Besluit EFRO programmaperiode 2007–2013

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 07-12-2012 t/m heden

Besluit van 3 oktober 2007, houdende regels inzake bestuurlijke organisatie en cofinanciering door het Rijk van projecten uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling voor de programmaperiode 2007–2013 (Besluit EFRO programmaperiode 2007–2013)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 20 december 2006, nr. WJZ 6111566, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onze Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (PbEG L 210), Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 juli 2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1783/1999 (PbEG L 210), artikel 89 Grondwet en artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

De Raad van State gehoord (advies van 14 februari 2007, nr. W10.06.0570/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 26 september 2007, nr. WJZ 7111782, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Definities

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Kaderverordening: Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (PbEG L 210);

  • b. EFRO-verordening: Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 juli 2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1783/1999 (PbEG L 210);

  • c. Uitvoeringsverordening: Verordening (EG) nr. 1828/2006 van de Commissie van 8 december 2006 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, en van Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (PbEG L371);

  • d. Europees programma: operationeel programma als bedoeld in artikel 2 van de Kaderverordening;

  • e. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

  • f. managementautoriteit: managementautoriteit als bedoeld in artikel 59, eerste lid, onderdeel a, van de Kaderverordening.

§ 2. Rijkscofinanciering en Europese subsidie

Artikel 2

  • 1 Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld voor subsidie die bij wijze van cofinanciering dan wel ten laste van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling kan worden verleend aan degene die een project tot stand brengt dat past in een door Onze Minister aangewezen Europees programma.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld voor subsidie die bij wijze van cofinanciering kan worden verleend aan de managementautoriteit van een door Onze Minister aangewezen grensoverschrijdend Europees Programma.

Artikel 3

  • 1 Onze Minister wijst bij ministeriële regeling de Europese programma’s aan en regelt de vaststelling van subsidieplafonds en deelplafonds.

  • 2 Onze Minister kan regels vaststellen met betrekking tot:

    • a. degene aan wie subsidie kan worden verstrekt;

    • b. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • c. de financiering van het project, en de wijze waarop deze tot stand komt;

    • d. de criteria om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • e. de aanvraag van subsidie en de besluitvorming daarover;

    • f. de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;

    • g. de verplichtingen van de subsidieontvanger;

    • h. de vaststelling van de subsidie;

    • i. de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten.

Artikel 4

  • 1 Subsidie krachtens dit besluit wordt niet verleend voor uitgaven die volgens artikel 7 van de EFRO-verordening niet voor steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in aanmerking komen.

  • 2 De krachtens artikel 3, tweede lid, ten aanzien van cofinanciering vastgestelde regels zijn tevens de regels inzake de subsidiabiliteit van de uitgaven die in aanmerking komen voor steun uit de fondsen, bedoeld in artikel 56, vierde lid, van de Kaderverordening.

§ 3. Aanwijzing autoriteiten

Artikel 5

  • 1 De managementautoriteit voor het Europees programma dat zich richt op het grondgebied van de provincies Gelderland en Overijssel wordt gevormd door de leden van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland, gezamenlijk. Deze managementautoriteit is een bestuursorgaan van de provincie Gelderland.

  • 2 De managementautoriteit voor het Europees programma dat zich richt op het grondgebied van de provincies Noord-Brabant, Limburg en Zeeland wordt gevormd door de leden van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, gezamenlijk. Deze managementautoriteit is een bestuursorgaan van de provincie Noord-Brabant.

  • 3 De managementautoriteit voor het Europees programma dat zich richt op het grondgebied van de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe is het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

  • 4 De managementautoriteit voor het Europees programma dat zich richt op het grondgebied van de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Flevoland en Utrecht zijn de leden van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, gezamenlijk. Deze managementautoriteit is een bestuursorgaan van de gemeente Rotterdam.

  • 5 De managementautoriteit voor het grensoverschrijdend Europees programma dat zich richt op de Euregio Maas-Rijn is het bestuur van de Stichting Euregio Maas-Rijn.

Artikel 6

De managementautoriteit is het bestuursorgaan dat voor uitvoering van door Onze Minister aangewezen Europese programma’s op aanvraag kan besluiten tot subsidieverlening ten laste van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling.

Artikel 7

De managementautoriteit kan van bevoegdheden krachtens Kaderverordening, EFRO-verordening, de uitvoeringsverordening, dit besluit of een krachtens dit besluit vastgestelde regeling mandaat verlenen aan bestuursorganen of functionarissen die ambtshalve werkzaam zijn in of voor de regio waarop het betrokken programma zich richt.

Artikel 8

  • 2 Het bestuur van de Stichting Euregio Maasrijn is certificeringsautoriteit als bedoeld in artikel 59, eerste lid, onderdeel b, van de Kaderverordening 1083/2006 voor het grensoverschrijdend programma, bedoeld in artikel 5, vijfde lid.

  • 3 De in het eerste en tweede lid aangewezen certificeringsautoriteit is de in artikel 76, tweede lid van de Kaderverordening bedoelde instantie.

Artikel 9

  • 2 De directeur van de auditdienst van het Ministerie van Economische Zaken is auditautoriteit als bedoeld in artikel 59, eerste lid, onderdeel c, van de Kaderverordening 1083/2006 voor het aangewezen Europese programma genoemd in artikel 5, vijfde lid.

Artikel 10

  • 1 Er is een Comité van Toezicht als bedoeld in artikel 63 van de Kaderverordening voor elk Europees programma.

  • 2 De managementautoriteit benoemt in overleg met Onze Minister en voor het programma bedoeld in artikel 5, vierde lid, eveneens in overleg met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de leden van het Comité van Toezicht.

§ 4. Slotartikelen

Artikel 11

Dit besluit is van toepassing op subsidies die bij wijze van cofinanciering door Onze Minister worden verleend dan wel ten laste komen van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ter uitvoering van door Onze Minister aangewezen Europese programma’s die goedgekeurd zijn voor de periode 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013.

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 13

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit EFRO programmaperiode 2007–2013.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 oktober 2007

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de drieëntwintigste oktober 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven