Regeling Innovatieprogramma Kaderrichtlijn Water

[Regeling vervallen per 04-07-2010.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 04-07-2008 t/m 03-07-2010

Regeling van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat met betrekking tot de verstrekking van bijdragen in het kader van het Innovatieprogramma Kaderrichtlijn Water

§ 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Kaderrichtlijn Water: richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een communautair kader voor maatregelen betreffende de waterkwaliteit (PB EU L 327/1);

  • b. aanvrager: provincie, gemeente, waterschap of onderzoeksinstelling die een subsidie op grond van deze regeling aanvraagt of heeft aangevraagd;

  • c. subsidieontvanger: provincie, gemeente, waterschap of onderzoeksinstelling die een subsidie op grond van deze regeling ontvangt;

  • d. subsidie: subsidie of eenmalige specifieke uitkering op grond van deze regeling;

  • e. Minister: Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • f. onderzoeksinstelling:

    • 1°. een in onderdelen a of b van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs;

    • 2°. een andere dan in de onder a bedoelde onderzoeksinstelling die geheel of gedeeltelijk door de rijksoverheid is gefinancierd en die activiteiten verricht met als doel het uitbreiden van de algemene wetenschappelijke en technische kennis;

    • 3°. een geheel of gedeeltelijk door een andere staat gefinancierde openbare instelling voor hoger onderwijs;

    • 4°. een geheel of gedeeltelijk door een andere staat gefinancierde onderzoeksinstelling die activiteiten verricht met als doel het uitbreiden van de algemene wetenschappelijke en technische kennis;

    • 5°. een andere entiteit als zodanig door de Minister aangewezen;

  • g. project: onderzoeks- of ontwikkelingsproject, praktijkexperiment, demonstratieproject, eerste-toepassingsproject, of een combinatie van deze projecten;

  • h. Innovatieprogramma Kaderrichtlijn Water: Innovatieprogramma Kaderrichtlijn Water opgenomen in het Innovatieprogramma ‘Mobiliteit en Water’ van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (TK 2006, 29644, nr. 69);

  • i. SenterNovem: agentschap van het Ministerie van Economische Zaken.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

De Minister kan op aanvraag subsidie verstrekken aan een aanvrager voor een project dat bijdraagt aan de verbetering van de ecologische en chemische waterkwaliteit in Nederland ter uitvoering van het Innovatieprogramma Kaderrichtlijn Water.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

  • 1 Voor subsidie komen in aanmerking:

    • a. een onderzoeks- of ontwikkelingsproject, zijnde een samenhangend geheel van activiteiten gericht op:

      • 1°. het vermeerderen van het technisch of wetenschappelijk inzicht ten aanzien van de systeemontwikkeling of verbetering van een dienst, een systeem van diensten, deelsystemen of technieken benodigd voor de verbetering van de waterkwaliteit, of

      • 2°. het geschikt maken of ontwikkelen van een dienst, een systeem van diensten, deelsystemen of techniek benodigd voor de verbetering van de waterkwaliteit in de praktijk, niet zijnde een praktijkexperiment, of

      • 3°. het verbeteren van een ontwerp van een dienst, een systeem van diensten, deelsystemen of techniek benodigd voor de verbetering van de waterkwaliteit;

    • b. een praktijkexperiment, zijnde een samenhangend geheel van activiteiten bestaande uit het treffen van technische, organisatorische of beheersmatige en innovatieve voorzieningen die geheel of nagenoeg geheel bestemd zijn voor het vergroten van inzicht in de geschiktheid voor het verbeteren van de waterkwaliteit, alsmede de daarmee samenhangende activiteiten die geheel of nagenoeg geheel gericht zijn op het verbeteren van die geschiktheid;

    • c. een demonstratieproject, zijnde een samenhangend geheel van activiteiten die een technisch en economisch risico inhouden, bestaande uit het door de aanvrager toepassen van technische voorzieningen die in het kader van de verbetering van de waterkwaliteit voor Nederland nieuw zijn dan wel een nieuwe toepassing inhouden;

    • d. een eerste-toepassingsproject, zijnde een samenhangend geheel van activiteiten bestaande uit het treffen van maatregelen gericht op de verbetering van de waterkwaliteit met behulp van apparaten, systemen of technieken die reeds eerder zijn gedemonstreerd, maar die in Nederland nog niet gebruikelijk zijn;

    • e. een project dat bestaat uit een combinatie van activiteiten vallend onder de projecten als bedoeld in de onderdelen a, b, c en d.

  • 2 Een onderzoeksinstelling kan alleen een subsidie aanvragen voor een van de in het eerste lid genoemd projecten als het niet-economische activiteiten betreft.

§ 2. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

  • 1 Het totale bedrag van de op grond van deze regeling te verlenen subsidies bedraagt € 34 miljoen.

  • 2 Van het in het eerste lid genoemde bedrag is € 3,4 miljoen beschikbaar voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten en € 30,6 miljoen voor de overige projecten.

  • 3 Indien het beschikbare deel als bedoeld in het tweede lid voor een van de verschillende projectcategorieën niet volledig kan worden verdeeld over de voor de betreffende projectcategorieën ingediende aanvragen, kan het niet benutte deel worden toegevoegd aan het beschikbare bedrag voor de andere projectcategorieën, voor zover het voor die projectcategorieën beschikbare deel niet voldoende is om alle voor die projectcategorieën ingediende en op de rangschikking opgenomen aanvragen te honoreren.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste:

    • a. voor een onderzoeks- of ontwikkelingsproject: 75 procent van de subsidiabele projectkosten tot een maximum van € 1.000.000,– ;

    • b. voor een praktijkexperiment: 60 procent van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 5.000.000,–;

    • c. voor een demonstratieproject: 50 procent van de subsidiabele projectkosten tot een maximum van € 10.000.000,–;

    • d. voor een eerste toepassingsproject: 40 procent van de subsidiabele projectkosten tot een maximum van € 10.000.000,–.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de subsidie voor de kosten van een onderzoeksinstelling worden verhoogd tot ten hoogste 100 procent van de subsidiabele projectkosten.

  • 3 Geen subsidie wordt verleend indien de geraamde subsidie minder zou bedragen dan:

    • a. € 50.000,– voor een onderzoeks- of ontwikkelingsproject;

    • b. € 250.000,– voor een praktijkexperiment;

    • c. € 500.000,– voor een demonstratieproject en een eerste-toepassingspoject.

  • 4 Voor een combinatieproject als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, bedraagt de subsidie maximaal het totaal van de subsidiebedragen per project, berekend overeenkomstig de percentages genoemd in het eerste lid.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

Subsidiabele projectkosten komen uitsluitend in aanmerking voor subsidie voor zover deze:

  • a. rechtstreeks aan de uitvoering van een project zijn toe te rekenen;

  • b. na de datum van indienen van de subsidieaanvraag door de subsidieontvanger worden gemaakt.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

  • 1 De subsidiabele kosten voor een onderzoeks- of ontwikkelingsproject zijn uitsluitend:

    • a. de volgende rechtstreeks aan de uitvoering van het project toe te rekenen kosten:

      • 1°. loonkosten van direct bij het project betrokken personeel, waarbij het uurloon wordt berekend aan de hand van het brutoloon, kolom 3: loon in geld, volgens de verzamelloonstaat, ingevolge artikel 67 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001, te delen door 1650 productieve uren, verhoogd met een forfaitair percentage van 20 voor de werkgeverslasten. In geval van een parttime dienstverband wordt het uurloon op voornoemde wijze berekend na omrekening van het brutoloon naar een fulltime dienstverband;

      • 2°. kosten van aanschaf van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;

      • 3°. afschrijvingskosten van machines en apparatuur op basis van de technische levensduur naar rato van het gebruik voor het project gedurende de projectperiode uitgaande van de historische aanschafwaarde verminderd met de restwaarde, met dien verstande dat in geval van lease wordt uitgegaan van de contante waarde van de gedurende de projectperiode betaalde leasetermijnen naar rato van het gebruik van de machines en apparatuur voor het project onder aftrek van de in de leasetermijnen begrepen vergoedingen voor financiering en afschrijving;

      • 4°. huurkosten van machines en apparatuur naar rato van het gebruik voor het project gedurende de projectperiode;

      • 5°. aan derden verschuldigde kosten ter zake van studies en onderzoeksactiviteiten en ter zake van de aanschaf van kennis en intellectuele eigendomsrechten alsmede ter zake van bescherming van die rechten;

    • b. een opslag voor algemene kosten van ten hoogste 50 procent van de in het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, bedoelde loonkosten.

  • 2 De Minister kan bepalen dat de aanvrager de in het eerste lid genoemde loonkosten mag berekenen op basis van het aantal na de indiening van de aanvraag door de direct bij het project betrokken personeel gemaakte uren, vermenigvuldigd met het in het derde lid bedoelde integrale uurtarief dat de aanvrager hanteert voor dat personeel, onderscheidenlijk met het in het vijfde lid bedoelde tarief.

  • 3 Bij toepassing van het tweede lid berekent de aanvrager het integrale uurtarief op basis van een binnen zijn organisatie gebruikelijke en controleerbare methodiek, gebaseerd op bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Dit wordt onderbouwd met een accountantsverklaring.

  • 4 Het integrale uurtarief is samengesteld uit de directe loonkosten en de indirecte kosten en betreft uitsluitend de kosten uit de gewone bedrijfsvoering en bevat geen winstopslag.

  • 5 Indien de aanvrager bij toepassing van het tweede lid geen integraal uurtarief hanteert, kan op diens verzoek dit tarief worden vervangen door een uurtarief van € 35,–.

  • 6 Indien geen loonkosten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden gemaakt, maar niettemin arbeid ten behoeve van het project wordt verricht, kan de Minister daarvoor een redelijk bedrag vaststellen, dat als subsidiabele kosten mede in aanmerking wordt genomen.

  • 7 De subsidieabele kosten voor een praktijkexperiment, een demonstratieproject en een eerste-toepassingproject zijn uitsluitend:

    • a. kosten genoemd in het eerste, tot en met zesde lid;

    • b. kosten van aanschaf van machines en apparatuur.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

Tot de kosten die niet voor subsidie in aanmerking komen, behoren de kosten van:

  • a. financieringskosten en rentevergoedingen;

  • b. de kosten tot verwerving van de subsidie;

  • c. omzetbelasting over de kosten, tenzij de subsidieontvanger die de kosten heeft gemaakt de omzetbelasting niet kan verrekenen of daarvoor geen compensatie kan verkrijgen uit het BTW-Compensatiefonds.

§ 3. Aanvraag

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

  • 1 Een aanvraag als bedoeld in artikel 2 tot subsidieverlening wordt ingediend bij SenterNovem.

  • 2 De aanvraag bevat een volledig ingevuld aanvraagformulier, zoals opgenomen in de bijlage behorende bij deze regeling, verkrijgbaar bij SenterNovem, en gaat vergezeld van een begroting voor het project en een activiteitenplan, alsmede van de andere in het formulier bedoelde bescheiden en gegevens.

  • 3 De aanvraag dient door SenterNovem te zijn ontvangen uiterlijk op 15 september 2008 om 17.00 uur.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

  • 1 De Minister verleent geen subsidie indien:

    • a. de aanvraag niet voldoet aan deze regeling;

    • b. hij aanwijzingen heeft dat betrokkenen het project onvoldoende kunnen financieren;

    • c. hij aanwijzingen heeft dat het project niet uiterlijk in 2010 kan worden voltooid;

    • d. de werkzaamheden voor het project zijn begonnen voor het indienen van de aanvraag of verplichtingen ten behoeve van het project zijn aangegaan voor het indienen van de aanvraag;

    • e. hij aanwijzingen heeft dat de technische, organisatorische of economische haalbaarheid van het project onvoldoende zijn.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

  • 1 De Minister beslist op een aanvraag als bedoeld in deze regeling binnen zestien weken na de uiterste periode van indiening, genoemd in artikel 9, derde lid.

  • 2 Indien de beslissing op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, niet binnen zestien weken kan worden gegeven, stelt de Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beslissing wel tegemoet kan worden gezien.

§ 4. Beoordeling

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

  • 1 De gelden van het subsidieplafond genoemd in artikel 4 worden verdeeld op basis van rangschikking van de subsidieaanvragen.

  • 2 Om in de rangschikking te kunnen worden opgenomen dient de aanvraag aan artikel 9 en in voldoende mate aan alle beoordelingscriteria als bedoeld in artikel 13 te voldoen.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

De rangschikking van de aanvragen geschiedt op basis van de volgende beoordelingscriteria:

  • a. de mate waarin het project een bijdrage levert aan een betere kosteneffectiviteit van de uitvoering van de Kaderrichtlijn water;

  • b. de andere positieve effecten die uit het project voortvloeien op het gebied van water, natuur en milieu;

  • c. de mate waarin een project aantoonbaar vernieuwend is ten opzichte van gangbare maatregelen voor uitvoering van de Kaderrichtlijn Water;

  • d. de mate waarin de resultaten van het project ook elders kunnen worden benut zowel binnen als buiten Nederland;

  • e. de organisatie van het project, inhoudende de kwaliteit van de uitvoerders, de planning, de indicatoren voor het meten van effecten en de wijze waarop de communicatie en de overdracht van kennis en ervaring plaatsvindt;

  • f. de samenwerking, inhoudende de betrokkenheid bij het project van relevante partijen en de mate waarin deze partijen financieel aan het project bijdragen.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

  • 1 De Minister stelt de rangorde vast van de aanvragen en gaat op basis hiervan over tot het verlenen van subsidies.

  • 2 Het subsidieplafond bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt verdeeld in volgorde waarin de projecten zijn gerangschikt.

  • 3 Indien de hoogte van het bedrag dat toegekend kan worden aan de aanvrager wiens aanvraag als eerste in de rangorde is geplaatst lager is dan het subsidieplafond verleent de Minister dat bedrag.

  • 4 Indien in de rangorde een aanvraag aan de orde is, waarvoor een hoger bedrag wordt gevraagd dan het bedrag dat met toepassing van het plafond resteert, wordt het toe te kennen bedrag bepaald gelijk aan het bedrag dat resteert.

  • 5 De Minister wijst indien het subsidieplafond is bereikt de resterende aanvragen in de rangorde af.

§ 5. Verplichtingen subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

Artikel 15

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

  • 1 De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening en voltooit het uiterlijk op het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen tijdstip.

  • 2 De Minister kan voor het vertragen, het essentieel wijzigen of het stopzetten van het project op voorafgaand verzoek van de subsidieontvanger schriftelijk ontheffing verlenen van de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid. Aan die ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

  • 1 De subsidieontvanger voert een zodanige administratie waaruit te allen tijde op eenvoudige en eenduidige wijze valt af te leiden:

    • a. de aard, inhoud en voortgang van de verrichte werkzaamheden;

    • b. indien van toepassing het aantal uren dat per werknemer is besteed aan het project.

  • 2 Onverminderd het eerste lid voert een onderzoeksinstelling een zodanige administratie waarin de economische en niet-economische activiteiten zijn gescheiden.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

De subsidieontvanger verleent op verzoek van de Minister medewerking aan openbaarmaking van de gegevens en de resultaten van het project en verleent medewerking aan een door of vanwege de Minister ingesteld evaluatieonderzoek.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

De Minister kan in de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat de subsidieontvanger steeds na afloop van een periode van zes maanden een schriftelijk verslag uitbrengt omtrent de voortgang van de uitvoering van het project, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering en die resultaten met het projectplan en de bij de subsidieverlening vermelde raming van de kosten.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

  • 1 De Minister kan in de beschikking tot subsidieverlening de volgende verplichtingen opnemen:

    • a. de subsidieontvanger draagt zorg voor een verantwoord gebruik van de uit de projecten voortvloeiende resultaten, waaronder mede begrepen intellectueel eigendom, die zijn opgedaan uit hoofde van het project;

    • b. de subsidieontvanger draagt zorg voor de exploitatie van resultaten overeenkomstig de subsidieaanvraag;

    • c. de subsidieontvanger draagt zorg voor de bescherming van octrooieerbare kennis;

    • d. de subsidieontvanger draagt kennis en andere resultaten over aan derden, al dan niet op verzoek van derden, op basis van martkconforme voorwaarden.

  • 2 De Minister kan in de beschikking tot subsidieverlening nadere verplichtingen opleggen, voor zover zij gericht zijn op het verwezenlijken van het doel van de subsidie.

§ 6. Voorschotten

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

Artikel 21

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

  • 1 De Minister kan op verzoek een of meer voorschotten verstrekken tot maximaal 80 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 De aanvraag tot voorschotverlening geschiedt met een bij SenterNovem verkrijgbaar formulier en wordt bij die instantie ingediend vergezeld van een voortgangsrapportage.

  • 3 Een voorschot wordt verstrekt over de gemaakte en, indien de aard van de kosten met zich meebrengt dat zij kunnen worden betaald, betaalde projectkosten in de periode waarop de voortgangsrapportage betrekking heeft naar rato van de totale projectkosten, waarbij rekening wordt gehouden met eventueel eerder verstrekte voorschotten.

§ 7. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

  • 1 De onderzoeksinstelling die of het waterschap dat een beschikking tot subsidieverlening heeft verkregen dient zijn aanvraag tot subsidievaststelling in binnen dertien weken na afloop van het project waarvoor subsidie is verleend.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een bij SenterNovem verkrijgbaar formulier, en gaat vergezeld van:

    • a. de gegevens, bedoeld in dit formulier;

    • b. een schriftelijk eindverslag over de uitvoering en bereikte resultaten van het project;

    • c. een financieel eindverslag.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

  • 2 Indien in de verantwoordingsinformatie, bedoeld in het eerste lid is opgenomen dat het project is afgerond, geldt deze mededeling als een aanvraag tot vaststelling van de subsidie. Aan SenterNovem wordt deze opname schriftelijk medegedeeld. De mededeling aan SenterNovem gaat vergezeld van het relevante deel van de verantwoordingsinformatie.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

  • 1 De Minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 2 Indien de beschikking niet binnen dertien weken kan worden gegeven, stelt de Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

§ 8. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

Artikel 25

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor de vervaldatum zijn verleend.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Innovatieprogramma Kaderrichtlijn Water.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlage, die ter inzage wordt gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De

Staatssecretaris

van Verkeer en Waterstaat,

J.C. Huizinga-Heringa

Bijlage

[Regeling vervallen per 04-07-2010]

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.]

Naar boven