Regeling verslaglegging Interimwet stad-en-milieubenadering

[Regeling vervallen per 31-03-2010.]
Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 01-02-2006 t/m 30-03-2010

Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 20 januari 2006, nr. DJZ2006227629, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, houdende verslaglegging Interimwet stad-en-milieubenadering

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Interimwet stad-en-milieubenadering;

Besluit:

Artikel 2

[Regeling vervallen per 31-03-2010]

In het verslag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de wet besteden burgemeester en wethouders in ieder geval aandacht aan de volgende elementen:

  • a. de wijze waarop de leefomgevingskwaliteit en het ruimtegebruik zich hebben ontwikkeld in het projectgebieden de directe omgeving daarvan;

  • b. de uitvoering van aanvullende bronmaatregelen en de effecten ervan op de leefomgevingskwaliteit en het ruimtegebruik in het projectgebied;

  • c. de uitvoering van de beperkende en compenserende maatregelen en de effecten ervan op de leefomgevingskwaliteit en het ruimtegebruik in het projectgebied;

  • d. de noodzaak om aanvullende maatregelen als bedoeld in artikel 8 van de wet te nemen in verband met de uitvoering van het afwijkingsbesluit;

  • e. indien van toepassing de wijze waarop de termijn van een besluit als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de wet wordt gehandhaafd;

  • f. de wijze waarop de doorwerking van een besluit als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de wet in andere besluiten vorm heeft gekregen;

  • g. het toezicht op de naleving van de afwijkende milieukwaliteitsnorm, bedoeld in artikel 15 van de wet;

  • h. de wijze waarop belanghebbende partijen zijn betrokken bij het opstellen van het verslag.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 31-03-2010]

In het verslag bedoeld in artikel 17, vierde lid, van de wet besteden gedeputeerde staten aandacht aan de volgende elementen:

  • a. voor zover de provincie organisatorische of procedurele voorzieningen heeft getroffen om gemeenten te begeleiden, welke voorzieningen dat zijn;

  • b. de inhoudelijke criteria die de provincie hanteert bij de besluitvorming omtrent goedkeuring van stap 3-besluiten, en de wijze waarop die besluitvorming procedureel vorm is gegeven;

  • c. het functioneren en de effecten van de melding, bedoeld in artikel 11 van de wet;

  • d. het aantal besluiten als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de wet dat in behandeling is genomen en een korte aanduiding van de strekking ervan;

  • e. de wijze waarop de koppeling tussen het besluit, bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de wet, en het bestemmingsplan inhoudelijk vorm heeft gekregen;

  • f. het aantal besluiten als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de wet waaraan de goedkeuring is verleend of onthouden;

  • g. het aantal beroepen dat is ingesteld tegen de besluiten omtrent goedkeuring van besluiten als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de wet en de resultaten daarvan;

  • h. de bijdrage van de wet aan de uitvoering van beleid voor het zuinig en doelmatig ruimtebruik en de leefomgevingskwaliteit in stedelijk en landelijk gebied;

  • i. de invloed van nieuwe ontwikkelingen op relevante beleidsterreinen op de toepassing van de wet.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 31-03-2010]

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Interimwet stad-en-milieubenadering in werking treedt.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 31-03-2010]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling verslaglegging Interimwet stad-en-milieubenadering.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 januari 2006

De

Staatssecretaris

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

Naar boven