Beleidsregel behandeling concentratierisico opkomende landen

Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 17-07-2010 t/m heden

Beleidsregel behandeling concentratierisico opkomende landen

De Nederlandsche Bank N.V.,

Gelet op de artikelen 3:17 van de Wet op het financieel toezicht en de artikelen 23, 24a en 25a van het Besluit prudentiële regels Wft;

Na overleg met de Nederlandse Vereniging van Banken;

Besluit:

Artikel 1

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a. het Besluit: het Besluit prudentiële regels Wft

  • b. onderneming: een bank in de zin van artikel 23, tweede lid, tweede volzin van het Besluit;

  • c. landenrisico: het risico waarbij een leningnemer in een staat niet aan zijn kredietverplichtingen kan voldoen wegens transfer- of omzettingsrisico’s en het risico op verliezen gerelateerd aan ontwikkelingen in een specifiek land, waarop de overheid in enige mate invloed kan hebben, maar private bedrijven of individuen zeker niet.1;

  • d. materiële landenconcentratie: het bedrag van het totaal van de niet naar risico gewogen activa en posten buiten de balanstelling ten aanzien van leningnemers uit dezelfde staat, als dit groter is dan 5% van het totaal van de niet naar risico gewogen activa en posten buiten de balanstelling.

Artikel 2

Deze beleidsregel is van toepassing op materiële landenconcentraties waarvan het landenrisico niet te verwaarlozen is.

Artikel 3

Voor de toepassing van artikel 4 mag de materiële landenconcentratie worden verminderd met:

  • a. de waarde van de zekerheden die de onderneming heeft verkregen ter gehele of gedeeltelijke dekking van de vorderingen voor zover deze zekerheden niet zijn blootgesteld aan een vergelijkbaar landenrisico als de vorderingen ter dekking waarvan zij dienen;

  • b. 70% van de waarde van het te ontvangen bedrag van kortlopende vorderingen uit hoofde van handelsfinanciering ten aanzien van leningnemers in datzelfde land;

  • c. een percentage van de waarde van kortlopende vorderingen uit andere hoofde dan in het voorgaande onderdeel met een resterende looptijd van ten hoogste achttien maanden volgens een redelijke verhouding;

  • d. vorderingen luidende en gefinancierd in de nationale valuta van de leningnemer;

  • e. overige risicomitigerende maatregelen.

Artikel 4

  • 1 De onderneming voldoet aan artikel 24a, eerste lid van het Besluit met betrekking tot de beheersing van het landenrisico indien het eigen vermogen van de onderneming voldoende is om de volgende risico’s op te vangen:

    • a. het landenrisico van de grootste netto materiële landenconcentratie, als bedoeld in artikel 3, van de onderneming en;

    • b. een downgrade van drie notches van de landenrisico’s van de netto materiële landenconcentraties in de regio van het land, bedoeld in onderdeel a.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, mag de kans op wanbetaling (PD) worden vastgesteld in overeenstemming met de downgrade van drie notches van het landenrisico van de betreffende materiële landenconcentratie.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid mag het verlies bij wanbetaling (LGD) worden gelijk gesteld aan 45%.

Artikel 5

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel behandeling concentratierisico opkomende landen

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 7 juli 2010

De Nederlandsche Bank N.V.,

H.J. Brouwer,

directeur.

  1. Stijn Claessens en Geert Embrechts (2002), ‘Basel II, Sovereign Ratings and Tranfer Risk: External versus Internal ratings’, gepresenteerd tijdens Basel II Conference: An Economic Assessment, Bank for International Settlements. ^ [1]
Naar boven