Stcrt. 2019, 42402, datum inwerkingtreding 30-07-2019, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2019.
1 In afwijking van artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 2a, tweede en derde lid, bedraagt de eigen bijdrage, die een natuurlijk persoon verschuldigd is voor de verlening
van rechtsbijstand op basis van een toevoeging, € 196
[Red: per 1 januari 2019: € 199]
, indien het gaat om de verlening van rechtsbijstand:
-
a. in hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling,
bedoeld in artikel 292 van de Faillissementswet;
-
b. in de periode waarin de rechtzoekende in staat van faillissement verkeert;
-
c. in de periode waarin de schuldsaneringsregeling, bedoeld in titel III van de Faillissementswet,
van toepassing is; of
-
d. in de periode gedurende welke een schriftelijk vastgelegd akkoord met betrekking tot
een buitengerechtelijke schuldsanering, ondertekend door alle schuldeisers en de schuldenaar,
overeenkomstig de daarin opgenomen verplichtingen wordt uitgevoerd en daarin in elk
geval zijn opgenomen:
-
1°. alle vorderingen van de schuldeisers alsmede een opgave van de inkomsten en het vermogen
van de schuldenaar;
-
2°. een beschrijving van het saneringsplan;
-
3°. het bedrag dat buiten de boedel wordt gelaten en berekend is overeenkomstig het rekenmodel
dat door de rechter-commissaris in het faillissement wordt gebruikt voor de berekening
van het inkomen, bedoeld in artikel 295 van de Faillissementswet;
-
4°. de verplichting voor de schuldenaar om de schulden, opgenomen in het saneringsplan,
binnen een zo kort mogelijke termijn te betalen;
-
5°. de termijn gedurende welke het saneringsplan van kracht is, met een maximum van drie
jaar; en
-
6°. dat, indien een organisatie de sanering begeleidt, deze organisatie telkens na verloop
van zes maanden ten behoeve van de schuldeisers een verslag uitbrengt over de uitvoering
van het saneringsplan alsmede een voorstel doet voor de aanpassing van het bedrag
dat buiten de boedel wordt gelaten.
2 Indien aan een rechtzoekende, alvorens deze een toevoeging aanvraagt, in persoon rechtshulp
is verleend met betrekking tot zijn individuele rechtsbelang door een voorziening
als bedoeld in artikel 7, tweede lid, of artikel 8, tweede lid, van de wet, en in
het kader daarvan een diagnosedocument is opgesteld en aan de rechtzoekende ter beschikking
is gesteld, wordt de op grond van het eerste lid verschuldigde eigen bijdrage met
€ 53,–
[Red: per 1 januari 2019: € 54]
verlaagd.
3 Het bestuur kan beslissen om de op grond van het eerste lid verschuldigde eigen bijdrage
met € 53,–
[Red: per 1 januari 2019: € 54]
te verlagen indien van de rechtzoekende, gelet op de omstandigheden van het geval,
waaronder begrepen de persoonlijke omstandigheden van de rechtzoekende, redelijkerwijs
niet kan worden verlangd dat is voldaan aan het bepaalde in het tweede lid alvorens
een toevoeging aan te vragen.