Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 19-02-2019 t/m 30-09-2019

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 28 februari 2008, nr. WJZ 8024263, tot vaststelling van algemene uitvoeringsregels voor de subsidieverstrekking op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie (Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie)

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • besluit: Besluit stimulering duurzame energieproductie;

  • bioraffinage: proces waarbij biomassa wordt gescheiden in verschillende stromen waarbij het hoofdproduct, eventueel na verdere verwerking, wordt gebruikt ter verdringing van grondstoffen van fossiele oorsprong en waarbij restproducten zoals lignine kunnen ingezet worden voor energietoepassingen;

  • bosbeheereenheid: een of meer bospercelen die als één geheel worden beheerd;

  • cumulatietoets: toets aan de steunruimte zoals die is gemaximeerd in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming en energie 2014–2020 (PbEU 2014 C 200);

  • ean-code: uniek 18-cijferig nummer dat dient om een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas of een aansluiting van een productie-installatie of een productie-eenheid op het net te identificeren;

  • garantiebeheerinstantie: garantiebeheerinstantie als bedoeld in artikel 75 van de Elektriciteitswet 1998;

  • gasnetbeheerder: netbeheerder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Gaswet;

  • groen gas hub: verzameling van productie-installaties voor de productie van hernieuwbaar gas waarvoor voor de invoeding van het hernieuwbaar gas op een gasnet gezamenlijk een of meerdere aansluitingen worden gebruikt, waarmee gezamenlijk hernieuwbare warmte wordt geproduceerd die nuttig wordt gebruikt of waarmee gezamenlijk hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd die op een elektriciteitsnet of installatie, met uitzondering van de productie-installatie, wordt ingevoed;

  • levering: hoeveelheid biomassa die is ingezet voor energieproductie en waarvoor de fysieke en duurzaamheidseigenschappen voor de gehele levering gelijk zijn;

  • meetrapport: rapport dat alle meetgegevens van de desbetreffende kalendermaand bevat;

  • milieu- en energiesteunkader: Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014-2020 (PbEU 2014, C 200);

  • minister: Minister van Economische Zaken en Klimaat;

  • NTA 8003:2017: de Nederlands Technische Afspraak 8003, Classificatie van biomassa voor energietoepassingen, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-Instituut, zoals deze luidde op 30 november 2017;

  • nuttig gebruik van hernieuwbare warmte: nuttig aangewende warmte als bedoeld in artikel 1 van de Regeling garanties van oorsprong voor energie uit hernieuwbare energiebronnen en HR-WKK-elektriciteit;

  • P50-waarde voor de netto elektriciteitsproductie: netto elektriciteitsproductie waarbij de verwachte jaarlijkse energieproductie voor een gegeven combinatie van locatie en windturbine dient te zijn bepaald met een waarschijnlijkheid van 50%;

  • productie-eenheid: deel van een productie-installatie dat zelfstandig kan worden ingezet voor het opwekken van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbare warmte of de productie van hernieuwbaar gas;

  • richtlijn hernieuwbare energie: richtlijn nr. 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L 140);

  • systeemgrens van de productie-installatie: fictieve gesloten omhulling van één of meer productie-eenheden die dezelfde wijze van opwekking van warmte gebruiken;

  • verificatieprotocol: verificatieprotocol duurzaamheid vaste biomassa voor energietoepassingen als bedoeld in artikel 4 van de Regeling conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen.

§ 2. Aanvraag om subsidie

Artikel 2

  • 1 De aanvraag om subsidieverlening gaat vergezeld van:

    • a. vergunningen die noodzakelijk zijn voor de realisatie van de productie-installatie, en

    • b. de aanvraag van de vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien het project op grond van die wet vergunningplichtig is.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit door middel van windenergie op zee.

  • 3 Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare energie door middel van zonne-energie.

Artikel 2a

  • 1 Indien de aanvraag om subsidieverlening betrekking heeft op een productie-installatie met een vermogen van ten minste 500 kW gaat de aanvraag vergezeld van een haalbaarheidsstudie.

  • 2 De haalbaarheidsstudie, bedoeld in het eerste lid, bevat in ieder geval:

    • a. een omschrijving van de productie-installatie;

    • b. een exploitatieberekening;

    • c. een financieringsplan voor de productie-installatie waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • d. inzicht in het eigen vermogen van de aanvrager, en

    • e. indien het eigen vermogen minder dan 20% van de investering in de productie-installatie of indien de aanvrager meer dan één aanvraag per openstellingsperiode heeft ingediend minder dan 20% van de som van de investeringen in de productie-installaties bedraagt een intentieverklaring van een financier ter financiering van de productie-installatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 3 Indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit door middel van windenergie op zee heeft in afwijking van het tweede lid, onderdeel e, de intentieverklaring van de financier betrekking op de financiering van het restant dat nodig is om 20% van de investering te bereiken.

  • 4 De exploitatieberekening, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, omvat:

    • a. een specificatie van de investeringskosten per component van de productie-installatie,

    • b. een overzicht van alle kosten en baten van de productie-installatie, en

    • c. een berekening van het projectrendement over de subsidielooptijd of, indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit door middel van windenergie op zee, de looptijd van het project.

  • 5 Indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit door middel van windenergie op zee wordt als de aanvrager in de aanvraag dit aangeeft tot het eigen vermogen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, meegerekend:

    • a. indien de aanvrager een samenwerkingsverband is de eigen vermogens van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;

    • b. indien de subsidie-aanvrager of een deelnemer aan een samenwerkingsverband een dochteronderneming is en de moederonderneming daarmee schriftelijk instemt het overige eigen vermogen van de moederonderneming.

  • 6 Voor de bepaling van de omvang van het eigen vermogen overeenkomstig het vijfde lid, wordt het eigen vermogen van een deelnemer aan een samenwerkingsverband of van een moederonderneming meegerekend in het eigen vermogen van ten hoogste twee subsidie-aanvragers. Indien het eigen vermogen van dezelfde entiteit op grond van het vijfde lid voor de aanvragen van meer dan twee subsidie-aanvragers zou worden meegerekend, wordt dat eigen vermogen bij alle aanvragen buiten beschouwing gelaten.

Artikel 2b

  • 1 In aanvulling op artikel 2a, tweede lid, bevat de haalbaarheidsstudie tevens:

    • a. indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit waterkracht of hernieuwbare energie uit biomassa een energieopbrengstberekening;

    • b. indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbaar gas met een aansluiting met een doorlaatwaarde groter dan 40m3(n) per uur een verklaring met prijsindicatie van de netbeheerder voor het invoeden van hernieuwbaar gas;

    • c. indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare warmte een onderbouwing van de warmteafzet;

    • d. indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbare warmte of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte door middel van geothermie een geologisch rapport;

    • e. indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit door middel van windenergie op zee:

    • f. indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit door middel van windenergie, niet zijnde windenergie op zee, een windenergie-opbrengstberekening;

    • g. indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonne-energie met een vermogen groter dan of gelijk aan 1 MWp door middel van zonnepanelen met een zonvolgsysteem, een zonne-energieopbrengstberekening.

  • 2 Het geologisch rapport, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, voldoet aan het model ‘Specificaties geologisch onderzoek voor geothermieprojecten - rapportagevereisten SDE+ en RNES’ van 18 april 2017 van TNO zoals gepubliceerd op de website van de Rijksdienst van ondernemend Nederland.

  • 3 De windenergie-opbrengstberekening, bedoeld in het eerste lid, onderdelen e en f, is opgesteld door een organisatie met expertise op het gebied van windenergie-opbrengstberekeningen, met gebruikmaking van gerenommeerde rekenmodellen, omgevingsmodellen, windmodellen en windkaarten en bevat ten minste:

    • a. de locatiegegevens van het windpark;

    • b. de technische specificaties waaronder merk, type, ashoogte, rotordiameter en vermogenscurve van de beoogde windturbines;

    • c. de lokale windgegevens voor het windpark, en

    • d. een berekening van de P50-waarde voor de netto elektriciteitsproductie op jaarbasis van het windpark.

  • 4 Bij de berekening van de P50-waarde, bedoeld in het derde lid, onderdeel d, zijn voor wat betreft de productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit door middel van windenergie op zee de beschikbaarheid, zogeffecten, elektriciteitsverliezen, en terugregelverliezen opgenomen en is de organisatie met expertise op het gebied van windenergie-opbrengstberekeningen, bedoeld in het derde lid, onafhankelijk.

  • 5 Bij de berekening van de P50-waarde, bedoeld in het derde lid, onderdeel d, wordt voor wat betreft de productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit door middel van windenergie, niet zijnde windenergie op zee, voor de windenergie-opbrengstberekening per windturbinelocatie op de beoogde ashoogte de beschikbaarheid, zogeffecten, elektriciteitsverliezen, eigen consumptie, turbinerendement, terugregelverliezen en een berekende windsnelheid opgenomen, waarbij de berekende windsnelheid:

    • a. gebaseerd is op de omgevingseffecten en lokale windgegevens voor de windturbinelocatie over een aaneengesloten periode van minimaal 10 jaar; en

    • b. niet hoger is dan de gemiddelde windsnelheid volgens een middel dat door de minister ter beschikking wordt gesteld.

  • 6 De zonne-energieopbrengstberekening, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, is gebaseerd op een gemiddelde jaarlijkse instraling op een horizontaal vlak van ten hoogste 1.000 kWh per m2 en bevat ten minste:

    • a. technische specificaties van de zonnepanelen, waaronder minimaal het piekvermogen en het aantal panelen;

    • b. technische specificaties van het automatische zonvolgsysteem, waaronder minimaal een beschrijving of verstelling van de hellingshoek, verstelling in oost-westoriëntatie of verstelling van de hellingshoek en verstelling in oost-westoriëntatie van de zonnepanelen wordt toegepast;

    • c. het totale vermogen van omvormers en het aansluitvermogen van de netaansluiting;

    • d. verliezen ten gevolge van reflectie, schaduwwerking, vervuiling en degradatie van de zonnepanelen; en

    • e. een berekening van gemiddelde netto elektriciteitsproductie op jaarbasis, rekening houdend met de verliezen, bedoeld in onderdeel d, over een periode van 15 jaar van het zonne-energiesysteem.

Artikel 2c

Indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit door middel van windenergie op zee worden bij de aanvraag tevens de volgende gegevens toegevoegd:

  • a. indien de aanvrager een samenwerkingsverband betreft een door elke deelnemer ondertekende verklaring van deelname aan het samenwerkingsverband;

  • b. de meest recent vastgestelde jaarrekening van de aanvrager, diens moederonderneming, de deelnemers aan het samenwerkingsverband of hun moederondernemingen waarbij de jaarrekening betrekking heeft op een jaar dat ten hoogste drie kalenderjaren voor het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend;

  • c. de bescheiden waarmee voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat aan het van toepassing zijnde kavelbesluit wordt voldaan, en

  • d. het projectplan waaruit de voornemens van de aanvrager blijken inzake de wijze waarop en de partijen waardoor de productie-installatie wordt gerealiseerd en geëxploiteerd.

§ 3. Nadere verplichtingen van de subsidie-ontvanger

§ 3.1. Algemene verplichtingen

Artikel 3

  • 1 De subsidie-ontvanger verstrekt de opdrachten voor de levering van onderdelen voor de bouw van de productie-installatie binnen 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening en zendt een afschrift aan de Minister.

  • 2 De subsidie-ontvanger rapporteert na de datum van de beschikking tot subsidieverlening tot het moment van ingebruikname jaarlijks over de voortgang van de realisatie van het op grond van artikel 56, vierde lid, onderdeel f, van het besluit in de aanvraag opgenomen tijdschema.

  • 3 De subsidie-ontvanger zendt de Minister binnen een jaar na de datum van ingebruikname van de productie-installatie een overzicht van de daadwerkelijke investeringskosten, van de reeds ontvangen subsidies en overige steun en van de nog te ontvangen subsidies en overige steun. Indien de verleende subsidie als bedoeld in de artikelen 16, 24, 33, 41, 49 en 55a van het besluit meer bedraagt dan € 125.000, gaat het overzicht vergezeld van een accountantsverklaring. De accountantsverklaring wordt opgesteld conform het model en het controleprotocol die zijn opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

  • 4 Het eerste lid is niet van toepassing op de ontvanger van subsidie voor een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit door middel van windenergie op zee.

Artikel 4

  • 1 De subsidie-ontvanger meet de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas per beschikking tot subsidieverlening.

  • 2 De minister kan ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, indien de beschikking betrekking heeft op een productie-installatie:

  • 3 Aan de ontheffing kunnen voorwaarden en voorschriften verbonden worden.

Artikel 6

  • 1 Indien aan een subsidieontvanger die een productie-installatie bedrijft waarin door middel van thermische conversie vloeibare biomassa wordt omgezet in hernieuwbare elektriciteit of hernieuwbare warmte uitsluitend subsidie wordt verstrekt voor zover de subsidieontvanger per levering aantoont dat de gebruikte vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de richtlijn hernieuwbare energie, toont de subsidieontvanger dit aan met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 2 Een subsidie-ontvanger toont door middel van certificaten, afgegeven op basis van een certificeringsysteem waarvan de Europese Commissie op grond van artikel 18, vierde lid, van de richtlijn hernieuwbare energie heeft besloten dat deze accurate gegevens bevat met het oog op de toepassing van artikel 17 van de richtlijn hernieuwbare energie, aan dat vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.

§ 3.2. Verplichtingen gebruik vaste en gasvormige biomassa

Artikel 7

  • 1 Dit artikel is van toepassing op een subsidieontvanger die een daartoe bij een openstellingsregeling aangewezen categorie productie-installatie bedrijft:

    • a. voor de productie van stoom door middel van verbranding van houtpellets in een ketel;

    • b. waarin vaste of gasvormige biomassa wordt omgezet in hernieuwbare elektriciteit of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte;

    • c. voor de productie van elektriciteit door middel van kolen waarin biomassa mee wordt gestookt, of

    • d. voor de productie van hernieuwbare warmte, of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte door middel van verbranding van houtpellets met een brander in een ketel, een oven of een fornuis.

  • 5 Het vierde lid en dit lid vervallen met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 7a

De private conformiteitsbeoordelingsverklaring, bedoeld in artikel 63a, eerste lid, van het besluit wordt afgegeven door een erkende conformiteitsbeoordelingsinstantie als bedoeld in artikel 1 van het Besluit conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen op basis van verificatie overeenkomstig paragraaf 2.6 van het verificatieprotocol.

Artikel 7b

  • 1 De subsidie-ontvanger die een productie-installatie bedrijft waarin vaste of gasvormige biomassa wordt omgezet in hernieuwbare elektriciteit, of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van elektriciteit door middel van kolen waarin biomassa wordt meegestookt of een productie-installatie bedrijft waarin vaste biomassa wordt omgezet in hernieuwbare warmte door middel van verbranding van houtpellets geproduceerd uit vaste biomassa in een ketel met een vermogen groter dan of gelijk aan 5 MW, zendt binnen vier maanden na afloop van ieder kalenderjaar waarover een voorschot wordt verstrekt aan de minister een verklaring waaruit blijkt dat de gebruikte biomassa aan artikel 7 voldoet, met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 3 De subsidie-ontvanger toont voor het deel van de rapportage betreffende houtige biomassa afkomstig uit een bosbeheereenheid die kleiner is dan 500 hectare dat betrekking heeft op het duurzaam bosbeheer op regionaal niveau of op het niveau van de bosbeheereenheid aan dat aan de duurzaamheidseisen is voldaan, met uitzondering van:

    • a. de laatste twee jaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt aan een subsidie-ontvanger die een productie-installatie bedrijft die in 2015 of 2016 in gebruik of opnieuw in gebruik is genomen, waarvoor op het niveau van de bosbeheereenheid wordt aangetoond dat aan de duurzaamheidseisen is voldaan,

    • b. de laatste drie jaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt aan een subsidie-ontvanger die een productie-installatie bedrijft die in 2017 of 2018 in gebruik of opnieuw in gebruik is genomen, waarvoor op het niveau van de bosbeheereenheid wordt aangetoond dat aan de duurzaamheidseisen is voldaan,

    • c. de laatste vier jaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt aan een subsidie-ontvanger die een productie-installatie bedrijft die in 2019 in gebruik of opnieuw in gebruik is genomen, waarvoor op het niveau van de bosbeheereenheid wordt aangetoond dat aan de duurzaamheidseisen is voldaan,

    • d. de laatste vijf jaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt aan een subsidie-ontvanger die een productie-installatie bedrijft die in 2020 in gebruik of opnieuw in gebruik is genomen, waarvoor op het niveau van de bosbeheereenheid wordt aangetoond dat aan de duurzaamheidseisen is voldaan,

    • e. een subsidie-ontvanger die een productie-installatie bedrijft die na 2020 in gebruik of opnieuw in gebruik is genomen, waarvoor voor de gehele subsidieperiode op het niveau van de bosbeheereenheid wordt aangetoond dat aan de duurzaamheidseisen is voldaan.

  • 4 De subsidie-ontvanger toont voor het deel van de rapportage betreffende houtige biomassa afkomstig uit een bosbeheereenheid groter dan of gelijk aan 500 hectare dat betrekking heeft op het duurzaam bosbeheer op het niveau van de bosbeheereenheid aan dat aan de duurzaamheidseisen is voldaan.

§ 3.3. Verplichtingen vergisting en co-vergisting van dierlijke meststoffen

Artikel 7c

De subsidieontvanger die een productie-installatie bedrijft waarmee hernieuwbare warmte, hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas wordt geproduceerd door middel van vergisting en co-vergisting van dierlijke meststoffen:

§ 4. Voorschotten

Artikel 8

  • 2 De Minister verrekent een tekort aan verstrekte maandelijkse bedragen of een tekort op het jaarlijkse bedrag, als bedoeld in artikel 68, tweede lid, van het besluit, door het te weinig betaalde bedrag aan het voorschot binnen zes weken na de datum van bijstelling van het voorschot aan de subsidie-ontvanger te verstrekken.

  • 3 De minister verrekent een teveel aan verstrekte maandelijkse bedragen of een teveel op het verstrekte jaarlijkse bedrag als bedoeld in artikel 68, tweede lid, van het besluit, door het bedrag van het teveel betaalde voorschot aan de subsidie-ontvanger in mindering te brengen op het eerst volgende te verstrekken maandelijkse bedrag of op het eerst volgende te verstrekken jaarlijkse bedrag en vervolgens op zoveel maandelijkse of jaarlijkse bedragen als nodig is om het teveel betaalde voorschot volledig te verrekenen. Indien geen maandelijkse of jaarlijkse bedragen meer verschuldigd zijn, wordt een teveel betaald voorschot teruggevorderd.

  • 4 De minister kan op verzoek van de subsidieontvanger, voor voorschotten betaald tot en met 2012, een teveel aan verstrekte maandelijkse bedragen of een teveel op het verstrekte jaarlijkse bedrag als bedoeld in artikel 68, tweede lid, van het besluit, tot het teveel betaalde bedrag volledig is verrekend, verrekenen door het bedrag van het teveel betaalde voorschot aan de subsidieontvanger in delen in mindering te brengen op de volgende te verstrekken maandelijkse bedragen of op de volgende te verstrekken jaarlijkse bedragen. Indien geen maandelijkse of jaarlijkse bedragen meer verschuldigd zijn, wordt een teveel betaald voorschot teruggevorderd.

  • 5 Indien toepassing is gegeven aan artikel 12, vierde lid, van het besluit, waarbij de productie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de in de subsidiebeschikking opgenomen maximale productie die voor subsidie in aanmerking komt en de productie die in voorkomend geval bij toepassing van artikel 15, derde lid, van het besluit bij de maximale productie wordt opgeteld, overschrijdt, verdeelt de Minister bij de bijstelling van een voorschot als bedoeld in het eerste lid, de productie die voor subsidie in aanmerking komt evenredig aan de productie die is ingevoed en de productie die niet is ingevoed.

Artikel 8a

  • 1 De productie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, in verband met een beschikking op een aanvraag die op of na 1 december 2015 is ingediend, wordt verminderd met het aantal kWh dat is ingevoed op een elektriciteitsnet gedurende elke periode waarin de prijs van elektriciteit negatief is, tenzij desbetreffende periode korter dan zes uur duurt.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van een subsidieontvanger van wie het nominaal geïnstalleerd vermogen voor elektriciteitsproductie per aansluiting op het elektriciteitsnet minder dan 500 kW bedraagt of, indien het de productie van elektriciteit uit windenergie betreft, minder dan 3 MW bedraagt.

Artikel 9

  • 3 Indien de subsidieperiode start op een andere datum dan 1 januari of eindigt op een andere datum dan 31 december bedraagt voor het eerste jaar respectievelijk het laatste jaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt het maandelijkse of jaarlijkse bedrag een evenredig deel van het aantal maanden of van het jaar waarover het voorschot wordt verstrekt.

  • 4 De minister kan het maandelijkse of jaarlijkse bedrag herberekenen indien:

    • a. de subsidie-ontvanger een verzoek tot ontheffing als bedoeld in artikel 62, derde lid, van het besluit, indient;

    • b. de maandelijkse productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas gedurende ten minste twee maanden ten minste 50 procent zal achterblijven dan wel achter is gebleven ten opzichte van de in de beschikking tot voorschotverlening opgenomen maximum productie in kWh;

    • c. de minister na het begin van de voorschotverlening meer dan een maand geen productiegegevens heeft ontvangen over de betreffende productie-installatie, of

    • d. de cumulatieve productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas in het betreffende kalenderjaar ten minste 20% zal achterblijven dan wel achter is gebleven ten opzichte van de in de beschikking tot voorschotverlening opgenomen maximum productie in kWh.

  • 5 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onderdeel b, ten eerste, kan de Minister van een lager basisbedrag uitgaan indien het rendement van de productie-installatie gedurende ten minste twee jaar structureel is achtergebleven ten opzichte van het in de beschikking tot voorschotverlening opgenomen rendement.

§ 5. Subsidievaststelling

Artikel 10

Een aanvraag om subsidievaststelling wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 5.

§ 6. Overige bepalingen

Artikel 11

  • 1 Voor de toepassing van artikel 3, eerste en tweede lid, van het besluit geldt dat geen sprake is van dezelfde productie-installatie wanneer:

    • a. het een productie-installatie op een andere locatie betreft;

    • b. het een productie-installatie met een andere opwekkingstechnologie betreft.

  • 2 Onverminderd het eerste lid geldt voor de toepassing van artikel 3, eerste en tweede lid, van het besluit dat geen sprake is van dezelfde productie-installatie wanneer het een productie-installatie betreft waarvan het vermogen meer dan 20% afwijkt ten opzichte van het vermogen van een productie-installatie waarvoor eerder een beschikking tot subsidieverlening is verstrekt, indien de beschikking tot subsidieverlening voor 1 juli 2011 is ingetrokken of de subsidie voor 1 juli 2011 is vastgesteld.

Artikel 12

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt bij een afvalverbrandingsinstallatie onder ingrijpende uitbreiding verstaan een uitbreiding met tenminste een nieuwe verbrandingsoven met bijbehorende ketel en een rookgasreiniginginstallatie.

Artikel 13

  • 1 De Minister deelt de garantiebeheerinstantie per productie-installatie voor hernieuwbare elektriciteit waarvoor subsidie op grond van het besluit is verleend de locatiegegevens, de ean-code en andere voor de subsidieverlening relevante informatie mee.

  • 2 De garantiebeheerinstantie deelt de Minister per productie-installatie voor hernieuwbare elektriciteit waarvoor subsidie op grond van het besluit is verleend het aantal kWh waarvoor garanties van oorsprong is verstrekt mee.

  • 3 De garantiebeheerinstantie verstrekt op verzoek van de Minister alle overige voor de subsidieverlening relevante informatie.

Artikel 14

  • 7 Bij de toepassing van het zesde lid is artikel 7 van toepassing op de vaste biomassa die wordt gebruikt voor de productie van de biomassa uit bioraffinage, bedoeld in het zesde lid.

Artikel 14a

Artikel 14b

Productie-installaties, met uitzondering van productie-installaties voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie, waarvoor subsidie is verstrekt op grond van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2008, de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2009, de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2010, de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2011, de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2012, de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2013 en de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014, worden met ingang van 1 januari 2015 aangewezen als productie-installaties als bedoeld in de artikelen 15, vierde lid, 32, vierde lid, of 48, vierde lid, van het besluit, met dien verstande dat het verschil in kWh dat bij het aantal geproduceerde kWh van het volgende jaar kan worden opgeteld, bedoeld in de artikel 15, vierde lid, 32, vierde lid, of 48, vierde lid, van het besluit, wordt gemaximeerd op 25% van het aantal kWh dat het desbetreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt.

Artikel 14c

De vermindering van de productie die op grond van artikel 8a wordt toegepast, wordt tevens toegepast op het aantal kWh dat jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt, bedoeld in artikel 15, eerste lid, artikel 23, eerste lid, artikel 48, eerste lid en artikel 55 eerste lid, van het besluit.

Artikel 14d

Op een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2 van de Regeling windenergie op zee 2015 blijft artikel 2 van deze regeling van toepassing zoals dat luidde op het tijdstip van indienen van die aanvraag.

Artikel 14e

  • 1 Indien een subsidie die op grond van het besluit wordt verleend, staatssteun bevat die door het milieu – en energiesteunkader wordt gerechtvaardigd, maakt de minister binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de gegevens, bedoeld in paragraaf 3.2.7, onderdeel 104, van het milieu- en energiesteunkader, bekend, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 500.000.

  • 2 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, blijven voor ten minste tien jaar openbaar beschikbaar.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij SenterNovem, Dokter van Deenweg 108, 8025 BK Zwolle.

Den Haag, 28 februari 2008

De

Minister

van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

Bijlage 1. behorende bij artikel 3, derde lid, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Stimuleringsregeling duurzame energieproductie (SDE)

Accountantsverklaring

Bijlage 1 behorende bij artikel 3, derde lid, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Dit formulier is te vinden op www.rvo.nl/sde

 

Dit formulier is verstrekt door en moet worden ingediend bij:

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Postbus 10073

8000 GB Zwolle

T 088 042 42 42

 

Bezoekadres

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Hanzelaan 310

8017 JK Zwolle.

Toelichting

Met dit formulier kan de accountant een verklaring afgeven zoals bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie. Dit betreft een overzicht van de investeringskosten en de overige subsidies en steunsituatie. Dit laatste is noodzakelijk in verband met de EU-steunregels ten behoeve van het milieu (EU-Milieu Steun Kader). Deze accountantsverklaring is nodig wanneer aan de subsidie-ontvanger op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie een subsidie is verstrekt van meer dan € 125.000,–.

De accountantsverklaring moet worden opgestuurd naar Rijksdienst voor Ondernemend Nederland binnen een jaar na ingebruikname van de productie-installatie voor hernieuwbare energie.

In dit document is ook het controleprotocol opgenomen.

Waar u schrijfruimte tekort komt, mag u een bijlage toevoegen.

MODEL ACCOUNTANTSVERKLARING

ten behoeve van het Ministerie van Economische Zaken

Opdracht

Wij hebben het bijgevoegde overzicht van investeringskosten en de steunsituatie van [.....naam aanvrager.....] te [.....statutaire vestigingsplaats.....] gewaarmerkt en gecontroleerd.

Voor de gesubsidieerde activiteiten is met aanvraagnummer [.....nr.....] bij brief van [.....datum.....] met kenmerk [.....kenmerk.....] door de Minister van Economische Zaken een subsidie verleend. Deze subsidie is verleend in het kader van de SDE.

Het overzicht van de investeringskosten en steunsituatie is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de leiding van [.....naam huishouding.....]

Werkzaamheden

Onze controle is verricht in overeenstemming met de algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de aanvraag geen onjuistheden van materieel belang bevat.

Een controle omvat onder meer een onderzoek (eventueel door middel van deelwaarnemingen) naar de gegevens in de aanvraag met betrekking tot de steunsituatie van het project en het bijgevoegde overzicht van investeringskosten. De controle is uitgevoerd met inachtneming van het bij deze verklaring behorende controleprotocol. Tevens omvat de controle de beoordeling dat de investeringskosten voldoen aan de eisen zoals opgenomen in artikel 36 van Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (PbEG 2001 C37).

Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Oordeel

Wij zijn van oordeel dat de verstrekte informatie voldoet aan de daaraan te stellen eisen. [.....c.q. andere oordelen.....].

Ondergetekende, [naam, titel], verklaart dat de investeringskosten van de gesubsidieerde activiteiten gevestigd te [.....], locatiegegevens van de installatie [....], in totaal EUR [.....]. hebben bedragen.

Toelichtende paragraaf

[.....indien van toepassing toelichting op de verklaring en eventuele specifieke bevindingen.....]

Ondertekening door accountant

Plaats en datum:

Naam accountantskantoor:

Vestigingsplaats:

Telefoonnummer:

Naam accountant (RA/AA):

Inschrijfnummer NOVAA of NIVRA:

Ondertekening:

CONTROLE-PROTOCOL

1. Doelstelling

Dit controleprotocol heeft als doel het geven van aanwijzingen aan de accountant, die is belast met de controle van de door de subsidieontvanger aan de Minister van Economische Zaken (EZ) te verstrekken onderbouwing van de investeringskosten en de steunsituatie ingevolge de algemene uitvoeringsregels voor de subsidieverstrekking op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie (SDE).

De controle kan worden uitgevoerd door een registeraccountant (RA) of een accountant-administratieconsulent (AA). De gevraagde verklaring kan ook worden verstrekt door een niet als openbaar accountant optredende intern accountant.

2. Toleranties en gewenste zekerheid

Voor de strekking van de accountantsverklaring, goedkeurend, met beperking, afkeurend of oordeelonthouding, zijn de volgende toleranties bepalend:

 

Procentuele onjuistheden

(in de verantwoording)

Procentuele onzekerheden

(in de controle)

 

Goedkeuring

Beperking

Afkeuring

Goedkeuring

Beperking

Oordeelonthouding

uitkomst van de controle in een percentage van de projectkosten

< 1

≥ 1 en < 3

≥ 3

< 3

≥ 3 en < 10

≥ 10

Deze toleranties zijn gebaseerd op percentages die gelden voor de financiële verantwoording van departementen, op grond van de richtlijnen van het Interdepartementaal Overleg Departementale Accountantsdiensten.

Gewenste mate van zekerheid

De accountantscontrole verschafteen redelijke mate van zekerheid aan de gebruiker van de verklaring. Volgens de richtlijnen voor de accountantscontrole betekent dit dat de accountant een (relatief) hoge, maar geen absolute mate van zekerheid verschaft. Indien dit begrip ten behoeve van het gebruik van statistische technieken moet worden gekwantificeerd, dan dient een betrouwbaarheid van 95% te worden gehanteerd.

Omgaan met geconstateerde fouten

Inzake het omgaan met geconstateerde fouten geldt de gedragslijn, dat geconstateerde fouten, die invloed hebben op de omvang van de subsidie van EZ en die herstelbaar zijn, moeten worden gecorrigeerd. Dat geldt ook voor fouten waarbij de tolerantiegrens niet wordt overschreden. De niet herstelde fouten wegen mee in de oordeelsvorming over de aanvraag.

3. Reikwijdte en intensiteit van de accountantscontrole

Dit controleprotocol dient om de reikwijdte en het object van de accountantscontrole nader aan te geven. Niet beoogd wordt een aanpak van de accountantscontrole voor te schrijven. Veelal zal de accountant zich immers bij zijn controle baseren op een (risico)analyse van de administratieve organisatie en interne controle bij de te controleren subsidie-ontvanger en op basis daarvan komen tot een optimale afweging van de in te zetten controlemiddelen.

Bij de controle wordt vastgesteld, dat de vermelde investeringskosten juist zijn. Er wordt nagegaan of er ook andere subsidies (steunsituatie) zijn verkregen. Hieronder zijn nadere aanwijzingen voor de controle verstrekt.

De accountant controleert of de aanvraag voldoet aan de volgende eisen:

  • De investeringskosten zijn gemaakt en daadwerkelijk betaald en zijn rechtstreeks toe te rekenen aan het project ter zake waarvan subsidie is verleend;

  • De bij de aanvraag verstrekte informatie omtrent de door andere bestuursorganen of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen verstrekte subsidies (en indien van toepassing bijdragen van andere derden) ter zake van de kosten van de gesubsidieerde activiteiten is juist en volledig weergegeven;

  • De verstrekte informatie over het al dan niet in aftrek kunnen brengen van de BTW is juist.

4. Review van de accountantscontrole

De auditdienst van het Ministerie van Economische Zaken kan een review uitvoeren op de uitgevoerde accountantscontrole inzake deze subsidie. De accountant, die de controle uitvoert, verstrekt de auditdienst desgevraagd alle inlichtingen en bescheiden op een wijze zoals deze dienst dat gewenst acht. De eventuele extra kosten van de externe accountant van de subsidieontvanger in verband met de review zijn voor rekening van de subsidieontvanger.

5. Verslaglegging

De accountant legt de uitkomsten van de controle vast in een accountantsverklaring. Voor deze verklaring dient de tekst te worden gehanteerd conform de model verklaring.

Naast zijn oordeel over de financiële verantwoording vermeldt de accountant in een toelichtende paragraaf eventuele specifieke bevindingen, die naar het oordeel van de accountant van belang (kunnen) zijn voor de Minister van Economische Zaken.

Bijlage 2. behorende bij artikel 6, eerste lid, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

[Vervallen per 27-02-2016]

Bijlage 3. behorende bij artikel 7, vierde lid, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

[Vervallen per 27-02-2016]

Bijlage 4. , behorende bij artikel 7 van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

[Vervallen per 01-01-2019]

Bijlage 5. behorende bij artikel 10 van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Stimuleringsregeling duurzame energieproductie (SDE)

Vaststellingsformulier

Bijlage 5 behorende bij artikel 10 van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Dit formulier is te vinden op www.rvo.nl/sde

 

Dit formulier is verstrekt door en moet worden ingediend bij:

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Postbus 10073

8000 GB Zwolle

T 088 042 42 42

 

Bezoekadres

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Hanzelaan 310

8017 JK Zwolle.

Toelichting

Dit formulier is bedoeld om een verzoek in te dienen tot vaststelling van de subsidie op grond van de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) aan het eind van de subsidieperiode.

Waar u schrijfruimte tekort komt, mag u een bijlage toevoegen.

1. Gegevens aanvrager

a. Naam organisatie1:

 

b. Ondernemingsvorm2:

 

c. Vertegenwoordigd door:

(m/v)

d. Functie:

 

e. Adres:

 

f. Postcode en plaats:

 

g. Postbusnummer:

 

h. Postcode en plaats:

 

i. Land:

 

j. Telefoonnummer:

 

k. E-mailadres:

 

1 Indien u een particulier bent vult u hier uw volledige naam in. Vraag 1b t/m 1d slaat u dan over.

2 Naamloze vennootschap, maatschap, besloten vennootschap, commanditaire vennootschap, coöperatieve vereniging, onderlinge waarborgmaatschappij, vereniging, stichting, Europees economisch samenwerkingsverband, eenmanszaak.

2. Gegevens contactpersoon (indien afwijkend van onder 1 ingevulde gegevens)

a. Naam organisatie:

 

n. Naam contactpersoon:

(m/v)

c. Functie:

 

d. Adres:

 

e. Postcode en plaats:

 

f. Land:

 

g. Telefoonnummer(s):

 

h. E-mailadres:

 

3. Dossiergegevens

a. Kenmerk subsidietoezegging:

 

b. EAN-code van het aansluitpunt3:

□□□□□□□□□□□□□□□□□□

3 Dit dient dezelfde code te zijn als de code waarop garanties van oorsprong of certificaten worden geregistreerd of het hernieuwbare gas of de hernieuwbare warmte wordt gemeten.

4. Rekeninggegevens

a. Naam rekeninghouder:

 

b. Postcode en plaats:

 

c IBAN:

NL□□ □□□□ □□□□□□□□□□

d. BIC-code:

□□□□ NL □□

Vanaf 1 november 2009 worden alle bank- en betaalrekeningen vervangen door de zogenoemde IBAN (International Bank Account Number) en BIC (Bank Identifier Code). De IBAN en BIC bij uw bankrekening staan op uw bankafschrift of zijn te vinden op www.ibanbicservice.nl.

5. Wijzigingen

Zijn er ten opzichte van de bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland opgegeven gegevens wijzigingen opgetreden op de volgende punten?:

 

Opgesteld vermogen van de installatie:

O nee

O ja, namelijk:

   

Ten aanzien van het eigendom van de installatie

O nee

O ja, namelijk:

   

Ten aanzien van de brandstoffenmix

O nee

O ja, namelijk:

   

Overige essentiële wijzigingen

O nee

O ja, namelijk:

   
   
   

U dient er hier echter rekening mee te houden dat u in uw aanvraagformulier hebt verklaard, door deze te ondertekenen, dat u Rijksdienst voor Ondernemend Nederland onverwijld schriftelijk melding zal doen van essentiële wijzigingen: gewijzigde datum van ingebruikname, gewijzigde aanvangsdatum van subsidieperiode, uitbedrijfname, renovatie en uitbreiding, langdurige stilstand, indien van toepassing ingrijpende wijzigingen van de brandstofmix, wijzigingen van de technische specificatie van de installatie, et cetera en daarnaast van wijzigingen in de gegevens van de aanvrager en de steunsituatie.

6. Algemene informatie

Is voor de aanvrager surseance van betaling aangevraagd?

O nee

O ja, namelijk op:

...-...-..... (dd-mm-jj)

     

Is voor de aanvrager faillissement aangevraagd?

O nee

O ja, namelijk op:

...-...-..... (dd-mm-jj)

     

Is voor de aanvrager een verzoek ingediend voor de schuldsaneringregeling natuurlijke personen?

O nee

O ja, namelijk op:

...-...-..... (dd-mm-jj)

     

Zijn er subsidies of fiscale faciliteiten voor het project verstrekt?

O nee

O ja, namelijk

 
 

Naam regeling:

 
 

Voor een bedrag van:

 
 

Verstrekt op:

...-...-..... (dd-mm-jj)

U dient er hier echter rekening mee te houden dat u in uw aanvraagformulier hebt verklaard, door deze te ondertekenen, dat u Rijksdienst voor Ondernemend Nederland onverwijld schriftelijk melding zal doen van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlening van surséance van betaling of tot verzoek faillietverklaring of wanneer een verzoek is ingediend voor de schuldsaneringregeling natuurlijke personen of andere zaken die van invloed zijn op de subsidieverstrekking.

7. Opmerkingen

Zijn er nog andere gegevens, die voor de aanvraag om vaststelling van belang kunnen zijn?

O nee

O ja, namelijk:

 
 

8. Ondertekening

Dit formulier moet worden ondertekend door de aanvrager. Indien dit formulier wordt ondertekend door een ander dan de aanvrager moet een machtiging van de aanvrager worden bijgevoegd.

Aldus naar waarheid ingevuld,

Naam ondertekenaar:

O Dhr O Mw

Plaats:

 

Datum:

 

Handtekening:

 

Bij dit formulier voor aanvraag om vaststelling moet u de volgende bijlagen meesturen:

  • Een machtiging indien dit formulier is ondertekend door een ander dan de aanvrager.

Controleer voordat u de aanvraag verstuurt of:

  • Het formulier volledig is ingevuld;

  • Het formulier is ondertekend met een originele handtekening;

  • Alle bijlagen zijn bijgevoegd.

Bijlage 6. behorende bij artikel 7e, eerste lid van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

[Vervallen per 01-01-2015]

Bijlage 7. behorende bij artikel 2, tweede lid, onder d, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

[Vervallen per 19-09-2018]

Naar boven