Postregeling 2009

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-04-2009 t/m 27-04-2011

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 22 maart 2009, nr. WJZ/9055290, houdende regels betreffende de universele postdienst (Postregeling 2009)

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Universele postdienst algemeen

Artikel 2

  • 1 Voor de afmeting van de poststukken die voor postvervoer binnen Nederland onder de universele postdienst vallen, geldt dat de grootste afmeting ten hoogste honderd centimeter bedraagt en de overige afmetingen ten hoogste vijftig centimeter bedragen, waarbij een afwijking van twee millimeter is toegestaan.

  • 2 Voor de afmeting van de poststukken die voor postvervoer binnen Nederland onder de universele postdienst vallen, geldt dat de kleinste afmeting ten minste 14 centimeter in de lengte en 9 centimeter in de breedte bedraagt. In rolvorm mogen de poststukken niet kleiner zijn dan 10 centimeter in de lengte. De som van de lengte en tweemaal de middellijn mag niet kleiner zijn dan 17 centimeter.

  • 3 Poststukken met kleinere afmetingen dan genoemd in het tweede lid, vallen onder de universele postdienst indien zij zijn voorzien van een adreslabel van minimaal 7 bij 10 centimeter.

  • 4 Voor de afmeting van de poststukken die voor postvervoer van en naar Nederland onder de universele postdienst vallen, zijn de afmetingen die voortvloeien uit de akten van de Wereldpostunie van toepassing.

Artikel 3

  • 2 In afwijking van het eerste lid, kan de verlener van de universele postdienst in de algemene voorwaarden bepalen dat gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste 21 dagen in de maand december de poststukken zijnde losse brieven enkel worden vervoerd met de standaard overnight service indien deze brieven tijdig op een dienstverleningspunt zijn aangeboden en voldoende gefrankeerd zijn.

  • 3 De verlener van de universele postdienst maakt jaarlijks voor 1 november de periode, bedoeld in het tweede lid, aan het college bekend.

  • 4 De verlener van de universele postdienst kondigt de periode, bedoeld in het tweede lid, op genoegzame wijze aan het publiek aan.

  • 5 De verlener van de universele postdienst biedt in de periode, bedoeld in het tweede lid, op de dienstverleningspunten voldoende gelegenheid aan het publiek voor het aanbieden van losse brieven.

Artikel 4

  • 2 Een nagenoeg volledig assortiment van diensten bevat de diensten en activiteiten die zijn opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

  • 3 De verlener van de universele postdienst kan een dienstverleningspunt in een woonkern met minder dan 5000 inwoners zonder winkelgebied sluiten indien:

    • a. de sluiting het gevolg is van opzegging of bedrijfsbeëindiging door de ondernemer met wie de verlener van de universele postdienst een overeenkomst tot exploitatie van een dienstverleningspunt heeft gesloten of

    • b. voor de inwoners van de woonkern binnen een straal van vijf kilometer een ander dienstverleningspunt is met een volledig of nagenoeg volledig assortiment van diensten en de omzet in zegelwaarden van het te sluiten dienstverleningspunt minder is dan € 11.500 per jaar.

Artikel 5

  • 1 Een voor aflevering van poststukken bestemde brievenbus als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de wet, is zo dicht mogelijk bij de rijbaan van een voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen berijdbare openbare weg aangebracht. Deze brievenbussen zijn van de weg af zonder belemmering bereikbaar.

  • 2 Met een openbare weg als bedoeld in het eerste lid, wordt gelijkgesteld een weg die:

    • a. gedurende het gehele jaar onbelemmerd kan worden bereden door een motorvoertuig op meer dan twee wielen met een snelheid van ten minste 40 kilometer per uur;

    • b. geen doodlopende weg is en

    • c. de gelegenheid biedt de bestelroute zonder omwegen te vervolgen.

  • 3 Aan of nabij de brievenbussen behoort door een nummer op duidelijke wijze te zijn aangegeven, bij welke woning, gebouw of gedeelte daarvan zij behoren.

  • 4 Brievenbussen in of aan gebouwen of woningen zijn zodanig aangebracht of geplaatst dat zij te bereiken zijn binnen tien meter van de grens van een weg, waaronder mede worden verstaan de daartoe behorende trottoirs, paden, bermen en taluds.

  • 5 De in het eerste lid gestelde voorwaarde is niet van toepassing op groepsgewijs geplaatste brievenbussen, die:

    • a. ten dienste van galerijflats zijn geplaatst op rechtstreeks met een lift bereikbare niveaus van die flats, mits de brievenbussen ten dienste van alle op één niveau aanwezige en vanuit één en dezelfde lift bereikbare woningen zich in de onmiddellijke nabijheid van de lift bevinden, of

    • b. ten dienste van alle overige collectieve gebouwen zo dicht mogelijk bij de ingang van dat gebouw zijn aangebracht.

  • 6 Brievenbussen ten dienste van geadresseerden die op recreatieterreinen verblijven, worden groepsgewijs bij de ingang van een zodanig terrein geplaatst. Bij gebreke hiervan kunnen poststukken door of namens de terreinbeheerder in ontvangst worden genomen of door de geadresseerden op een daartoe door een verlener van de universele postdienst aan te wijzen postinrichting worden afgehaald.

  • 7 Behoudens gevallen als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel a, is het niveau waarop de brievenbussen worden bediend gelegen op niet meer dan 2,5 meter boven of beneden het wegdek.

Artikel 6

  • 1 De vorm en de kleur van de brievenbussen is zodanig, dat verwarring met voor het publiek bestemde brievenbussen van een verlener van de universele postdienstverlener niet mogelijk is.

  • 2 De brievengleuf is horizontaal in een verticaal vlak of in het bovenvlak van de brievenbus aangebracht en bevindt zich op 1,1 meter of in ieder geval niet lager dan 0,6 meter of hoger dan 1,8 meter boven het niveau, waarop de brievenbus wordt bediend.

  • 3 De afmetingen van de vrije inwerpopening bedragen in de lengte ten minste 265 mm te en in de breedte 32 mm.

  • 4 De inwerpopening is zo uitgevoerd, dat het bedienen van de brievenbus zonder gevaar voor verwondingen kan geschieden.

  • 5 Indien zich achter de inwerpgleuf een ruimte bevindt, bestemd voor de bewaring van poststukken, dan is de inwendig bruikbare breedte ten minste 270 mm en zijn de twee andere inwendige bruikbare afmetingen ten minste 150 en 380 mm.

Hoofdstuk 3. Boekhouding van de verlener van de universele postdienst en rapportage van de universele dienst

Artikel 7

  • 1 Bij de wijze van toerekening van de kosten van de universele postdienst hanteert de verlener van de universele postdienst een kostentoerekeningssysteem dat:

    • a. inzichtelijk maakt hoe de toe te rekenen kosten zijn bepaald;

    • b. de rechtstreeks aan de universele postdienst toerekenbare kosten toerekent;

    • c. de gemeenschappelijke kosten die niet rechtstreeks aan de universele postdienst toe te rekenen zijn als volgt toerekent:

      • 1°. indien mogelijk op basis van een rechtstreekse analyse van de aard van de kosten zelf;

      • 2°. indien een rechtstreekse analyse niet mogelijk is, worden de gemeenschappelijke kosten toegerekend op grond van een indirect verband met een categorie van kosten of met een andere groep van kostencategorieën waarvoor een rechtstreekse toerekening mogelijk is, waarbij het indirecte verband steunt op vergelijkbare kostenstructuren;

      • 3°. indien geen rechtstreekse of indirecte toerekening als bedoeld onder 1° en 2° mogelijk is, wordt de kostencategorie toegerekend op grond van een algemene verdeelsleutel waarbij de verhouding wordt weergegeven tussen enerzijds alle uitgaven die rechtstreeks of indirect worden toegerekend aan de universele postdienst, en anderzijds, alle uitgaven die rechtstreeks of indirect worden toegerekend aan andere activiteiten van de verlener van de universele postdienst;

      • 4°. indien het gemeenschappelijke kosten betreft die nodig zijn voor het aanbieden van zowel de universele postdienst als overige diensten, worden deze kosten dienovereenkomstig toegerekend, met dien verstande dat voor de universele postdienst en voor de overige diensten dezelfde kostendrijvers worden gehanteerd.

  • 2 Het kostentoerekeningssysteem:

    • a. voldoet aan de beginselen van marktconformiteit, proportionaliteit en integraliteit;

    • b. is gebaseerd op een door de verlener van de universele postdienst gehanteerde consistente, objectieve en transparante methode;

    • c. is gebaseerd op de berekeningsmethode activity based costing;

    • d. geeft het oorzakelijk verband aan tussen de kosten die variëren met het volume van de universele postdienst;

    • e. rekent de kosten slechts eenmaal toe.

Artikel 8

  • 1 De boekhouding van de verlener van de universele postdienst, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, wordt ingericht overeenkomstig consequent toegepaste, objectief gerechtvaardigde en algemeen aanvaardbare normen voor bedrijfsadministratie.

  • 2 De boekhouding van de verlener van universele postdienst geeft de kosten, zoals toegerekend op grond van het kostentoerekeningssysteem bedoeld in artikel 7, en de opbrengsten van de universele postdienst weer.

Artikel 9

De verlener van de universele postdienst verstrekt de jaarlijkse rapportage voor 1 juni aan het college. De rapportage heeft betrekking op het kalenderjaar voorafgaand aan de indiening ervan en bevat ten minste:

Artikel 10

  • 1 De jaarlijkse rapportage gaat vergezeld van het resultaat van een meting van de verlener van de universele postdienst over het voorafgaande kalenderjaar van de kwaliteit van het postvervoer binnen Nederland van brieven met de standard overnight service, bedoeld in artikel 16, zesde lid, van de wet.

  • 2 De verlener van de universele postdienst laat de meting, bedoeld in het eerste lid, maandelijks uitvoeren door een onafhankelijke en deskundige instelling.

  • 3 De verlener van de universele postdienst legt aan het college voor 1 juni van het kalenderjaar na de meting over:

    • a. de algehele uitkomsten van de meting;

    • b. een toelichting bij de uitkomsten;

    • c. een nauwkeurige omschrijving van de door de instelling toegepaste meetsystematiek.

Artikel 11

  • 1 De jaarlijkse rapportage gaat vergezeld van een financiële verantwoording van de verlener van de universele postdienst over de activiteiten ter uitvoering van de universele postdienst die is gebaseerd op de boekhouding van de verlener van de universele postdienst, bedoeld in artikel 8.

  • 2 De financiële verantwoording bevat de gegevens over de behaalde financiële resultaten en het behaalde rendement uit de activiteiten ter uitvoering van de universele postdienst zoals deze zijn opgenomen in een overzicht van de opbrengsten en de kosten aan de hand waarvan het netto bedrijfsresultaat van de activiteiten ter uitvoering van de universele postdienst kan worden vastgesteld.

  • 3 De verlener van de universele postdienst legt bij de financiële verantwoording de vastgestelde jaarrekening en het vastgestelde jaarverslag over van het jaar waarop de financiële verantwoording betrekking heeft.

Artikel 12

  • 1 De jaarlijkse rapportage gaat vergezeld van een verklaring van een, door het college aan te wijzen, openbaar accountant.

  • 2 De verklaring heeft betrekking op de controle van de accountant op:

    • a. de wijze van inrichting en toepassing van het kostentoerekeningssysteem, bedoeld in artikel 7;

    • b. de vaststelling van de kosten en opbrengsten van de universele postdienst op grond van het kostentoerekeningssysteem, bedoeld in artikel 7;

    • c. de inrichting van de boekhouding, bedoeld in artikel 8;

    • d. het beleid ten aanzien van de dienstverleningspunten, bedoeld in artikel 9;

    • e. de kwaliteit van de overnight service, bedoeld in artikel 10;

    • f. de financiële verantwoording, bedoeld in artikel 11.

  • 3 De verklaring gaat vergezeld van het controleplan, het controleverslag van de accountant en het oordeel van de accountant over zijn controle.

  • 4 Indien de in het eerste lid bedoelde accountant tevens de onafhankelijke accountant is die de in Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voorgeschreven accountantscontrole verricht met betrekking tot de jaarrekening en het jaarverslag van de vennootschap die de verlener van de universele postdienst is, kan het college een andere openbaar accountant aanwijzen voor het verrichten van een vakgenootschappelijke toetsing van de uitvoering van de controletaken, bedoeld in het tweede lid.

  • 5 De accountant die de vakgenootschappelijke toetsing, bedoeld in het derde lid, uitvoert deelt als resultaat van zijn toetsing aan het college mede of de verklaring, bedoeld in het tweede lid, op voldoende deugdelijke grondslag berust.

  • 6 Het college zendt een afschrift van het resultaat van de vakgenootschappelijke toetsing aan de minister.

  • 7 Indien het resultaat van de vakgenootschappelijke toetsing inhoudt dat naar het oordeel van de accountant die de vakgenootschappelijke toetsing heeft verricht, de verklaring, bedoeld in het tweede lid, niet of niet geheel op een voldoende deugdelijke grondslag berust, geeft deze in zijn mededeling aan het college de zakelijke gronden aan waarop zijn beoordeling berust, zonder dat hij daarbij melding maakt van of in bijzonderheden treedt over de inhoud van de controledossiers waarin hij ter uitvoering van zijn vakgenootschappelijke toetsing inzage heeft gehad.

  • 8 De mededeling, bedoeld in het vierde lid, wordt gedaan binnen zes maanden na de datum waarop de verklaring, bedoeld in het tweede lid, aan het college is overgelegd.

Hoofdstuk 4. Tarieven universele postdienst

§ 1. Starttarieven universele postdienst

Artikel 13

Artikel 14

Het redelijk rendement van de verlener van de universele postdienst, bedoeld in artikel 25, derde lid, van de wet, is het door de verlener van de universele postdienst in het kalenderjaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet behaalde rendement op de universele postdienst, bedoeld in artikel 16 en 17 van de wet.

Artikel 15

  • 1 Binnen acht weken na inwerkingtreding van deze regeling legt de verlener van de universele postdienst ten behoeve van de vaststelling door het college van de tarieven, bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de wet, aan het college over:

    • a. een overzicht van de daadwerkelijke kosten berekend op grond van artikel 13;

    • b. de berekening van het redelijk rendement op grond van artikel 14.

  • 2 De verlener van de universele postdienst doet op basis van het overzicht en de berekening, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, aan het college een voorstel voor de door het college vast te stellen tarieven.

  • 3 Het college kan binnen vier weken na ontvangst van het overzicht, de berekening en het voorstel, de verlener van de universele postdienst verzoeken om een nadere onderbouwing hiervan of een nadere toelichting hierbij of verzoeken om het overleggen van nadere gegevens.

  • 4 De verlener van de universele postdienst voldoet binnen vier weken aan het verzoek.

  • 5 Uiterlijk drie maanden nadat de starttarieven, bedoeld in artikel 25, derde lid, van de wet, door het college zijn vastgesteld, verricht de verlener van de universele postdienst de postvervoerdiensten binnen de universele postdienst tegen deze tarieven.

Artikel 16

  • 1 De verlener van de universele postdienst legt op het tijdstip, bedoeld in artikel 15, eerste lid, tevens aan het college een verklaring van een onafhankelijke, door het college aan te wijzen, accountant over.

  • 2 De verklaring, bedoeld in het eerste lid, heeft betrekking op de controle van de accountant op:

    • a. de wijze van de berekening en de vaststelling van de daadwerkelijke kosten, bedoeld in artikel 13;

    • b. de wijze van de berekening en de vaststelling van het rendement, bedoeld in artikel 14.

§ 2. Aanpassing tarieven universele postdienst

Artikel 17

  • 2 Het percentage bedoeld in artikel 25, eerste lid, onderdeel a, van de wet, waarmee de gewogen gemiddelde tarieven, bedoeld in het eerste lid, voor de universele postdienst in de periode vanaf de meest recente vaststelling van de tarieven op basis van artikel 25, derde lid, van de wet tot aan de voorgestelde ingangsdatum van de tariefswijziging jaarlijks mogen worden gewijzigd, is voor alle tariefswijzigingen over voornoemde periode tezamen ten hoogste gelijk aan de gecumuleerde ontwikkeling van de door het Centraal Planbureau gepubliceerde consumentenprijsindex in de periode vanaf de eerste dag van het kalenderjaar waarin de meest recente vaststelling van de tarieven op basis van artikel 25, derde lid, van de wet heeft plaatsgevonden tot en met de laatste dag van het kalenderjaar waarin de voorgestelde tariefswijziging ingaat.

  • 3 Het college toetst of een tariefswijziging van de verlener van de universele dienst voldoet aan het tweede lid.

  • 4 De weging, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd op de omzetaandelen van de binnen het postvervoer, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a onderscheidenlijk onderdeel b, te onderscheiden postdiensten van het kalenderjaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.

  • 5 Op verzoek van de verlener van de universele dienst kan de weging, bedoeld in het eerste lid, vier jaar na inwerkingtreding van de wet, in afwijking van het vierde lid, gebaseerd worden op de omzetaandelen van een later kalenderjaar. De verlener van de universele dienst dient dit verzoek voor 1 juni in bij het college. Bij het verzoek legt hij een verklaring over van de openbaar accountant, bedoeld in artikel 12, aangaande de juistheid en de volledigheid van de verstrekte omzetaandelen.

§ 3. Tariefwijzigingen

Artikel 18

  • 2 De verlener van de universele postdienst legt bij de gegevens, bedoeld in het eerste lid, een verklaring over van een onafhankelijke, door het college aan te wijzen, accountant. De verklaring heeft betrekking op de controle van de accountant van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, aan de vereisten van artikel 24, tweede en derde lid, en artikel 25, van de wet.

Artikel 19

  • 1 Binnen twee weken na de ontvangst van de tarieven of de wijziging van de tarieven, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet, kan het college de verlener van de universele postdienst verzoeken om een nadere onderbouwing hiervan of een nadere toelichting hierbij, en verzoeken om het overleggen van nadere gegevens.

  • 2 De verlener van de universele postdienst voldoet binnen een week aan het verzoek.

  • 3 Indien naar het oordeel van het college de voorgestelde tarieven niet in overeenstemming zijn met het bepaalde bij of krachtens paragraaf 4.5 van de wet, deelt het college dit binnen drie weken na de ontvangst van de tarieven of de wijziging van de tarieven, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet mee aan de verlener van de universele postdienst.

  • 4 De termijn, bedoeld in het derde lid, wordt opgeschort met de periode vanaf de dag na de datum waarop het college de verlener van de universele dienst schriftelijk heeft verzocht om de informatie, bedoeld in het eerste lid, tot en met de dag waarop de gevraagde informatie door het college is ontvangen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 22 maart 2009

De

Staatssecretaris

van Economische Zaken,

F. Heemskerk

Bijlage 1

Op dienstverleningspunten met een volledig assortiment worden de volgende diensten aangeboden:

  • a. postzegelverkoop en postzegelafdrukken;

  • b. de collectie van:

    • 1°. brieven die elk afzonderlijk ten hoogste twee kilogram wegen en die worden aangeboden voor postvervoer binnen Nederland en voor postvervoer van en naar gebieden buiten Nederland;

    • 2°. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste tien kilogram wegen en worden aangeboden voor postvervoer binnen Nederland;

    • 3°. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste twintig kilogram wegen en die worden aangeboden voor postvervoer van en naar gebieden buiten Nederland;

    • 4°. aangetekende poststukken voor postvervoer binnen Nederland en voor postvervoer van en naar gebieden buiten Nederland;

    • 5°. poststukken die in hoofdzaak tekst bevatten in voor blinden bestemde tekens en die elk afzonderlijk ten hoogste zeven kilogram wegen;

    • 6°. poststukken met aangegeven waarde;

  • c. de distributie van:

    • 1°. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste tien kilogram wegen afkomstig uit Nederland;

    • 2°. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste twintig kilogram wegen afkomstig uit gebieden buiten Nederland;

    • 3°. aangetekende poststukken voor postvervoer binnen Nederland en voor postvervoer van en naar gebieden buiten Nederland;

    • 4°. poststukken met aangegeven waarde;

  • d. de uitreiking van het gerechtelijk schrijven, bedoeld in de artikelen 585, tweede lid, en 587, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Bijlage 2

Op dienstverleningspunten met een nagenoeg volledig assortiment worden ten minste de volgende diensten aangeboden:

  • a. postzegelverkoop en postzegelafdrukken;

  • b. de collectie van:

    • 1°. brieven die elk afzonderlijk ten hoogste twee kilogram wegen en die worden aangeboden voor postvervoer binnen Nederland en voor postvervoer van en naar gebieden buiten Nederland;

    • 2°. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste tien kilogram wegen en worden aangeboden voor postvervoer binnen Nederland;

    • 3°. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste twintig kilogram wegen en die worden aangeboden voor postvervoer van en naar gebieden buiten Nederland;

    • 4°. aangetekende poststukken voor postvervoer binnen Nederland;

    • 5°. poststukken die in hoofdzaak tekst bevatten in voor blinden bestemde tekens en die elk afzonderlijk zeven kilogram wegen;

  • c. de distributie van:

    • 1°. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste tien kilogram wegen afkomstig uit Nederland;

    • 2°. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste twintig kilogram wegen afkomstig uit gebieden buiten Nederland.

Naar boven