heeft het bevoegd gezag bij te staan in de handhaving van de openbare orde en rust en de in- of uitwendige veiligheid, dan wel in de hulpverlening bij rampen en crises.

  • 3 Toelating kan voor bepaalde of onbepaalde tijd. Zij kan te allen tijden worden ingetrokken. Aan de toelating kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 4 Wijziging van de in het tweede lid, onder b, genoemde documenten behoeft de instemming van Onze Minister.

Artikel 2a

  • 1 Uit de statuten van een organisatie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, blijkt dat zij zich aan geen ander dan het wettig gezag dienstbaar zal stellen.

  • 2 In de statuten of overige bedoelde reglementen staan vermeld de verwezenlijking van het doel alsmede de samenstelling en de inrichting van het korps en het beheer.

Artikel 3

Ten aanzien van de kleding en uitrusting alsmede de opslag daarvan zijn de voorschriften van de krijgsmacht zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

  • 1 Aan de gezaghebber worden ter instemming voorgelegd:

    • a. het jaarlijks oefenprogramma, en

    • b. de te houden marsen en parades.

  • 2 De gezaghebber zendt de goedgekeurde stukken ter kennisneming aan Onze Minister.

Artikel 5

  • 1 De organisatie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, is samengesteld uit de korpscommandant, officieren, onderofficieren en manschappen.

  • 2 De benoeming, schorsing en ontslag van de korpscommandant geschieden door Onze Minister, na overleg met de regionaal bevelhebber.

  • 3 De benoeming, bevordering, schorsing en ontslag van officieren, onderofficieren en manschappen geschieden door Onze Minister op voordracht van de korpscommandant.

  • 4 Benoeming als bedoeld in het tweede en derde lid geschiedt niet dan nadat een antecedentenonderzoek ten aanzien van de betrokken persoon heeft plaatsgevonden.

  • 5 Gronden voor schorsing en ontslag worden neergelegd in een reglement.

Artikel 6

  • 1 De korpscommandant is, met inachtneming van artikel 7, verantwoordelijk voor de operationele inzet van de organisatie, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

  • 2 Het operationeel beheer is opgedragen aan de korpscommandant. Het bestuur van de rechtspersoon is bevoegd terzake te adviseren.

Artikel 7

  • 1 De organisatie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, is verplicht zich onder alle omstandigheden te gedragen overeenkomstig de richtlijnen van Onze Minister dan wel van het bevoegd gezag.

  • 2 Indien noodzakelijk, plegen Onze Minister en het bevoegd gezag overleg omtrent de inzet.

  • 3 De doelstelling van het optreden van de organisatie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, alsmede de noodzakelijke uitrusting, wordt per geval vastgesteld door het bevoegd gezag.

  • 4 [Vervallen]

Artikel 8

  • 1 De rechtspersoon legt jaarlijks, uiterlijk zes maanden voor het begin van elk boekjaar, een begroting van inkomsten en uitgaven aan Onze Minister ter goedkeuring voor.

  • 2 Het boekjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december van elk jaar, met uitzondering van het eerste jaar in welk geval het boekjaar loopt vanaf de datum waarop de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in werking treedt tot en met 31 december van het daarop volgende jaar.

  • 3 Jaarlijks wordt, uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, de rekening en verantwoording, vergezeld van een verslag van de korpscommandant en het bestuur van de rechtspersoon aan Onze Minister aangeboden.

Artikel 9

  • 1 In afwijking van de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 2a worden de organisaties, bekend als «Vrijwilligers Korps Bonaire» en «Vrijwilligers Korps Sint Eustatius«, toegelaten als weerkorps in de zin van artikel 1, onderdeel c, van de Wet op de weerkorpsen BES voor de duur van zes maanden met ingang van het tijdstip waarop artikel I, tweede lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen in werking treedt.

  • 2 De toelating, bedoeld in het eerste lid, geschiedt onder de voorwaarde dat elk weerkorps ervoor zorg draagt dat zo spoedig mogelijk wordt voldaan aan de voorwaarden voor toelating als weerkorps, bedoeld in de artikelen 2, tweede lid, en 2a, eerste en tweede lid. Het Vrijwilligers Korps Bonaire en het Vrijwilligers Korps Sint Eustatius alsmede de korpscommandanten van beide weerkorpsen verstrekken Onze Minister de nodige inlichtingen ten behoeve van beoordeling van de toelating als weerkorps.

  • 3 Onze Minister kan de termijn, genoemd in het eerste lid, eenmalig voor de duur van maximaal vier maanden verlengen.

Naar boven