Besluit register deskundige in strafzaken

Geraadpleegd op 19-03-2024.
Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Besluit van 18 juli 2009, houdende instelling van het Nederlands register gerechtelijk deskundigen en kwaliteitseisen aan deskundigen in strafzaken (Besluit register deskundige in strafzaken)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 28 november 2008, nr. 5576404/08/6;

Gelet op de artikelen 51i, vierde lid en 51k, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;

De Raad van State gehoord (advies van 26 januari 2009, nr. W03.08.0519/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 10 juli 2009, nr. 5606193/09/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

  • b. register: het landelijk openbaar register, bedoeld in artikel 51k van het Wetboek van Strafvordering, met als volledige benaming het Nederlands register gerechtelijk deskundigen;

  • c. geregistreerde deskundige: degene die als deskundige in het register is ingeschreven;

  • d. het College: het College, bedoeld in artikel 3;

  • e. de secretaris: de secretaris van het College, bedoeld in artikel 10;

  • f. het bureau: het bureau ter ondersteuning van het College, bedoeld in artikel 11;

  • g. aanvrager: degene die bij het College een aanvraag tot registratie heeft ingediend.

Artikel 2

Het register heeft ten doel de gebruikmaking van deskundigen in strafzaken, die naar het oordeel van het College gerechtelijk deskundigen voldoen aan de in artikel 12, tweede lid, genoemde kwaliteitseisen, te bevorderen door de gegevens van deze deskundigen, voor zover zij relevant zijn voor potentiële opdrachtgevers, bijeen te brengen en openbaar te maken.

Artikel 3

  • 1 Er is een College gerechtelijk deskundigen.

  • 2 Het College is gevestigd te Utrecht.

Artikel 4

Het College heeft tot taak:

  • a. het overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 12 tot en met 14 en 17 tot en met 19 beslissen op een aanvraag tot inschrijving of tot herinschrijving en overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 over de eventuele doorhaling uit het register, het doen inrichten en onderhouden van het register waarin die beslissingen worden verwerkt alsmede het geven van aanwijzingen daaromtrent aan het bureau;

  • b. te bevorderen dat per deskundigheidsgebied specifieke eisen worden opgesteld ter nadere uitwerking van de in artikel 12, tweede lid, bedoelde eisen;

  • c. het vaststellen van een gedragscode die de gedragsregels bevat waaraan de geregistreerde deskundige zich dient te houden;

  • d. het in overleg met de secretaris vaststellen van de door het bureau ter ondersteuning van de werkzaamheden van het College te verrichten activiteiten.

Artikel 5

  • 1 De leden van het College worden benoemd op grond van de deskundigheid die nodig is voor een goede vervulling van de in artikel 4 genoemde taken alsmede op grond van hun brede maatschappelijke kennis en ervaring.

  • 2 Het College bestaat uit een door Onze Minister te bepalen oneven aantal leden, waarvan in elk geval deel uitmaken:

    • a. één met rechtspraak belast lid van de rechterlijke macht, tevens voorzitter;

    • b. één lid van het openbaar ministerie;

    • c. één advocaat;

    • d. één politiefunctionaris en

    • e. drie gerechtelijke deskundigen.

Artikel 6

  • 1 Het College verricht zijn taken op onpartijdige en onafhankelijke wijze.

  • 2 Elk van de leden die een aanvraag behandelt, kan zich verschonen indien zich naar zijn oordeel feiten of omstandigheden voordoen die onverenigbaar zijn met zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid.

  • 3 Indien het bepaalde in het tweede lid toepassing heeft gevonden, beslist het College in een samenstelling waarvan het lid dat zich heeft verschoond, geen deel uitmaakt.

Artikel 7

  • 1 Het College bepaalt zijn eigen werkwijze.

  • 2 Het College stelt maatstaven op aan de hand waarvan per deskundigheidsgebied wordt beoordeeld of een aanvraag voldoet aan de in artikel 12 bedoelde eisen, en maakt deze openbaar.

  • 3 Het College benoemt een bezwaaradviescommissie, normstellingsadviescommissies en toetsingsadviescommissies, en kan ook uit zijn midden commissies samenstellen en belasten met de uitoefening van bepaalde taken.

  • 4 Het College alsmede de door het College ingestelde commissies kunnen zich door personen die niet tot het College behoren doen bijstaan, voor zover dat voor de vervulling van hun taken nodig is. Deze personen kunnen van die commissies deel uitmaken.

  • 5 Een persoon die deel uitmaakt van één van de commissies, bedoeld in het derde lid, kan zich verschonen indien zich naar zijn oordeel feiten of omstandigheden voordoen die onverenigbaar zijn met zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid.

Artikel 8

  • 2 Onze Minister benoemt op voordracht van het College tevens zoveel plaatsvervangende leden van de in artikel 5, tweede lid, onderscheiden leden worden benoemd als nodig is.

  • 3 De benoeming van de leden en plaatsvervangende leden van het College geschiedt voor de tijd van vier jaar, behoudens de mogelijkheid van eerder ontslag. Zij kunnen eenmaal voor gelijke termijn worden herbenoemd. Het lidmaatschap eindigt bij het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar.

  • 4 Onze Minister stelt de vergoeding vast aan degenen die op verzoek van het College op grond van artikel 7, vierde lid, bijstand verlenen, voor zover zij niet in dienst zijn van het Rijk.

Artikel 9

  • 1 Het College stelt een bestuursreglement vast. Dit bevat in ieder geval regels over werkwijzen en procedures met het oog op een goede en zorgvuldige uitoefening van de taken van het College, de voorzitter, de secretaris en het bureau.

  • 2 Het College stelt jaarlijks voor 1 april een jaarplan op dat aan Onze Minister wordt toegezonden.

Artikel 10

  • 1 Het College heeft een secretaris en een bureau. Op verzoek van de voorzitter sluit, wijzigt en beëindigt Onze Minister arbeidsovereenkomsten met de medewerkers van het bureau. De secretaris is geen lid van het College.

  • 2 De voorzitter geeft leiding aan de werkzaamheden van de secretaris en het bureau.

Artikel 11

  • 1 Er is een bureau ter ondersteuning van het College. Onze Minister draagt, na overleg met het College, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van het bureau en het College. Onze Minister kan een instelling aanwijzen voor het beheer van het bureau. Op voordracht van het College kan Onze Minister een andere organisatie aanwijzen als verwerker voor het register.

  • 2 Het bureau heeft tot taak:

    • a. het ondersteunen van het College bij zijn werkzaamheden;

    • b. het voorbereiden en verrichten van de door het College overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 vastgestelde activiteiten;

    • c. het overeenkomstig de aanwijzingen van het College onderhouden van het register en verwerken van de beslissingen van het College inzake inschrijving, doorhaling en herinschrijving in het register alsmede het het vernietigen van de gegevens overeenkomstig artikel 18, zevende lid;

    • d. het desgewenst verstrekken van de in het register opgenomen gegevens en het fungeren als vraagbaak voor deskundigen en opdrachtgevers;

    • e. de door het College vastgestelde beleidsregels via de website van het register bekend te maken en beschikbaar te houden, alsmede op deze site het register voor een ieder toegankelijk te houden.

Artikel 12

  • 1 Een aanvraag tot inschrijving komt slechts in aanmerking voor toetsing aan de in het tweede lid bedoelde eisen wanneer de aanvraag betrekking heeft op een welomlijnd deskundigheidsgebied waarvan aannemelijk is dat op basis daarvan zinvolle, objectieve en betrouwbare informatie kan worden verschaft en dat naar het oordeel van het College zodanig ontwikkeld is dat de bevindingen daarbinnen aan de hand van gedeelde normen kunnen worden getoetst en verantwoord.

  • 2 Een deskundige wordt op zijn aanvraag slechts als deskundige in strafzaken in het register ingeschreven wanneer hij naar het oordeel van het College:

    • a. beschikt over voldoende kennis van en ervaring binnen het deskundigheidsgebied waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • b. beschikt over voldoende kennis van en ervaring in het desbetreffende rechtsgebied en voldoende bekend is met de positie en de rol van de deskundige daarin;

    • c. in staat is de opdrachtgever inzicht te bieden in de vraag of en zo ja, in hoeverre de vraagstelling van de opdrachtgever voldoende helder en onderzoekbaar is om deze vanuit zijn specifieke deskundigheid te kunnen beantwoorden;

    • d. in staat is op basis van de vraagstelling volgens de daarvoor geldende maatstaven een onderzoeksplan op te stellen en uit te voeren;

    • e. in staat is onderzoeksmaterialen en -gegevens in een forensische context volgens de daarvoor geldende maatstaven te verzamelen, vast te leggen, te interpreteren en te beoordelen;

    • f. in staat is om de geldende onderzoeksmethoden in een forensische context volgens de daarvoor geldende maatstaven toe te passen;

    • g. in staat is zowel schriftelijk als mondeling over de opdracht en elk ander relevant aspect van zijn deskundigheid gemotiveerd, controleerbaar en in voor de opdrachtgever begrijpelijke bewoordingen te rapporteren;

    • h. in staat is een opdracht te voltooien binnen de daarvoor gestelde of afgesproken termijn;

    • i. in staat is zijn werkzaamheden als deskundige onafhankelijk, onpartijdig, zorgvuldig, vakbekwaam en integer te verrichten.

Artikel 13

  • 1 De aanvraag tot inschrijving vindt schriftelijk plaats volgens een door het College vastgesteld model.

  • 2 Bij de aanvraag tot inschrijving legt de deskundige in elk geval de volgende stukken over:

    • a. een verklaring omtrent het gedrag die niet ouder is dan drie maanden;

    • b.

      • de deskundige die minder dan vier jaar in Nederland woonachtig is, en voordien langer dan een jaar in een ander land woonachtig is geweest, legt naast de verklaring omtrent het gedrag zo mogelijk tevens een integriteitverklaring over die is afgegeven door een daartoe bevoegde instantie in het land waarin hij voor zijn komst naar Nederland langer dan een jaar woonachtig was;

      • de deskundige die niet in Nederland woonachtig is, legt in plaats van de verklaring omtrent het gedrag zo mogelijk een integriteitverklaring over die is afgegeven door een daartoe bevoegde instantie in het land waarin hij woonachtig is;

      • indien geen integriteitverklaring kan worden overgelegd of de integriteitverklaring afkomstig is uit een land buiten de Europese Unie en het College niet overtuigd is dat de overgelegde integriteitverklaring voldoende waarborg biedt inzake de integriteit, kan het College inschrijving weigeren of een verklaring verlangen waarin de deskundige instemt met openbaarmaking van het gegeven dat de integriteit niet objectief kon worden vastgesteld;

    • c. bewijsstukken van de kwalificaties voor zover relevant voor de inschrijving;

    • d. een verklaring inhoudende dat de aanvraag tot inschrijving naar waarheid is opgesteld;

    • e. een verklaring inhoudende dat de aanvrager instemt met openbaarmaking van zijn gegevens overeenkomstig het bepaalde in artikel 16;

    • f. een ondertekende verklaring, inhoudende dat hij kennis heeft genomen van de door het College vastgestelde gedragscode en zich gedurende de registratie aan de daarin opgenomen gedragsregels zal houden.

  • 3 De aanvraag tot inschrijving, bedoeld in het eerste lid, bevat in elk geval de volgende gegevens:

    • a. naam en adres van de aanvrager en een vermelding van de wijze waarop hij zijn bereikbaarheid in het register opgenomen wenst;

    • b. het deskundigheidsgebied waarop het verzoek tot inschrijving betrekking heeft;

    • c. namen en functies van referenten die het College kan raadplegen, alsmede een vermelding van de wijze waarop zij te bereiken zijn;

    • d. een beschrijving van de kwalificaties voor zover relevant voor de beoordeling van het verzoek;

    • e. vindplaats van voor de beoordeling van het verzoek relevante publicaties;

    • f. een vermelding van zaken waarin de aanvrager eerder als deskundige optrad.

Artikel 14

  • 1 De aanvraag wordt niet in behandeling genomen indien de aanvrager ook na aanmaning heeft verzuimd de in artikel 13 genoemde gegevens en bescheiden over te leggen.

  • 2 De aanvraag tot inschrijving wordt afgewezen indien:

    • a. de aanvrager naar het oordeel van het College niet voldoet aan de in artikel 12, tweede lid, genoemde kwaliteitseisen, behoudens wanneer toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 19;

    • b. de aanvrager de aanvraag niet naar waarheid blijkt te hebben opgesteld;

    • c. de aanvrager ingevolge een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld wegens een geestelijke stoornis;

    • d. een op grond van dit besluit jegens de aanvrager genomen beslissing tot doorhaling zich tegen hernieuwde inschrijving verzet.

    In de overige gevallen wordt de aanvraag toegewezen.

  • 3 Het College beslist binnen drie maanden na het in behandeling nemen van een aanvraag als bedoeld in artikel 12, eerste lid.

Artikel 16

Het register bevat de volgende gegevens, welke voor een ieder toegankelijk zijn:

  • a. naam van de deskundige en een vermelding van de wijze waarop hij voor raadplegers van het register bereikbaar wenst te zijn;

  • b. de deskundigheid waarvoor de deskundige is geregistreerd;

  • c. het gegeven dat de integriteit van de deskundige niet objectief door het College kon worden vastgesteld, bij toepassing van artikel 13, tweede lid, onderdeel b, derde streepje.

Artikel 17

  • 1 Inschrijving in het register vindt, behoudens een inschrijving onder voorwaarden overeenkomstig artikel 19 of een doorhaling overeenkomstig artikel 18, telkens plaats voor een periode van vijf jaar.

  • 2 Uiterlijk zes maanden voor ommekomst van de in het eerste lid genoemde termijn wordt de deskundige door het bureau schriftelijk gevraagd of hij in aanmerking wenst te komen voor herregistratie.

Artikel 18

  • 1 De inschrijving in het register wordt doorgehaald indien:

    • a. de deskundige niet langer in aanmerking wenst te komen voor registratie of herregistratie;

    • b. de deskundige is overleden;

    • c. de aanvraag overeenkomstig artikel 14, tweede lid, wordt afgewezen;

    • d. de desbetreffende deskundige naar het oordeel van het College niet langer voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 12, tweede lid, of deze de door het College gestelde voorwaarden, bedoeld in artikel 19, tweede lid, niet nakomt.

  • 2 Indien de deskundige voor meer dan één deskundigheid in het register is ingeschreven, kan de doorhaling worden beperkt tot één of meer van de deskundigheden.

  • 3 Van een beschikking tot doorhaling van de inschrijving als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt mededeling gedaan via de website van het register en in de Staatscourant.

  • 4 Bij de beschikking tot doorhaling van de inschrijving als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt bepaald binnen welke periode geen nieuw verzoek tot inschrijving in het register kan worden gedaan. Deze periode bedraagt ten hoogste tien jaren.

  • 5 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, onderdeel d, blijft de doorhaling achterwege zolang het College niet heeft beslist op een aanvraag tot herregistratie.

  • 6 Het College kan overgaan tot onderzoek ten behoeve van de toepassing van het eerste lid, onderdeel d. Bij klemmende redenen kan het College gedurende het onderzoek de inschrijving tijdelijk doorhalen.

  • 7 Het College vernietigt de gegevens die het met betrekking tot een deskundige heeft verwerkt, in verband met de uitvoering van zijn taak, bedoeld in artikel 4, onderdeel a,

    • a. vijf jaar nadat de beslissing tot afwijzing van de aanvraag tot inschrijving onherroepelijk is geworden;

    • b. twee jaar nadat de beslissing tot doorhaling van de inschrijving onherroepelijk is geworden;

    • c. twee jaar na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 17, eerste lid, indien de geregistreerde deskundige te kennen heeft gegeven dat hij niet in aanmerking wenst te komen voor herregistratie;

    • d. een maand na ontvangst van het verzoek dat de geregistreerde deskundige niet langer in het register wenst te zijn ingeschreven;

    • e. een maand na ontvangst van het bericht dat de geregistreerde deskundige is overleden.

Artikel 19

  • 1 Een deskundige die niet aan alle vereisten, bedoeld in artikel 12, tweede lid, voldoet, kan op zijn aanvraag als bedoeld in artikel 12, eerste lid, telkens voor een periode van ten hoogste twee jaar voorwaardelijk in het register als deskundige worden ingeschreven, behoudens doorhaling overeenkomstig het bepaalde in artikel 18. Het College stelt de voorwaarden waaraan en de termijnen waarbinnen de deskundige moet voldoen.

  • 2 Een voorwaardelijke inschrijving in het register vindt alleen plaats wanneer naar het oordeel van het College redelijkerwijs de verwachting bestaat dat de deskundige binnen de termijn van de voorwaardelijke registratie aan alle vereisten als bedoeld in artikel 12, tweede lid, zal voldoen binnen de daartoe gestelde termijnen.

  • 3 Bij herhaalde toepassing van het bepaalde in het eerste lid, kunnen de door het College te stellen voorwaarden niet opeenvolgend dezelfde zijn, tenzij de deskundige door bijzondere omstandigheden niet aan de eerdere door het College gestelde voorwaarden heeft kunnen voldoen.

Artikel 20

Alvorens een deskundige te benoemen, die niet is opgenomen in het register, beoordeelt de rechter diens geschiktheid om als zodanig op te treden zoveel mogelijk aan de hand van de in artikel 12, tweede lid, genoemde kwaliteitseisen.

Artikel 22

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit register deskundige in strafzaken.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Tavarnelle, 18 juli 2009

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties a.i.,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de dertigste juli 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven