Verordening bestemmingsheffing detailhandel in bloemen en planten 2006

[Regeling vervallen per 19-10-2019.]
[Regeling materieel uitgewerkt per 29-12-2007.]
Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 04-03-2006 t/m 18-10-2019

Verordening van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel van 26 oktober 2005, houdende vaststelling bestemmingsheffing detailhandel in bloemen en planten voor het jaar 2006 (Verordening bestemmingsheffing detailhandel in bloemen en planten 2006)

Het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel;

Gelet op de artikelen 95, tweede lid en 126 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie;

Gezien het advies van de Commissie voor de detailhandel bloemen en planten;

Besluit:

§ 1. Begripsbepaling en toepassingsgebied

[Regeling vervallen per 19-10-2019]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 19-10-2019]

In deze verordening zijn de begripsbepalingen van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Detailhandel 2006 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 19-10-2019]

Deze verordening is van toepassing op ondernemers die een onderneming drijven waarin hoofdzakelijk de detailhandel in bloemen en planten wordt uitgeoefend.

§ 2. De heffing

[Regeling vervallen per 19-10-2019]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 19-10-2019]

  • 1 Aan degenen die een onderneming drijven als bedoeld in artikel 3, wordt voor het jaar 2006 een bestemmingsheffing opgelegd ten behoeve van de Commissie voor de detailhandel in bloemen en planten. Doel van deze bestemmingsheffing is bevordering van een gezonde sociaal-economische ontwikkeling van de detailhandel in bloemen en planten door middel van professionalisering van de bedrijfsvoering, onderzoek, kwaliteitszorg, arbozorg en versterking van het opleidingsniveau.

  • 2 De heffing bedoeld in het eerste lid bestaat uit:

    • a. een heffing op basis van aantal verkoopplaatsen waarin de detailhandel in bloemen en planten wordt uitgeoefend;

    • b. en een heffing werkzame personen, waarvan de hoogte afhankelijk is van de klasse waarin de onderneming met toepassing van het in het vierde lid opgenomen schema is ingedeeld.

  • 3 De heffing op basis van het aantal verkoopplaatsen wordt vastgesteld op grondslag van het aantal verkoopplaatsen. De heffing bedraagt € 50,- per verkoopplaats met een maximum van € 250,- voor ten hoogste 5 verkoopplaatsen.

  • 4 De heffing werkzame personen:

    Klasse

    aantal werkzame personen

    heffing werkzame personen

    1 t/m 5

    0 tot 20

    nihil

    6

    20 tot 50

    € 20

    7 en hoger

    50 en meer

    € 30

  • 5 In afwijking van het derde lid bedraagt de heffing op basis van het aantal verkoopplaatsen indien de ondernemer uitsluitend de ambulante handel uitoefent € 50,- per onderneming.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 19-10-2019]

  • 1 Aan de ondernemer die lid is van:

    • a. Centrale Vereniging Bloemendetailhandel (VBW),

    • b. Nederlandse Werkgeversvereniging van Groen- en Tuincentra (NVT), of

    • c. Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH),

    en over het jaar 2005 de volledige contributie heeft betaald, wordt een aftrek toegestaan van:

    € 10,- per verkoopplaats, met een maximum van € 50,- of

    € 10,- per onderneming indien de ondernemer uitsluitend de ambulante handel uitoefent.

    De aftrek bedraagt nooit meer dan 50% van de aan de onderhavige verenigingen betaalde contributie (exclusief BTW). De aftrek wordt slechts toegestaan indien uit door de in de eerste volzin genoemde organisaties verstrekte opgaven blijkt dat de contributie is betaald.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ondernemers die, al dan niet rechtstreeks, lid zijn van een organisatie van ondernemers die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die:

    • a. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheid kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfslichaam een taak heeft te vervullen,

    • b. voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de artikelen 3 tot en met 7 van de Verordening representativiteit organisaties.

    • c. tot de werkingssfeer van het bedrijfslichaam behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is,

    • d. met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en

    • e. haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde aftrek wordt slechts toegestaan indien daartoe door het bestuur van de desbetreffende organisatie een verzoek is gedaan en daarop door het dagelijks bestuur van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel positief is beslist.

§ 3. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 19-10-2019]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 19-10-2019]

De voorzitter neemt de krachtens deze verordening te nemen besluiten, met uitzondering van het besluit voortvloeiend uit artikel 4, derde lid.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 19-10-2019]

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van afkondiging in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 19-10-2019]

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening bestemmingsheffing detailhandel in bloemen en planten 2006.

Deze verordening zal in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie worden geplaatst.

Den Haag, 26 oktober 2005

A.F. Kolkman

voorzitter

E. E. van de Lustgraaf

secretaris

Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 1 december 2005 en door de Minister van Economische Zaken mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij beschikking van 7 februari 2006, kenmerk EP/MW 6009898.

Naar boven