Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen

[Regeling vervallen per 01-07-2016.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2013 t/m 30-06-2016

Wet van 12 juni 2009 tot uitvoering van de op 14 november 1970 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen (Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bij de wet uitvoering te geven aan de Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen (Parijs, 14 november 1970, Trb.  1972, nr. 50 en 1983, nr. 66) en in verband daarmee onder meer wijzigingen aan te brengen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Burgerlijk Wetboek en de Wet tot behoud van cultuurbezit;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • b. Verdrag: op 14 november 1970 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst inzake de middelen om onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht te verbieden en te verhinderen (Trb. 1972, nr. 50 en Trb. 1983, nr. 66);

  • c. verdragsstaat: staat die het Verdrag heeft bekrachtigd;

  • d. cultuurgoederen: goederen die om godsdienstige of wereldlijke redenen door elke Staat zijn aangewezen als belangrijk voor de oudheidkunde, de prehistorie, de geschiedenis, de letterkunde, de kunst of de wetenschap en derhalve van wezenlijk belang zijn voor zijn cultureel erfgoed en die behoren tot de in artikel 1 van het Verdrag opgesomde categorieën.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

Als cultuurgoederen voor Nederland worden aangewezen:

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

Het is verboden cultuurgoederen binnen Nederland te brengen die:

  • a. buiten het grondgebied van een verdragsstaat zijn gebracht met schending van de bepalingen welke in overeenstemming met de doelstellingen van het verdrag door die verdragsstaat zijn vastgesteld ter zake van de uitvoer van cultuurgoederen uit die verdragsstaat of ter zake van eigendomsoverdracht van cultuurgoederen; dan wel

  • b. in een verdragsstaat zijn ontvreemd.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

Van cultuurgoederen die in strijd met het verbod, bedoeld in artikel 3, binnen Nederland zijn gebracht, kan met inachtneming van de artikelen 1011a tot en met 1011d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teruggave worden gevorderd door de verdragsstaat waaruit die goederen afkomstig zijn of door de rechthebbende op die goederen.

Hoofdstuk 2. Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

[Red: Wijzigt het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.]

Hoofdstuk 3. Wijziging van het Burgerlijk Wetboek

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

[Red: Wijzigt het Burgerlijk Wetboek Boek 3.]

Hoofdstuk 4. Uitvoering en handhaving

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

Onze Minister verricht hetgeen in aanmerking komt ter uitvoering van de artikelen 2, 5, 6, 7, 9, 10, 13 onder a, b en d en 14 van het Verdrag, behoudens voor zover het betreft het in artikel 10 onder a van het Verdrag bedoelde opleggen aan antiekhandelaren van regels, waarvan de overtreding strafbaar is. Bij ministeriële regeling kunnen in verband met die uitvoering nadere regels worden gesteld.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

Met het toezicht op de naleving van het bij deze wet bepaalde en met het daartoe nodige onderzoek zijn belast de inspecteur, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet tot behoud van cultuurbezit, en de ambtenaren, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van die wet.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

De in artikel 8 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd:

  • a. met medeneming van de nodige apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner;

  • b. te vorderen dat de bewoner hun de cultuurgoederen die in de woning aanwezig zijn, toont;

  • c. ruimten en voorwerpen te verzegelen, voor zover dat voor de uitoefening van de in artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde bevoegdheid redelijkerwijs noodzakelijk is;

  • d. zonodig met behulp van de sterke arm de bevoegdheid, bedoeld in artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht uit te oefenen.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

  • 1 Onze Minister kan een cultuurgoed ten aanzien waarvan een redelijk vermoeden bestaat dat daarmee het verbod van artikel 3 is overtreden, in bewaring nemen voor de tijd die onze Minister nodig acht om de verdragsstaat waaruit het cultuurgoed afkomstig is, in staat te stellen op dit cultuurgoed beslag te doen leggen, welke tijd niet langer dan twaalf weken mag bedragen.

  • 2 Onze Minister stelt zijn beslissing voorafgaande aan de inbewaringneming op schrift en maakt degene onder wie zich het cultuurgoed bevindt en zo mogelijk ook de bezitter, met de inbewaringneming bekend. De schriftelijke beslissing is een beschikking. Indien de situatie zo spoedeisend is dat onze Minister de inbewaringneming niet tevoren op schrift kan stellen, zorgt hij zo spoedig mogelijk voor opschriftstelling en bekendmaking.

  • 3 De inbewaringneming kan éénmaal voor ten hoogste twaalf weken worden verlengd. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 4 De inbewaringneming eindigt, doordat op het cultuurgoed in opdracht van de staat waaruit het afkomstig is, beslag wordt gelegd, of de tijd waarvoor de inbewaringneming geldt, ongebruikt is verstreken.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

[Red: Wijzigt de Wet tot behoud van cultuurbezit.]

Artikel 12a

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

[Red: Wijzigt de Wet conflictenrecht goederenrecht.]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

De artikelen 3 en 4 zijn niet van toepassing, wanneer de schending van de in artikel 3 onder a bedoelde bepalingen dan wel de in artikel 3 onder b bedoelde ontvreemding vóór het in werking treden van deze wet heeft plaats gevonden.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-07-2016]

Deze wet wordt aan gehaald als: Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 12 juni 2009

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk

Uitgegeven de vijfentwintigste juni 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven