Aanwijzing OM-afdoening

[Regeling vervallen per 01-04-2010.]
Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 01-02-2009 t/m 31-03-2010

Aanwijzing OM-afdoening

Samenvatting

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

In deze Aanwijzing wordt de achtergrond geschetst van de regeling die door de Wet OM-afdoening met ingang van 1 februari 2008 in het Wetboek van Strafvordering is doorgevoerd1, waarna definities van de belangrijkste nieuwe, op basis van deze wet geïntroduceerde termen, worden gegeven. De Wet OM-afdoening regelt kort gezegd dat het Openbaar Ministerie (verder: OM) in plaats van het aanbieden van een transactie, een zaak buitengerechtelijk zelf kan bestraffen. Gezien de grote impact ervan, wordt de wet gefaseerd ingevoerd. Een schematisch overzicht van deze gefaseerde invoering is te vinden in Bijlage 1: Zaakstromen. Deze Aanwijzing is gezien de invoering per zaakstroom een groeidocument, dat periodiek wordt aangepast. Deze versie geldt voor het uitvaardigen van strafbeschikkingen voor overtredingen van artikel 8 Wegenverkeerswet (WVW 1994), waarbij uitsluitend een geldboete en/of een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (verder: OBM) wordt opgelegd (zie Bijlage 1).

Het uitvaardigen van een strafbeschikking is een daad van vervolging. Als een zaak voldoet aan de in deze Aanwijzing uitgewerkte beleidsmatige criteria voor het uitvaardigen van een strafbeschikking, kan deze niet meer worden afgedaan met het aanbieden van een transactie. Wanneer gewerkt gaat worden met het geven van (gedrags)aanwijzingen in een strafbeschikking, zal het voorwaardelijk sepot in beperkte mate mogelijk blijven voor feiten die met een strafbeschikking kunnen worden afgedaan.

Naast wettelijke criteria die het uitvaardigen van een strafbeschikking uitsluiten, bestaan eveneens contra-indicaties voor het uitvaardigen van een strafbeschikking. Dit kunnen dwingende contra-indicaties zijn of facultatieve. In Bijlage 2a: Contra-indicaties zijn de wettelijke criteria en belangrijkste contra-indicaties voor het uitvaardigen van strafbeschikkingen opgenomen. Ter verduidelijking zijn de bepalingen uit de Bijlagen 1 en 2a in Bijlage 2b in een stroomschema opgenomen.

Voor het opleggen van een ontzegging van de bevoegdheid een motorrijtuig te besturen verplicht de wet het OM de verdachte te horen. Het College van procureurs-generaal heeft besloten dat dit horen niet mag worden gemandateerd. Daarnaast moet het horen fysiek gebeuren op een OM-zitting. In de Memorie van Toelichting van de Wet OM-afdoening wordt de mogelijkheid gecreëerd ook telefonisch te kunnen horen, maar daarvan wordt nog geen gebruik gemaakt. Het opleggen van een OBM na telefonisch horen zal ook in de toekomst niet mogelijk zijn. De verdachte dient gehoord te worden over het feit en over zijn bereidheid aan de OBM te voldoen. Zonder deze bereidverklaring kan de OBM wettelijk gezien niet worden opgelegd. Op de OM-zitting is een administratief medewerker aanwezig die een schriftelijk verslag opstelt en kunnen een tolk en een raadsman aanwezig zijn.

Degene jegens wie een strafbeschikking wordt uitgevaardigd, wordt in de beleidsregels van het OM de bestrafte genoemd. Hij2 kan tegen de strafbeschikking verzet doen, waarna de zaak in volle omvang door de rechter wordt beoordeeld. De verzetstermijn bedraagt twee weken vanaf het moment dat de strafbeschikking hem in persoon is uitgereikt of zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de strafbeschikking hem bekend is. Naar aanleiding van het verzet kan de officier van justitie na een herbeoordeling de strafbeschikking intrekken of wijzigen of een oproeping voor de terechtzitting doen uitgaan. Het verzet schort de executie van de strafbeschikking op. Deze kan echter weer worden hervat als vaststaat dat de verzetstermijn is overschreden. De zaak moet echter altijd ter zitting worden aangebracht, behalve in het geval van intrekking van de strafbeschikking door de officier, wanneer de bestrafte zijn verzet heeft ingetrokken of (door vrijwillige voldoening aan de strafbeschikking) afstand van verzet heeft gedaan. Ter zitting zal de officier van justitie niet hoger eisen, tenzij de bestrafte geen gronden aanbrengt waarop zijn verzet is gebaseerd. Als de zaak ter terechtzitting is aangebracht na mislukte executie, wordt in principe een zwaardere straf geëist. Daarbij moet rekening worden gehouden met de reeds (gedeeltelijk) ten uitvoer gelegde straf.

Als een bestrafte weer verzet doet nadat de rechter al op het verzet heeft beslist, wordt de zaak niet nogmaals aangebracht bij de rechter.

De executie van de strafbeschikking vindt plaats op basis van art. 257g Wetboek van Strafvordering (Sv), minimaal veertien dagen na toezending van het afschrift van de strafbeschikking, tenzij afstand van verzet is gedaan door vrijwillige voldoening. Bij strafbeschikkingen is geen betekening voorgeschreven. Als geen volledig verhaal heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie de kantonrechter in het arrondissement waar de bestrafte woont, verzoeken te worden gemachtigd het dwangmiddel gijzeling toe te passen in zaken waarin een geldboete is opgelegd. Op het parket Leeuwarden is de Landelijke strafbeschikkingsofficier werkzaam, die onder meer door het CJIB voorbereide vorderingen machtiging gijzeling beoordeelt. Na mislukte executie kan de bestrafte alsnog worden gedagvaard.

Ieder ander dan de bestrafte en zijn raadsman kan op grond van art. 257h Sv een afschrift van een strafbeschikking aanvragen bij het OM. De procedure voor dergelijke verstrekkingen is afgestemd met het beleid van de Raad voor de rechtspraak met betrekking tot het verstrekken van afschriften van vonnissen. De wijze van verstrekking is beschreven in Bijlage 3: Leidraad informatieverstrekking OM-afdoening.

De bestrafte kan op basis van artikel 33 Sv inzage krijgen in alle processtukken.

Een strafbeschikking bevat een schuldvaststelling. Dit houdt in dat geen strafbeschikking wordt uitgevaardigd als niet vastgesteld kan worden dat de verdachte het feit begaan heeft. Daarnaast heeft dit als effect dat de bestrafte die in de strafbeschikking berust, achteraf niet kan beweren dat zijn schuld niet is vastgesteld.

Ook voor afdoening van zaken in hoger beroep heeft de strafbeschikkingsprocedure gevolgen. De bestrafte en het Openbaar Ministerie kunnen gebruik maken van de gewone rechtsmiddelen om in beroep te gaan tegen de beslissing van de rechter in eerste aanleg omtrent de ontvankelijkheid van het verzet of de uitspraak in de zaak na verzet of mislukte executie.

Achtergrond

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

De ‘Wet tot Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten’ (verder: Wet OM-afdoening)3 maakt het mogelijk dat het OM misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en alle overtredingen op een andere wijze af doet; het kan deze door het uitvaardigen van een strafbeschikking zelf bestraffen. De kern van de wet is dat de juridische grondslag van de buitengerechtelijke afdoening wordt aangepast. De strafbeschikking strekt niet ter voorkoming van vervolging, zoals bij de transactie het geval is, maar het is een afdoeningsvorm waarin het OM de zaak kan vervolgen en bestraffen. Daarmee komt de strafbeschikking, wat haar karakter betreft, meer overeen met een rechterlijke veroordeling. De strafbeschikking kan zonder tussenkomst van de rechter een executoriale titel opleveren. Het procesinitiatief komt bij de bestrafte te liggen: als hij het niet eens is met de uitgevaardigde strafbeschikking kan hij verzet doen, waarna de zaak in volle omvang door de rechter zal worden beoordeeld. Het OM kan onder meer geldboetes opleggen, een taakstraf van maximaal 180 uur, een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (verder: OBM) voor ten hoogste zes maanden, een gedragsaanwijzing of een schadevergoedingsmaatregel voor het slachtoffer. Voorwaardelijke sancties zijn bij de strafbeschikking niet mogelijk.

Omdat de Wet OM-afdoening per zaakstroom wordt ingevoerd, kan niet direct voor alle misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en alle overtredingen een strafbeschikking worden uitgevaardigd. Ook zullen niet direct alle mogelijke sancties worden opgelegd. Binnen de huidige zaakstromen die met een strafbeschikking (zullen) worden afgedaan, wordt gestart met de kale geldboete en de OBM.4 Ook starten de vier grote gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht met de strafbeschikking voor overlastgevende feiten die door gemeentelijke buitengewoon opsporingsambtenaren wordt aangekondigd. Zie over deze strafbeschikking de Aanwijzing bestuurlijke strafbeschikking overlastfeiten.

Deze Aanwijzing is opgesteld als een groeidocument en wordt periodiek aangepast op basis van de gefaseerde inwerkingtreding van de wet. Deze versie geldt voor het uitvaardigen van strafbeschikkingen voor overtredingen van artikel 8 Wegenverkeerswet (WVW 1994), waarbij uitsluitend een kale geldboete en/of een OBM wordt opgelegd (zie Bijlage 1).

Definities

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

  • Strafbeschikking: de beschikking waarin straffen, maatregelen en (gedrags)aanwijzingen opgelegd en gegeven kunnen worden aan plegers van misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en aan degenen die een overtreding hebben begaan.5

  • Bestrafte: degene jegens wie een strafbeschikking is uitgevaardigd.

  • Verzet: het rechtsmiddel ex art. 257e Sv dat de bestrafte kan instellen als hij het niet eens is met de uitgevaardigde strafbeschikking.

  • Gijzeling: het dwangmiddel ex art. 578b Sv waartoe de officier van justitie op verzoek door de kantonrechter tot toepassing kan worden gemachtigd om bestraften, die de hun opgelegde geldboete wel kunnen, maar niet willen betalen, tot betaling te dwingen.

Invoering

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

De Wet OM-afdoening wordt per zaakstroom ingevoerd. Voorlopig zal de transactie naast de strafbeschikking blijven bestaan. Vijf jaar na inwerkingtreding van de wet volgt een evaluatie waarna de transactiemodaliteit mogelijk komt te vervallen. Als een zaak voldoet aan de in deze Aanwijzing opgenomen beleidsmatige criteria voor het uitvaardigen van een strafbeschikking, kan geen transactie worden aangeboden. (In Bijlage 2b bij deze Aanwijzing zijn de belangrijkste criteria in een stroomschema opgenomen).

Art. 2 Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) biedt de mogelijkheid feiten uit de bijlage bij die wet strafrechtelijk af te doen. Van deze mogelijkheid wordt op dit moment echter nog geen gebruik gemaakt.

In Bijlage 1 bij deze Aanwijzing is een schema opgenomen waarin de invoering is uitgewerkt. In dit schema wordt opgenomen vanaf welk moment specifieke feiten met een strafbeschikking worden afgedaan. Hieronder volgen enkele algemene opmerkingen met betrekking tot dit schema.

Vanaf 1 februari 2009 worden strafbeschikkingen uitgevaardigd voor overtredingen van artikel 8 WVW 1994 waarvoor in de strafbeschikking alleen kale geldboetes en/of een OBM worden opgelegd. Een deel van deze zaken wordt direct door het CJIB afgedaan, een ander deel komt via het CJIB binnen bij de Centrale Verwerkingseenheid Openbaar Ministerie (CVOM). Wanneer in een zaak een OBM geïndiceerd is, plant de CVOM een OM-zitting bij het parket van het arrondissement waar de overtreding is gepleegd en bereidt deze voor. Daarna stuurt de CVOM de zaak naar dit parket door voor de uitvoering van de OM-zitting door een plaatselijke officier van justitie en administratief medewerker. De CVOM verwerkt het verzet tegen de strafbeschikking. Als een zaak voldoet aan de beleidsmatige criteria zoals aangegeven in deze Aanwijzing, dient een strafbeschikking te worden uitgevaardigd. Als de zaak niet aan deze criteria voldoet, moet een transactie worden aangeboden of moet worden gedagvaard. De genoemde zaakstromen zullen niet in alle arrondissementen tegelijk met een strafbeschikking worden afgedaan. Gestart wordt met de arrondissementen Amsterdam, Den Bosch en Zutphen. Met een tussenperiode van een à twee maanden zullen andere arrondissementen zich hierbij voegen. De huidige planning is als volgt:

1 februari 2009

Amsterdam

Den Bosch

Zutphen

1 april 2009

Arnhem

Maastricht

Rotterdam

Dordrecht

Breda

1 juni 2009

Den Haag

Zwolle/Lelystad

Almelo

Utrecht

Middelburg

Leeuwarden

1 juli 2009

Assen

Groningen

Roermond

Alkmaar

Haarlem

De stapsgewijze invoering kan leiden tot verschillende afdoeningsmodaliteiten. In de Memorie van Toelichting is hierop reeds geanticipeerd:

‘De gefaseerde overgang impliceert dat de bepalingen inzake de transactie nog enige tijd naast de regeling van de strafbeschikking zullen blijven bestaan. Gedurende de periode waarin de transactie en de strafbeschikking naast elkaar bestaan, zal de toepassing van beide modaliteiten door richtlijnen nader worden ingevuld. Niet uit te sluiten valt dat gedurende die periode in sommige gevallen eenzelfde gedraging langs beide wegen kan worden afgedaan. In die gevallen is de keuze aan het OM. De gemelde richtlijnen strekken er niet toe, belangen van de verdachte te beschermen, doch faciliteren de overgang van het ene naar het andere systeem; een overgang die noodzakelijkerwijs enige ongelijkheid in behandeling met zich mee brengt. Een verweer met de strekking dat een transactie had moeten worden aangeboden, en dat niet een strafbeschikking had moeten worden uitgevaardigd, heeft dan ook geen kans van slagen.’6

Vervolging

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

Het uitvaardigen van een strafbeschikking is een daad van vervolging. Dit in tegenstelling tot de transactie, die een aanbod tot voorkoming van vervolging bevat.

Een van de doelen van de wetgever met de Wet OM-afdoening is het geven van een wettelijke basis aan het voorwaardelijk sepot. Tegelijkertijd wordt het voorwaardelijk sepot uitgebreid: de beslissing of vervolging plaats moet hebben, kan op grond van art. 167 Sv nieuw voor een bepaalde termijn uit worden gesteld. In tegenstelling tot de huidige situatie zal daarom, als bij het voorwaardelijk sepot voorwaarden worden gesteld waaraan binnen een gestelde proeftijd moet worden voldaan, nog een nadere beslissing tot (niet-)vervolging moeten volgen.

Vanaf het moment dat in een strafbeschikking gedragsaanwijzingen kunnen worden opgelegd, zal nog slechts in bijzondere gevallen voorwaardelijk kunnen worden geseponeerd bij feiten die met een strafbeschikking kunnen worden afgedaan Hiervan zal slechts gebruik moeten worden gemaakt bij lichte zaken waarin het OM alleen de algemene voorwaarde wil stellen dat de verdachte zich binnen een bepaalde periode niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Na het doen van verzet door de bestrafte is geen voorwaardelijk sepot meer mogelijk.

1. Contra-indicaties voor het uitvaardigen van een strafbeschikking

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

De wet benoemt wettelijke uitsluitingsgronden voor het uitvaardigen van een strafbeschikking, zoals voor misdrijven met een maximale strafbedreiging boven zes jaar gevangenisstraf. Voor het uitvaardigen van een strafbeschikking kunnen daarnaast contra-indicaties bestaan. Deze kunnen worden onderverdeeld in drie categorieën:

  • dwingende contra-indicaties: gevallen waarin het uitvaardigen van een strafbeschikking niet is toegestaan;

  • facultatieve contra-indicaties: ‘geen strafbeschikking, tenzij..’: voor bijvoorbeeld feiten die beleidsmatig gezien in principe niet in aanmerking komen voor afdoening met een strafbeschikking, maar waarvoor dit wel mogelijk is als het een zeer lichte variant betreft;

  • facultatieve contra-indicaties: ‘strafbeschikking, tenzij..’.: dit betreft feiten die in principe met een strafbeschikking worden afgedaan, maar waarvoor dit in specifieke gevallen niet gewenst is.

Een (niet-limitatief) overzicht van wettelijke uitsluitingsgronden en de contra-indicaties die gelden, zijn te vinden in Bijlage 2a. Hieronder worden de beleidskeuzes omtrent enkele van deze contra-indicaties toegelicht:

* Wettelijk uitgesloten situaties:

  • misdrijven met een maximale strafbedreiging boven zes jaar gevangenisstraf:

    Art. 257a lid 1 Sv bepaalt dat strafbeschikkingen slechts mogen worden uitgevaardigd voor misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en voor alle overtredingen.

* Contra-indicaties:

  • feiten die geen overtreding van art. 8 WVW 1994 betreffen;

  • art. 8 WVW 1994-zaak gecombineerd met een ander feit;

  • een andere sanctie dan een kale geldboete of OBM;

  • beslag;

  • minderjarigen;

  • militairen;

  • feiten gepleegd in een arrondissement waarin de strafbeschikking nog niet van toepassing is

  • illegale vreemdelingen:

    Conform het vreemdelingenbeleid van het Openbaar Ministerie, waarin is bepaald dat illegalen in principe worden gedagvaard. Als dat niet mogelijk is, kunnen zij een geldstransactie of strafbeschikking inhoudende een geldboete opgelegd krijgen, waarna zij na betaling direct moeten worden uitgezet.

  • asielzoekers:

    Slechts als zij zich kunnen legitimeren en een (GBA)-adres hebben waarnaar de strafbeschikking kan worden uitgestuurd, kan een strafbeschikking worden uitgevaardigd.

  • mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland (zvwp-ers):

    Slechts als zij een adres hebben waarnaar de strafbeschikking kan worden uitgestuurd, kan een strafbeschikking worden uitgevaardigd.

  • politiek of publicitair gevoelige zaken:

    In principe is het uitvaardigen van een strafbeschikking in dergelijke zaken niet mogelijk. Slechts bij hoge uitzondering kan hierop een uitzondering worden gemaakt (bijvoorbeeld een publiek persoon die onder invloed in een auto wordt aangetroffen).

2. Om-zitting

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

Wanneer bij de beoordeling blijkt dat het opleggen van een OBM van maximaal zes maanden geïndiceerd is, wordt de zaak voorbereid door de CVOM, en vervolgens doorgestuurd naar het betreffende parket. Voor het opleggen van een OBM verplicht art. 257c Sv het OM de verdachte te horen en moet de verdachte zich bereid hebben verklaard de straf te voldoen. Het horen in het kader van de OBM moet op basis van de beslissing van het College van procureurs-generaal door een officier van justitie plaatsvinden op een OM-zitting, gebaseerd op de huidige werkwijze omtrent het zogenaamde officiersmodel.7 De verdachte wordt gehoord over het feit zelf en over zijn bereidheid aan de strafbeschikking te voldoen. Bij aanvang van de OM-zitting wordt zijn identiteit gecontroleerd en wordt hem de cautie gegeven. In de oproeping voor de OM-zitting wordt hij gewezen op de mogelijkheid toevoeging van een raadsman te verzoeken. Daarnaast zal voor niet-Nederlands sprekenden een tolk worden opgeroepen. Op de OM-zitting moet een administratief medewerker aanwezig zijn voor het schrijven van het schriftelijk verslag. In dit verslag worden de door de verdachte aangevoerde uitdrukkelijk onderbouwde standpunten opgenomen en de redenen waarom de officier in de strafbeschikking van deze standpunten afwijkt. Het verslag heeft niet de status van proces-verbaal en wordt niet aan de bestrafte uitgereikt, maar opgenomen in het dossier.

De strafbeschikking wordt aan het einde van de OM-zitting direct aan de bestrafte uitgereikt. De kennisgeving mededeling OBM – indien van toepassing – wordt direct aan de bestrafte uitgereikt als deze, bijgestaan door zijn raadsman, schriftelijk afstand van verzet doet. (Zie voor verzet verder punt 4.)

3. Mandatering

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

Op basis van art. 126 van de Wet op de rechterlijke organisatie (verder: RO) en de artikelen 2 en 3 van het Besluit reorganisatie Openbaar Ministerie en instelling Landelijk Parket kan de bevoegdheid van de officier van justitie (enkelvoudig) of advocaat-generaal worden gemandateerd aan een andere bij het parket of dienstonderdeel werkzame ambtenaar. Voor het uitvaardigen van een strafbeschikking kan een parketsecretaris worden gemandateerd. In eenvoudige zaken kan een administratief juridisch medewerker (AJM’er) worden gemandateerd, op voorwaarde dat hij daarbij een goede en geborgde begeleiding van een parketsecretaris en/of officier van justitie krijgt. Een strafbeschikking inhoudende een OBM kan slechts door een officier van justitie worden uitgevaardigd en niet worden gemandateerd aan een parketsecretaris.

4. Verzet

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

De bestrafte kan tegen de strafbeschikking verzet doen. De verzetstermijn bedraagt twee weken vanaf het moment dat de strafbeschikking aan hem in persoon is uitgereikt of zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de strafbeschikking hem bekend is. Dit laatste kan bij toegezonden strafbeschikkingen bijvoorbeeld het geval zijn als de bestrafte de CVOM belt met een vraag over de inhoud van de strafbeschikking en daarbij aangeeft op welke dag hij met de strafbeschikking bekend raakte. (Zie verder onder Executie: 1. Betekeningvoorschriften).

Art. 257e lid 1 Sv bepaalt dat voor strafbeschikkingen inhoudende een boete van maximaal 340 euro voor overtredingen die maximaal vier maanden voor toezending zijn gepleegd, de zogenoemde GBA-fictie geldt. Dit houdt in dat de strafbeschikking altijd uiterlijk zes weken na dagtekening onherroepelijk wordt, ongeacht de gronden van het verzet die de bestrafte na die zes weken opgeeft.

Bij het verzet moet de bestrafte zijn naam opgeven en dient hij een kopie dan wel een nauwkeurige aanduiding van de strafbeschikking over te leggen. Bij het verzet kunnen schriftelijk bezwaren tegen de strafbeschikking worden opgegeven. Het verzet wordt bij voorkeur schriftelijk gedaan bij het bij de strafbeschikking opgegeven postadres. Het verzet kan ook mondeling worden gedaan bij ieder parket, waarna voor dit parket een doorzendplicht naar de CVOM bestaat.

Herbeoordeling

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

Naar aanleiding van het verzet vindt een herbeoordeling van de zaak plaats. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • als de strafbeschikking door een AJM’er is uitgevaardigd, geschiedt de herbeoordeling door een parketsecretaris (of een officier van justitie);

  • als de strafbeschikking door een parketsecretaris is uitgevaardigd, wordt deze herbeoordeeld door een officier van justitie;

  • als de strafbeschikking door een officier van justitie is uitgevaardigd, vindt de herbeoordeling plaats door een andere officier van justitie.

Op basis van de herbeoordeling kan de strafbeschikking worden ingetrokken of gewijzigd of kan besloten worden de bestrafte op te roepen voor de terechtzitting:

  • bij intrekking is altijd sprake van sepot en wordt een sepotbrief verstuurd;

  • bij wijziging moet de zaak aan de rechter worden voorgelegd, tenzij de bestrafte aan de gewijzigde strafbeschikking voldoet, waarmee hij afstand van verzet doet of zijn verzet intrekt;

  • bij oproeping voor de terechtzitting treedt de normale rechterlijke procedure in werking.

Het verzet schort de executie van de strafbeschikking op, tenzij naar het oordeel van het OM vaststaat dat het verzet evident na het verstrijken van de termijn is gedaan. In dat geval mag de executie van de strafbeschikking worden hervat. De zaak moet echter altijd ter terechtzitting worden aangebracht, tenzij de bestrafte zijn verzet alsnog intrekt.

5. Terechtzitting na verzet of mislukte executie

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

De wet bepaalt dat indien een zaak na uitvaardigen van een strafbeschikking alsnog voor de rechter wordt gebracht, deze de zaak alsnog integraal beoordeelt. De (procedure van totstandkoming van de) strafbeschikking wordt wel aan het dossier toegevoegd. De rechter dient vooraf de ontvankelijkheid van het verzet te beoordelen.

Hieronder wordt toegelicht hoe de officier dient te handelen in de twee gevallen waarin een zaak na het uitvaardigen van een strafbeschikking alsnog voor de rechter dient te worden gebracht: na verzet en na mislukte executie.

5.1. Eis ter terechtzitting in zaken waarin de bestrafte verzet heeft ingesteld tegen een strafbeschikking

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

De bestrafte kan tegen de strafbeschikking verzet doen. Naar aanleiding van het verzet vindt een herbeoordeling van de zaak plaats. Op basis van deze herbeoordeling kan de strafbeschikking worden ingetrokken of gewijzigd dan wel kan de bestrafte worden opgeroepen voor de terechtzitting. In het laatste geval wordt de zaak verder behandeld als een gewone strafzaak. Aangezien de vervolging is ingeleid door de strafbeschikking, zullen alle op de strafbeschikking toepasselijke stukken worden gevoegd in het strafdossier voor de rechter. In principe zal ter terechtzitting het uitgangspunt voor de strafeis van de officier van justitie de bij strafbeschikking opgelegde straf zijn. Anders dan bij een transactie, dat een aanbod is ter voorkoming van strafvervolging, is door het uitvaardigen van de strafbeschikking de vervolging aangevangen. De bestrafte kan verzet doen, omdat hij het niet eens is met de feitelijke beoordeling van de zaak en/of met de hem opgelegde straf. Het doen van verzet is echter niet geheel vrijblijvend. Als er redenen zijn om aan te nemen dat verzet uitsluitend is gedaan ter uitstel van de executie of om de procesgang te vertragen, kan in beginsel een hogere straf worden gevorderd. Een dergelijke situatie kan voorkomen wanneer de bestrafte in het verzetschrift geen gronden heeft aangegeven en eveneens verstek laat gaan ter terechtzitting, dan wel verschijnt maar geen inhoudelijk verweer voert. In deze gevallen kan een tot maximaal 20% hogere straf worden gevorderd. De bestrafte wordt hierop gewezen in de toelichting bij de strafbeschikking. Overigens zal steeds, behalve wanneer het verzet niet-ontvankelijk wordt geacht, de vernietiging van de strafbeschikking gevorderd moeten worden. De rechter vernietigt op basis van art. 257f lid 4 Sv de strafbeschikking als hij de verdachte vrijspreekt, ontslaat van alle rechtsvervolging of veroordeelt of als hij de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie uitspreekt. De vernietiging moet worden geëist en door de rechter worden uitgesproken en in het vonnis opgenomen.

5.2. Eis ter terechtzitting in zaken waarin de executie van de bij strafbeschikking opgelegde straf (gedeeltelijk) is mislukt

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

Als de bestrafte geen verzet doet tegen de strafbeschikking, wordt deze onherroepelijk en zal deze ten uitvoer worden gelegd. Wanneer echter deze executie geheel of gedeeltelijk mislukt (bijvoorbeeld omdat de opgelegde geldboete niet of niet volledig is betaald of kan worden verhaald) kan de officier van justitie besluiten de bestrafte te dagvaarden. Alle relevante documenten betreffende het uitvaardigen van de strafbeschikking en de executie van de opgelegde straf maken deel uit van het strafdossier. In deze gevallen zal bij het formuleren van de strafeis rekening gehouden moeten worden met de geheel of gedeeltelijk ten uitvoer gelegde straf (art. 354a lid 2 Sv). Zo is het mogelijk dat reeds een deel van de geldboete is betaald of kan het dwangmiddel gijzeling zijn toegepast (ten hoogste zeven dagen per strafbaar feit; art. 578b Sv). Anders dan in de zaken waarin de bestrafte verzet heeft gedaan tegen de strafbeschikking, geldt in deze categorie zaken de destijds aan de bestrafte opgelegde straf niet meer als uitgangspunt. In het executietraject is namelijk gebleken dat de tenuitvoerlegging van de bij strafbeschikking opgelegde straf niet mogelijk is. Er zal dan een andere, zwaardere strafmodaliteit worden geëist. In het geval van een zaak die in BOS/Polaris is opgenomen, blijft het aanvankelijk aantal sanctiepunten ongewijzigd. Er moet echter een omrekening plaatsvinden naar een hogere of zwaardere strafmodaliteit, waarbij vervolgens rekening gehouden moet worden met de (deels) ten uitvoer gelegde straf of maatregel. Ook moet in mindering worden gebracht het aantal dagen dat de bestrafte gegijzeld is geweest in de betreffende strafzaak (art. 27 lid 1 Sr). Concreet: als de in de strafbeschikking opgelegde boete niet wordt betaald of verhaald, moet de officier van justitie geen geldboete maar een taakstraf of vrijheidsstraf vorderen. Ook in deze gevallen moet de officier vernietiging van de strafbeschikking vorderen. De rechter vernietigt op basis van art. 354a Sv de strafbeschikking als hij de verdachte vrijspreekt, ontslaat van alle rechtsvervolging of veroordeelt. Als de rechter de niet-ontvankelijkheid van het OM uitspreekt, kan hij de strafbeschikking vernietigen.

Executie

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

1. Betekeningvoorschriften

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

Bij de strafbeschikking is betekening niet voorgeschreven. Het OM kan het CJIB desgewenst wel opdracht geven een strafbeschikking te betekenen. Wanneer de bestrafte gedetineerd is, wordt de strafbeschikking niet per gewone post opgestuurd, maar aan hem betekend op het detentieadres.

2. Tenuitvoerlegging

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

De tenuitvoerlegging van de strafbeschikking geschiedt op basis van art. 257g Sv minimaal veertien dagen na uitreiking in persoon of toezending van het afschrift van de strafbeschikking, tenzij afstand van verzet is gedaan door vrijwillige voldoening, of schriftelijk in bijzijn van een raadsman.

Als geen volledig verhaal van een strafbeschikking inhoudende een geldboete heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie de kantonrechter uit het arrondissement waar de bestrafte zijn (GBA-)adres heeft, verzoeken te worden gemachtigd het dwangmiddel gijzeling toe te passen. Dit middel mag niet worden ingezet bij bestraften van wie bekend is dat zij niet kunnen betalen.

Een aantal beslissingen kan door middel van mandaat volgens door het OM opgestelde kaders door bij het CJIB werkzame onbezoldigde ambtenaren van het OM worden afgedaan.

Op het parket Leeuwarden is de Landelijke strafbeschikkingsofficier werkzaam, die onder meer als taken heeft:

  • het beoordelen van de door het CJIB voorbereide vordering machtiging gijzeling;

  • toezicht houden op de onbezoldigde ambtenaren bij het CJIB;

  • periodiek overleg met de medewerkers van het CJIB die de gijzeling voorbereiden.

Voor een uitgebreide uiteenzetting van het executietraject wordt verwezen naar de Aanwijzing executie (vervangende) vrijheidsstraffen, taakstraffen van meerderjarigen, geldboetes, schadevergoedings- en ontnemingsmaatregelen, Europese geldelijke sancties en toepassingen voorwaardelijke invrijheidsstelling.

Informatieverstrekking

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

Op basis van art. 257h lid 2 Sv kan ieder ander dan de verdachte en zijn raadsman de officier van justitie verzoeken een afschrift van een strafbeschikking te verstrekken. De officier van justitie dient dit verzoek te beoordelen en op basis daarvan het afschrift te verstrekken, geanonimiseerd te verstrekken of niet te verstrekken. Tegen deze twee laatste beslissingen kan de verzoeker een klaagschrift indienen, dat de officier ter kennis van de rechtbank brengt. Uitgangspunt is dat de officier een geanonimiseerd afschrift verstrekt. Een strafbeschikking kan niet gelijk worden gesteld aan een rechterlijk vonnis, maar wordt op sommige punten wel gelijkgesteld aan een rechterlijke veroordeling. Om die reden is op basis van de door de Raad voor de Rechtspraak opgestelde procedure met betrekking tot het verstrekken van afschriften van vonnissen een leidraad voor deze procedure geschreven. Deze Leidraad informatieverstrekking OM-afdoening is te vinden in Bijlage 3 bij deze Aanwijzing.

Door de Wet OM-afdoening is artikel 33 Sv dusdanig aangepast dat op basis van dit artikel ook de bestrafte recht heeft op inzage van alle processtukken.

Overige

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

1. Schuldvaststelling

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

Een strafbeschikking berust op een schuldvaststelling. Dit betekent dat geen strafbeschikking wordt uitgevaardigd als niet vastgesteld kan worden dat de verdachte het feit heeft begaan. Daarnaast heeft dit als effect dat de bestrafte die in de strafbeschikking berust, achteraf niet kan beweren dat zijn schuld niet is vastgesteld. In de toelichting bij de strafbeschikking is dan ook opgenomen dat de strafbeschikking op een schuldvaststelling berust en dat de bestrafte die het daar niet mee eens is, verzet zal moeten doen.

2. Ressortsparketten

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

Nadat een bestrafte verzet heeft ingesteld, treedt de reguliere rechterlijke procedure in werking. Als de rechter in eerste aanleg vonnis wijst, kan de bestrafte in hoger beroep gaan bij het gerechtshof. De stukken met betrekking tot de strafbeschikking blijven onderdeel uitmaken van het dossier. Ook het OM kan tegen het vonnis in eerste aanleg in beroep gaan.

De bestrafte kan ook in hoger beroep gaan wanneer de rechter in eerste aanleg zijn verzet niet-ontvankelijk verklaart. Als het hof het verzet alsnog als ontvankelijk beschouwt, zal de zaak ter zitting van de rechtbank moeten worden behandeld.

Het OM kan eveneens in beroep gaan tegen de ontvankelijkheidsverklaring van het verzet door de rechter in eerste aanleg. Als het hof het verzet in hoger beroep alsnog niet-ontvankelijk verklaart, herleeft de strafbeschikking.

Als in een uitzonderlijk geval een bestrafte in persoon verzet komt instellen bij het ressortsparket, heeft ook dit parket een verplichting tot doorzending aan de CVOM.

Bijlage 1

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

Zaakstroomsgewijze inwerkingtreding wet om-afdoening

Datum

Zaakstromen

Dwingende contra-indicaties

Sancties

Executie

Opmerkingen

01-02-2008

Feitgecodeerde 8 lid 2 WVW 1994-zaken, namens het OM uitgevaardigd door het CJIB. (Bestuurders motorrijtuigen (categorie 1):

GA 300A t/m D, GA 301A t/m D

Bestuurders vrachtauto's en bussen (categorie 2):

GA 300A t/m C, GA 301A t/m C,

Minderjarigen

Militairen

Beslag

Recidive

Kale geldboete ex art. 257a lid 2 sub b Sv8

CJIB

Alle overige kale

8 WVW 1994-zaken worden getransigeerd of gedagvaard. Alle overige misdrijven met een maximale strafbedreiging van zes jaar en alle overtredingen worden getransigeerd of gedagvaard.

 

Bromfietsers, snorfietsers, bestuurders gehandicaptenvoertuig met motor (categorie 3):

       
 

GA 302A, en B, GA 303 A en B

       
 

Fietsers en bestuurders gehandicaptenvoertuig zonder motor (categorie 4):

       
 

GA 304A en C

       
 

Beginnend bestuurders categorie 1:

       
 

GA 305A en B, GA 306A en B, GA 311A en B, GA 312A en B

       
 

Beginnend bestuurders categorie 3:

       
 

GA 307A t/m C, GA 308A t/m C, GA 309A t/m C, GA 310A t/m C, GA 313A t/m C, GA 314A t/m C

       
 

zie hieronder voor uitleg codes)

       
 

Geldt voor feiten in arrondissementen Amsterdam en Den Bosch.

       

01-02-2009

Alle kale 8 WVW 1994-zaken. Geldt voor feiten in arrondissementen waar de strafbeschikking van toepassing is.

Minderjarigen

Militairen

Beslag

Kale geldboete ex art. 257a lid 2 sub b en OBM ex 257a lid 2 sub d Sv

CJIB

OM voor OBM

Alle overige kale92

8 WVW 1994-zaken worden getransigeerd of gedagvaard. Alle overige misdrijven met een maximale strafbedreiging van zes jaar en alle overige overtredingen worden getransigeerd of gedagvaard.

Bijlage 2A

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

Contra-indicaties (niet-limitatief)

Wettelijk uitgesloten

     

Opmerkingen:

Misdrijven meer dan 6 jaar

   

Art. 257a lid 1 Sv.

 

Contra-indicaties

Dwingend (geen strafbeschikking (SB))

Facultatief (SB, tenzij)

Facultatief (geen SB, tenzij)

Opmerkingen:

Geen overtreding van art. 8 WVW 1994

X

     

Combinatie van art. 8 WVW 1994 met een ander feit

X

     

Beslag

X

     

Minderjarige

X

     

Militair

X

     

Gepleegd in arrondissement waarin de strafbeschikking nog niet van toepassing is

X

     

Illegale vreemdelingen

   

X

Conform vreemdelingen-beleid OM. Tenzij = als kale geldboete en vreemdeling daarna direct uit laten zetten.

Asielzoekers

 

X

 

Tenzij = geen legitimatie of (GBA-)adres

ZVW-ers (dak- en thuislozen)

 

X

 

Tenzij = geen (GBA-)adres

Politiek- of publicitair gevoelige zaken

X

   

Zie Aanwijzing hoge (= boven € 50.000) en bijzondere (= gevoelige) transacties

Bijlage 2B

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

(De in het schema opgenomen contra-indicaties zijn niet limitatief.)

Bijlage 244059.png
Bijlage 244060.png

Bijlage 3. Leidraad informatieverstrekking om-afdoening

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

Inleiding

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

Op basis van art. 257h lid 2 Sv kan ieder ander dan de bestrafte en zijn raadsman (een derde) de officier van justitie verzoeken een afschrift van een strafbeschikking te verstrekken. In deze Leidraad informatieverstrekking OM-afdoening wordt de procedure omtrent het al dan niet verstrekken van strafbeschikkingen verder uitgewerkt.

Samenvatting

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

Het algemene uitgangspunt is dat bij een verzoek van een derde altijd geanonimiseerd wordt verstrekt. De officier van justitie houdt bij zijn beoordeling rekening met:

  • het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de bestrafte of van de derden die in de strafbeschikking worden genoemd;

  • de geheimhouding van financiële gegevens en het bewaren van bedrijfs- en beroepsgeheimen.

Als deze belangen zwaarder blijken te wegen dan het belang van de verzoeker en het met openbaarmaking van strafbeschikkingen gemoeide belang, wordt niet verstrekt. Een derde kan tegen het geanonimiseerd verstrekken van het afschrift of een weigering tot verstrekking van het afschrift van een klaagschrift indienen bij de officier van justitie.

Toepassing

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

De bepalingen in deze Leidraad zijn niet van toepassing op de bestrafte en zijn raadsman.

1) Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

In deze Leidraad wordt verstaan onder:

  • a. strafbeschikking: de beschikking waarin straffen, maatregelen en (gedrags)aanwijzingen opgelegd en gegeven kunnen worden aan plegers van misdrijven waarop maximaal zes jaar gevangenisstraf staat en aan degenen die een overtreding hebben begaan.10

  • b. derden: ieder ander dan de bestrafte of zijn raadsman.

  • c. bestrafte: degene jegens wie een strafbeschikking is uitgevaardigd.

  • d. anonimiseren: het verwijderen van gegevens die, afzonderlijk of in onderlinge samenhang, de identiteit kunnen onthullen van niet-beroepsmatig bij een zaak betrokken personen.

2) Passieve openbaarmaking

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

  • 1. Verzoeken van derden om afschriften van strafbeschikkingen moeten worden ingediend bij de officier van justitie die de strafbeschikking heeft opgelegd.

  • 2. Op een verzoek om een afschrift beslist de officier van justitie bij wie het verzoek is ingediend. Daarbij wordt het belang van de verzoeker en het met openbaarmaking van strafbeschikkingen gemoeide belang afgewogen tegen:

    • het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de bestrafte of van de derden die in de strafbeschikking worden genoemd;

    • de geheimhouding van financiële gegevens en het bewaren van bedrijfs- en beroepsgeheimen.

  • 3. Indien de in het tweede lid bedoelde belangenafweging daartoe aanleiding geeft, wordt het verzoek geweigerd. Weigering geschiedt door middel van een brief aan de verzoeker. Als de officier besluit tot inwilliging van het verzoek, wordt op basis van art. 365 Sv een geanonimiseerd afschrift verstrekt.

  • 4. In uitzonderlijke gevallen kan de officier van justitie besluiten een niet-geanonimiseerd afschrift te verstrekken. Dit kan onder meer geschieden in gevallen waarbij het afschrift van de strafbeschikking moet dienen als bewijsmiddel in een civiele procedure. Bij twijfel dient de officier contact op te nemen met de privacymedewerker van het parket of de Helpdesk Privacy van het Parket-Generaal.

  • 5. Als deze Leidraad weigering van de verstrekking dan wel geanonimiseerde verstrekking van de strafbeschikking voorschrijft, terwijl het verzoek strekt tot niet-geanonimiseerde verstrekking, wendt de officier van justitie zich tot de privacymedewerker van het parket om te onderzoeken of op basis van de Aanwijzing verstrekking van strafvorderlijke gegevens voor buiten de strafrechtspleging gelegen doeleinden (Aanwijzing wet justitiële en strafvorderlijke gegevens) of de Wet openbaarheid van bestuur aan verzoeker mededelingen kunnen worden gedaan.

3) Klachtprocedure

[Regeling vervallen per 01-04-2010]

  • 1. Als binnen veertien dagen geen afschrift dan wel een geanonimiseerd afschrift wordt verstrekt, kan de verzoeker een klaagschrift indienen bij de officier van justitie. Die brengt het klaagstuk en de processtukken onverwijld ter kennis van de rechtbank. De procesdeelnemers zijn, in afwijking van artikel 23, vierde lid Sv, niet bevoegd van de inhoud van de processtukken kennis te nemen dan voor zover de rechtbank zulks toestaat.

  1. Wet tot Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten’, (Stb. 2006, 330) en Wet van 26 april 2007 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet OM-afdoening en enige andere wetten in verband met het wegnemen van enkele technische onvolkomenheden (Stb. 2007, nr. 160). ^ [1]
  2. Waar in deze Aanwijzing hij/hem staat, kan ook zij/haar gelezen worden. ^ [2]
  3. (Stb. 2006, 330). Zie ook de Wet van 26 april 2007 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet OM-afdoening en enige andere wetten in verband met het wegnemen van enkele technische onvolkomenheden (Stb. 2007, 160). ^ [3]
  4. Er wordt gesproken over ‘kale’ geldboete om aan te geven dat in deze fase alleen geldboetes kunnen worden opgelegd. Indien een geldboete in combinatie met een andere modaliteit is geïndiceerd, dan kan de zaak in deze fase niet met een strafbeschikking worden afgedaan. ^ [4]
  5. De strafbeschikking kan worden uitgevaardigd door een officier van justitie of een bij mandaat op basis van art. 126 RO aangewezen andere bij een parket werkzame ambtenaren,een opsporingsambtenaar, bestuursorgaan of buitengewoon opsporingsambtenaar (als zij hiertoe bij AMVB de bevoegdheid hebben verkregen) of het bestuur van de Belastingdienst. Op dit moment heeft slechts het OM hiertoe de bevoegdheid. Wel kan een BOA van de G4 aan het OM zaken aanleveren ter afdoening met een strafbeschikking. Ook worden nog geen maatregelen en (gedrags)aanwijzingen opgelegd of gegeven. ^ [5]
  6. TK 2004–2005, 29849 nr. 3, p. 88. ^ [6]
  7. Bij veel parketten ook TOM-zittingen genoemd: Taakstraf OM-zittingen. De memorie van toelichting van de Wet OM-afdoening maakt het mogelijk het horen in het kader van de strafbeschikking eveneens telefonisch te kunnen doen, maar van die mogelijkheid wordt nog geen gebruik gemaakt. Telefonisch horen is uitgesloten bij het opleggen van een OBM. ^ [7]
  8. Er wordt gesproken over ‘kale’ geldboeten om aan te geven dat in deze fase alleen geldboetes kunnen worden opgelegd. Indien een geldboete in combinatie met een andere modaliteit is geïndiceerd, dan kan de zaak in deze fase niet met een strafbeschikking worden afgedaan. ^ [8]
  9. Er wordt gesproken over ‘kale’ zaken om aan te geven dat in deze fase zaken die in combinatie met een ander artikel worden afgedaan niet voor een strafbeschikking in aanmerking komen. De combinatie van beide zaakstromen is wel mogelijk. ^ [9]
  10. De strafbeschikking kan worden uitgevaardigd door een officier van justitie of een bij mandaat op basis van art. 126 RO aangewezen andere bij een parket werkzame ambtenaren,een opsporingsambtenaar, bestuursorgaan of buitengewoon opsporingsambtenaar (als zij hiertoe bij AMVB de bevoegdheid hebben verkregen) of het bestuur van de Belastingdienst. Op dit moment heeft slechts het OM hiertoe de bevoegdheid. Wel kan een BOA van de G4 aan het OM zaken aanleveren ter afdoening met een strafbeschikking. Ook worden nog geen maatregelen en (gedrags)aanwijzingen opgelegd of gegeven. ^ [10]
Naar boven