Wijzigingsbesluit Besluit DNA-onderzoek in strafzaken

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-02-2008 t/m heden

Besluit van 10 december 2007, houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 3 oktober 2007, directie Wetgeving, nr. 5506106/07/6;

Gelet op de artikelen 151a, zesde en negende lid, 151b, derde en vijfde lid, 195a, vierde en vijfde lid, en 195d, derde en vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, artikelen 2, vijfde en zesde lid, en 5, tweede en derde lid, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden;

De Raad van State gehoord (advies van 23 november 2007, nr. W03.07.0357/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 30 november 2007, directie Wetgeving, nr. 5519016/07/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel II

In strafzaken waarin voor de inwerkingtreding van de artikelen II, onder O tot en met R, III, IV en VI van de Wet OM-afdoening voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging zijn gesteld overeenkomstig de artikelen 74 en 74c van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 36 en 37 van de Wet op de economische delicten, artikel 76 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen of artikel 85 van de Waterschapswet, blijven de artikelen die door artikel I, onder A en E, van dit besluit gewijzigd worden, van toepassing zoals zij luidden voor de inwerkingtreding van artikel I, onder A en E, van dit besluit.

Artikel III

Dit besluit treedt, voor zover het betreft:

  • a. artikel I, onder B, C en D, onder 2 tot en met 4, in werking met ingang van 1 januari 2008,

  • b. artikel I, onder D, onder 1, in werking op het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 21 november 2006 ingediende voorstel van wet tot goedkeuring van het op 27 mei 2005 te Prüm totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie (Trb. 2005, 197) (30 881) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt,

  • c. de artikelen I, onder A en E, en II in werking op het tijdstip waarop de Wet OM-afdoening in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 10 december 2007

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de achttiende december 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven