Wijzigingswet Kernenergiewet (vereenvoudiging bevoegd gezag, invoering verplichting tot financiële zekerheidstelling en enkele andere wijzigingen)

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2010. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-01-2014 t/m heden

Wet van 19 november 2009 tot wijziging van de Kernenergiewet in verband met vereenvoudiging van het bevoegd gezag, invoering van een verplichting tot financiële zekerheidstelling en enkele andere wijzigingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is vergunninghouders van kerncentrales te verplichten financiële zekerheid te stellen voor de kosten die zijn verbonden aan de buitengebruikstelling en ontmanteling van een kerncentrale en dat het in verband daarmee noodzakelijk is de Kernenergiewet te wijzigen;

dat het daarnaast wenselijk is het aantal bij het bevoegd gezag betrokken ministers als bedoeld in de artikelen 15 en 29 van de Kernenergiewet te beperken en enkele andere wijzigingen in die wet aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2010. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Wijzigt de Kernenergiewet.]

Artikel IIa

Artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten is voor wat betreft de zinsnede met betrekking tot artikel 15f, eerste en zesde lid, van de Kernenergiewet niet van toepassing op de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet voor het buiten gebruik stellen van een inrichting waarin kernenergie kon worden vrijgemaakt, indien de inrichting op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds buiten gebruik is gesteld.

Artikel III

  • 1 Deze wet, met uitzondering van de artikelen I, onder G, en II, treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2 De artikelen I, onder G, en II treden in werking met ingang van de eerste dag van het vijfde kalenderkwartaal na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 19 november 2009

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

,

J. M. Cramer

De Minister van Economische Zaken

,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de eenentwintigste januari 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven