Waterschapsbesluit

Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 28-03-2019 t/m heden

Besluit van 29 november 2007, houdende regels met betrekking tot de waterschappen (Waterschapsbesluit)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 15 augustus 2007, nr. HDJZ/I&O/2007-904, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 18, vierde lid, 19, tweede en derde lid, 20, tweede en vierde lid, 21, eerste en vijfde lid, 24, tweede en derde lid, 25, 29, eerste lid, 32a, 44, eerste lid, 49, eerste en tweede lid, 98a, eerste en tweede lid, 109, zesde lid, 120, vierde lid, 122g, 122k, tweede lid, en 126a van de Waterschapswet;

De Raad van State gehoord (advies van 8 oktober 2007, nr. W09.07.0306/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 26 november 2007, nr. HDJZ/WAT/2007-1514, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

wet: Waterschapswet.

Hoofdstuk 2. De verkiezing van leden van het algemeen bestuur

[Vervallen per 01-01-2015]

§ 3. De registratie van de aanduiding van een belangengroepering

[Vervallen per 01-01-2015]

§ 4. De inlevering van de kandidatenlijsten

[Vervallen per 01-01-2015]

§ 5. Het onderzoek van de kandidatenlijsten

[Vervallen per 01-01-2015]

§ 13. De stemopneming

[Vervallen per 01-01-2015]

§ 14. De vaststelling van de verkiezingsuitslag

[Vervallen per 01-01-2015]

§ 17. Het lidmaatschap

[Vervallen per 01-01-2015]

Hoofdstuk 3. De rechtspositie van de leden van het waterschapsbestuur

[Vervallen per 28-03-2019]

§ 2. Vergoedingen en tegemoetkoming leden algemeen bestuur

[Vervallen per 28-03-2019]

§ 3. Bezoldiging en tegemoetkoming in kosten leden dagelijks bestuur waterschap

[Vervallen per 28-03-2019]

§ 4. Rechtspositie voorzitters waterschappen

[Vervallen per 28-03-2019]

Hoofdstuk 4. De beleidsvoorbereiding en de verantwoording

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

§ 1. Algemene bepalingen

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 4.1

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

begroting na wijziging: de begroting zoals deze luidt na verwerking van alle door het algemeen bestuur lopende het begrotingsjaar vastgestelde begrotingswijzigingen;

CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek;

deelneming: een participatie in een besloten of naamloze vennootschap, waarin het waterschap aandelen heeft;

EMU: de Economische en Monetaire Unie;

EMU-saldo: het vorderingensaldo op transactiebasis van de gehele sector overheid, met inbegrip van de centrale overheid, sociale fondsen en lokale overheden;

financieel belang: een aan de verbonden partij ter beschikking gesteld bedrag dat niet verhaalbaar is indien de verbonden partij failliet gaat onderscheidenlijk het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat indien de verbonden partij haar verplichtingen niet nakomt;

kosten- en opbrengstsoorten: indeling waarmee de lasten en baten naar hun aard worden gerangschikt;

kostendragers: indeling waarmee de netto-kosten worden gerangschikt naar de taken die in het reglement aan het waterschap worden opgedragen of door het algemeen bestuur worden onderscheiden en waarvoor een aparte belasting wordt geheven;

netto-kosten: kosten die aan een bepaald programma, een bepaald product of een bepaalde kostendrager worden toegerekend en waarvan zijn afgetrokken de baten (met uitzondering van de belastingopbrengsten en andere algemene opbrengsten) die aan hetzelfde programma of product danwel dezelfde kostendrager worden toegerekend;

openbare lichamen: openbare lichamen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet financiering decentrale overheden;

programma: een samenhangend geheel van activiteiten;

verbonden partij: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin het waterschap een bestuurlijk en een financieel belang heeft. Onder bestuurlijk belang wordt verstaan zeggenschap, hetzij uit hoofde van vertegenwoordiging in het bestuur hetzij uit hoofde van stemrecht.

Artikel 4.2

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Voor de meerjarenraming, de begroting, de jaarverslaggeving en de uitvoeringsinformatie wordt het stelsel van baten en lasten gehanteerd.

  • 2 De baten en de lasten van het begrotingsjaar worden in de meerjarenraming, de begroting, de jaarverslaggeving en de uitvoeringsinformatie opgenomen, onverschillig of zij tot inkomsten of uitgaven in dat jaar leiden, onderscheidenlijk hebben geleid.

  • 3 Onder de baten en lasten worden ook begrepen de over het eigen vermogen en de voorzieningen berekende bespaarde rente.

  • 4 De kostentoerekening die door het waterschap wordt toegepast vindt plaats op basis van objectieve, bedrijfseconomische criteria.

  • 5 Het is niet geoorloofd in de begroting en in de jaarrekening lasten en baten, activa en passiva alsmede balansmutaties tegen elkaar te laten wegvallen, indien zij krachtens dit besluit in afzonderlijke posten moeten worden opgenomen.

Artikel 4.3

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De meerjarenraming, de begroting, de jaarverslaggeving en de uitvoeringsinformatie geven volgens normen die voor waterschappen als aanvaardbaar worden beschouwd een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd over de financiële positie en over de ontwikkeling van de netto-kosten. In het bijzonder het algemeen bestuur moet in staat worden gesteld zich een zodanig oordeel te vormen.

  • 2 De meerjarenraming, de begroting, de uitvoeringsinformatie daarbij en de toelichtingen geven duidelijk en stelselmatig de omvang van de geraamde netto-kosten. De begroting geeft tevens duidelijk en stelselmatig inzicht in de financiële positie.

  • 3 De jaarverslaggeving, de uitvoeringsinformatie en de toelichtingen geven getrouw, duidelijk en stelselmatig de netto-kosten, de balansmutaties en de omvang van de balansposten van het begrotingsjaar weer. De jaarrekening geeft tevens een getrouw, duidelijk en stelselmatig inzicht in de financiële positie aan het einde van het begrotingsjaar.

Artikel 4.4

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De indeling van de begroting en de jaarverslaggeving is identiek.

  • 2 Indien de indeling van de meerjarenraming, de begroting, de jaarverslaggeving en de uitvoeringsinformatie afwijkt van die van het voorafgaande begrotingsjaar worden in de toelichting de verschillen aangegeven en worden de redenen die tot de afwijking hebben geleid uiteengezet.

  • 3 Onderdelen van de meerjarenraming, de begroting, de jaarverslaggeving en de uitvoeringsinformatie die krachtens dit besluit worden onderscheiden, maar die voor een waterschap niet van toepassing zijn, kunnen worden weggelaten.

  • 4 Indien dit noodzakelijk is voor het in artikel 4.3 bedoelde inzicht, kan een waterschap afwijken van de krachtens de paragrafen 3 tot en met 6 van dit hoofdstuk gestelde eisen aan de inrichting. Deze afwijking wordt in de toelichting op het betreffende onderdeel van de meerjarenraming, de begroting, de jaarverslaggeving en de uitvoeringsinformatie vermeld.

Artikel 4.5

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Verbonden partijen worden niet geconsolideerd in de begroting en jaarverslaggeving.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op rechtspersonen die zijn opgericht ten behoeve van de in artikel 4.42, eerste lid, eerste volzin, bedoelde activa en waarin het waterschap het volledige financieel belang alsmede de feitelijke zeggenschap heeft.

§ 2. De meerjarenraming en de toelichting

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 4.6

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De meerjarenraming bevat het naar programma’s onderscheiden beleid dat door het waterschap zal worden gevoerd en de financiële gevolgen daarvan, waaronder de netto-kosten van het bestaande en het nieuwe beleid, voor het komende begrotingsjaar alsmede voor tenminste de drie jaren volgend op het komende begrotingsjaar.

  • 2 De meerjarenraming bevat per programma ten minste de volgende informatie:

    • a. de doelstellingen, in het bijzonder de beoogde effecten;

    • b. de wijze waarop er naar gestreefd zal worden die effecten te bereiken;

    • c. de geraamde netto-kosten.

Artikel 4.7

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

In de toelichting op de meerjarenraming wordt ten minste afzonderlijke aandacht besteed aan:

  • a. de externe en interne ontwikkelingen die relevant zijn voor het beleid van het waterschap;

  • b. gehanteerde kwantitatieve uitgangspunten en normen voor lastenstijgingen, batenstijgingen dan wel lastendalingen of batendalingen die aan de geraamde bedragen ten grondslag liggen;

  • c. de lopende en voorgenomen investeringen;

  • d. de financiering;

  • e. het weerstandsvermogen, waarbij wordt ingegaan op aard, stand en verloop van de algemene reserves en de voorzieningen;

  • f. de ontwikkeling van de waterschapsbelastingen in de komende jaren, mede in relatie tot de stand en het verloop van de bestemmingsreserves voor tariefsegalisatie, als bedoeld in artikel 4.52, eerste lid, onderdeel b.

Artikel 4.8

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen:

  • a. de weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover het waterschap beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken;

  • b. alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie.

§ 3. De begroting en de toelichting

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 4.9

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

De begroting bestaat ten minste uit:

  • a. het programmaplan;

  • b. de paragrafen;

  • c. de begroting naar programma’s;

  • d. de begroting naar kostendragers met toelichting;

  • e. de begroting naar kosten- en opbrengstsoorten.

Artikel 4.10

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het programmaplan bevat het naar programma’s onderscheiden te realiseren beleid van het waterschap voor het begrotingsjaar.

  • 2 Het programmaplan bevat per programma ten minste de volgende informatie:

    • a. de doelstellingen, in het bijzonder de beoogde effecten;

    • b. de wijze waarop er naar gestreefd zal worden die effecten te bereiken;

    • c. geraamde netto-kosten.

  • 3 Het programmaplan omvat alle baten en lasten van het waterschap.

Artikel 4.11

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In de begroting worden in afzonderlijke paragrafen vastgelegd de uitgangspunten, de hoofdlijnen van het beleid met betrekking tot relevante beheersmatige aspecten, alsmede de financiële gevolgen van dat beleid.

  • 2 De begroting bevat ten minste de volgende paragrafen, tenzij het desbetreffende aspect bij het waterschap niet aan de orde is:

    • a. ontwikkelingen sinds het vorig begrotingsjaar;

    • b. uitgangspunten en normen;

    • c. incidentele baten en lasten;

    • d. kostentoerekening;

    • e. onttrekkingen aan overige bestemmingsreserves en voorzieningen;

    • f. waterschapsbelastingen;

    • g. weerstandsvermogen;

    • h. financiering;

    • i. verbonden partijen;

    • j. bedrijfsvoering;

    • k. EMU-saldo.

Artikel 4.12

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

In de paragraaf betreffende de ontwikkelingen sinds het vorig begrotingsjaar wordt ten minste ingegaan op:

  • a. externe en interne ontwikkelingen die zich sinds het vaststellen van de vorige begroting en de behandeling van de meerjarenraming hebben voorgedaan;

  • b. afwijkingen van de uitgangspunten en grondslagen zoals deze voor de vorige begroting en de meerjarenraming zijn gehanteerd;

  • c. belangrijke afwijkingen in de cijfers van de meerjarenraming.

Artikel 4.13

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

In de paragraaf betreffende de uitgangspunten en normen wordt ten minste ingegaan op:

  • a. de autonome salarisontwikkeling die is verdisconteerd;

  • b. de overige autonome loonkosten waarmee rekening is gehouden;

  • c. de overige uitgangspunten en de normen die voor lastenstijgingen en lastendalingen dan wel batenstijgingen en batendalingen zijn gehanteerd en die deels aan de geraamde bedragen ten grondslag liggen.

Artikel 4.14

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

De paragraaf betreffende de incidentele baten en lasten bevat een overzicht van de baten en lasten die als eenmalig ten opzichte van voorgaande en komende begrotingsjaren moeten worden beschouwd.

Artikel 4.15

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

In de paragraaf betreffende de kostentoerekening wordt ingegaan op de principes die zijn gehanteerd bij de toerekening van kosten aan de kostendragers. Deze paragraaf bevat in ieder geval:

  • a. de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de in artikel 4.2, vierde lid, bedoelde eis;

  • b. de kwantitatieve grondslagen die als onderdeel van de kostentoerekening zijn gehanteerd.

Artikel 4.16

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

In de paragraaf betreffende de onttrekkingen aan overige bestemmingsreserves en voorzieningen wordt ingegaan op de bedragen die rechtstreeks uit voorzieningen worden onttrokken alsmede op het beroep dat op de overige bestemmingsreserves, bedoeld in artikel 4.52, eerste lid, onderdeel c, wordt gedaan.

Artikel 4.17

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

De paragraaf betreffende de waterschapsbelastingen bevat ten minste:

  • a. een overzicht op hoofdlijnen van de diverse belastingen;

  • b. een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid;

  • c. de mate van kostendekkendheid van de diverse belastingen, waarbij wordt ingegaan op de stand aan het begin, de mutaties en de stand aan het eind van het begrotingsjaar van de bestemmingsreserves voor tariefsegalisatie, bedoeld in artikel 4.52, eerste lid, onderdeel b;

  • d. de geraamde opbrengsten;

  • e. de tarieven;

  • f. een aanduiding van de lastendruk die het gevolg is van de waterschapsbelastingen.

Artikel 4.18

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

De paragraaf betreffende de financiering bevat in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille.

Artikel 4.19

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

De paragraaf betreffende het weerstandsvermogen bevat ten minste:

  • a. een inventarisatie van de weerstandscapaciteit, met daarbij een beschouwing over de stand aan het begin, de mutaties en de stand aan het eind van het begrotingsjaar van de algemene reserves en de voorzieningen;

  • b. een inventarisatie van de risico’s;

  • c. het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s.

Artikel 4.20

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

De paragraaf betreffende de verbonden partijen bevat ten minste:

  • a. de visie op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting;

  • b. de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen.

Artikel 4.21

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

De paragraaf betreffende de bedrijfsvoering geeft ten minste inzicht in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.

Artikel 4.22

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

In de paragraaf betreffende het EMU-saldo wordt het EMU-saldo van het waterschap gespecificeerd overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde regels.

Artikel 4.23

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

De begroting naar programma’s bevat een overzicht van de netto-kosten van de programma’s die zijn opgenomen in het programmaplan.

Artikel 4.24

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De begroting naar kostendragers bevat de volgende kostendragers, tenzij de betreffende kostendrager bij het desbetreffende waterschap niet aan de orde is:

    • a. watersysteembeheer;

    • b. zuiveringsbeheer;

    • c. wegenbeheer.

  • 2 Een waterschap dat krachtens het provinciaal reglement is belast met een beheertaak die niet in het eerste lid wordt genoemd, kan deze taak als kostendrager in de begroting en de jaarverslaggeving opnemen.

  • 3 De begroting naar kostendragers geeft weer per kostendrager:

    • a. a.de netto-kosten die worden toegerekend;

    • b. het bedrag voor onvoorzien;

    • c. de gederfde opbrengst als gevolg van kwijtscheldingen en oninbaarverklaringen;

    • d. de dividenden en overige algemene opbrengsten;

    • e. de verwachte opbrengsten uit belastingheffing (saldo voorgaande onderdelen);

    • f. de geraamde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves;

    • g. de tarieven van de betreffende waterschapsbelastingen.

  • 4 Van de in het derde lid genoemde bedragen en tarieven worden zowel het geraamde bedrag van het begrotingsjaar, het geraamde bedrag van het vorig begrotingsjaar na wijziging, als het gerealiseerde bedrag van het voorvorig begrotingsjaar weergegeven.

  • 5 Indien er een aanmerkelijk verschil is tussen de raming van het begrotingsjaar en die van het vorig begrotingsjaar na wijziging wordt in de toelichting op de begroting naar kostendragers ingegaan op de oorzaken van het verschil.

  • 6 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent de kostendragers en de toelichting.

Artikel 4.25

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De begroting naar kosten- en opbrengstsoorten wordt ingedeeld volgens bij ministeriële regeling vast te stellen groepen van kosten- en opbrengstsoorten.

  • 2 Van de lasten en baten die in de begroting naar kosten- en opbrengstsoorten worden opgenomen worden zowel het geraamde bedrag van het begrotingsjaar, het geraamde bedrag van het vorig begrotingsjaar na wijziging als het gerealiseerde bedrag van het voorvorig begrotingsjaar weergegeven.

Artikel 4.26

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

In een besluit tot wijziging van de begroting wordt in ieder geval aandacht besteed aan de noodzaak voor de wijziging, aan de mutatie en aan het nieuwe geraamde bedrag, alsmede aan de wijze waarop de dekking van het benodigde bedrag danwel de bestemming van het bedrag dat niet zal worden besteed zal plaats vinden.

§ 4. De jaarverslaggeving en de toelichting

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 4.27

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De jaarverslaggeving bestaat ten minste uit:

    • a. het jaarverslag;

    • b. de jaarrekening.

  • 2 Het jaarverslag bestaat uit:

    • a. de programmaverantwoording;

    • b. de paragrafen.

  • 3 De jaarrekening bestaat uit:

    • a. de exploitatierekening naar programma’s;

    • b. de exploitatierekening naar kostendragers en de toelichting;

    • c. de exploitatierekening naar kosten- en opbrengstsoorten;

    • d. de balans en de toelichting.

Artikel 4.28

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

De jaarverslaggeving wordt vastgesteld met inachtneming van hetgeen omtrent de financiële positie op de balansdatum is gebleken tussen het moment van opmaken van de verslaggeving en het tijdstip van vaststelling daarvan, voor zover deze aanvullende informatie onontbeerlijk is voor het in artikel 4.3 bedoelde inzicht.

Artikel 4.29

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De programmaverantwoording bevat de verantwoording over de realisatie van het programmaplan uit de begroting.

  • 2 De programmaverantwoording biedt per programma inzicht in:

    • a. de mate waarin de doelstellingen zijn gerealiseerd;

    • b. de wijze waarop getracht is de beoogde effecten te bereiken;

    • c. de gerealiseerde netto-kosten in relatie tot de daarvoor in de begroting opgenomen bedragen;

    • d. belangrijke afwijkingen tussen de realisatie in de jaarverslaggeving en de plannen in de begroting, waarbij een analyse plaatsvindt.

  • 3 De programmaverantwoording omvat het totaal van baten en lasten van het waterschap.

Artikel 4.30

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het jaarverslag bevat ten minste de paragrafen die ingevolge artikel 4.11, in de begroting zijn opgenomen, met dien verstande dat in plaats van onderdeel a van dat artikel een paragraaf betreffende de ontwikkelingen in het vorig begrotingsjaar wordt opgenomen, met uitzondering van de onderdelen b en d, van dat artikel, alsmede een paragraaf betreffende topinkomens. Ze bevatten de verantwoording van hetgeen in de overeenkomstige paragrafen in de begroting is opgenomen.

  • 2 In de paragraaf betreffende het EMU-saldo wordt de in artikel 4.22 bedoelde specificatie opgenomen voor het begrotingsjaar en volgens de realisatie van het vorige begrotingsjaar.

Artikel 4.31

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

De exploitatierekening naar programma’s bevat een overzicht van de gerealiseerde netto-kosten van de programma’s die zijn opgenomen in de programmaverantwoording.

Artikel 4.32

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De exploitatierekening naar kostendragers geeft per kostendrager weer:

    • a. de gerealiseerde netto-kosten die zijn toegerekend;

    • b. de werkelijk kwijtgescholden en oninbaarverklaarde bedragen;

    • c. de gerealiseerde dividenden en overige algemene opbrengsten;

    • d. de gerealiseerde belastingopbrengsten;

    • e. het gerealiseerde resultaat voor bestemming, volgend uit voorgaande onderdelen;

    • f. bestemming van het resultaat op basis van besluiten die zijn genomen tijdens het begrotingsjaar;

    • g. nog te bestemmen resultaat, waarbij in geval van een positief saldo een voorstel voor de bestemming hiervan en in geval van een negatief saldo een voorstel voor de wijze waarop dit tekort zal worden gedekt, wordt gedaan;

    • h. de werkelijke toevoegingen en onttrekkingen aan reserves.

  • 2 De exploitatierekening naar kostendragers bevat van de onderdelen genoemd in het eerste lid ook de ramingen uit de begroting en de begroting na wijziging.

Artikel 4.33

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

De toelichting op de exploitatierekening naar kostendragers bevat ten minste voor alle onderdelen van artikel 4.32, eerste lid, een analyse van de afwijkingen tussen de exploitatierekening en de begroting.

Artikel 4.34

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Van de lasten en baten die in de exploitatierekening naar kosten- en opbrengstsoorten worden opgenomen, worden ook de ramingen uit de begroting en de begroting na wijziging vermeld.

Artikel 4.35

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de inrichting van de jaarverslaggeving en de toelichting.

§ 5. De balans en de toelichting

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 4.36

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In de balans worden naast de cijfers per balansdatum tevens de cijfers van de balans van het vorige begrotingsjaar opgenomen.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de balans, de posten en de toelichting.

Artikel 4.37

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het bedrag waartoe aan natuurlijke en rechtspersonen borgstellingen of garantstellingen zijn verstrekt wordt niet in de balans, maar in de toelichting op de balans opgenomen.

  • 2 In de toelichting op de balans worden de borgstellingen, bedoeld in het eerste lid, gespecificeerd naar de aard van de geldleningen, waarbij per specificatie wordt vermeld:

    • a. het oorspronkelijk bedrag van de gewaarborgde geldlening;

    • b. het percentage van het leningbedrag waarvoor borgstelling is verleend;

    • c. het restantbedrag van de lening bij aanvang van het begrotingsjaar;

    • d. het restantbedrag van de lening aan het eind van het begrotingsjaar.

  • 3 In de toelichting op de balans wordt een specificatie opgenomen van de garantstellingen als bedoeld in het eerste lid.

  • 4 In de toelichting wordt het totaalbedrag opgenomen van de betalingen die inzake de borg- en garantstelling zijn gedaan tot en met het eind van het begrotingsjaar.

  • 5 Voor zover dit noodzakelijk is voor het te verschaffen inzicht, wordt in de toelichting op de balans vermeld ten aanzien van welke borgstellingen en garantstellingen, bedoeld in het eerste lid, het waterschap zich, al dan niet voorwaardelijk, heeft verbonden tot het bezwaren van goederen.

Artikel 4.38

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Op de balans worden de activa onderscheiden in vaste en vlottende activa, al naar gelang zij zijn bestemd om de uitoefening van de werkzaamheid van het waterschap al dan niet duurzaam te dienen.

Artikel 4.39

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Op de balans worden de passiva onderscheiden in vaste en vlottende passiva.

Artikel 4.40

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa.

Artikel 4.41

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In de toelichting op de balans worden de immateriële vaste activa gespecificeerd in:

    • a. afsluiten geldleningen en het saldo van agio en disagio;

    • b. onderzoek en ontwikkeling;

    • c. bijdragen aan activa in eigendom van:

      • 1°. bedrijven;

      • 2°. openbare lichamen;

      • 3°. het Rijk;

      • 4°. overigen;

    • d. geactiveerde bijdragen aan het Rijk;

    • e. geactiveerde bijdragen aan openbare lichamen;

    • f. overige immateriële vaste activa.

  • 2 De post onderzoek en ontwikkeling wordt afzonderlijk toegelicht.

Artikel 4.42

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Tot de materiële vaste activa behoren zowel werken die in exploitatie zijn als onderhanden werken. Onder de materiële vaste activa worden mede begrepen activa waarvoor het waterschap financiële lease-contracten is aangegaan en waarbij het economisch eigendom bij het waterschap berust.

  • 2 In de toelichting op de balans worden de materiële vaste activa gespecificeerd in:

    • a. gronden en terreinen;

    • b. vervoermiddelen;

    • c. machines, apparaten en werktuigen;

    • d. bedrijfsgebouwen;

    • e. woonruimten;

    • f. grond-, weg- en waterbouwkundige werken;

    • g. overige materiële vaste activa.

  • 3 In de toelichting op de balans wordt van de materiële vaste activa aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven.

  • 4 In de toelichting op de balans wordt het verloop van de materiële vaste activa gedurende het begrotingsjaar gespecificeerd overeenkomstig het tweede lid, met uitzondering van de werken die aan het einde van het begrotingsjaar nog onderhanden waren, in een sluitend overzicht weergegeven. Daaruit blijkt, voor zover van toepassing:

    • a. de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b. de investeringen of desinvesteringen;

    • c. de afschrijvingen;

    • d. bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief;

    • e. afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen;

    • f. de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar.

  • 5 In het overzicht, bedoeld in het vierde lid, worden de werken die aan het einde van het begrotingsjaar nog onderhanden zijn als één post vermeld.

  • 6 In de toelichting op de balans wordt een totaaloverzicht gegeven van alle werken die aan het begin van het begrotingsjaar nog onderhanden waren en die lopende het jaar zijn gestart. Voor de werken die aan het einde van het begrotingsjaar nog een restantkrediet hadden, worden de verwachtingen weergegeven over het vervolg van deze werken.

  • 7 Indien het waterschap voor de materiële vaste activa meerjarige operationele lease-contracten heeft afgesloten, worden de daarmee verband houdende financiële verplichtingen in de toelichting op de balanspost vermeld. Daarbij wordt ten minste weergegeven:

    • a. de looptijd;

    • b. de aard van de verplichting;

    • c. de daarmee gemoeide bedragen;

    • d. eventuele andere relevante voorwaarden.

Artikel 4.43

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

In de toelichting op de balans worden de financiële vaste activa gespecificeerd in:

  • a. kapitaalverstrekkingen aan:

    • 1°. bedrijven;

    • 2°. openbare lichamen;

    • 3°. overigen;

  • b. leningen aan:

    • 1°. ambtenaren;

    • 2°. bedrijven;

    • 3°. openbare lichamen;

    • 4°. overigen;

  • c. uitzettingen in ’s Rijks schatkist met een oorspronkelijke looptijd van een jaar of langer;

  • d. overige uitzettingen met een oorspronkelijke looptijd van een jaar of langer.

Artikel 4.44

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onder de vlottende activa worden afzonderlijk opgenomen de voorraden, de uitzettingen met een looptijd korter dan één jaar, de liquide middelen, de kortlopende vorderingen en de overlopende activa.

Artikel 4.45

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

In de toelichting op de balans worden onder de voorraden afzonderlijk opgenomen:

  • a. onderhanden werken voor derden;

  • b. grond- en hulpstoffen voor eigen gebruik.

Artikel 4.46

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

In de toelichting op de balans worden de uitzettingen met een looptijd korter dan een jaar gespecificeerd in:

  • a. uitzettingen bij bedrijven;

  • b. uitzettingen in ’s Rijks schatkist;

  • c. overige uitzettingen;

  • d. verstrekte kasgeldleningen aan openbare lichamen;

  • e. overige verstrekte kasgeldleningen.

Artikel 4.47

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

In de toelichting op de balans worden onder de liquide middelen afzonderlijk opgenomen:

  • a. kasmiddelen en cheques;

  • b. positieve rekening-courantverhouding met ’s Rijk schatkist;

  • c. positieve rekening-courantverhoudingen met openbare lichamen;

  • d. overige positieve rekening-courantverhoudingen;

  • e. overige bank- en girotegoeden.

Artikel 4.48

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In de toelichting op de balans worden de kortlopende vorderingen gespecificeerd in:

    • a. vorderingen op belastingdebiteuren;

    • b. vorderingen als gevolg van subsidies en bijdragen;

    • c. overige vorderingen.

  • 2 In de toelichting op de balans wordt van de kortlopende vorderingen aangegeven welke op de balansdatum direct opeisbaar zijn en welke op de balansdatum niet direct opeisbaar zijn.

  • 3 Indien bij de waardering van de kortlopende vorderingen rekening is gehouden met oninbaarheid, wordt in de toelichting op de balanspost vermeld wat de invloed hiervan op de waarde is geweest.

  • 4 In de toelichting op de balanspost kortlopende vorderingen wordt ingegaan op de financiële risico’s die het waterschap ten aanzien van de vorderingen loopt.

Artikel 4.49

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In de toelichting op de balans worden onder de overlopende activa afzonderlijk opgenomen:

    • a. nog te ontvangen voorschotbedragen die ontstaan door voorfinanciering op uitkeringen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in ontvangsten van:

      • 1°. de Europese Unie;

      • 2°. het Rijk;

      • 3°. provincies;

      • 4°. overige openbare lichamen;

    • b. overige nog te ontvangen bedragen alsmede de vooruitbetaalde bedragen die ten laste van volgende begrotingsjaren komen.

  • 2 In de toelichting op de balans wordt per uitkering het verloop gedurende het jaar van de nog te ontvangen voorschotbedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, in een overzicht weergegeven. Daaruit blijkt:

    • a. het saldo aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b. de toevoegingen;

    • c. de ontvangen bedragen;

    • d. het saldo aan het einde van het begrotingsjaar.

Artikel 4.50

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onder de vaste passiva worden afzonderlijk opgenomen het eigen vermogen, de voorzieningen en de vaste schulden met een looptijd van één jaar of langer.

Artikel 4.51

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Het eigen vermogen bestaat uit de reserves en het nog te bestemmen resultaat volgend uit de exploitatierekening naar kostendragers.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde resultaat wordt afzonderlijk op de balans opgenomen als onderdeel van het eigen vermogen.

Artikel 4.52

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Op de balans worden de reserves onderscheiden naar:

    • a. algemene reserves;

    • b. bestemmingsreserves voor tariefsegalisatie, waaronder wordt verstaan reserves die dienen om ongewenste schommelingen op te vangen in de belastingtarieven en niet specifiek besteed dienen te worden;

    • c. overige bestemmingsreserves.

  • 2 Onder bestemmingsreserve wordt verstaan: een reserve waaraan het algemeen bestuur een bepaalde bestemming heeft gegeven.

Artikel 4.53

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In de toelichting op de balans wordt per reserve het verloop gedurende het begrotingsjaar in een overzicht weergegeven, waaruit blijkt:

    • a. het saldo aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b. interne vermeerderingen;

    • c. interne verminderingen;

    • d. het voorstel voor de toevoegingen of onttrekkingen via de resultaatbestemming bij de programmarekening;

    • e. het saldo aan het einde van het begrotingsjaar.

  • 2 Per reserve wordt de aard, reden, gewenste omvang, alsmede de in het eerste lid bedoelde toevoegingen en onttrekkingen afzonderlijk toegelicht.

Artikel 4.54

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Voorzieningen worden gevormd wegens:

  • a. verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten;

  • b. op de balansdatum aanwezige risico’s ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;

  • c. kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, indien het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren.

Artikel 4.55

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In de toelichting op de balans wordt elke voorziening afzonderlijk vermeld, overeenkomstig de volgende rubricering:

    • a. voorzieningen voor arbeidsgerelateerde verplichtingen;

    • b. voorzieningen voor baggeren en saneren van waterlopen;

    • c. voorzieningen voor overige onderhoudswerkzaamheden;

    • d. voorzieningen sale and lease back-overeenkomsten;

    • e. voorzieningen voor claims van ingezetenen en bedrijven;

    • f. overige voorzieningen.

  • 2 Per voorziening wordt het verloop gedurende het begrotingsjaar in een overzicht weergegeven, waaruit blijkt:

    • a. het saldo aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b. vermeerderingen als gevolg van rentetoevoeging;

    • c. overige interne vermeerderingen;

    • d. interne verminderingen;

    • e. externe verminderingen;

    • f. saldo aan het einde van het begrotingsjaar.

  • 3 Per voorziening wordt de aard, reden en gewenste omvang, alsmede de in het tweede lid bedoelde toevoegingen en onttrekkingen afzonderlijk toegelicht.

Artikel 4.56

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In de toelichting op de balans worden de vaste schulden met een looptijd van één jaar of langer gespecificeerd in:

    • a. obligatieleningen van:

      • 1°. andere openbare lichamen;

      • 2°. overigen;

    • b. onderhandse leningen van:

      • 1°. openbare lichamen;

      • 2°. binnenlandse pensioenfondsen en verzekeringsinstellingen;

      • 3°. binnenlandse banken en overige financiële instellingen;

      • 4°. binnenlandse bedrijven;

      • 5°. overige binnenlandse sectoren;

      • 6°. buitenlandse instellingen, fondsen, banken, bedrijven en overige sectoren;

    • c. door derden belegde gelden;

    • d. financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet financiering decentrale overheden, op vaste schulden;

    • e. langlopende financiële leaseverplichtingen;

    • f. waarborgsommen.

  • 2 In de toelichting op de balans wordt de rentelast voor het begrotingsjaar vermeld van alle in het eerste lid genoemde groepen van vaste schulden.

  • 3 In de toelichting op de balans wordt aangegeven voor welke schulden zakelijke zekerheid is gesteld en in welke vorm dat is gebeurd.

  • 4 Voor zover dit noodzakelijk wordt geacht voor het te verschaffen inzicht, wordt in de toelichting op de balans vermeld ten aanzien van welke schulden het waterschap zich, al dan niet voorwaardelijk, heeft verbonden tot het bezwaren van goederen.

  • 5 Indien een waterschap een financieel derivaat als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, hanteert, wordt in de toelichting op de balans in ieder geval vermeld:

    • a. de naam en rating van de financiële onderneming waarbij het derivaat is afgesloten;

    • b. het type en de belangrijkste kenmerken van het derivaat en de hoogte en de looptijd van de financieringsbehoefte waaraan het derivaat kan worden toegerekend; en,

    • c. in het geval van een niet-effectieve positie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel k, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, in welk opzicht daarvan sprake is, de maatregelen die zijn genomen om die positie ongedaan te maken en de termijn die daarvoor naar verwachting nodig is.

Artikel 4.57

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Onder de vlottende passiva worden afzonderlijk opgenomen de netto-vlottende schulden met een looptijd korter dan één jaar en de overlopende passiva.

Artikel 4.58

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In de toelichting op de balans worden de netto-vlottende schulden met een looptijd korter dan één jaar gespecificeerd in:

    • a. kasgeldleningen aangegaan bij openbare lichamen;

    • b. overige kasgeldleningen;

    • c. negatieve rekening-courantverhouding met ’s Rijk schatkist;

    • d. negatieve rekening-courantverhoudingen met openbare lichamen;

    • e. overige negatieve rekening-courantverhoudingen;

    • f. financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet financiering decentrale overheden, op kortlopende geldleningen;

    • g. negatieve bank- en girosaldi;

    • h. schulden aan leveranciers;

    • i. schulden in verband met te betalen belastingen, sociale en pensioenpremies;

    • j. overige kortlopende schulden.

  • 2 Indien een waterschap een financieel derivaat als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, hanteert, wordt in de toelichting op de balans in ieder geval vermeld:

    • a. de naam en rating van de financiële onderneming waarbij het derivaat is afgesloten;

    • b. het type en de belangrijkste kenmerken van het derivaat en de hoogte en de looptijd van de financieringsbehoefte waaraan het derivaat kan worden toegerekend; en

    • c. in het geval van een niet-effectieve positie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel k, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, in welk opzicht daarvan sprake is, de maatregelen die zijn genomen om die positie ongedaan te maken en de termijn die daarvoor naar verwachting nodig is.

Artikel 4.59

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In de toelichting op de balans worden de overlopende passiva gespecificeerd in:

    • a. verplichtingen die in het begrotingsjaar zijn opgebouwd en die in een volgend begrotingsjaar tot betaling komen;

    • b. de ontvangen voorschotbedragen voor uitkeringen die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren, waarbij onderscheid wordt gemaakt in ontvangsten van:

      • 1°. de Europese Unie;

      • 2°. het Rijk;

      • 3°. provincies;

      • 4°. overige openbare lichamen;

    • c. overige vooruit ontvangen bedragen die ten bate van volgende begrotingsjaren komen.

  • 2 In de toelichting op de balans wordt per uitkering het verloop gedurende het jaar van de ontvangen voorschotbedragen, bedoeld in het eerste lid onderdeel b, in een overzicht weergegeven, waaruit blijkt:

    • a. het saldo aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b. de toevoegingen;

    • c. de vrijgevallen bedragen;

    • d. het saldo aan het einde van het begrotingsjaar.

Artikel 4.60

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In de toelichting op de balans wordt aangegeven volgens welke methoden en termijnen de afschrijvingen worden berekend en wordt van iedere balanspost vermeld welke waarderingsgrondslag is gehanteerd.

  • 2 Indien in de loop van het begrotingsjaar wijzigingen zijn aangebracht in de methoden en termijnen volgens welke de afschrijvingen worden berekend, wordt in de toelichting vermeld welke wijzigingen het hier betreft en wordt ingegaan op de redenen die tot wijziging hebben geleid.

Artikel 4.61

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

De aard en omvang van de aangebrachte dan wel geraamde waardeverminderingen van de leningen en vorderingen, bedoeld in artikel 4.66, achtste lid, van de vaste activa, bedoeld in artikel 4.68, eerste lid, en van de deelnemingen en voorraden, bedoeld in artikel 4.68, tweede lid, worden in de toelichting op de balans opgenomen.

Artikel 4.61a

[Vervalt op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

In de toelichting op de balans wordt vermeld:

Artikel 4.62

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

In de toelichting op de balans worden de niet in de balans opgenomen belangrijke financiële verplichtingen vermeld waaraan het waterschap voor toekomstige jaren is verbonden.

§ 6. Waardering, activeren en afschrijven

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 4.63

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Inzet van middelen ten behoeve van onderzoek en ontwikkeling kan worden geactiveerd indien:

  • a. de investering naar verwachting technisch uitvoerbaar is;

  • b. de investering in de toekomst nut zal genereren; en

  • c. de uitgaven die aan de investering zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

Artikel 4.64

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd indien:

  • a. sprake is van een investering door een derde;

  • b. de investering bijdraagt aan de publieke taak;

  • c. de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren op een wijze zoals is overeengekomen; en

  • d. de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of het waterschap anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

Artikel 4.65

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering geactiveerd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid worden bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief op de waardering daarvan in mindering gebracht.

Artikel 4.66

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, met inachtneming van artikel 4.65, tweede lid.

  • 2 De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.

  • 3 De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kan worden opgenomen de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend. Een redelijk deel van de kosten van ondersteunende diensten van het waterschap kan in de vervaardigingsprijs worden opgenomen.

  • 4 Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde.

  • 5 Activa waarvoor het waterschap financiële lease-contracten is aangegaan en waarbij het economisch eigendom bij het waterschap berust, worden op basis van de nominale waarde gewaardeerd.

  • 6 Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.

  • 7 Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd alsmede het eigen vermogen.

  • 8 Bij de waardering van financiële vaste activa, uitzettingen met een looptijd korter dan een jaar, kortlopende vorderingen en overlopende activa wordt rekening gehouden met oninbaarheid.

Artikel 4.67

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.

  • 2 Slechts wegens gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten, aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar.

  • 3 Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.

  • 4 In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 4.41, eerste lid, onderdeel a, maximaal gelijk aan de looptijd van de lening.

Artikel 4.68

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

  • 2 Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

  • 3 Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.

§ 7. De uitvoeringsinformatie

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 4.69

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

De uitvoeringsinformatie wordt door het dagelijks bestuur vastgesteld.

Artikel 4.70

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

In de uitvoeringsinformatie met betrekking tot de meerjarenraming worden de volgende gegevens van het begrotingsjaar en ten minste de drie daarop volgende jaren opgenomen:

  • a. de raming van de netto-kosten van beleidsproducten;

  • b. de netto-investeringsuitgaven ingedeeld naar beleidsvelden.

Artikel 4.71

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De uitvoeringsinformatie met betrekking tot de begroting bestaat uit:

    • a. de raming van baten en lasten naar kosten- en opbrengstsoorten;

    • b. de raming van netto-kosten naar beleidsproducten;

    • c. de lijst van verbonden partijen;

    • d. de staat van vaste activa;

    • e. de staat van reserves;

    • f. de staat van voorzieningen;

    • g. de staat van vaste schulden.

  • 2 In of bij de raming naar de producten worden de principes waarmee de opbrengsten en kosten aan de producten zijn toegerekend weergegeven.

  • 3 De ramingen van de baten en lasten naar kosten- en opbrengstsoorten en de netto-kosten naar beleidsproducten omvatten alle baten en lasten.

  • 4 De waterschappen kunnen hun geraamde netto-kosten eenduidig toerekenen aan beheerproducten.

Artikel 4.72

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De uitvoeringsinformatie met betrekking tot de jaarverslaggeving bestaat uit:

    • a. de realisatie van baten en lasten naar kosten- en opbrengstsoorten;

    • b. de realisatie van netto-kosten naar beleidsproducten;

    • c. de lijst van verbonden partijen;

    • d. de staat van vaste activa;

    • e. de staat van vaste schulden.

  • 2 De realisaties van de baten en lasten naar kosten- en opbrengstsoorten en van de netto-kosten naar beleidsproducten omvatten alle baten en lasten.

  • 3 De indeling van de kostentoerekeningsprincipes behorende bij de realisaties van de kosten- en opbrengstsoorten en van de netto-kosten naar beleidsproducten zijn identiek aan die van de raming naar kosten- en opbrengstsoorten respectievelijk naar producten.

  • 4 De waterschappen kunnen hun gerealiseerde netto-kosten eenduidig toerekenen aan beheerproducten.

Artikel 4.73

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de uitvoeringsinformatie. Deze kunnen mede regels bevatten in het belang van bedrijfsvergelijking.

§ 8. Informatieverstrekking aan derden

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 4.74

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het waterschap aan derden, informatie verstrekt volgens bij deze regeling te stellen regels.

  • 2 In de in het eerste lid bedoelde regeling kan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken worden bepaald dat de informatie wordt verstrekt aan het CBS. Daarbij kan worden bepaald dat het CBS de plausibiliteit van deze informatie beoordeelt en het dagelijks bestuur verslag doet van zijn bevindingen.

Artikel 4.75

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Indien de informatie voor derden niet voldoende inzicht biedt, kan Onze Minister een deelverantwoording als bedoeld in artikel 5.1 van het waterschap vragen.

§ 9. Commissie besluit begroting en verantwoording

[Vervalt op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 4.76

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

Hoofdstuk 5. De accountantscontrole

Artikel 5.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

accountant: de accountant, bedoeld in artikel 109, tweede lid, van de wet;

deelverantwoording: een in opdracht van het algemeen bestuur opgestelde afzonderlijke verantwoording van een deel van de organisatie van het waterschap.

Artikel 5.2

  • 1 De accountant gebruikt ten behoeve van de oordeelsvorming over de jaarrekening van het waterschap, bedoeld in artikel 109, derde lid, van de wet, de volgende goedkeuringstoleranties:

    • a. ten aanzien van fouten in de jaarrekening 1% van de omvangsbasis;

    • b. ten aanzien van onzekerheden in de controle 3% van de omvangsbasis.

  • 2 De omvangsbasis is gelijk aan de totale bruto-lasten van het waterschap.

  • 4 De accountant richt zijn controle zodanig in dat een redelijke mate van zekerheid bestaat dat fouten en onzekerheden die afzonderlijk of gezamenlijk de goedkeuringstoleranties voor fouten in de jaarrekening respectievelijk onzekerheden in de controle overschrijden worden ontdekt.

  • 5 De accountant onthoudt een goedkeurende accountantsverklaring aan de jaarrekening indien één der of beide goedkeuringstoleranties, zoals opgenomen in het eerste lid, worden overschreden.

  • 6 Indien het algemeen bestuur opdracht geeft over een deelverantwoording een afzonderlijke accountantsverklaring af te geven, dan zijn de goedkeuringstoleranties ten aanzien van fouten in de deelverantwoording 1% en ten aanzien van onzekerheden in de controle 3% van de omvangsbasis van die deelverantwoording. Op grond van (bijzondere) activiteiten van het onderdeel van de organisatie van het waterschap kan de accountant voor de berekening van de goedkeuringstoleranties voor bepaalde deelverantwoordingen gemotiveerd kiezen voor een andere omvangsbasis dan de totale bruto-lasten van de deelverantwoording.

  • 7 Het algemeen bestuur kan de goedkeuringstoleranties voor de gehele jaarrekening of voor deelverantwoordingen op een lager percentage vaststellen.

Artikel 5.3

Naast de kwantitatieve fouten en onzekerheden in de controle houdt de accountant bij de controle en de oordeelsvorming rekening met kwalitatieve aspecten. Indien kwalitatieve aspecten daartoe aanleiding geven kan de accountant een goedkeurende accountantsverklaring onthouden.

Artikel 5.4

  • 1 Voor de formulering van de goedkeurende accountantsverklaring hanteert de accountant het model zoals opgenomen in bijlage I bij dit besluit.

  • 2 Voor de strekking van de accountantsverklaring hanteert de accountant de uitgangspunten en de tabel, zoals opgenomen in bijlage II bij dit besluit.

Artikel 5.5

  • 1 De bedragen voor de rapporteringstoleranties die de accountant hanteert ten behoeve van de rapportering in het verslag van bevindingen zijn de bedragen die voortvloeien uit de goedkeuringstoleranties.

  • 2 Het algemeen bestuur kan de accountant bedragen voor de rapporteringstoleranties voorschrijven die lager zijn dan de bedragen die voortvloeien uit de goedkeuringstoleranties.

  • 3 Indien de accountant kwalitatieve gebreken van noemenswaardig belang constateert, meldt hij deze in het verslag van bevindingen, ook indien deze gebreken niet leiden tot het onthouden van een goedkeurende accountantsverklaring.

Hoofdstuk 6. De waterschapsbelastingen

§ 1. Kostendelen

Artikel 6.1

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. agrarische gronden: ten behoeve van de landbouw als bedoeld in artikel 312 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgronden, voor zover deze niet de ondergrond vormen van gebouwde eigendommen;

  • b. bouwpercelen: onbebouwde, al dan niet bouwrijp gemaakte percelen, waarop gebouwd mag worden.

Artikel 6.2

De kostendelen, bedoeld in artikel 120, vierde lid, van de wet, worden vastgesteld op basis van de onderlinge verhoudingen tussen de waarden in het economische verkeer van:

  • a. het totaal van de ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen;

  • b. het totaal van de natuurterreinen; en

  • c. het totaal van de gebouwde onroerende zaken,

binnen het gebied van het waterschap.

Artikel 6.3

De waarde van de ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen, is de som van de waarden in het economische verkeer van de:

  • a. agrarische gronden;

  • b. openbare landwegen, inclusief kunstwerken;

  • c. banen voor openbaar vervoer per rail, inclusief kunstwerken;

  • d. bouwpercelen; en

  • e. overige ongebouwde onroerende zaken.

Artikel 6.4

  • 1 De waarde van elk van de categorieën ongebouwde zaken, bedoeld in artikel 6.3, onderdelen a en c tot en met e, is het product van de oppervlakte in hectaren en de gemiddelde waarde per hectare van de desbetreffende categorie ongebouwde zaken binnen het gebied van het waterschap.

  • 2 De waarde van de categorie ongebouwde zaken, bedoeld in artikel 6.3, onderdeel b, is het product van de oppervlakte in hectaren en het gewogen gemiddelde van de waarden per hectare van de:

    • a. autosnelwegen;

    • b. hoofd- en regionale wegen;

    • c. lokale wegen en wegen binnen bebouwde kom;

    • d. overige verharde wegen,

    inclusief kunstwerken, binnen het gebied van het waterschap.

Artikel 6.5

  • 1 De gemiddelde waarde per hectare van agrarische gronden wordt bepaald op basis van of afgeleid uit verkooptransacties van agrarische gronden binnen het gebied van het waterschap.

  • 2 De waarde wordt bepaald op de waarde die aan de agrarische gronden dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de gronden als agrarische gronden in gebruik zouden blijven.

Artikel 6.6

  • 1 De gemiddelde waarde per hectare en de in aanmerking te nemen oppervlakte van de categorieën ongebouwde zaken, bedoeld in artikel 6.3, onderdelen b en c, omvat de waarde en de oppervlakte van de kadastrale percelen waarin zij zijn gelegen, met uitzondering van de delen van die percelen die ingevolge de wet worden aangemerkt als gebouwde onroerende zaken of als natuurterreinen of die niet dienstbaar zijn aan de verkeersfunctie van deze ongebouwde zaken.

Artikel 6.7

De gemiddelde waarde per hectare van bouwpercelen wordt bepaald op basis van de waarden die voor de binnen het gebied van het waterschap gelegen bouwpercelen op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken zijn vastgesteld.

Artikel 6.8

De gemiddelde waarde per hectare van de ongebouwde onroerende zaken, bedoeld in artikel 6.3, onderdeel e, wordt gesteld op de gemiddelde waarde per hectare van de agrarische gronden binnen het gebied van het waterschap.

Artikel 6.9

  • 1 De waarde in het economische verkeer van de natuurterreinen is het product van de oppervlakte in hectaren en de gemiddelde waarde per hectare van deze natuurterreinen binnen het gebied van het waterschap.

  • 2 De gemiddelde waarde per hectare van de natuurterreinen wordt gesteld op 20% van de gemiddelde waarde per hectare van de agrarische gronden binnen het gebied van het waterschap.

Artikel 6.10

De waarde in het economische verkeer van de gebouwde onroerende zaken is de som van de waarden die voor deze gebouwde onroerende zaken zijn vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 6.11

  • 1 De waardepeildatum ligt maximaal twee jaar voor het begin van het eerste kalenderjaar waarop de kostentoedelingsverordening betrekking heeft.

  • 2 De waardebepaling van de ongebouwde onroerende zaken niet zijnde natuurterreinen, en de natuurterreinen vindt plaats naar de hoedanigheid en de staat van de zaken op de waardepeildatum.

§ 2. Meting, bemonstering en analyse zuiveringsheffing

Artikel 6.12

  • 1 De meting, bemonstering en analyse, bedoeld in artikel 122g, van de wet, geschieden door de heffingplichtige gedurende elk etmaal van het kalenderjaar overeenkomstig de door het algemeen bestuur bij belastingverordening gegeven nadere regels.

  • 2 Op aanvraag van de gebruiker staat de ambtenaar, bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel b, van de wet, onder nader te stellen voorwaarden toe dat voor het aantal etmalen dat meting, bemonstering en analyse geschieden, wordt afgeweken van het eerste lid indien door de gebruiker aannemelijk wordt gemaakt dat voor de berekening van de vervuilingswaarde met gegevens over meting, bemonstering en analyse van een beperkt aantal etmalen kan worden volstaan.

  • 3 Het in het tweede lid bedoelde besluit wordt genomen bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 4 De bepaling van het zuurstofverbruik van de stoffen welke in een kalenderjaar worden afgevoerd, geschiedt op basis van de som van het chemisch zuurstofverbruik en het zuurstofverbruik door omzetting van stikstofverbindingen.

  • 5 Indien de uitkomst van de methode tot bepaling van het chemisch zuurstofverbruik in belangrijke mate is beïnvloed door biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen, wordt op die uitkomst een correctie toegepast. Het algemeen bestuur geeft omtrent die correctie nadere regels bij belastingverordening.

§ 3. Administratieve verplichtingen waterschapsbelastingen

Artikel 6.13

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

inspecteur: de in artikel 123, derde lid, onderdeel b, van de wet, bedoelde ambtenaar van het waterschap.

administratieplichtig: gehouden om op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat de gegevens die van belang zijn voor de heffing van de waterschapsbelastingen ten aanzien van de belastingplichtige, hieruit duidelijk blijken;

informatieplichtig: gehouden om de gegevens en inlichtingen aan de inspecteur te verstrekken welke voor de heffing van waterschapsbelastingen ten aanzien van derden van belang kunnen zijn en gehouden de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan - zulks ter keuze van de inspecteur -– die van belang kunnen zijn voor de heffing van waterschapsbelastingen ten aanzien van derden, voor dit doel beschikbaar te stellen.

Artikel 6.14

  • 2 De in het eerste lid bedoelde administratieplichtige is verplicht de gegevensdragers, die op basis van het eerste lid tot zijn administratie dienen te behoren, gedurende zeven jaren te bewaren.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde gegevensdragers dienen zodanig bewaard te worden dat controle daarvan door de inspecteur binnen redelijke termijn mogelijk is. De in het eerste lid bedoelde administratieplichtige verleent daartoe zijn medewerking.

Artikel 6.15

De in artikel 6.14, eerste lid, bedoelde administratieplichtige die niet of niet volledig voldoet aan de vordering van de inspecteur om de in artikel 6.14 bedoelde gegevensdragers of de inhoud daarvan voor raadpleging beschikbaar te stellen, wordt voor de toepassing van artikel 25, zesde lid, en artikel 27e, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen geacht niet volledig te hebben voldaan aan de verplichting ingevolge artikel 52 van die wet, tenzij aannemelijk is dat het niet, dan wel niet volledig voldoen aan de vordering van de inspecteur het gevolg is van overmacht.

Artikel 6.16

  • 2 Voor zover dit redelijkerwijs van belang is voor de uitvoering van dit besluit, gelden de in het eerste lid bedoelde verplichtingen ook buiten het gebied van het waterschap.

  • 3 Informatieplichtig zijn slechts degenen die voor de heffing van rijksbelastingen administratieplichtig zijn.

Artikel 6.17

  • 1 Indien een belastingschuldige een aanvraag heeft ingediend tot het verlenen van kwijtschelding van waterschapbelastingen als bedoeld in artikel 144 van de wet zijn de colleges van burgemeester en wethouders, de rijksbelastingdienst en de Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994, desgevraagd gehouden kosteloos gegevens te verstrekken aan de dagelijkse besturen van de waterschappen in verband met de inkomens- en vermogenspositie van de belastingschuldige, ten behoeve van de beoordeling van deze aanvraag.

  • 2 De Stichting Inlichtingenbureau is verwerker voor het verwerken van gegevens noodzakelijk voor het verlenen van deze kwijtschelding van waterschapsbelastingen die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, of de in het eerste lid bedoelde instanties, op grond van enig wettelijk voorschrift worden verstrekt aan de dagelijkse besturen van de waterschappen.

Hoofdstuk 7. Overgangsbepalingen en slotbepalingen

§ 1. Intrekking van andere regelingen

Artikel 7.1

De Comptabiliteitsvoorschriften waterschappen worden ingetrokken met dien verstande dat zij op grond van artikel 98a van de wet, van toepassing blijven op de inrichting van de meerjarenraming, de begroting, de jaarverslaggeving, de uitvoeringsinformatie en de informatieverstrekking aan derden alsmede de daarbij behorende toelichtingen voor het begrotingsjaar 2008.

§ 2. Overgangsbepalingen

Artikel 7.6

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2025. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 In afwijking van artikel 4.66, eerste lid, worden activa, die op 31 december 2008 tegen actuele waarde zijn gewaardeerd, volgens de op dat moment aanwezige boekwaarde gedurende de nog resterende afschrijvingsperiode afgeschreven. Gevormde herwaarderingsreserves dienen op de boekwaarde in mindering te worden gebracht.

  • 2 In afwijking van artikel 4.65, eerste lid, worden alle activa waar voor 1 januari 2009 reserves op in mindering zijn gebracht op de waarde volgens de op 31 december 2008 aanwezige boekwaarde gedurende de nog resterende afschrijvingsperiode afgeschreven.

Artikel 7.6b

§ 3. Slotbepalingen

Artikel 7.7

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 29 november 2007

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa

Uitgegeven de achttiende december 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage I. model goedkeurende accountantsverklaring, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van het Waterschapsbesluit

In artikel 109, derde lid, van de Waterschapswet zijn de elementen opgenomen, die de accountant in de accountantsverklaring moet opnemen.

In geval van een goedkeuring van de jaarrekening (goedkeurend getrouwheidsconclusie en geen materiële onrechtmatigheden en/of onzekerheden over de rechtmatigheid; fout ≤ 1%; onzekerheid ≤ 3%) dient bij het opstellen van de accountantsverklaring de volgende tekst te worden aangehouden door de accountant.

Aan: Opdrachtgever

Accountantsverklaring

Verklaring betreffende de jaarrekening

Wij hebben de (in dit rapport/verslag opgenomen 1) jaarrekening.. (jaartal) van waterschap.. (naam waterschap), bestaande uit de balans per 31 december .... (jaartal) en de exploitatierekeningen naar programma´s, naar kostendragers en naar kosten- en opbrengstsoorten over .... (jaartal) met de toelichtingen 2, gecontroleerd.

Verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur van waterschap .... (naam waterschap) is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met hoofdstuk 4 van het Waterschapsbesluit.

Deze houdt onder meer in dat de jaarrekening zowel de baten en lasten als de activa en passiva getrouw dient weer te geven en dat de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen. Rechtmatige totstandkoming betekent in overeenstemming met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen waaronder verordeningen van het waterschap zelf.

Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van zowel de baten en lasten als de activa en passiva, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat en voor de naleving van de relevante wet- en regelgeving, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 109, tweede lid, van de Waterschapswet. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder hoofdstuk 4 van het Waterschapsbesluit. 3 Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico´s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van zowel de baten en lasten als de activa en passiva, alsmede het voor de naleving van de wet- en regelgeving relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn, maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van het waterschap. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving, van de redelijkheid van schattingen die het dagelijks bestuur van het waterschap heeft gemaakt, en een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

De bij onze controle toegepaste goedkeuringstolerantie bedraagt voor fouten ...% en voor onzekerheden ...% van de totale bruto-lasten. Deze goedkeuringstolerantie is door het algemeen bestuur bij besluit van .............. (datum, nummer) vastgesteld.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel

Oordeel

Naar ons oordeel geeft de jaarrekening van waterschap .............. (naam waterschap) een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van zowel de baten en lasten over .... (jaartal) als van de activa en passiva per 31 december ... (jaartal) in overeenstemming is met hoofdstuk 4 van het Waterschapsbesluit.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de begroting en de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder verordeningen van het waterschap zelf.

Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties

Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 109, derde lid, onderdeel d, van de Waterschapswet melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam externe accountant en ondertekening met die naam

Bijlage II. goedkeuringstoleranties en strekking accountantsverklaringen, bedoeld in artikel 5.4, tweede lid, van het Waterschapsbesluit

Bij de oordeelsvorming over de jaarrekening spelen de goedkeuringstoleranties een belangrijke rol. De goedkeuringstoleranties zijn kwantitatieve criteria. Als de goedkeuringstoleranties niet worden overschreden, wordt in beginsel een goedkeurende accountantsverklaring afgegeven.

Als één der of beide goedkeuringstolerantie(s) worden overschreden zal geen goedkeurende accountantsverklaring, maar één van de drie andere hieronder aangegeven oordelen, worden verstrekt door de accountant.

Soort verklaring
 

Goedkeurend

Met beperking

Oordeelonthouding

Afkeurend

Fouten in de jaarrekening (% van bruto-lasten)

≤ 1%

> 1% < 3%

≥ 3%

Onzekerheden in de controle (% van bruto-lasten)

≤ 3%

> 3% < 10%

≥ 10%

Zoals in artikel 5.3 aangegeven, kan de accountant, op grond van zijn deskundigheid, ook besluiten dat er kwalitatieve gebreken zijn van dusdanige aard, dat de goedkeuring wordt onthouden.

  1. Verwijzing kan geschieden met behulp van paginanummers. ^ [1]
  2. De te noemen onderdelen van de jaarrekening moeten worden afgestemd op de inhoudsopgave van de jaarrekening. ^ [2]
  3. Indien van toepassing ook verwijzen naar het door het waterschap opgestelde controleprotocol. ^ [3]
Naar boven