Bijlage I. Bemonsteringsprogramma voor opfokbedrijven, fokbedrijven en vermeerderingsbedrijven
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
A. Opfokbedrijven
A.1. Monstername, detectie en serotypering
Monsters van kalkoenen die worden gehouden op een opfokbedrijf, worden genomen volgens
onderstaande tabel. Wanneer Salmonella gedetecteerd wordt, vindt serotypering plaats.
Leeftijd
|
bemonstering
|
Bij aankomst van de eendagskuikens op het bedrijf
|
5 monsters houtwol (a 150 ml) en mestmonsters (30 monsters)
|
4 weken na plaatsing van het koppel
|
mestmonsters (2 x 30 monsters of 5 paar overschoentjes)
|
2 weken voor de overgang naar de legfase of de overplaatsing naar de legeenheid
|
mestmonsters (6 x 25 monsters of 5 paar overschoentjes)
|
De eendagskuikens worden onderzocht door middel van het nemen van monsters houtwol
en mest. De ondernemer is zelf verantwoordelijk voor het tijdig laten nemen van de
monsters. Het nemen van de monsters geschiedt door of namens de ondernemer volgens
het werkvoorschrift in onderdeel C en D van deze bijlage. De monsters worden op de
aanwezigheid van Salmonella onderzocht door een erkend laboratorium. Wanneer Salmonella
is gedetecteerd, vindt serotypering plaats door een erkend laboratorium.
Op een leeftijd van vier weken worden per stal 2 gepoolde monsters van ieder tenminste
30 mestmonsters of 30 cloacaswabs genomen, of 5 paar overschoentjes. Twee weken voor
de overgang naar de legfase of de verplaatsing naar de legunit worden per stal 6 x
25 mestmonsters genomen of 5 paar overschoentjes. De overschoentjes uit één stal mogen
worden samengevoegd tot twee gepoolde monsters. De ondernemer is zelf verantwoordelijk
voor het tijdig laten nemen van de monsters. Het nemen van de monsters wordt aangestuurd
door GD en de monsters worden door of namens GD genomen volgens het werkvoorschrift
in onderdeel D. van deze bijlage. De monsters worden op de aanwezigheid van Salmonella
onderzocht door een erkend laboratorium. Wanneer Salmonella in het monster is gedetecteerd,vindt
serotypering plaats door een erkend laboratorium.
De uitslag van het onderzoek naar Salmonella dat twee weken voor de overgang naar
de legfase of de overplaatsing naar de legeenheid plaatsvindt, dient schriftelijk
te worden doorgegeven aan de volgende schakel.
A.2. Actie bij positieve bevindingen
Indien uit het onderzoek zoals genoemd onder A.1 blijkt dat een monster is besmet
met Salmonella, dan dient dit door of namens de ondernemer uiterlijk binnen 1 werkdag
nadat de ondernemer bekend is met de uitslag van de serotypering aan GD te worden
gemeld. Wanneer het een besmetting met Salmonella op een opfokbedrijf in de kalkoensector
betreft, voert GD op last van de voorzitter een verificatieonderzoek uit.
Monstermateriaal dat is verzameld ten behoeve van het verificatieonderzoek wordt ingezet
voor analyse door GD op de dag van bemonstering. Ten behoeve van het verificatieonderzoek
neemt GD per stal 2 gepoolde monsters van ieder tenminste 150 mestmonsters of 150
cloacaswabs. Daarnaast neemt GD ten behoeve van het verificatieonderzoek aselect 5
dieren per stal. Deze dieren worden onderzocht op de aanwezigheid van antimicrobiële
stoffen of een bacteriegroeiremmend effect.
Indien dieren die tegen Salmonella gevaccineerd zijn worden verdacht van een besmetting
met Salmonella, moeten 450 mestmonsters genomen worden die tot 9 monsters van ieder
50 worden gepoold. De uitslag van het verificatieonderzoek wordt binnen 5 dagen na
ontvangst van de monsters door GD doorgegeven aan de betrokken ondernemer en het productschap.
De ondernemer is verantwoordelijk voor de melding van de uitslag van het verificatieonderzoek
aan het productschap.
Als de uitslag van het verificatieonderzoek een besmetting met Salmonella bij een
koppel bevestigt, gelast de voorzitter bij besmetting met Salmonella enteritidis of
Salmonella typhimurium dat het betrokken koppel onverwijld door de ondernemer wordt
geruimd. Hierbij dient het bepaalde in bijlage I (Protocol Antibiotica) van de Verordening
te worden gevolgd.
Vlees van een kalkoen dat vanwege een besmetting met Salmonella enteritidis of Salmonella
typhimurium is geruimd, mag niet worden vermarkt als vers kalkoenvlees. Een met Salmonella
enteritidis of Salmonella typhimurium besmet en geruimd koppel mag worden afgezet
naar kanalen waar het een behandeling ondergaat die voldoende effectief is om alle
aanwezige Salmonella’s te doden. Een ondernemer kan er te allen tijde voor kiezen
een te ruimen koppel kalkoenen te laten vernietigen.
Indien bij verificatie géén besmetting met Salmonella wordt bevestigd, maar wel antimicrobiële
stoffen of een bacteriegroeiremmend effect, wordt de bemonstering op relevante Salmonella’s
en een bacteriegroeiremmend effect herhaald totdat er geen bacteriegroeiremmend effect
meer wordt waargenomen of totdat Salmonella is aangetoond of totdat het koppel wordt
vernietigd. In de tussentijd mag het koppel niet worden overgeplaatst. Als bij het
opfokkoppel conform het bepaalde in het Protocol Antibiotica antibiotica worden toegediend
om een Salmonella besmetting te behandelen, mag het opfokkoppel wel worden overgeplaatst.
B. Fokbedrijven en vermeerderingsbedrijven
B.1. Monstername, detectie en serotypering
Ondernemers die een fokbedrijf of een vermeerderingsbedrijf uitoefenen laten de op
het bedrijf aanwezige fokkalkoenen en vermeerderingskalkoenen onderzoeken op de aanwezigheid
van Salmonella. De bemonstering bestaat uit een reguliere monstername en een officiële
monstername. De reguliere monstername bestaat uit bemonstering van het koppel op het
fokbedrijf of vermeerderingsbedrijf. In artikel 4, vierde lid, van de Verordening is bepaald dat de standaard voor de reguliere monstername de bemonstering op het
fokbedrijf of vermeerderingsbedrijf is. In deze bijlage wordt de monstername op het
fokbedrijf en vermeerderingsbedrijf beschreven.
Reguliere monstername
Vermeerderingskalkoenen en fokkalkoenen dienen bemonsterd te worden op alle typen
Salmonella volgens onderstaande tabel.
Leeftijd
|
Bemonstering
|
vanaf 30 weken om de 3 weken
|
2 x 150 mestmonsters van vrouwelijke dieren of 5 paar overschoentjes)
|
Vanaf een leeftijd van 30 weken, worden iedere 3 weken per stal 2 gepoolde monsters
van ieder tenminste 150 mestmonsters of 150 cloacaswabs verzameld. Deze kunnen worden
vervangen door de bemonstering van 5 paar overschoentjes. Er worden 5 paar overschoentjes
genomen, die worden samengevoegd tot 2 gepoolde monsters. De mestmonsters en de overschoentjes
worden op het vermeerderingsbedrijf of fokbedrijf gepoold. Deze monsters worden genomen
onder de verantwoordelijkheid van de ondernemer die het vermeerderingsbedrijf of fokbedrijf
uitoefent, volgens onderdeel D. van deze bijlage. De monsters worden op de aanwezigheid
van Salmonella onderzocht door een erkend laboratorium. Wanneer Salmonella is gedetecteerd,
vindt serotypering plaats door een erkend laboratorium.
B.2. Actie bij positieve bevindingen
Indien uit het onderzoek zoals genoemd onder B.1 blijkt dat een monster met Salmonella
is besmet, dient dit door of namens de ondernemer uiterlijk binnen 1 werkdag nadat
de ondernemer bekend is met de uitslag van de serotypering aan GD te worden gemeld.
Wanneer het een besmetting met Salmonella enteriditis of Salmonella typhimurium betreft
voert GD op last van de voorzitter dit verificatieonderzoek uit.
Monstermateriaal dat is verzameld ten behoeve van het verificatieonderzoek wordt ingezet
voor analyse door GDop de dag van bemonstering. Ten behoeve van het verificatieonderzoek
neemt GD per stal 2 gepoolde monsters van ieder tenminste 150 mestmonsters of 150
cloacaswabs. Daarnaast neemt GD ten behoeve van het verificatieonderzoek aselect 5
dieren per stal. Deze dieren worden onderzocht op de aanwezigheid van antimicrobiële
stoffen of een bacteriegroeiremmend effect.
Indien dieren die tegen Salmonella zijn gevaccineerd worden verdacht van een besmetting
met Salmonella, moeten 450 mestmonsters genomen worden die tot 9 monsters van ieder
50 worden gepoold. De uitslag van het verificatieonderzoek wordt binnen 5 dagen na
ontvangst van de monsters door GD doorgegeven aan de betrokken ondernemer en het productschap.
De ondernemer is verantwoordelijk voor de melding van de uitslag van het verificatieonderzoek
aan het productschap.
Als de uitslag van het verificatieonderzoek een besmetting met Salmonella bij een
koppel bevestigt, gelast de voorzitter bij besmetting met Salmonella enteritidis of
Salmonella typhimurium dat het betrokken koppel onverwijld door de ondernemer wordt
geruimd. Hierbij dient het bepaalde in bijlage I (Protocol Antibiotica) van de Verordening
te worden gevolgd.
Vlees van een kalkoen dat vanwege een besmetting met Salmonella enteritidis of Salmonella
typhimurium is geruimd, mag niet worden vermarkt als vers pluimveevlees. Een met Salmonella
enteritidis of Salmonella typhimurium besmet en geruimd koppel mag worden afgezet
naar kanalen waar het een behandeling ondergaat die voldoende effectief is om alle
aanwezige Salmonella’s te doden. Een ondernemer kan er te allen tijde voor kiezen
een te ruimen koppel kalkoenen te laten vernietigen.
Reeds in de kalkoenkuikenbroederij ingelegde broedeieren geproduceerd door met Salmonella
enteritidis of Salmonella typhimurium besmette fokkalkoenen of vermeerderingkalkoenen
dienen te worden behandeld als categorie 2-materiaal conform Verordening (EG) nr.
1774/2002. De nog niet ingelegde broedeieren, die zijn geproduceerd door het met Salmonella
enteritidis of Salmonella typhimurium besmette koppel, mogen worden afgezet naar de
eiproductenindustrie of moeten een andere effectieve behandeling ondergaan. Een ondernemer
kan er te allen tijde voor kiezen de met Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium
besmette broedeieren te laten vernietigen.
Indien bij verificatie géén besmetting met Salmonella wordt bevestigd, maar wel antimicrobiële
stoffen of een bacteriegroeiremmend effect, wordt de bemonstering op relevante Salmonella’s
en een bacteriegroeiremmend effect herhaald totdat er geen bacteriegroeiremmend effect
meer wordt waargenomen of tot een Salmonella is aangetoond of het koppel wordt vernietigd.
In de tussentijd mogen de broedeieren het fokbedrijf of vermeerderingsbedrijf niet
verlaten.
C. Werkvoorschrift voor het nemen van monsters houtwol
Doel
Dit werkvoorschrift beschrijft de monstername van houtwol zoals voorgeschreven is
in het kader van het onderzoek naar Salmonella van dieren bij aankomst op het opfokbedrijf.
De monsters worden genomen op het opfokbedrijf door of namens de ondernemer.
Benodigdheden
Werkwijze
Aantal en locatie te nemen monsters
- -
Er dient bij elke levering 1 monster van minimaal 5 handjes houtwol per vrachtauto
genomen te worden. Dit moet duidelijk met mest besmeurd houtwol zijn.
- -
De monsters dienen evenredig verspreid over de geleverde kuikens verzameld te worden.
Uitvoering monstername
- -
Pak met behulp van steriele plastic handschoenen een duidelijk zichtbaar besmeurd
handje vol houtwol.
- -
Doe dit in een plastic pot of zak (per pot of zak 5 monsters bij elkaar).
- -
Doe dit zo dat de monsters niet met iets anders in aanraking komen, om evt. besmetting
van/vanuit de omgeving te voorkomen.
- -
Verzamel op deze wijze per vrachtauto 1 pot à 5 monsters.
- -
Sluit iedere pot direct na het vullen zorgvuldig.
- -
Voorzie elke pot van een etiket met de volgende gegevens: monsterdatum, KIP nummer
en stalnummer(s).
Inzendformulier
Verzending monsters
- -
De monsters moeten binnen 48 uur aanwezig zijn bij een door de voorzitter erkend laboratorium.
- -
De monsters moeten zo zijn verpakt dat onderweg geen lekkage kan optreden en zo geadresseerd
dat voor de transporteur en de ontvanger geen verwarring ontstaat.
Laboratorium
Monsters dienen te worden gedetecteerd op Salmonella en bij een positieve uitslag
te worden geserotypeerd op Salmonella. Detectie en serotypering geschieden volgens
een door het bestuur van het productschap vastgestelde PVE branchemethode.
D. Werkvoorschrift voor het nemen van mestmonsters voor Salmonella
Doel
Dit werkvoorschrift beschrijft de mestmonstername zoals voorgeschreven is in het kader
van het onderzoek naar Salmonella bij fokkalkoenen of vermeerderingskalkoenen. De
monsters worden genomen door of namens de ondernemer. De monstername moet plaatsvinden
volgens methode 1 of 2.
1. Monstername met wattenstaafjes
Benodigdheden
Werkwijze
Aantal, soort en locatie te nemen mestmonsters
- -
Er dienen 2x 150 monsters (vanaf de leeftijd van 30 weken) per stal genomen te worden
met behulp van wattenstaafjes. Bij voorkeur moeten dit verse blindedarmmestmonsters
zijn. Indien deze niet of onvoldoende aanwezig zijn moet dit vervangen/aangevuld worden
door cloaca-monsters.
- -
De monsters dienen evenredig verspreid over de stal verzameld te worden.
- -
Op deze wijze kan een Salmonella besmetting bij tenminste 10% van de dieren met 95%
zekerheid worden aangetoond.
Uitvoering monstername
Was voor de monstername altijd uw handen
- -
Neem met behulp van een wattenstaafje het blindedarm-mestmonster (ca. 1 gram mest)
of cloaca monster (daarbij dient het wattenstaafje duidelijk zichtbaar besmeurd te
worden).
- -
Zet het wattenstaafje in een plastic pot/zak (per pot/zak 150 (of 30) wattendragers
bij elkaar).
- -
Breek het met de handen aangeraakte eind van het staafje af zonder het deel in de
pot/zak aan te raken.
- -
Verzamel op deze wijze 2 potten/zakken à 150 (of 30) monsters.
- -
Wanneer gebruik wordt gemaakt van individueel in buisjes verpakte swabs, worden deze
gewoon teruggeplaatst in de buisjes. Deze dienen in het laboratorium tot twee monsters
te worden verwerkt.
- -
Sluit iedere pot/zak direct na het vullen zorgvuldig.
- -
Voorzie de pot/zak van een etiket met de volgende gegevens: monsterdatum, stalnummer
en KIP nummer.
2. Monstername met overschoentjes
Benodigdheden
Werkwijze
Aantal, soort en locatie te nemen mestmonsters
Uitvoering monstername
- -
Trek in de stal over het staleigen schoeisel een paar overschoentjes aan.
- -
Loop een volledige ronde door de stal.
- -
Doe de overschoentjes bij het verlaten van de stal in een steriele plastic zak.
- -
Per stal dienen twee paar overschoentjes te worden ingestuurd. De werkwijze moet dus
worden herhaald.
- -
Sluit iedere zak direct na het vullen zorgvuldig.
- -
Voorzie de zak van een etiket met de volgende gegevens: monsterdatum, stalnummer en
KIP nummer.
Inzendformulier
Verzending mestmonsters
- -
De monsters moeten binnen 48 uur aanwezig zijn bij een door de voorzitter erkend laboratorium.
- -
De monsters moeten zo zijn verpakt dat onderweg geen lekkage kan optreden en zo geadresseerd
dat voor de transporteur en de ontvanger geen verwarring ontstaat.
Laboratorium
Monsters dienen te worden gedetecteerd op Salmonella en bij een positieve uitslag
te worden geserotypeerd op Salmonella. Detectie en serotypering geschieden volgens
een door het bestuur van het productschap vastgestelde PVE branchemethode.