Beleidsregels arbeidsinschakeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 30-12-2005 t/m heden

Beleidsregels arbeidsinschakeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Besluit:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2. Passende arbeid behouden

  • 1 Indien de verzekerde die recht heeft op een loongerelateerde uitkering als bedoeld in artikel 59 van de Wet WIA een dienstbetrekking met een werkgever heeft, wordt in de reïntegratievisie vermeld welke activiteiten hij moet verrichten om:

    • a. beëindiging van die dienstbetrekking te voorkomen;

    • b. passende arbeid in het bedrijf van zijn werkgever te verkrijgen of te behouden;

    • c. aanspraken op loondoorbetaling geldend te maken.

Artikel 3. Trachten passende arbeid te verkrijgen

  • 1 In de reïntegratievisie wordt vermeld welke activiteiten de verzekerde die recht heeft op een WGA-uitkering ten minste moet verrichten om te voldoen aan de verplichting in voldoende mate te trachten passende arbeid te verkrijgen.

  • 2 De verzekerde die beschikt over arbeidsmogelijkheden die op de arbeidsmarkt direct benutbaar zijn, is verplicht ten minste twee maal per maand een vacaturebank te raadplegen en ten minste vier maal per maand een concrete sollicitatieactiviteit te verrichten. Afhankelijk van de functionele mogelijkheden van de verzekerde en van diens positie op de arbeidsmarkt kunnen deze aantallen ook hoger of lager worden gesteld.

  • 3 Indien dit voor de arbeidsinschakeling van de verzekerde bevorderlijk kan zijn, kunnen in de reïntegratievisie naast of in de plaats van sollicitaties ook andere activiteiten verplicht worden gesteld.

  • 4 In de reïntegratievisie wordt vermeld op welke wijze de verzekerde het UWV moet informeren over zijn activiteiten.

Artikel 4. Registratie bij de CWI

  • 1 Aan de verzekerde die beschikt over arbeidsmogelijkheden die op de arbeidsmarkt direct benutbaar zijn, of die gebruik kan maken van gerichte dienstverlening van de CWI, wordt opgedragen zich als werkzoekende bij de CWI te laten registreren.

  • 2 Aan andere verzekerden wordt de opdracht tot registratie bij de CWI slechts gegeven voor zover die registratie bevorderlijk kan zijn voor hun inschakeling in de arbeid.

  • 3 De opdracht tot registratie bij de CWI wordt niet gegeven aan de verzekerde die zijn resterende verdiencapaciteit, bedoeld in artikel 60 van de Wet WIA, volledig benut.

  • 4 De verplichting tot registratie bij de CWI houdt tevens in dat de verzekerde:

    • a. die registratie steeds tijdig moet doen verlengen;

    • b. de door de CWI gegeven aanwijzingen moet opvolgen;

    • c. gevolg moet geven aan elke verwijzing van de CWI naar een werkgever die passend werk beschikbaar heeft.

  • 5 De verzekerde is verplicht om het UWV te informeren over het voortduren van zijn registratie bij de CWI, en over de door de CWI en door hemzelf verrichte activiteiten gericht op inschakeling in arbeid.

Artikel 5. Passende arbeid aanvaarden

  • 1 De verzekerde is verplicht alle arbeid te aanvaarden die voor hem beschikbaar komt en die door het UWV als passend wordt aangemerkt.

  • 2 Arbeid is niet passend voor een verzekerde indien de belastende factoren van die arbeid uitgaan boven zijn functionele mogelijkheden.

  • 3 Arbeid wordt eerder als passend aangemerkt naarmate deze beter aansluit bij de opleiding en het arbeidsverleden van de verzekerde.

  • 4 Naarmate de kansen van de verzekerde op het verkrijgen van arbeid geringer worden geacht, wordt arbeid die voor hem beschikbaar is eerder als passend aangemerkt.

  • 5 Arbeid die voor een beperkte tijd wordt aangeboden, wordt eerder als passend aangemerkt dan arbeid voor langere duur.

  • 6 Bij de beoordeling of arbeid qua beloning passend is voor een verzekerde, wordt mede in aanmerking genomen welke gevolgen aanvaarding van die arbeid zal hebben voor de hoogte van zijn WGA-uitkering.

Artikel 6. Werken als zelfstandige

  • 1 De verzekerde die als zelfstandige een beroep of bedrijf wil gaan uitoefenen, mag zich daarop oriënteren, daarmee een aanvang maken en in dit kader productieve arbeid gaan verrichten, mits hij in voldoende mate blijft trachten arbeid in loondienst te verkrijgen.

  • 2 Indien de vooruitzichten van het als zelfstandige gaan uitoefenen van een beroep of bedrijf dit rechtvaardigen, kan de verplichting te trachten arbeid in loondienst te verkrijgen worden verminderd, of voor een bepaalde tijd worden opgeschort. Daarbij kunnen nieuwe verplichtingen worden opgelegd met betrekking tot activiteiten gericht op het gaan werken als zelfstandige.

Artikel 7. Werken buiten Nederland

  • 1 De verzekerde die buiten Nederland wil gaan werken, mag zijn activiteiten mede daarop richten, mits hij in voldoende mate blijft trachten arbeid in Nederland te verkrijgen.

  • 2 Indien de vooruitzichten van het gaan werken buiten Nederland dit rechtvaardigen, kan de verplichting te trachten arbeid in Nederland te verkrijgen worden verminderd of voor een bepaalde tijd worden opgeschort. Daarbij kunnen nieuwe verplichtingen worden opgelegd met betrekking tot activiteiten gericht op het gaan werken buiten Nederland.

  • 3 De verzekerde die buiten Nederland woont en die recht heeft op een WGA-uitkering richt zijn activiteiten op het verkrijgen van arbeid in het land waar hij woont. Zijn verplichtingen met betrekking tot arbeidsinschakeling, en de wijze waarop hij van de nakoming van die verplichtingen blijk moet geven, worden afgestemd op de omstandigheden in dat land.

Artikel 8. Vrijstelling in verband met vakantie

  • 1 De verzekerde die, tot een maximum van twintig werkdagen per kalenderjaar, vakantie geniet, is voor de duur van die vakantie vrijgesteld van zijn verplichtingen met betrekking tot arbeidsinschakeling.

  • 2 In het kalenderjaar waarin de uitkering ingaat, wordt het maximum aantal van twintig werkdagen verminderd met vijf dertiende deel van het aantal op de eerste uitkeringsdag verstreken weken.

  • 3 De vrijstelling eindigt wanneer het voor de verzekerde geldende maximum aantal werkdagen is bereikt, ongeacht of de verzekerde daarna nog vakantie geniet, en ongeacht of hij zich in of buiten Nederland bevindt.

Artikel 9. Vrijstelling in verband met vrijwilligerswerk en mantelzorg

  • 2 Indien vrijstelling als bedoeld in het eerste lid wordt aangevraagd door een verzekerde ten behoeve van wie het UWV werkzaamheden laat verrichten ter bevordering van diens arbeidsinschakeling, wordt het belang van die vrijstelling afgewogen tegen het belang van die werkzaamheden.

Artikel 10. Vrijstelling in verband met scholing of proefplaatsing

  • 1 De verzekerde die een naar het oordeel van het UWV noodzakelijke opleiding of scholing volgt, of die meewerkt aan andere activiteiten of werkzaamheden die het UWV wenselijk acht voor het verkrijgen van mogelijkheden tot het verrichten van arbeid, wordt vrijgesteld van zijn verplichtingen met betrekking tot arbeidsinschakeling, voor zover nakoming van die verplichtingen belemmerend zou kunnen werken op die opleiding, scholing, activiteiten of werkzaamheden.

  • 2 Een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid eindigt twee maanden voor het tijdstip waarop de opleiding, scholing, activiteiten of werkzaamheden naar verwachting zullen eindigen, of zo veel later als het UWV wenselijk acht.

  • 3 Toestemming voor een proefplaatsing als bedoeld in artikel 37 van de Wet WIA wordt verleend indien wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in het tweede lid van dat artikel, en het uitzicht op een aansluitende dienstbetrekking, mede gelet op de aard en de omvang van die dienstbetrekking, rechtvaardigt dat de verzekerde voor de duur van de proefplaatsing wordt vrijgesteld van zijn verplichtingen met betrekking tot arbeidsinschakeling.

Artikel 11. Vrijstelling om andere redenen

  • 1 De verzekerde die 64 jaar of ouder is op de eerste dag dat hij recht heeft op een WGA-uitkering wordt vrijgesteld van de verplichtingen met betrekking tot arbeidsinschakeling, tenzij hij dit niet wenst.

  • 2 Aan de verzekerde die zijn volledige restverdiencapaciteit benut, worden geen verplichtingen met betrekking tot arbeidsinschakeling opgelegd, tenzij het UWV dit in het belang van de reïntegratie wenselijk acht.

  • 3 In het belang van de reïntegratie of wegens bijzondere omstandigheden kan een verzekerde tijdelijk van zijn verplichtingen met betrekking tot arbeidsinschakeling worden ontheven.

Artikel 12. Aanvang van de verplichtingen

  • 1 De verplichtingen met betrekking tot arbeidsinschakeling gelden met ingang van de dag nadat de reïntegratievisie aan de verzekerde is bekendgemaakt, voor zover niet in de reïntegratievisie anders is bepaald.

  • 2 De verplichtingen die in de reïntegratievisie zijn vermeld, worden niet opgeschort doordat de verzekerde tegen de reïntegratievisie bezwaar maakt.

  • 3 In de reïntegratievisie kan worden bepaald dat een of meer uitdrukkelijk genoemde verplichtingen niet zullen gelden totdat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen de reïntegratievisie is verstreken of, indien een bezwaarschrift wordt ingediend, totdat op dat bezwaar is beslist.

Artikel 13. Wijziging van verplichtingen

  • 1 Verplichtingen die zijn vermeld in de reïntegratievisie kunnen in het reïntegratieplan of in een bijstelling van de reïntegratievisie worden aangevuld, gewijzigd of opgeheven.

  • 2 Verplichtingen die zijn vermeld in het reïntegratieplan kunnen worden aangevuld, gewijzigd of opgeheven in een bijstelling van de reïntegratievisie.

  • 3 Aan een bijstelling van de reïntegratievisie waarin de verplichtingen van de verzekerde worden verminderd, kan terugwerkende kracht worden verleend.

  • 4 Artikel 12 is van overeenkomstige toepassing op het reïntegratieplan en op bijstellingen van de reïntegratievisie.

Artikel 14. Schorsing van de uitkering

  • 1 Indien het reïntegratiebedrijf dat ten behoeve van de verzekerde werkzaamheden verricht, gericht op vergroting van de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid of op inschakeling in de arbeid, aan het UWV het vermoeden meldt dat de verzekerde zijn verplichtingen niet nakomt, onderzoekt het UWV de gegrondheid van dit vermoeden.

  • 2 Stelt het UWV vast dat er sprake is van een gegrond vermoeden dat de verzekerde zijn verplichtingen niet nakomt, dan schorst het de uitkering van de verzekerde voor de duur van acht weken.

  • 3 Gedurende de schorsing van de uitkering verstrekt het UWV aan de verzekerde op diens aanvraag voorschotten ter hoogte van het uitkeringsbedrag, verminderd met het bedrag van de maatregel die wegens de gedraging van de verzekerde kan worden opgelegd.

  • 4 Het besluit over de schorsing wordt aan het reïntegratiebedrijf medegedeeld indien dit voor de uitvoering van diens werkzaamheden noodzakelijk is, of indien een melding als bedoeld in het eerste lid daarvoor aanleiding is geweest.

Artikel 15. Toepassing van een maatregel

  • 1 Alvorens te besluiten over het opleggen van een maatregel wegens het niet nakomen van een verplichting, vermeld in de reïntegratievisie of in het reïntegratieplan, onderzoekt het UWV of een bijstelling van de reïntegratievisie noodzakelijk is.

  • 2 Het UWV legt een maatregel op indien de verzekerde zonder deugdelijke grond een verplichting, vermeld in de reïntegratievisie of in het reïntegratieplan, niet is nagekomen en deze gedraging moet worden aangemerkt als niet-nakoming van een wettelijke verplichting, tenzij elke verwijtbaarheid voor de gedraging ontbreekt, of met een waarschuwing kan worden volstaan.

Artikel 16. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 29 december 2005. Indien de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 27 december 2005, treedt het besluit in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 29 december 2005.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 20 december 2005

plaatsvervangend voorzitter Raad van bestuur UWV

,

A.G. Dümig

Naar boven