Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Metrologie over de periode 1946–1997 (Minister van Financiën)

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 04-04-2007 t/m heden

Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Metrologie over de periode 1946–1997 (Minister van Financiën)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de Minister van Financiën,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;

De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 28 februari 2007, arc-2007.03507/5);

Besluiten:

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 13 maart 2007

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de

algemene rijksarchivaris

,

M.W. van Boven

De

Minister

van Financiën,
namens deze:
de

projectdirecteur Project Wegwerken Archiefachterstanden PWAA

,

A. van der Kooij

Basisselectiedocument metrologie 1946–

Voor de volgende zorgdragers:

– Minister van Economische Zaken

– Minister van Financiën

Concept/Versie oktober 2006

PWAA/Rotterdam

Lijst van afkortingen

BSD: Basisselectiedocument

EZ: (Minister van) Economische Zaken

NA: Nationaal Archief

NMi (VSL): Nederlands Meet Instituut NV (Van Swinden Laboratorium)

OCW: (Minister/Ministerie van) Onderwijs, Cultuur & Wetenschap

RIO: Rapport Institutioneel Onderzoek

Stb.: Staatsblad

Stcrt.: Staatscourant

1. Definitie van het BSD

Een Basis Selectiedocument (BSD) is de vorm waarin een of meerdere selectielijst(en), bedoeld in artikel 5 van de Archiefwet 1995 (Stb. 277), worden vastgesteld. Een selectielijst biedt de grondslag voor het vernietigen dan wel het ter blijvende bewaring overbrengen van de neerslag van handelingen van een zorgdrager en de onder hem ressorterende actoren. Een BSD kan bestaan uit één of meer selectielijsten.

Een BSD is gebaseerd op een vastgesteld Rapport Institutioneel Onderzoek (RIO) en bestrijkt dezelfde periode als dit rapport. Eventuele afwijkingen hiervan worden in het verslag van het driehoeksoverleg verantwoord.

Een BSD bevat in principe dezelfde handelingen als het RIO dat aan het BSD ten grondslag ligt. Eventuele afwijkingen hierop worden in het verslag van het gevoerde driehoeksoverleg verantwoord. Indien het RIO een begin- en eindperiode vermeldt wordt de eindperiode niet overgenomen in het BSD, omdat dit ten onrechte zou suggereren dat alle handelingen afgesloten zijn. Een dergelijke wijziging heeft een praktisch nut en betekent geen nader institutioneel onderzoek.

Het handelingenblok wijkt in zoverre af van dat van het RIO dat een veld voor de waardering wordt toegevoegd (zie leeswijzer onder hoofdstuk 8).

In het veld ‘waardering’ wordt aangegeven of de administratieve neerslag hiervan bewaard dan wel vernietigd moet worden, en welk bewaarcriterium of vernietigingstermijn gehanteerd wordt. De waardering B (= bewaren) betekent dat de neerslag voor permanente bewaring wordt overgebracht naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen. De waardering V (= vernietiging) betekent dat de neerslag wordt vernietigd. Op welke termijn dat gebeurt, wordt bij de waardering vermeld. Bij voorkeur wordt ook het ingangsmoment vastgelegd (bijv. 3 jaar na vaststelling nieuwe regeling). Zonder nadere aanduiding gaat de vernietigingstermijn in direct na afsluiting van de zaak waarop een dossier betrekking heeft.

Anders dan in het RIO worden in het BSD de handelingen per actor geordend. Indien een BSD bestaat uit lijsten voor actoren onder verschillende zorgdragers, worden deze per zorgdrager geordend. Hiermee wordt uitdrukking gegeven aan het uitgangspunt dat een selectielijst een eenheid is, bevattende handelingen van een zorgdrager en de onder hem ressorterende actoren. Anders gezegd: een selectielijst kan opgebouwd zijn uit (deel)lijsten voor verschillende actoren die onder dezelfde zorgdrager ressorteren.

2. Functies van het BSD

Het BSD heeft de volgende functies:

  • de selectielijsten in het BSD bieden de grondslag voor de vernietiging en overbrenging van archiefbescheiden waarvoor een zorgdrager verantwoordelijk is (Archiefwet 1995, art. 5, eerste lid);

  • voor de zorgdrager is het BSD bovendien van belang voor de bedrijfsvoering en als mogelijke basis voor archiefordening volgens bedrijfsprocessen;

  • voor de zorgdrager dient het BSD als verantwoording tegenover de recht- en bewijszoekende burger, die de mogelijkheid heeft tijdens de terinzagelegging invloed uit te oefenen op het bewaar- en vernietigingsbeleid (Archiefbesluit 1995, art. 2, eerste lid, onder d);

  • voor de minister belast met het cultuurbeleid (vertegenwoordigd door de Algemeen Rijksarchivaris) is het BSD de verantwoording inzake het bewaar- en vernietigingsbeleid vanuit cultureel-historisch belang (Archiefbesluit 1995, art. 2, eerste lid, onder c);

  • voor het Nationaal Archief is het BSD (tezamen met het RIO) het uitgangspunt voor de Institutionele Toegangen.

3. Verantwoording

Op 27 juli 1995 werd tussen de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Economische Zaken en de Algemene Rijksarchivaris een convenant afgesloten waarin ondermeer werd afgesproken dat een institutioneel onderzoek ‘naar de taakontwikkeling en de daaraan gekoppelde organisatorische ontwikkeling van het ministerie in de periode na 1945’ zou plaatsvinden.

In het kader hiervan werd een onderzoek ingesteld naar de handelingen van de Minister van Economische Zaken en andere actoren op het gebied van de metrologie. Het resultaat hiervan werd vastgelegd in het rapport ‘IJken en meten’ (A.A. Mietes, Den Haag/2001). Dit rapport vormde de basis voor dit Basis Selectie Document (BSD).

3.1. Doel en werking van het BSD

Een Basis Selectiedocument (BSD) is een bijzondere vorm van een selectielijst. In de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van één (enkele) organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve neerslag vormen van het overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein. Een BSD kan bestaan uit één of meer selectielijsten.

Het BSD geldt dus voor de archiefbescheiden van verschillende overheidsorganen (veelal ook diverse zorgdragers), en wel voor zover de desbetreffende actoren op het terrein in kwestie werkzaam zijn (geweest). Dit betekent dat er geen handelingen van particuliere actoren worden opgenomen.

Een BSD wordt opgesteld op basis van institutioneel onderzoek. In een Rapport Institutioneel Onderzoek (RIO) wordt dan het betreffende beleidsterrein beschreven, evenals de taken en bevoegdheden van de betrokken actoren op dat beleidsterrein. De handelingen van de overheid op het beleidsterrein staan in het RIO in hun functionele context geplaatst. In het BSD zijn de handelingen overgenomen, alleen nu geordend naar de actor. Bovendien is bij elke handeling aangegeven of de administratieve neerslag hiervan bewaard dan wel vernietigd moet worden.

Door de beleidsterreingerichte benadering komen verschillende aspecten betreffende het beheer van de eigen organisatie van de zorgdrager (personeelsbeleid, financieel beleid, etc.) niet aan bod. Voor het selecteren van de administratieve neerslag die betrekking heeft op de instandhouding en ontwikkeling van de eigen organisaties van overheidsorganen dienen een aantal zogeheten ‘horizontale’ BSD’s. Deze horizontale BSD’s zijn van toepassing op alle organisaties van de rijksoverheid.

Het niveau waarop geselecteerd wordt, is dus niet dat van de stukken zelf, maar dat van de handelingen waarvan die archiefbescheiden de administratieve neerslag vormen. Een BSD is derhalve geen opsomming van (categorieën) stukken, maar een lijst van handelingen van overheidsactoren, waarbij elke handeling is voorzien van een waardering en indien van toepassing een vernietigingstermijn.

Het opgestelde ontwerp-BSD wordt voorgelegd aan de Raad van Cultuur en op verschillende plaatsen ter inzage gelegd. Na eventuele wijziging van het ontwerp-BSD kan worden overgegaan tot de vaststelling. Het BSD wordt vastgesteld in een gezamenlijk besluit van de Minister belast met het cultuurbeleid (tegenwoordig de Minister van OCW) en de betrokken zorgdrager(s).

3.2. Definitie van het beleidsterrein

De metrologie is de leer van het meten. De metrologie houdt zich bezig met het vaststellen, reproduceren en beheren van standaarden van meeteenheden, het meten van o.a. voorwerpen, goederen- en energiestromen alsmede andere parameters zoals temperatuur en druk, de meetinstrumenten en de opleiding van deskundig personeel. De metrologie wordt ook wel onderverdeeld in theoretische metrologie, toegepaste metrologie en wettelijke metrologie. De theoretische metrologie, het fundamenteel onderzoek, wordt meestal verricht aan nationale standaardenlaboratoria (in Nederland NMi Van Swinden Laboratorium B.V.) alsmede aan universiteiten. De ijkinstelling houdt zich vooral bezig met de toegepaste en wettelijke metrologie. De metrologie bedient zich van methoden en technieken uit onder meer de natuurkunde en de scheikunde.

3.3. Afbakening van het beleidsterrein en de doelstellingen van de overheid op het beleidsterrein

Bij het Ministerie van Economische Zaken wordt institutioneel onderzoek verricht naar de volgende beleidsterreinen:

  • Energievoorziening;

  • Macro-economische politiek;

  • Buitenlandse handel;

  • Industriebeleid;

  • Technologisch innovatiebeleid;

  • Marktordening;

  • Midden- en kleinbedrijf, commerciële diensten en ondernemerschap;

  • Regionaal economisch beleid.

De overheid heeft een belangrijke taak op het gebied van de marktordening en de kwaliteit van goederen. Een eerlijke handel in de handel tussen bedrijven onderling en tussen het bedrijfsleven en de consument dient zoveel mogelijk bevorderd te worden. Eerlijkheid in de handel is slechts mogelijk indien de maten, gewichten en werktuigen die worden gebruikt juist zijn. Hiertoe is een systeem opgezet van standaarden, standaardenbeheer en van toetsing van meetmiddelen van deze standaarden. Het bedrijfsleven werd verplicht uitsluitend door de overheid erkende meetmiddelen te gebruiken. Overtreding van deze verplichting was strafbaar.

Het gehele systeem van meeteenheden is gebaseerd op een aantal (internationale) standaarden. Deze vormen de basis voor de nationale standaarden. Het beheer van de standaarden door de overheid vormt een belangrijke bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van het Nederlandse product en de Nederlandse dienstverlening.

Binnen het beleidsterrein marktordening verricht de Minister van Economische Zaken een aantal handelingen op het gebied van de metrologie, de waarborg van platina, gouden en zilveren werken, de kwaliteitsbewaking van waren (de Warenwet) en de kwaliteitsbewaking van speelautomaten (de Wet op de Kansspelen). Deze handelingen worden in verschillende rapporten vastgelegd.

Deze selectielijst is gebaseerd op het in 2001 verschenen RIO IJken en meten. Een institutioneel onderzoek naar het overheidshandelen op het terrein van metrologie, 1946–1997 (nr. 105). Het BSD bestrijkt de periode vanaf 1946. In dit BSD worden de handelingen van de Minister van Economische Zaken (1946–1997), de dienst van het IJkwezen (1946–1989) en enkele andere actoren op het gebied van de metrologie beschreven. De Minister van Economische Zaken is direct verantwoordelijk voor de handelingen van de dienst van het IJkwezen. In het rapport wordt deze actor daarom aangegeven als: Minister van Economische Zaken (dienst van het IJkwezen). In 1989 werd de dienst van het IJkwezen geprivatiseerd. De handelingen van de geprivatiseerde ijkinstelling zijn niet in dit rapport opgenomen.

Het beleid ten aanzien van de metrologie ligt voor een belangrijk deel vast in wetten, algemene maatregelen van bestuur, Koninklijke Besluiten en ministeriële regelingen. De wet- en regelgeving vormt dan ook de belangrijkste bron voor dit rapport. De handelingen zijn rondom onderwerpen gegroepeerd. Soms zijn deze onderwerpen van een nadere toelichting voorzien.

Mw J.M. van Spronssen, projectleider bij het Directoraat-Generaal Economische Structuur, directie Marktwerking van het Ministerie van Economische Zaken en dhr G.H. Engler, medewerker op de Afdeling Juridische Zaken van het Nederlands Meetinstituut (NMi) waren zo vriendelijk om het de selectielijst van commentaar te voorzien. Dit resulteerde in een aantal aanpassingen.

Er behoeven geen (delen) van selectielijsten te worden ingetrokken.

3.4. De actoren werkzaam op het beleidsterrein, voorzover hun selectielijsten in het BSD zijn opgenomen

Actoren onder de zorg van de Minister van Economische Zaken

– Minister van Economische Zaken

– Minister van Economische Zaken (dienst van het IJkwezen)

– Commissie van toezicht op de Nederlandse standaarden, later Raad van deskundigen voor de nationale standaarden

– Commissie belast met het afnemen van de toelatingsexamens tot (adjunct-) ijker

Actoren onder de zorg van de Minister van Financiën

– Minister van Financiën

4. Selectiedoelstelling

De doelstelling van het Nationaal Archief bij de selectie van overheidsarchieven is dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor zover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven.

Deze selectiedoelstelling wordt in het BSD toegepast op het betreffende beleidsterrein.

5. Selectiecriteria

De selectiedoelstelling van het Nationaal Archief is dat met de te bewaren gegevens een reconstructie van het handelen van de rijksoverheid op hoofdlijnen ten opzichte van haar omgeving mogelijk moet zijn, waardoor bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. Om de selectiedoelstelling te realiseren, worden zes selectiecriteria gebruikt om tot een waardering te komen:

Algemene selectiecriteria

Handelingen die worden gewaardeerd met B(ewaren)

Algemeen selectiecriterium

1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten

2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieronder valt ook het toetsen van en toezien op beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren

Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.

4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt

Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.

6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninklijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten

Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

‘Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.’

6. Verslag vaststellingsprocedure

In 2006 is het ontwerp-BSD door de Minister van Economische Zaken en de Minister van Financiën aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC).

Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd.

Vanaf 1 januari 2007 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief. Tevens is de selectielijst beschikbaar gesteld via de website van het Nationaal Archief en de website van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant.

Op 28 februari 2007 bracht de RvC advies uit (arc-2007.03507/5), hetwelk geen aanleiding heeft gegeven tot wijzigingen in de ontwerp-selectielijst.

Daarop werd het BSD op 13 maart 2007 door de algemene rijksarchivaris, namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Project Directeur Project Wegwerken Archiefachterstanden (conform het convenant d.d. 30 mei 2006) namens de Minister van Financiën (C/S&A/07/691) en de Minister van Economische Zaken (C/S&A/07/690) vastgesteld.

7. Leeswijzer

De handelingen worden beschreven in een handelingenblok, zoals hierna aangegeven:

(X): Dit is het volgnummer van de handeling.

Dit nummer is overgenomen uit het RIO. Als het volgnummer van één of meerdere handelingen in het BSD afwijkt van het oorspronkelijke RIO-nummer, dan wordt deze vermeld in een concordans.

Handeling: Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid.

In de praktijk komt een handeling meestal overeen met een procedure of een werkproces.

Bijvoorbeeld:

Het voorbereiden, coördineren en bepalen van het beleid inzake geluidshinder.

Periode: Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht. Is geen specifiek beginjaar bekend dan wordt een beginjaar geschat, of 1945– genoemd. Wanneer er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling nog steeds uitgevoerd.

Grondslag: Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht, indien bekend,

kan op twee manieren worden vermeld.

(1)

  • de naam (citeertitel) van de wet, de Algemene Maatregel van Bestuur, het Koninklijk Besluit of de ministeriële regeling;

  • het betreffende artikel en lid daarvan;

  • de vindplaats of bron;

  • wijzigingen in de grondslag en het vervallen hiervan.

Bijvoorbeeld:

Reclasseringsregeling 1947, art. 9, lid 2 (Stb. 1947, H 423), Reclasseringsregeling 1970, art. 8, lid, lid 3 (Stb. 1969, 598), gewijzigd 1978 (Stb. 1978, 254), vervallen in 1986 (Stb. 1986, 1)

(2)

  • naam van de wet, de algemene Maatregel van bestuur, het Koninklijk Besluit of ministeriële regeling;

  • het betreffende artikel en het lid daarvan.

De overige gegevens (vindplaats, wijzigingen of vervallen kunnen worden vermeld in een overzicht van geraadpleegde wetten)

Bijvoorbeeld:

Reclasseringsregeling 1947, art. 9, lid 2, Reclasseringsregeling 1970, art. 8, lid 3

NB: Met vindplaats wordt de vermelding in het staatsblad of staatscourant bedoeld. Het verdient de voorkeur de vindplaats van de grondslag op te nemen in het handelingenblok. Een andere mogelijkheid is de vindplaats in het overzicht van wet- en regelgeving te vermelden. Duidelijk moet zijn op welke versie van een wet- of regeling een handeling gebaseerd is.

Wanneer er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bron (interne regelgeving, beleidsnota’s) worden genoemd waarin de betreffende handeling staat vermeld.

Product: Hier achter staat het product vermeld waarin de handeling resulteert of zou moeten resulteren.

Opsommingen geven een indicatie van de producten en zijn niet altijd uitputtend. Vaak wordt volstaan met een algemeen omschreven eindproduct Toepassing is afhankelijk van de zorgdrager.

Opmerking: Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer (een onderdeel van) het handelingenblok toelichting behoeft.

Waardering: Waardering van de handeling in B (bewaren) of V (vernietigen).

Indien vernietigen, dan vermelding van de vernietigingstermijn, zonodig aangevuld met een bewerkingsinstructie, bijvoorbeeld: ‘v 5 jaar na voltooiing project’.

Indien bewaren, dan vermelding van het gehanteerde selectiecriterium.

Eventueel een nadere toelichting op de waardering.

8. Actorenoverzicht

Actoren onder de zorg van de Minister van Economische Zaken

Minister van Economische zaken (1946–)

De Minister van Economische Zaken is primair verantwoordelijk voor het beleid betreffende de metrologie. Het onderzoeken en keuren van maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten vormt hier een onderdeel van. Daarnaast behoort het onderhouden van de nationale standaarden tot de taak van de minister. De belangen op het gebied van de metrologie werden binnen het Ministerie van Economische Zaken in de periode 1945–1950 behartigd door de Afdeling Wetgeving en Juridische Aangelegenheden. Vanaf 1951 viel de metrologie onder het Directoraat, later Directoraat-Generaal voor de Middenstand.

Minister van Economische Zaken (dienst van het IJkwezen) (1946–1989)

Onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken werd het onderzoeken, (her-)keuren en justeren van maten, gewichten, meet- en weeginstrumenten uitgevoerd door de dienst van het IJkwezen. Na de privatisering van deze dienst in 1989 worden de taken op het gebied van de metrologie uitgevoerd door het Nederlands Meet Instituut (NMi).

De dienst van het IJkwezen hield zich in eerste instantie bezig met de uitvoering van de IJkwet en de Europese regelgeving op het gebied van de metrologie. Daarnaast werden ook werkzaamheden verricht die voortkwamen uit de Politiewet, de Wegenverkeerswet, de Wet Luchtverontreiniging en de Wet op de Kansspelen.

Commissie belast met het afnemen van de toelatingsexamens tot (adjunct-)ijker (1947–1968)

Deze commissie was in de periode 1947–1968 belast met het regelen en afnemen van de toelatingsexamens tot (adjunct-) ijker.

Commissie van toezicht op de Nederlandse standaarden, later Raad van deskundigen voor de nationale standaarden (1946–1997)

Deze actor was belast met het toezicht op het beheer of de verwezenlijking van nationale standaarden. Jaarlijks werd hierover verslag uitgebracht aan de Minister van EZ. De Commissie, of Raad, adviseerde de Minister van EZ en de beide Kamers der Staten-Generaal over aangelegenheden aangaande standaarden van meeteenheden.

Actoren onder de zorg van de Minister van Financiën

Minister van Financiën (1989–)

Deze actor is betrokken bij de financiële afwikkeling van de privatisering van de dienst van het IJkwezen. Het gaat hierbij voornamelijk om het toekennen van vermogensbestanddelen van de Staat aan de geprivatiseerde instelling.

Selectielijsten

9. Deel A: Handelingen van de Minister van Economische Zaken

9.1.1. Beleidsvoorbereiding, -⁠verantwoording, -evaluatie en de totstandkoming van wetgeving

1.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wetten betreffende de metrologie

Periode: 1946–1997

Waardering: B1

2.

Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid betreffende de metrologie.

Periode: 1946–1997

Waardering: B1, B2

3.

Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen betreffende de metrologie.

Periode: 1946–1989

Opmerking: Bewaring op het hoogste niveau betekent dat kwartaalverslagen alleen worden bewaard als er geen jaarverslagen zijn, en maandverslagen alleen als er geen jaar- en kwartaalverslagen zijn, etcetera.

Waardering: B3 voor verslagen op het hoogste niveau

V 2 jaar voor verslagen op onderliggend niveau

5.

Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins incidenteel informeren van de Kamers der Staten Generaal betreffende de metrologie.

Periode: 1946–1997

Waardering: B2, B3

9.1.2. Klachten en beroepschriftenprocedures

6.

Handeling: Het verstrekken van informatie aan de Commissie voor de Verzoekschriften van de Staten Generaal, aan overige kamercommissies en aan de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten van burgers op het gebied van de metrologie.

Periode: 1946–1997

Waardering: B3

7.

Handeling: Het beslissen op beroepsschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende de metrologie en het voeren van verweer in beroepschriftenprocedures voor de Raad van State en/of kantonrechter.

Periode: 1946–1989

Waardering: B5

9.1.3. Verlenen van subsidies

8.

Handeling: Het verstrekken van subsidies aan personen, bedrijven en instellingen die actief zijn op het gebied van de metrologie.

Periode: 1946–1989

Waardering: V 10 jaar na verstrekken subsidie

9.1.4. Organisatie van de dienst van het IJkwezen

10.

Handeling: Het bepalen dat gasmeters mogen worden onderzocht door andere instellingen dan de dienst voor het ijkwezen.

Periode: 1946–1989

Grondslag: IJkwet art. 22, lid 2.

Waardering: V 10 jaar

11.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van Koninklijke Besluiten betreffende de indeling van het land in ijkkringen, de vestiging van ijkkantoren en de door de ijkkantoren te gebruiken kantoormerken.

Periode: 1946–1989

Grondslag: IJkwet art. 22, lid 3.

Waardering: B4

13.

Handeling: Het regelen van de inrichting, samenstelling en werkwijze van de dienst van het IJkwezen.

Periode: 1946–1989

Grondslag: IJkwet art. 23.

Waardering: B4

9.1.5. Privatisering van de dienst van het IJkwezen

14.

Handeling: Het namens de Staat der Nederlanden oprichten van een naamloze vennootschap die tot doel heeft de bij, of krachtens, de IJkwet en andere bepalingen op het gebied van de metrologie voortvloeiende werkzaamheden te verrichten, het op het gebied van de metrologie verrichten van diensten ten behoeve van derden en het in opdracht van de overheid verrichten van diensten ter zake van internationale samenwerking en ter zake van regelgeving op metrologisch gebied.

Periode: 1989

Grondslag: Wet privatisering ijkwezen art. III, lid 1.

Waardering: B4

15.

Handeling: Het ter beschikking stellen van archiefbescheiden van het Rijk aan de naamloze vennootschap en/of het overbrengen van archiefbescheiden naar de rijksarchiefbewaarplaats.

Periode: 1989

Grondslag: Wet privatisering ijkwezen art. IV, lid 1–3.

Waardering: B5

16.

Handeling: Het, in overeenstemming met de Minister van Financiën, vaststellen en toekennen van vermogensbestanddelen van de Staat aan de vennootschap.

Periode: 1989

Grondslag: Wet privatisering ijkwezen art. IIIa, lid 4–5.

Waardering: B5

18.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van Koninklijke Besluiten betreffende het aanwijzen van een in Nederland gevestigde rechtspersoon als ijkinstelling.

Periode: 1989–1997

Grondslag: IJkwet art. 22, lid 1 en 4.

Waardering: B4

9.1.6. Toezicht op de ijkinstelling

19.

Handeling: Het goedkeuren van wijzigingen in de statuten van de ijkinstelling.

Periode: 1989–1997

Grondslag: IJkwet art. 22, lid 3

Waardering: V 15 jaar

9.1.7. Toelating als (adjunct-) ijker

20.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van algemene maatregelen van bestuur betreffende de regeling van de examens tot toelating als (adjunct-) ijker.

Periode: 1946–1968

Grondslag: IJkwet art. 25, lid 2.

Waardering: V 20 jaar

21.

Handeling: Het benoemen en ontslaan van de leden van de commissie belast met het afnemen van de examens tot toelating als (adjunct-) ijker en het aanwijzen van de voorzitter van de commissie.

Periode: 1947–1968

Grondslag: Besluit van 21 december 1946, art. 1.

Besluit van 16 juni 1961, art. 1, lid 2.

Waardering: V 5 jaar na beëindiging/neerleggen functie (lidmaatschap)

22.

Handeling: Het bepalen waar en wanneer de toelatingsexamens tot (adjunct-) ijker zullen plaatsvinden.

Periode: 1947–1961

Grondslag: Besluit van 21 december 1946, art. 2.

Waardering: V 5 jaar

9.1.8.Personeel van de dienst van het IJkwezen

26.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van Koninklijke Besluiten betreffende het verrichten van nevenactiviteiten door ambtenaren van de dienst van het IJkwezen.

Periode: 1946–1968

Grondslag: IJkwet, art. 24, lid 2.

Waardering: V 20 jaar

27.

Handeling: Het verlenen van toestemming aan ambtenaren van de dienst van het IJkwezen voor het verrichten van nevenactiviteiten.

Periode: 1946–1968

Grondslag: IJkwet, art. 24, lid 2.

Opmerking: De neerslag van deze handeling valt onder handeling 5 van het nog vast te stellen BSD P-Direkt.

Waardering: Vervallen

28.

Handeling: Het geven van dienstvoorschriften voor de ambtenaren van de dienst van het IJkwezen.

Periode: 1946–1968

Grondslag: IJkwet, art. 24, lid 3.

Waardering: V 20 jaar

29.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van Koninklijke Besluiten betreffende het beëdigen van ambtenaren van de dienst van het IJkwezen.

Periode: 1946–1968

Grondslag: IJkwet, art. 26.

Waardering: V 20 jaar

30.

Handeling: Het beëdigen van ambtenaren van de dienst van het IJkwezen.

Periode: 1946–1968

Grondslag: IJkwet, art. 26.

Opmerking: De neerslag van deze handeling valt onder handeling 4 van het nog vast te stellen BSD P-Direkt.

Waardering: Vervallen

9.1.9. IJkbevoegden

33.

Handeling: Het vaststellen van voorschriften voor ijkbevoegden.

Periode: 1989–1997

Grondslag: IJkwet art. 26b, lid 1.

Waardering: B5

9.1.10. Werkwijze van de ijkinstelling en ijkbevoegden

34.

Handeling: Het geven van algemene aanwijzingen aan de ijkinstelling en de ijkbevoegden in verband met de uitvoering van een bindend, door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen genomen besluiten.

Periode: 1989–1997

Grondslag: IJkwet art. 27, lid 1–2.

Waardering: B5

9.1.11. Grondslagen en aanduidingen van maat en gewicht

35.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van algemene maatregelen van bestuur betreffende het totstandkomen, vaststellen, omschrijven, beheren en gebruiken van nationale standaarden en (delen van) meeteenheden.

Periode: 1946–1997

Grondslag: IJkwet art. 1, lid 1, letter b, en lid 4, art. 2, later art. 2, lid 1, art. 4, lid 3–5, art. 4a.

Waardering: B1

36.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van Koninklijke Besluiten betreffende het totstandkomen, vaststellen, omschrijven, beheren en gebruiken van nationale standaarden en (delen van) meeteenheden.

Periode: 1946–1989

Grondslag: IJkwet art. 2 en art. 6, lid 3.

Waardering: B1

37.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van Koninklijke Besluiten betreffende het aanwijzen van instellingen die de nationale standaarden moeten verwezenlijken en/of beheren.

Periode: 1989–1997

Grondslag: IJkwet art. 2, lid 2.

Waardering: B4

39.

Handeling: Het verlenen van vrijstelling van het verbod om in de uitoefening van een beroep of bedrijf bij het vragen, het aanbieden of het leveren van goederen of diensten een grootheid uit te drukken in een andere dan een erkende meeteenheid of voor een grootheid een benaming te gebruiken die in strijd is met de gestelde regels.

Periode: 1946–1997

Grondslag: IJkwet art. 5, lid 2, later art. 5.

Waardering: V 15 jaar

43.

Handeling: Het verzoeken om advies aan de Raad van deskundigen voor de nationale standaarden over aangelegenheden die verband houden met standaarden van meeteenheden.

Periode: 1989–1997

Grondslag: IJkwet art. 3a.

Waardering: V 10 jaar

44.

Handeling: Het aanwijzen, benoemen, schorsen en ontslaan van (plaatsvervangende) leden, de (plaatsvervangend) voorzitter en ambtelijke vertegenwoordigers in commissies die zijn belast met het beheer en het toezicht op de nationale standaarden en meeteenheden.

Periode: 1946–1997

Grondslag: Besluit van 21 december 1946, Stbl. G 375, art. 3, lid 2.

IJkwet art. 3b, lid 2–3 en 5.

Waardering: V 5 jaar na beëindiging/neerleggen functies

45.

Handeling: Het regelen van de inrichting van het secretariaat van de Raad van deskundigen voor de nationale standaarden.

Periode: 1989–1996

Grondslag: IJkwet art. 3b, lid 4, art. 3c, lid 4. Kaderwet adviescolleges (raad voor Nationale Standaarden)

Waardering: V 10 jaar

9.1.12. Maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten.

49.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van Koninklijke Besluiten inzake voorschriften voor meetwerktuigen en meetinstrumenten die dienen om een verbruikte of geleverde hoeveelheid aan te wijzen.

Periode: 1946–1997

Grondslag: IJkwet art. 6, lid 3.

Waardering: B5

50.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van algemene maatregelen van bestuur inzake de voorwaarden waaraan maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten moeten voldoen en het gebruik van dergelijke maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten.

Periode: 1946–1997

Grondslag: IJkwet art. 6, lid 5–6.

Waardering: B5

51.

Handeling: Het geven van voorschriften over de samenstelling, de meet- en weegeigenschappen van maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten en het aanbrengen van ijkmerken.

Periode: 1946–1989

Grondslag: IJkwet art. 6, lid 5.

Waardering: B5

52.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van algemene maatregelen van bestuur waarbij het verboden wordt om bepaalde maten, gewichten, weeg- en meetwerktuigen en meetinstrumenten op bepaalde plaatsen voorhanden te hebben of te bezitten.

Periode: 1946–1997

Grondslag: IJkwet art. 7, lid 3.

Waardering: B5

53.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van algemene maatregelen van bestuur inzake de wijze van opstelling en het gebruik van bepaalde aan keuring onderworpen maten, gewichten, weeg- en meetwerktuigen en meetinstrumenten.

Periode: 1946–1997

Grondslag: IJkwet art. 9, later art. 9, lid 1.

Waardering: B5

54.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van algemene maatregelen van bestuur inzake de methoden welke bij de bepaling van maat of gewicht moeten worden gevolgd.

Periode: 1989–1997

Grondslag: IJkwet art. 9, lid 2–3.

Waardering: B5

9.1.13. Het onderzoeken, keuren en herkeuren van voorwerpen

55.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van algemene maatregelen van bestuur betreffende het bezitten, gebruiken, onderzoeken, keuren, herkeuren of justeren van maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten.

Periode: 1946–1997

Grondslag: IJkwet art. 6, lid 5, art. 7, lid 3, art. 9, later art. 9, lid 1, art. 9, lid 2, art. 11, lid 6, art. 11a, lid 5, art. 13, lid 1–3, art. 14, lid 1–5, art. 15, lid 3, art. 29c, lid 2.

Waardering: B5

56.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van Koninklijke Besluiten betreffende het bezitten, gebruiken, onderzoeken, keuren, herkeuren of justeren van maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten.

Periode: 1946–1997

Grondslag: IJkwet art. 6, lid 3, art. 10, lid 2, 11, lid 1,4, letter a en 5, art. 11a, lid 2, art. 13, lid 1–3, art. 15, lid 1, art. 16, lid 2, art. 17, lid 1 en 4, art. 18.

Waardering: B5

57.

Handeling: Het goedkeuren en geven van voorschriften over de inrichting, samenstelling, de vorm, het gebruik, de stempeling, het onderzoeken, keuren en herkeuren of justeren de meet- en weegeigenschappen en het onderhoud van maten, gewichten, strijkers, meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten.

Periode: 1946–1997

Grondslag: IJkwet art. 6, lid 5 en 7, art. 11, lid 2–3, art. 13, lid 4 en 28, lid 1.

IJkreglement art. 2, lid 2–3, art. 3.

Waardering: B5

59.

Handeling: Het bepalen dat voor bepaalde categorieën van maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten niet eerst een model moet worden onderzocht en toegelaten.

Periode: 1946–1997

Grondslag: IJkwet, art. 11, lid 3.

Waardering: B5

61.

Handeling: Het bepalen van de maatstaven welke gelden bij het onderzoek van maten of meet- en weegwerktuigen.

Periode: 1946–1997

Grondslag: IJkreglement art. 14, lid 1 en 3.

Waardering: B5

62.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van algemene maatregelen van bestuur waarbij, in verband met de uitvoering van een bindend, door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen genomen besluit, regels worden gesteld ten aanzien van aangewezen maten, gewichten, meet- of weegwerktuigen, meetinstrumenten en onderdelen van of hulpinrichtingen voor die voorwerpen.

Periode: 1946–1997

Grondslag: IJkwet art. 21a, lid 1–3.

Waardering: B5

63.

Handeling: Het vaststellen van nadere regels ten aanzien van aangewezen maten, gewichten, meet- of weegwerktuigen, meetinstrumenten en onderdelen van of hulpinrichtingen voor die voorwerpen in verband met de uitvoering van een bindend, door de Raad of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen genomen besluit.

Periode: 1946–1997

Grondslag: IJkwet art. 21a, lid 3g.

Waardering: V 10 jaar

64.

Handeling: Het aanwijzen van categorieën weegwerktuigen welke niet in aanmerking komen voor EEG-modelgoedkeuring.

Periode: 1978–1997

Grondslag: Algemeen EEG-ijkbesluit art. 2, lid 3b.

Waardering: B5

65.

Handeling: Het geven van voorschriften inzake het (her-)keuren tot EEG-modelgoedkeuring of EEG-ijk en de vorm, inrichting, samenstelling, meet- en weegeigenschappen en het gebruik van meetmiddelen.

Periode: 1978–1997

Grondslag: Algemeen EEG-ijkbesluit art. 3, lid 2, art. 4, lid 2–3, art. 5, lid 1–2, art. 6, lid 4, art. 7, lid 2d, 3, 5, art. 8, lid 4, art. 9, lid 6, art. 14, lid 2, art. 17, art. 18, lid 3, 5 en 7, art.19, lid 1 en 3, art. 21a, lid2, art. 21, lid 3, art. 22, lid 1, art. 23, lid 1, art. 24, lid 1–4, art. 28, lid 2–5, 30, lid 1–2, art. 31, lid 1, art. 38, lid 2 en 5.

Waardering: B5

69.

Handeling: Het, in afwijking van het bepaalde in het EEG-IJkbesluit, bepalen van de geldigheidsduur van een EEG-modelgoedkeuring.

Periode: 1978–1997

Grondslag: Algemeen EEG-IJkbesluit art. 11, lid 6.

Waardering: V 10 jaar

71.

Handeling: Het bekendmaken van EEG-tekens waarvan aangewezen meetmiddelen door de fabrikanten kunnen worden voorzien om toegelaten te worden tot de eerste EEG-Ijk

Periode: 1978–1997

Grondslag: Algemeen EEG-IJkbesluit art. 17, art. 22, lid 2. (Ministeriële regeling)

Waardering: V 10 jaar

73.

Handeling: Het bepalen volgens welke methode tapmaatflessen moeten worden onderzocht.

Periode: 1978–1997

Grondslag: Besluit EEG-tapmaatflessen art. 8, lid 1.

Waardering: V 10 jaar

75.

Handeling: Het goedkeuren van of bezwaar maken tegen tarieven die door de ijkinstelling zijn vastgesteld.

Periode: 1989–1997

Grondslag: IJkwet art. 24, lid 2–3, art. 26f, lid 3.

Waardering: V 10 jaar

9.1.14. Vrijstellingen en ontheffingen

76.

Handeling: Het verlenen van vrijstelling of ontheffing van wettelijke voorschriften op het gebied van de metrologie.

Periode: 1946–1997

Grondslag: IJkwet art. 15, lid 2, 21b, lid 1.

Waardering: V 10 jaar

77.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van algemene maatregelen van bestuur inzake het vaststellen van tarieven voor ontheffingen.

Periode: 1989–1997

Grondslag: IJkwet art. 21b, lid 2.

Waardering: V 10 jaar

78.

Handeling: Het regelen van de wijze waarop betalingen moeten plaatsvinden.

Periode: 1989–1997

Grondslag: IJkwet art. 21b, lid 2.

Waardering: V 10 jaar na intrekking/vervallen regeling

9.1.15. Toezicht op de naleving van de wetgeving inzake de metrologie

80.

Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren die worden belast met het opsporen van strafbare feiten.

Periode: 1946–1989

Grondslag: IJkwet art. 29, lid 1

Waardering: V 5 jaar na beëindiging/neerleggen functie

81.

Handeling: Het bepalen dat de aanwijzing van een toezichthouder moet worden ingetrokken.

Periode: 1989–1997

Grondslag: IJkwet art. 29, lid 2.

Waardering: V 10 jaar na intrekking

82.

Handeling: Het geven van aanwijzingen aan de ijkinstelling inzake de werkzaamheden van de toezichthouders.

Periode: 1989–1997

Grondslag: IJkwet art. 29a, lid 1.

Waardering: B5

9.1.16. Informatieverstrekking

83.

Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen betreffende de metrologie.

Periode: 1946–1997

Waardering: V 3 jaar

85.

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten betreffende de metrologie.

Periode: 1946–1997

Waardering: B5, 1 exemplaar van het eindprodukt

9.1.17. Onderzoek

87.

Handeling: Het vaststellen van opdrachten voor (wetenschappelijk) onderzoek en onderzoeksrapporten betreffende metrologie.

Periode: 1946–1997

Waardering: B1 en B2

89.

Handeling: Het voorbereiden van extern (wetenschappelijk) onderzoek betreffende metrologie.

Periode: 1946–1997

Waardering: V 5 jaar

9.1.18. Overgangsbepalingen

91.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van Koninklijke Besluiten inzake de overgang naar de IJkwet.

Periode: 1946–1970

Grondslag: IJkwet art. 30–31.

Waardering: B5

9.1.19. Internationale contacten

92.

Handeling: Het mede-voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van internationale verdragen, overeenkomsten en regelingen betreffende de metrologie.

Periode: 1946–1997

Waardering: B1

93.

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van uitvoeringsprotocollen welke voortkomen uit de Beneluxovereenkomst inzake de metrologie.

Periode: 1970–1997

Grondslag: Beneluxovereenkomst inzake de metrologie art. 2, lid 1.

Waardering: B1

94.

Handeling: Het bepalen van de standpunten en het vertegenwoordigen van het Koninkrijk der Nederlanden in internationale organisaties en overlegorganen op het gebied van de metrologie.

Periode: 1946–1997

Waardering: B1, B2

10. Deel B: Handelingen van actoren waarvan het zorgdragerschap onder de Minister van Economische Zaken valt

10.1. Minister van Economische Zaken (Dienst van het IJkwezen)

10.1.1. Beleidsvoorbereiding, -⁠verantwoording, -evaluatie en de totstandkoming van wetgeving

4.

Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen betreffende de metrologie.

Periode: 1946–1989

Grondslag: Administratieve instructie 1946 art. 18.

Waardering: B3

10.1.2. Verlenen van subsidies

9.

Handeling: Het verstrekken van subsidies aan personen, bedrijven en instellingen die actief zijn op het gebied van de metrologie.

Periode: 1946–1989

Waardering: V 10 jaar na verstrekking

10.1.3. Organisatie van de dienst van het IJkwezen

12.

Handeling: Het vaststellen van de openingstijden van ijkkantoren.

Periode: 1947–1989

Grondslag: Administratieve instructie 1946 art. 7, lid 1.

Waardering: V 5 jaar ná privatisering ‘89

10.1.4. Toelating als (adjunct-) ijker

25.

Handeling: Het aanwijzen van examinatoren voor de toelatingsexamens tot (adjunct-) ijker.

Periode: 1947–1968

Grondslag: Besluit van 16 juni 1961, art. 5, lid 2.

Waardering: V 5 jaar na beëindiging/neerleggen functie

10.1.5. Personeel van de dienst van het IJkwezen

30.

Vervallen

31.

Vervallen

32.

Handeling: Het geven van instructies aan medewerkers.

Periode: 1946–1968

Grondslag: Administratieve instructie 1946, art. 6, lid 2.

Waardering: V 2 jaar na instructie

10.1.6. Grondslagen en aanduidingen van maat en gewicht

38.

Handeling: Het kalibreren van apparatuur en (werk)standaarden.

Periode: 1946–1989

Waardering: V 5 jaar

47.

Handeling: Het verzegelen, ontzegelen, weder verzegelen en kopiëren van standaarden van meeteenheden.

Periode: 1946–1989

Grondslag: Besluit van 21 december 1946 Stbl. G 375 art. 5

Waardering: V 5 jaar

48.

Handeling: Het verlenen, verlengen, weigeren of intrekken van toelatingen aan bedrijven voor het verrichten van kalibraties.

Periode: 1980–1989

Grondslag: Beschikking van 30 oktober 1980 art. 2, lid 1.

Waardering: V 10 jaar na privatisering

10.1.7. Het onderzoeken, keuren en herkeuren van voorwerpen

60.

Handeling: Het onderzoeken, toelaten, keuren en herkeuren van voorwerpen en het justeren van gewichten.

Periode: 1946–1989

Product: Keuringsrapporten, verklaringen van goedkeuringen, rekeningen

Grondslag: IJkwet art. 10, lid 1, art. 11, lid 2, art. 16, lid 1–2, art. 17, lid 1 en 4, art. 18–19, art. 25, lid 1–2, art. 29j.

Waardering: V 10 jaar na verrichting

66.

Handeling: Het verrichten van (her-)keuringen tot EEG-modelgoedkeuring of EEG-ijk.

Periode: 1978–1989

Grondslag: Algemeen EEG-IJkbesluit art. 4, lid 5, art. 5, lid 3, art. 8, lid 1, 38, lid 2.

Waardering: V 10 jaar na afloop

67.

Handeling: Het in het kader van de EEG-modelgoedkeuring vaststellen van specifieke ijktechnische voorschriften voor meetmiddelen welke worden vervaardigd met nieuwe technieken.

Periode: 1978–1989

Grondslag: Algemeen EEG-IJkbesluit art. 6, lid 5.

Waardering: B5

68.

Handeling: Het verlengen van de geldigheidsduur van EEG-modelgoedkeuringen.

Periode: 1978–1989

Grondslag: Algemeen EEG-IJkbesluit art. 11, lid 4 en 8.

Waardering: V 10 jaar na verlenging na afloop

70.

Handeling: Het intrekken van EEG-modelgoedkeuringen.

Periode: 1978–1989

Grondslag: Algemeen EEG-IJkbesluit art. 12, lid 1–4.

Waardering: V 10 jaar na intrekking

72.

Handeling: Het verlenen van goedkeuring aan identificatietekens voor tapmaatflessen.

Periode: 1978–1989

Grondslag: Besluit EEG-tapmaatflessen art. 2, lid 2–3.

Waardering: V 10 jaar na intrekking

74.

Handeling: Het onderzoeken van tapmaatflessen.

Periode: 1978–1989

Grondslag: Besluit EEG-tapmaatflessen art. 8, lid 1.

Waardering: V 5 jaar

10.1.8. Toezicht op de naleving van de wetgeving inzake de metrologie

79.

Handeling: Het opsporen van strafbare feiten.

Periode: 1946–1989

Grondslag: IJkwet art. 29, lid 1

Waardering: V 20 jaar

10.1.9. Informatieverstrekking

84.

Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen betreffende de metrologie.

Periode: 1946–1989

Waardering: V 3 jaar

86.

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten betreffende de metrologie.

Periode: 1946–1989

Waardering: V 3 jaar

NB. Van het voorlichtingsmateriaal wordt één exemplaar bewaard

De voorbereidende stukken worden vernietigd

10.1.10. Internationale contacten

95.

Handeling: Het vertegenwoordigen van het Koninkrijk der Nederlanden in internationale organisaties en overlegorganen op het gebied van de metrologie.

Periode: 1946–1989

Waardering: B1, B2 en B3

10.2. Commissie belast met het afnemen van de toelatingsexamens tot (adjunct-)ijker

23.

Handeling: Het regelen en afnemen van de toelatingsexamens tot (adjunct-)ijker.

Periode: 1947–1968

Grondslag: Besluit van 21 december 1946, art. 4, 6, lid 1, 7–10.

Besluit van 16 juni 1961, art. 1–3.

Waardering: V 5 jaar

24.

Handeling: Het informeren van de Minister van Economische zaken over de uitslagen van de toelatingsexamens tot (adjunct-) ijker.

Periode: 1947–1968

Grondslag: Besluit van 21 december 1946, art. 10.

Besluit van 16 juni 1961, art. 9.

Waardering: V 5 jaar

10.3. Commissie van toezicht op de Nederlandse standaarden, later Raad van deskundigen voor de nationale standaarden

40.

Handeling: Het uitoefenen van toezicht op het beheer of de verwezenlijking van nationale standaarden van meeteenheden.

Periode: 1946–1997

Grondslag: Besluit van 21 december 1946 Stbl. G 375, art. 3, lid 1.

IJkwet art. 3 , lid 2a, later art. 3, lid 3a.

Waardering: V 5 jaar

41.

Handeling: Het jaarlijks verslag uitbrengen aan de Minister van Economische Zaken over het toezicht op het beheer of de verwezenlijking van nationale standaarden van meeteenheden.

Periode: 1989–1997

Grondslag: IJkwet art. 3, lid 3a.

Waardering: B3

42.

Handeling: Het gevraagd en ongevraagd adviseren van de Minister van Economische Zaken en de beide Kamers der Staten-Generaal over aangelegenheden die verband houden met standaarden van meeteenheden.

Periode: 1946–1997

Grondslag: Besluit van 21 december 1946 art. 3, lid 2.

IJkwet art. 3, lid 2b, later art. 3, lid 3b en art. 3a.

Waardering: B1

46.

Handeling: Het regelen van de werkwijze van de Raad van deskundigen voor de nationale standaarden.

Periode: 1989–1997

Grondslag: IJkwet art. 3c, lid 4.

Waardering: V 10 jaar

11. Deel C: Overige actoren

11.1. Minister van Financiën

17.

Handeling: Het, deels in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, voorbereiden en uitvoeren van de verzelfstandiging van de dienst van het IJkwezen.

Periode: 1989

Grondslag: Wet privatisering ijkwezen art. IIIa, lid 4–6.

Waardering: B4

Naar boven