Besluit Commissie visitatie zelfevaluatie spoorwetgeving

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 07-06-2007 t/m heden

Besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat tot instelling van de Commissie visitatie zelfevaluatie spoorwetgeving

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gezien het plan van aanpak voor de evaluatie van de Spoorwegwet en de Concessiewet personenvervoer per trein (Kamerstukken II 2006–2007, 29984, nr. 53, bijlage);

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2

Er is een commissie voor de visitatie van de zelfevaluaties in het kader van de evaluatie, bedoeld in paragraaf 4.2.3 van het plan van aanpak voor de evaluatie.

Artikel 3

  • 1 De commissie bestaat uit de volgende leden:

    • a. mr. W. Sorgdrager, tevens voorzitter;

    • b. prof. dr. M.S. de Vries;

    • c. drs. T. H. van Hoek.

  • 2 De commissie is een onafhankelijke commissie. De leden zijn niet inhoudelijk betrokken bij de partijen in de spoorsector.

  • 3 De commissie wordt ondersteund door een secretariaat. Het secretariaat heeft tot taak de commissie met raad en daad bij te staan bij de uitvoering van de werkzaamheden en de communicatie tussen de zelfevaluerende partijen en de commissie, en tussen de commissie en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat te verzorgen.

  • 4 Het secretariaat wordt aangesteld en bezoldigd door de Minister.

Artikel 4

De commissie heeft tot taak:

  • a. toe te zien op de kwaliteit van de zelfevaluaties en daarover een onafhankelijk oordeel te formuleren;

  • b. het geven van een oordeel over de bijdragen aan de nulmeting, betreffende de situatie voor 1 januari 2005, vanuit het perspectief van de zelfevaluaties, opgesteld door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, de Inspectie Verkeer en Waterstaat, de N.V. Nederlandse Spoorwegen, ProRail B.V., de Nederlandse Mededingingsautoriteit, consumentenorganisaties verenigd in het Landelijk Overleg Consumentenbelangen Openbaar Vervoer (Locov), alsmede de door de Minister aangewezen decentrale overheden, personenvervoerders en goederenvervoerders;

  • c. het geven van een oordeel over de zelfevaluatierapporten, opgesteld door de in onderdeel b genoemde organisaties;

  • d. het doen van aanbevelingen op grond van de bevindingen, bedoeld in de onderdelen a, b en c, die mede als basis kunnen dienen voor een verdere analyse van het functioneren van de Spoorwetgeving en het door de overheid te voeren beleid.

Artikel 5

  • 1 De commissie rapporteert ten minste ieder kwartaal schriftelijk aan de Minister over de voortgang en stand van zaken van de werkzaamheden.

  • 2 De commissie neemt haar voorgenomen werkzaamheden en die van het secretariaat op in een plan van aanpak. Dit plan van aanpak behoeft de goedkeuring van de Minister.

  • 3 De commissie rondt haar werkzaamheden af met een eindadvies.

Artikel 6

  • 1 De commissie brengt haar eindadvies uiterlijk 6 juni 2008 (week 23) uit aan de Minister.

  • 2 Na het uitbrengen van het advies heft de Minister de commissie op.

Artikel 7

De archiefbescheiden van de commissie worden na haar opheffing of, zoveel eerder als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, overgebracht naar het archief van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 maart 2007.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings

Naar boven