Regeling zorgverzekering

Geraadpleegd op 08-08-2025. Gebruikte datum 'geldig op' 09-11-2022 en zichtdatum 24-07-2025.
Geldend van 09-11-2022 t/m 10-11-2022

Hoofdstuk 1. Definities en algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 Deze regeling verstaat onder:

    • a. de Minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

    • b. specialité: een geneesmiddel als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening;

    • c. preparaat: een geneesmiddel als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening;

    • d. branded generic: een specialité die in de handel wordt gebracht onder een benaming waarin de stofnaam is vermeld en waaraan een merkaanduiding is toegevoegd;

    • e. combinatiepreparaat: een geneesmiddel dat meer dan één werkzaam bestanddeel bevat;

    • f. deel IB van het registerdossier: het registerblad, inhoudende de gegevens, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, van het Besluit registratie geneesmiddelen, of het registerblad, bedoeld in deel I, onderdeel B, van de bijlage van de richtlijn nr. 75/318/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 mei 1975 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake de analytische, toxicologisch-farmacologische en klinische normen en voorschriften betreffende proeven op farmaceutische specialiteiten (PbEG L 147/1);

    • g. registratiehouder: degene op wiens naam een geneesmiddel in het register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening staat ingeschreven dan wel degene die voor een geneesmiddel een vergunning heeft ingevolge de Verordening (EEG) nr. 2309/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juli 1993 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen voor en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling (PbEG L 214);

    • h. Taxe: de Taxe, uitgegeven door de Z-index B.V.;

    • i. Defined Daily Dose: de dagdosis van een geneesmiddel, als vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het WHO Collaborating Centre for Drug Statistics Methodology;

    • j. Anatomical Therapeutic Chemical Classification: de classificatie van geneesmiddelen, samengesteld onder verantwoordelijkheid van het WHO Collaborating Centre for Drug Statistics Methodology;

    • k. standaardkuur: de totale hoeveelheid van het werkzame bestanddeel van een geneesmiddel dat, blijkens de dosering, vermeld in deel IB van het registerdossier, wordt gegeven;

    • l. referentiehoeveelheid: de hoeveelheid van een werkzaam bestanddeel, in een farmaceutische vorm gebracht, waarmee, gegeven de standaarddosis en het gebruikelijke aantal keren per dag dat het geneesmiddel wordt gegeven om die standaarddosis te bereiken, de gebruikelijke dagelijkse dosering kan worden bereikt, met dien verstande dat bij keuze tussen een retardvorm en een niet-retardvorm wordt uitgegaan van de niet-retardvorm;

    • m. dbc: diagnose behandeling combinatie;

    • n. een rekening-courant: een rekening in de centrale administratie van ’s rijks schatkist bij het ministerie van Financiën op naam van een rekening-couranthouder, waarop dagelijks het geldelijk tegoed (positief of negatief) wordt bijgehouden van de betrokken rekening-couranthouder bij het Rijk en de mutaties in het tegoed;

    • o. de rekening-couranthouder: het Zorginstituut;

    • p. Euribor: de dagelijks door de European Banking Federation vastgestelde rente waartegen op de geldmarkt interbancair deposito’s in euro’s van verschillende looptijden worden aangeboden in landen waar de euro betaalmiddel is;

    • q. prestatie: een prestatie als omschreven bij of krachtens artikel 11 van de Zorgverzekeringswet;

    • r. prestatiebeschrijving:

      • 1°. een beschrijving van de prestatie zoals die op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg voor een zorgaanbieder is vastgesteld dan wel

      • 2°. een beschrijving van de prestatie zoals die tussen de verzekerde en de zorgaanbieder is overeengekomen indien voor die zorgaanbieder niet een prestatiebeschrijving op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg behoeft te worden vastgesteld;

    • s. declaratieregeling: een regeling bedoeld in artikel 38, derde lid, onder b, van de Wet marktordening gezondheidszorg;

    • t. formele controle: een onderzoek waarbij de zorgverzekeraar nagaat of het tarief dat door een zorgaanbieder voor een prestatie in rekening is gebracht:

      • 1°. een prestatie betreft, welke is geleverd aan een bij die zorgverzekeraar verzekerde persoon;

      • 2°. een prestatie betreft, welke behoort tot het verzekerde pakket van die persoon,

      • 3°. een prestatie betreft, tot levering waarvan de zorgaanbieder bevoegd is, en

      • 4°. het tarief betreft, dat voor die prestatie krachtens de Wet marktordening gezondheidszorg is vastgesteld of een tarief is dat voor die prestatie met de zorgaanbieder is overeengekomen;

    • u. materiële controle: een onderzoek waarbij de zorgverzekeraar nagaat of de door de zorgaanbieder in rekening gebrachte prestatie is geleverd en die geleverde prestatie het meest was aangewezen gezien de gezondheidstoestand van de verzekerde;

    • v. fraudeonderzoek: een onderzoek waarbij de zorgverzekeraar nagaat of de verzekerde of de zorgaanbieder valsheid in geschrifte, bedrog, benadeling van rechthebbenden of verduistering pleegt of tracht te plegen ten nadele van bij de totstandkoming of uitvoering van een overeenkomst van zorgverzekering betrokken personen en organisaties met het doel een prestatie, vergoeding, betaling of ander voordeel te krijgen waarop de verzekerde dan wel de zorgaanbieder geen recht heeft of recht kan hebben;

    • w. verhaalsrecht: het recht van de verzekeraar op grond van artikel 962 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek de schade die is veroorzaakt door anderen dan de verzekerde op deze derden te verhalen;

    • x. detailcontrole: onderzoek door de zorgverzekeraar naar bij de zorgaanbieder berustende persoonsgegevens met betrekking tot eigen verzekerden ten behoeve van materiële controle of fraudeonderzoek;

    • y. algemene risicoanalyse: een analyse die erop is gericht te bepalen op welke gegevens de materiële controle of het fraudeonderzoek zich zal richten;

    • z. specifieke risicoanalyse: een analyse die erop is gericht te bepalen op welke gegevens en op welke zorgaanbieders of categorieën van zorgaanbieders de detailcontrole zich zal richten;

    • aa. verwerker: degene bedoeld in artikel 4, onderdeel 8, van de Algemene verordening gegevensbescherming;

    • bb. grensoverschrijdende zorg: zorg waarop de Zorgverzekeringswet recht geeft en die verzekerden buiten Nederland hebben genoten;

    • cc. rapport zorgvraagzwaarte: algemeen aanvaard rapport over zorgvraagzwaarte;

    • dd. zorgvraagzwaarte: zorgvraagzwaarte zoals beschreven in het rapport zorgvraagzwaarte;

    • ee. Richtlijn 2011/24/EU: Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (Pb EU 2011, L 88);

    • ff. gegevens over gezondheid: gegevens over gezondheid, als bedoeld in artikel 4, onderdeel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming;

    • gg. Covid-19: de ziekte veroorzaakt door coronavirus-SARS-CoV-2.

  • 2 Voor de toepassing van deze regeling wordt onder mogendheid mede verstaan de Nederlandse Antillen en Aruba.

Hoofdstuk 2. Bepalingen omtrent de prestaties

§ 1. De prestaties, de eigen bijdragen en het eigen risico

§ 1.1. Geneeskundige zorg

Artikel 2.1

De zorg bedoeld in artikel 2.4 van het Besluit zorgverzekering omvat niet:

  • a. behandeling van bovenoogleden die verlamd of verslapt zijn, anders dan bij verlamming of verslapping die een ernstige gezichtsveldbeperking tot gevolg heeft dan wel het gevolg is van een aangeboren afwijking of een bij de geboorte aanwezige chronische aandoening;

  • b. liposuctie van de buik;

  • c. een behandeling van plastisch-chirurgische aard die strekt tot borstconstructie of vervanging van een borstprothese, anders dan na een gehele of gedeeltelijke borstamputatie of bij agenesie of aplasie van de borst bij vrouwen en de daarmee vergelijkbare situatie bij een vastgestelde transsexualiteit;

  • d. het operatief verwijderen van een borstprothese zonder medische noodzaak;

  • e. behandelingen tegen snurken met uvuloplastiek;

  • f. behandelingen gericht op sterilisatie dan wel op het ongedaan maken daarvan;

  • g. behandelingen gericht op circumcisie, anders dan medisch noodzakelijk;

  • h. behandeling van aanpassingsstoornissen;

  • i. hulp bij werk- en relatieproblemen;

  • j. behandeling van plagiocefalie en brachycefalie zonder craniosynostose met een redressiehelm;

  • k. de verstrekking van een geregistreerd geneesmiddel met een in bijlage 0 bij deze regeling genoemde werkzame stof in het kader van een daarbij vermelde behandeling;

  • l. uitwendige hulpmiddelen te gebruiken bij de behandeling van diabetes voor het controleren en reguleren van stoornissen in de bloedsuikerspiegel, met inbegrip van de ketonen teststrips en insulinepompen.

Artikel 2.2

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De zorg, bedoeld in artikel 2.4 van het Besluit zorgverzekering omvat tevens:

    • a. tot 1 januari 2023 behandeling met tumor infiltrerende lymfocyten van uitgezaaid melanoom irresectabel stadium IIIc en stadium IV, voor zover de verzekerde deelneemt aan onderzoek als bedoeld in het vijfde lid naar deze zorg;

    • b. tot 1 januari 2023 borstreconstructie na borstkanker met autologe vet transplantatie, voor zover de verzekerde deelneemt aan onderzoek als bedoeld in het vijfde lid naar deze zorg.

    • c. van 1 juli 2021 tot 1 augustus 2025, blaasinstillatie met blaasspoelvloeistoffen met chondroïtinesulfaat en/of hyaluronzuur- voor de behandeling de behandeling van patiënten met blaaspijnsyndroom met niet transurethraal behandelbare Hunnerse laesies voor zover de verzekerde deelneemt aan onderzoek als bedoeld in het vijfde lid naar deze zorg;

    • d. van 1 januari 2017 tot 1 januari 2025 geïntensifieerde, alkylerende chemotherapie met stamceltransplantatie voor de behandeling van patiënten van 18 tot en met 65 jaar met BRCA1-like, stadium III borstkanker, voor zover de verzekerde deelneemt aan onderzoek als bedoeld in het vijfde lid naar deze zorg;

    • e. van 1 oktober 2017 tot 1 oktober 2024 combinatiebehandeling van cytoreductieve chirurgie en hypertherme intraperitoneale chemotherapie bij patiënten met zowel maagcarcinoom als synchrone buikvliesmetastasen of tumorpositief buikvocht, voor zover de verzekerde deelneemt aan onderzoek als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel a, naar deze zorg;

    • f. van 1 april 2019 tot 1 maart 2024 CardioMEMS arteria pulmonalis monitoring bij patiënten met chronisch hartfalen New York Heart Association klasse III met recidiverende ziekenhuisopnamen, voor zover de verzekerde deelneemt aan onderzoek als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel a, naar deze zorg;

    • g. van 1 oktober 2019 tot 1 januari 2024, de behandeling met Binamed medische zilverkleding of Dermacura antibacterieel verbandkleding van kinderen en volwassenen met matig tot ernstig constitutioneel eczeem, voor zover de verzekerde deelneemt aan onderzoek als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel a, naar deze zorg;

    • h. van 1 oktober 2019 tot 1 juli 2024 langdurige actieve fysiotherapie vanaf de eenentwintigste behandeling bij patiënten met axiale spondyloartritis met ernstige functionele beperkingen, voor zover de verzekerde deelneemt aan onderzoek als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel a, naar deze zorg;

    • i. van 1 oktober 2019 tot 1 januari 2024 langdurige actieve fysiotherapie vanaf de eenentwintigste behandeling bij patiënten met reumatoïde artritis met ernstige functionele beperkingen, voor zover de verzekerde deelneemt aan onderzoek als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel a, naar deze zorg;

    • j. van 1 januari 2020 tot 1 januari 2027, hypertherme intraperitoneale chemotherapie toegevoegd aan primaire debulking bij patiënten met stadium III ovariumcarcinoom voor zover de verzekerde deelneemt aan onderzoek als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel a, naar deze zorg;

    • k. in afwijking van artikel 2.1, onderdeel k, juncto bijlage 0, onderdeel 6, van 1 januari 2020 tot 1 januari 2027 nusinersen voor de behandeling van patiënten met 5q spinale spieratrofie die 9,5 jaar en ouder zijn, voor zover de verzekerde deelneemt aan onderzoek als bedoeld in het vijfde lid naar deze zorg;

    • l. in afwijking van artikel 2.1, onderdeel k, juncto bijlage 0, onderdeel 25, tot 1 januari 2025. larotrectinib voor de behandeling van volwassen en pediatrische patiënten met solide tumoren die een neurotrofe tyrosine receptor kinase-genfusie vertonen, voor zover de verzekerde deelneemt aan onderzoek als bedoeld in het vijfde lid naar deze zorg;

    • m. tot 1 januari 2025, entrectinib voor de behandeling van volwassen patiënten en kinderen van 12 jaar en ouder met solide tumoren die een neurotrofe tyrosine receptor kinase-genfusie vertonen, voor zover de verzekerde deelneemt aan onderzoek als bedoeld in het vijfde lid naar deze zorg.

  • 2 De zorg, bedoeld in artikel 2.6 van het Besluit zorgverzekering, omvat tot 1 augustus 2023 tevens fysiotherapie, oefentherapie, logopedie, diëtetiek of ergotherapie die gericht is op de directe herstelzorg van patiënten met ernstige COVID-19, voor zover de verzekerde deelneemt aan onderzoek als bedoeld in het vijfde lid naar deze zorg en voor zover van toepassing een aanvullende analyse van de zorgverlening of, indien het onderzoek en de analyse nog niet zijn gestart, bereid is daaraan deel te nemen.

  • 3 De zorg, bedoeld in het tweede lid, vangt aan binnen een termijn van een maand na een uiterlijk 6 maanden na het acute ziektestadium van ernstige COVID-19 afgegeven verwijzing en omvat naast logopedie:

    • a. na verwijzing door de huisarts of medisch specialist ten hoogste vijftig behandelingen fysiotherapie of oefentherapie, tien uur ergotherapie en zeven uur diëtetiek gedurende ten hoogste zes maanden na de eerste behandeling;

    • b. na verwijzing door de huisarts of medisch specialist ten hoogste vijftig behandelingen fysiotherapie of oefentherapie, tien uur ergotherapie en zeven uur diëtetiek gedurende ten hoogste nog eens zes maanden in aansluiting op de periode, bedoeld in onderdeel a.

  • 4 Indien de zorg aanvangt voor 1 november 2020:

    • a. is de termijn, bedoeld in de aanhef van het derde lid, niet van toepassing en

    • b. volstaat in afwijking van het derde lid, onderdeel a, een na aanvang van de zorg gegeven verklaring van de huisarts of medisch specialist indien geen verwijzing is afgegeven.

  • 5 Als onderzoek naar zorg wordt aangemerkt:

    • a. hoofdonderzoek naar de effectiviteit van de zorg dat door ZonMw wordt gefinancierd, en

    • b. aanvullend landelijk observationeel onderzoek naar de zorg dat in samenwerking met het hoofdonderzoek wordt opgezet en verricht indien:

      • 1°. de verzekerde, behoudens de zorginhoudelijke criteria, niet voldoet aan de criteria voor deelname aan het hoofdonderzoek,

      • 2°. de verzekerde niet heeft deelgenomen aan het hoofdonderzoek en de inclusie voor dat hoofdonderzoek is beëindigd, of

      • 3°. de verzekerde heeft deelgenomen aan het hoofdonderzoek zonder de zorg te hebben ontvangen en de deelname aan het hoofdonderzoek voor die verzekerde is voltooid.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2023, 11871, datum inwerkingtreding 01-05-2023, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2022.

In het eerste lid, onderdeel l, wordt ‘bijlage 0, onderdeel 25’ vervangen door ‘bijlage 0, onderdeel 24’ en vervalt de punt achter ‘2025’.

§ 1.3. Farmaceutische zorg

Artikel 2.5

  • 2 In bijlage 2 bij deze regeling worden vermeld:

    • a. categorieën van geneesmiddelen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, waarvoor de farmaceutische zorg slechts aflevering van dat geneesmiddel omvat indien voldaan is aan de bij die categorieën vermelde criteria;

    • b. de voorwaarden waaronder en de termijn gedurende welke de farmaceutische zorg, bedoeld in de aanhef van artikel 2.8, eerste lid, van het Besluit zorgverzekering de geneesmiddelen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, omvat.

  • 3 Polymere, oligomere, monomere en modulaire dieetpreparaten behoren slechts tot de farmaceutische zorg indien voldaan is aan onderdeel 1 van bijlage 2 van deze regeling.

  • 4 In bijlage 3, onderdelen A en B, bij deze regeling worden genoemd de geregistreerde geneesmiddelen die als gevolg van een beslissing als bedoeld in artikel 2.50, vijfde lid, niet zijn aangewezen, geregistreerde geneesmiddelen ten aanzien waarvan het voornemen tot aanwijzing als bedoeld in artikel 2.50, achtste lid, niet is uitgevoerd en geregistreerde geneesmiddelen die als gevolg van een wijziging van bijlage 1 niet meer zijn aangewezen.

§ 1.4. Hulpmiddelenzorg

Artikel 2.6

De aangewezen hulpmiddelen en verbandmiddelen zijn:

  • a. Uitwendige hulpmiddelen ter volledige of gedeeltelijke vervanging van anatomische eigenschappen van onderdelen van het menselijk lichaam of bedekking daarvan, als omschreven in artikel 2.8;

  • b. Uitwendige hulpmiddelen voor het ademhalingsstelsel als omschreven in artikel 2.9;

  • c. uitwendige hulpmiddelen gerelateerd aan stoornissen in de hoorfunctie, als omschreven in artikel 2.10;

  • d. uitwendige hulpmiddelen te gebruiken bij urinelozing en defecatie als omschreven in artikel 2.11;

  • e. uitwendige hulpmiddelen gerelateerd aan stoornissen in het bewegingssysteem, als omschreven in artikel 2.12;

  • f. uitwendige hulpmiddelen gerelateerd aan stoornissen in de visuele functie als omschreven in artikel 2.13;

  • g. hulpmiddelen gerelateerd aan stoornissen in de mate van bewustzijn;

  • h. [Red: vervallen;]

  • i. hulpmiddelen voor anticonceptionele doeleinden als omschreven in artikel 2.16;

  • j. hulpmiddelen die samenhangen met verzorging en verpleging op bed, als omschreven in artikel 2.17;

  • k. hulpmiddelen te gebruiken bij stoornissen in de functies van de huid als omschreven in artikel 2.18;

  • l. injectiespuiten als omschreven in artikel 2.19;

  • m. uitwendige hulpmiddelen te gebruiken bij het langdurig compenseren van het functieverlies van aderen bij het transport van bloed en het functieverlies van lymfevaten bij het transport van lymfe;

  • n. uitwendige hulpmiddelen te gebruiken bij stoornissen in de functies van het hematologisch systeem;

  • o. uitwendige hulpmiddelen te gebruiken bij het controleren en reguleren van stoornissen in de bloedsuikerspiegel, met inbegrip van de ketonen teststrips en insulinepompen bij de behandeling van diabetes;

  • p. draagbare, uitwendige infuuspompen als omschreven in artikel 2.22;

  • q. [Red: vervallen;]

  • r. hulpmiddelen voor het toedienen van voeding als omschreven in artikel 2.24;

  • s. uitwendige hulpmiddelen gerelateerd aan en ter compensatie van beperkingen in het spreken;

  • t. hulpmiddelen voor communicatie, informatievoorziening en signalering als omschreven in artikel 2.26;

  • u. [Red: vervallen;]

  • v. [Red: vervallen;]

  • w. [Red: vervallen;]

  • x. [Red: vervallen;]

  • y. uitwendige elektrostimulators tegen chronische pijn met toebehoren;

  • z. [Red: vervallen;]

  • aa. [Red: vervallen;]

  • bb. [Red: vervallen;]

  • cc. [Red: vervallen;]

  • dd. [Red: vervallen;]

  • ee. [Red: vervallen;]

  • ff. [Red: vervallen;]

  • gg. [Red: vervallen;]

  • hh. met thuisdialyse samenhangende kosten als omschreven in artikel 2.29.

Artikel 2.7

  • 1 Indien in de artikelen 2.8 tot en met 2.36 een leeftijd is vermeld, wordt bedoeld de leeftijd van de verzekerde op het moment waarop hij zich wendt tot de aanbieder van het hulpmiddel.

  • 2 Indien een hulpmiddel in bruikleen wordt gegeven, omvat het hulpmiddel tevens vergoeding van de kosten van vervoer van het hulpmiddel naar en van de woning van de verzekerde, van het regelmatig onderhoud ervan alsmede van de voor gebruik, ontsmetting en reiniging van de apparatuur benodigde chemicaliën.

Artikel 2.8

Hulpmiddelen als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel a, omvatten:

  • a. hulpmiddelen ter volledige of gedeeltelijke vervanging van:

    • 1°. de onderste en bovenste extremiteiten, inclusief oplaadinrichting en batterijen indien het gaat om hulpmiddelen met een energievoorziening;

    • 2°. de mamma;

    • 3°. de stembanden, voor zover deze hulpmiddelen niet vallen onder geneeskundige zorg zoals medisch-specialisten die plegen te bieden;

    • 4°. het haar indien sprake is van gehele of gedeeltelijke kaalhoofdigheid als gevolg van een medische aandoening of behandeling van medische aard;

  • b. hulpmiddelen ter volledige of gedeeltelijke vervanging of bedekking van:

    • 1°. de oogbol;

    • 2°. het gelaat.

Artikel 2.9

  • 1 Hulpmiddelen als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel b, omvatten uitwendige hulpmiddelen voor het geheel of gedeeltelijk opheffen van de gevolgen van stoornissen in de functie van het ademhalingsstelsel, met inbegrip van stoffen die met behulp van deze hulpmiddelen worden toegediend, te weten:

  • 2 De zorg, bedoeld in het eerste lid, omvat ingeval van zuurstofapparatuur tevens vergoeding van stroomkosten.

  • 3 De zorg, bedoeld in het eerste lid, omvat niet:

    • a. apparatuur voor chronische ademhalingsondersteuning;

    • b. apparatuur die uitsluitend wordt ingezet ter vermindering van snurken.

Artikel 2.10

  • 1 Hulpmiddelen als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel c, omvatten:

    • a. hulpmiddelen ter correctie van stoornissen in de hoorfunctie voor zover er sprake is van een revalideerbaar oor met ten minste een verlies van 35 dB of ernstig oorsuizen;

    • b. hulpmiddelen ter compensatie van beperkingen in het luisteren of beperkingen in het gebruik van communicatieapparatuur, indien de hulpmiddelen als bedoeld onder a, hiervoor onvoldoende verbetering bieden dan wel indien deze hulpmiddelen substitueren voor de hulpmiddelen als bedoeld onder a.

  • 2 De zorg, bedoeld in het eerste lid, omvat niet deels implanteerbare hoorhulpmiddelen.

  • 3 Een indicatie voor de in het eerste lid bedoelde hulpmiddelen is eveneens aanwezig als sprake is van een bijzondere individuele zorgvraag.

  • 4 Voor signaalhonden geldt dat een tegemoetkoming kan worden verleend in de redelijk te achten gebruikskosten.

Artikel 2.11

  • 1 Hulpmiddelen als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel d, omvatten uitwendige hulpmiddelen met al dan niet inwendige onderdelen te gebruiken bij stoornissen in de functies gerelateerd aan urinelozing en defecatie.

  • 2 De zorg, bedoeld in het eerste lid, omvat ingeval van absorberende incontinentie-absorptiematerialen:

    • a. materiaal voor verzekerden van drie of vier jaar indien sprake is van een niet-fysiologische vorm van incontinentie;

    • b. materiaal voor verzekerden van vijf jaar en ouder, tenzij sprake is van kortdurende incontinentie of van enuresis nocturna.

  • 3 De zorg, bedoeld in het eerste lid, omvat niet:

    • a. schoonmaakmiddelen en geurmiddelen;

    • b. huidbeschermende middelen anders dan bij stomapatiënten, voor zover deze niet vallen onder de te verzekeren prestatie farmaceutische zorg;

    • c. kleding, met uitzondering van netbroekjes;

    • d. plaswekkers voor de behandeling van enuresis nocturna;

    • e. beschermende onderleggers, tenzij sprake is van een

    bijzondere individuele zorgvraag.

Artikel 2.12

  • 1 Hulpmiddelen als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel e, omvatten:

    • a. hulpmiddelen ter correctie van gestoorde functies van het bewegingssysteem, aan beweging verwante functies of anatomische eigenschappen van structuren verwant aan beweging, toe te passen bij een ernstige aandoening, waarop de verzekerde permanent en niet uitsluitend bij sportactiviteiten is aangewezen.

    • b. hulpmiddelen, niet zijnde een hulpmiddel voor verzorging en verpleging op bed als omschreven in artikel 2.17, ter compensatie van beperkingen bij het:

      • 1°. lopen;

      • 2°. gebruiken van hand en arm;

      • 3°. veranderen en handhaven lichaamshouding;

      • 4°. zich wassen en zorgdragen voor de toiletgang;

      • 5°. gebruik van communicatieapparatuur.

  • 2 In het geval van rolstoelen, drempelhulpen, transferhulpmiddelen en hulpmiddelen voor het zich wassen en zorgdragen voor de toiletgang gaat het om zorg voor een beperkte of onzekere duur.

  • 3 De zorg, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, omvat niet

    • a. hulpmiddelen die een compensatie bieden voor beperkingen bij het uitvoeren van huishoudelijke taken;

    • b. eenvoudige hulpmiddelen te gebruiken bij beperkingen bij het eten en drinken;

    • c. aan functiebeperkingen aangepaste stoelen, waarbij de aanpassing uitsluitend een sta-opsysteem betreft;

    • d. eenvoudige hulpmiddelen ter compensatie van beperkingen in het lopen.

  • 4 Voor ADL-honden geldt dat een tegemoetkoming kan worden verleend in de redelijk te achten gebruikskosten.

Artikel 2.13

  • 1 Hulpmiddelen als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel f, omvatten:

    • a. hulpmiddelen ter correctie van stoornissen in de visuele functie van het oog en van functies van aan het oog verwante structuren;

    • b. hulpmiddelen ter compensatie van beperkingen;

      • 1°. in het lezen, schrijven of gebruik van telecommunicatieapparatuur;

      • 2°. bij het om obstakels heenlopen of bij de oriëntatie.

  • 2 De zorg, bedoeld in het eerste lid, omvat niet:

    • a. brillenglazen of filterglazen;

    • b. brilmonturen voor brillenglazen of filterglazen;

    • c. eenvoudige hulpmiddelen voor lezen en schrijven.

  • 3 In het geval van lenzen dient:

    • a. de stoornis het gevolg te zijn van een medische aandoening of een trauma, waarbij lenzen tot een grotere verbetering in de functies gezichtsscherpte of kwaliteit van de visus leiden dan brillenglazen, of

    • b. bij verzekerden jonger dan achttien jaar sprake te zijn van pathologische myopie met een refractieafwijking van ten minste –6 dioptrieën.

  • 4 In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, omvat de zorg brillenglazen en filterglazen voor verzekerden tot achttien jaar, indien:

    • a. er sprake is van indicatie voor lenzen als bedoeld in het derde lid, maar het dragen van lenzen niet de voorkeur heeft,

    • b. de verzekerde aan een of beide ogen geopereerd is vanwege een lensafwijking, of

    • c. de verzekerde lijdt aan zuivere accommodatieve esotropie.

  • 5 Voor blindengeleidehonden geldt dat een tegemoetkoming kan worden verleend in de redelijk te achten gebruikskosten.

Artikel 2.16

Hulpmiddelen als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel i, omvatten, uitsluitend voor verzekerden jonger dan eenentwintig jaar:

  • a. pessaria;

  • b. koperhoudende spiraaltjes.

Artikel 2.17

  • 1 Hulpmiddelen als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel j, omvatten:

    • a. bedden in speciale uitvoering met inbegrip van daarvoor bestemde matrassen;

    • b. anti-decubitusbedden, -matrassen en -overtrekken ter behandeling en preventie van decubitus;

    • c. dekenbogen, bedhekken, bedrugsteunen en bedtafels;

    • d. bedgalgen en hulpmiddelen voor het zelfstandig in en uit bed komen;

    • e. glij- en rollakens;

    • f. bedverkorters, -verlengers en -verhogers;

    • g. ondersteken;

    • h. bedbeschermende onderleggers, indien het verlies van bloed en exsudaat dusdanige hygiënische problemen oplevert dat deze slechts door gebruik van een bedbeschermende onderlegger kunnen worden ondervangen;

    • i. infuusstandaarden.

  • 2 De hulpmiddelen, bedoeld in het eerste lid, kunnen ook worden aangewend als het gebruik daarvan strekt tot behoud van de zelfredzaamheid.

Artikel 2.18

  • 1 Hulpmiddelen als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel k, omvatten hulpmiddelen ter behandeling van stoornissen in de functies van de huid, niet zijnde hulpmiddelen voor het veranderen en handhaven van lichaamshouding en antidecubitusbedden, -matrassen en -overtrekken die vallen onder de in de artikelen 2.12 en 2.17 omschreven hulpmiddelen.

  • 2 In geval van hulpmiddelen ter behandeling van stoornissen in de functie van de huid, zoals bedoeld in het eerste lid, dient sprake te zijn van:

    • a. een complexe wond of een hoog risico daarop,

    • b. ernstige littekens, of

    • c. een chronische huidaandoening.

  • 3 Ingeval van allergeenvrij schoeisel gaat het om volledig individueel vervaardigd schoeisel, voor zover de verzekerde redelijkerwijs niet kan volstaan met confectieschoenen.

  • 4 De zorg, bedoeld in het eerste lid, omvat niet:

    • a. inlegzolen, en

    • b. smeerbare middelen, tenzij sprake is van behandeling van een complexe wond of een ernstig litteken.

Artikel 2.19

  • 1 Hulpmiddelen als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel l, omvatten injectiespuiten met toebehoren dan wel injectiepennen met toebehoren, indien sprake is van een aandoening die een langdurig gebruik van deze middelen noodzakelijk maakt, met uitzondering van gebruik bij behandeling van diabetes.

  • 2 Een hulpmiddel als bedoeld in het eerste lid omvat tevens een aan een handicap aangepaste uitvoering, indien de verzekerde ten gevolge van een ernstige motorische handicap dan wel een verminderd gezichtsvermogen redelijkerwijs niet kan volstaan met een injectiespuit of injectiepen in een niet aangepaste uitvoering.

Artikel 2.22

Hulpmiddelen als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel p, omvatten draagbare, uitwendige infuuspompen met toebehoren, indien sprake is van continue parenterale toediening in de thuissituatie van een geneesmiddel dat valt onder de farmaceutische zorg, bedoeld in artikel 2.8 van het Besluit zorgverzekering, met uitzondering van insuline.

Artikel 2.24

  • 1 Hulpmiddelen als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel r, omvatten, indien het gebruik om medische redenen aangewezen is:

    • a. niet-klinisch ingebrachte sondes met toebehoren;

    • b. uitwendige voedingspompen voor enterale voeding met toebehoren.

  • 2 Hulpmiddelen als bedoeld in het eerste lid omvatten geen voedings-, genees- en verbandmiddelen.

Artikel 2.26

Hulpmiddelen als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel t, omvatten:

  • a. [Red: vervallen;]

  • b. [Red: vervallen;]

  • c. [Red: vervallen;]

  • d. [Red: vervallen;]

  • e. [Red: vervallen;]

  • f. [Red: vervallen;]

  • g. opname- en voorleesapparatuur, zijnde daisy-spelers of daisy-programmatuur voor dyslectici;

  • h. [Red: vervallen;]

  • i. [Red: vervallen;]

  • j. signaleringsapparatuur en een alarmeringssysteem, zijnde:

    • 1°. [Red: vervallen;]

    • 2°. persoonlijke alarmeringsapparatuur voor lichamelijk gehandicapten, indien de lichamelijk gehandicapte in een verhoogde risicosituatie verkeert.

Artikel 2.29

Hulpmiddelen als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel hh, omvatten:

  • a. vergoeding van de kosten voor de redelijkerwijs te verrichten aanpassingen in en aan de woning en voor het herstel in de oorspronkelijke staat, voor zover andere wettelijke regelingen daarin niet voorzien;

  • b. vergoeding van overige redelijk te achten kosten die rechtstreeks met de thuisdialyse samenhangen, voor zover andere wettelijke regelingen daarin niet voorzien.

§ 1.4a. Zvw-pgb

Artikel 2.29a

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing indien de zorgverlener een bloed- of aanverwante in de eerste of tweede graad of de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel is van de verzekerde.

  • 4 De vergoeding, bedoeld in het tweede lid, is ten hoogste gelijk aan het tarief dat door de zorgautoriteit op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg voor de desbetreffende zorg is vastgesteld.

  • 5 In afwijking van het eerste en tweede lid, worden de bedragen, bedoeld in voornoemde leden, ook vergoed indien:

    • a. de zorg als bedoeld in artikel 2.15a van het Besluit zorgverzekering, in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2020, als gevolg van de maatregelen in verband met Covid-19, door de zorgverlener niet is verleend;

    • b. deze niet-verleende zorg door de zorgverlener bij de verzekerde in rekening is gebracht; en

    • c. de zorgverlener hiervoor niet is gecompenseerd op grond van de werkgeverstaken van de verzekerde.

  • 6 De verzekerde houdt, via een door de zorgverzekeraar beschikbaar gesteld formulier, een registratie bij van de bedragen die hij vergoedt op grond van het vijfde lid. Deze registratie stelt hij op verzoek van de zorgverzekeraar ter beschikking.

  • 7 In afwijking van het eerste en tweede lid, worden de bedragen, bedoeld in voornoemde leden, ook vergoed indien:

    • a. de zorg als bedoeld in artikel 2.15a van het Besluit zorgverzekering, in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2021, door de zorgverlener niet is verleend in verband met:

    • b. de niet-verleende zorg door de zorgverlener bij de verzekerde in rekening is gebracht; en

    • c. de zorgverlener hiervoor niet is gecompenseerd op grond van de werkgeverstaken van de verzekerde.

  • 8 De verzekerde houdt, via een door de zorgverzekeraar beschikbaar gesteld formulier, een registratie bij van de bedragen die hij vergoedt op grond van het zevende lid. In de registratie is opgenomen:

    • a. ingeval van besmetting met Covid-19 van de verzekerde: een bewijsstuk waaruit blijkt dat de zorg niet kon worden geleverd in verband met deze besmetting;

    • b. ingeval van een noodzakelijke quarantaine van de verzekerde in verband met Covid-19: een bewijsstuk of de tussen de verzekerde en de zorgverlener overeengekomen afspraken, waaruit blijkt dat de zorg niet kon worden geleverd in verband met deze quarantaine;

    • c. ingeval van besmetting met Covid-19 of noodzakelijke quarantaine van de zorgverlener in verband met Covid-19: een bewijsstuk of de tussen de zorgverlener en de verzekerde overeengekomen afspraken waaruit blijkt dat de zorg niet kon worden geleverd in verband met deze besmetting of noodzakelijke quarantaine;

    • d. ingeval van de in het tweede lid, onderdeel a, subonderdeel 3°, bedoelde situatie: een specificatie wanneer de zorg om deze reden niet kon worden geleverd.

  • 9 De verzekerde stelt, op verzoek van de zorgverzekeraar, de registratie, bedoeld in het achtste lid, ter beschikking.

  • 10 In afwijking van het eerste en tweede lid, worden de bedragen, bedoeld in voornoemde leden, ook vergoed indien:

    • a. de zorg als bedoeld in artikel 2.15a van het Besluit zorgverzekering door de zorgverlener als gevolg van het ontvangen van een vaccinatie voor Covid-19, voor ten hoogste twee uur, niet is verleend;

    • b. de niet-verleende zorg door de zorgverlener bij de verzekerde in rekening is gebracht; en

    • c. de zorgverlener hiervoor niet is gecompenseerd op grond van de werkgeverstaken van de verzekerde.

  • 11 De verzekerde houdt, via een door de zorgverzekeraar beschikbaar gesteld formulier, een registratie bij van de bedragen die hij vergoedt op grond van het elfde lid. In de eigen administratie van budgethouder neemt budgethouder tevens een specificatie op van wanneer de zorg om deze reden niet kon worden geleverd. Deze registratie stelt hij op verzoek van de zorgverzekeraar ter beschikking.

Artikel 2.29b

Het Zvw-pgb wordt in ieder geval geweigerd indien:

  • a. de verzekerde, of, indien de verzekerde de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, één van diens ouders of voogden, failliet is verklaard;

  • b. ten aanzien van de verzekerde of, indien de verzekerde de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, één van diens ouders of voogden, de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 2.29c

  • 1 Het Zvw-pgb wordt geweigerd indien de verzekerde door een andere vertegenwoordiger wordt geholpen dan:

    • a. een wettelijk vertegenwoordiger van de verzekerde,

    • b. een bloed- of aanverwante in de eerste of tweede graad van de verzekerde of,

    • c. de echtgenoot, de geregistreerde partner of een andere levensgezel van de verzekerde.

  • 2 De verzekerde die door een vertegenwoordiger wordt geholpen kan het Zvw-pgb worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de vertegenwoordiger:

    • a. bij een eerdere verstrekking van een Zvw-pgb waarbij deze als vertegenwoordiger optrad niet heeft bijgedragen aan nakoming van de daaraan verbonden verplichtingen,

    • b. blijkens de basisregistratie personen niet beschikt over een woonadres,

    • c. zijn vrijheid is ontnomen,

    • d. onder de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen valt, dan wel een verzoek tot van toepassing verklaring van die regeling bij de rechtbank is ingediend of deze derde failliet is verklaard,

    • e. anderszins onvoldoende zal bijdragen aan het nakomen van de voor de verzekerde aan het Zvw-pgb verbonden verplichtingen, of

    • f. de hulp tegen betaling verleent.

§ 1.5. De eigen bijdragen

Artikel 2.31

  • 1 De eigen bijdrage voor zorg als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van het Besluit zorgverzekering, voor zover het gaat om zorg die niet rechtstreeks in verband staat met de indicatie voor bijzondere tandheelkundige hulp, bedraagt een bedrag ter grootte van het bedrag dat bij de desbetreffende verzekerde in rekening zou worden gebracht indien artikel 2.7, eerste lid, van het Besluit zorgverzekering niet van toepassing is.

  • 3 In afwijking van het tweede lid geldt voor een uitneembare volledige prothetische voorziening te plaatsen op tandheelkundige implantaten, een eigen bijdrage van:

    • a. tien procent van de kosten van die voorziening, indien het gaat om een prothetische voorziening voor de onderkaak;

    • b. acht procent van de kosten van die voorziening, indien het gaat om een prothetische voorziening voor de bovenkaak.

  • 4 De eigen bijdrage voor reparaties of overzetting van een uitneembare volledige prothetische voorziening bedraagt tien procent van de kosten van die reparatie of overzetting.

Artikel 2.32

  • 1 De eigen bijdrage voor een geneesmiddel dat is ingedeeld in een groep van onderling vervangbare geneesmiddelen bedraagt de kosten van dat geneesmiddel, voor zover de toepasselijke vergoedingslimiet, omgerekend naar de desbetreffende hoeveelheid, lager is dan de inkoopprijs die vermeld staat in de Taxe, verhoogd met de over het verschil verschuldigde omzetbelasting.

  • 2 In de jaren 2019, 2020, 2021 en 2022 is de verzekerde voor geneesmiddelen als bedoeld in het eerste lid niet meer dan € 250 aan eigen bijdragen per kalenderjaar verschuldigd.

  • 3 Indien een zorgverzekering niet op 1 januari van een kalenderjaar ingaat of eindigt, wordt voor die overeenkomst het bedrag, bedoeld in het tweede lid, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller gelijk is aan het aantal dagen in dat kalenderjaar waarover de zorgverzekering zal lopen of heeft gelopen, en de noemer aan het aantal dagen in het desbetreffende kalenderjaar.

  • 4 Het op grond van het derde lid berekende bedrag wordt afgerond op hele euro’s.

Artikel 2.33

  • 1 Indien de aanschaffingskosten van hulpmiddelen ter volledige of gedeeltelijke vervanging van haar hoger zijn dan € 457,50 bedraagt de eigen bijdrage het verschil tussen de aanschaffingskosten en dat bedrag.

  • 2 De eigen bijdrage voor een hoortoestel of tinnitusmaskeerder voor een verzekerde van achttien jaar of ouder bedraagt vijfentwintig procent van de aanschafkosten.

  • 3 De eigen bijdrage voor orthopedische en allergeenvrij schoenen bedraagt:

    • a. € 124,00 per paar, indien de verzekerde zestien jaar of ouder is;

    • b. € 62,00 per paar, indien de verzekerde jonger is dan zestien jaar.

  • 4 De eigen bijdrage voor lenzen en brillenglazen bedraagt:

    • a. € 59,50 per lens, indien sprake is van lenzen met een gebruiksduur langer dan een jaar;

    • b. € 119,00 per kalenderjaar, indien sprake is van lenzen met een gebruiksduur korter dan een jaar. Ingeval slechts één oog dient te worden gecorrigeerd bedraagt de eigen bijdrage € 59,50 per kalenderjaar;

    • c. € 59,50 per brillenglas, met een maximum van € 119,00 per kalenderjaar.

Artikel 2.36

  • 1 De eigen bijdrage voor kraamzorg ten huize van de verzekerde bedraagt € 4,70 per uur.

  • 2 De eigen bijdrage voor kraamzorg verleend in een instelling zonder dat verblijf in de instelling medisch noodzakelijk is, bedraagt voor zowel de moeder als het kind € 19,00 per dag, die wordt vermeerderd met het bedrag waarmee het tarief van de instelling € 134,00 per dag te boven gaat.

Artikel 2.37

  • 1 De eigen bijdrage voor ziekenvervoer bedraagt € 111,00 per kalenderjaar.

  • 2 De eigen bijdrage is niet verschuldigd:

    • a. voor vervoer van een instelling waarin de verzekerde ten laste van de zorgverzekering of de verplichte verzekering voor langdurige zorg is opgenomen naar een andere instelling waarin de verzekerde ten laste van de zorgverzekering of de verplichte verzekering voor langdurige zorg wordt opgenomen voor het ondergaan van een specialistisch onderzoek of een specialistische behandeling waarvoor in de eerstbedoelde instelling niet de mogelijkheid bestaat;

    • b. voor vervoer van een instelling als bedoeld in onderdeel a naar een persoon of instelling voor het ondergaan van een specialistisch onderzoek of een specialistische behandeling ten laste van de zorgverzekering waarvoor in de eerstbedoelde instelling niet de mogelijkheid bestaat, alsmede het vervoer terug naar die instelling;

    • c. voor vervoer van een instelling waarin de verzekerde ten laste van de bijzondere ziektekostenverzekering is opgenomen naar een persoon of instelling voor een tandheelkundige behandeling ten laste van de bijzondere ziektekostenverzekering, waarvoor in de eerstbedoelde instelling niet de mogelijkheid bestaat, alsmede het vervoer terug naar die instelling;

    • d. voor logeren, bedoeld in artikel 2.14, zesde lid, van het Besluit zorgverzekering.

§ 1.6. Het eigen risico

Artikel 2.38

Als gezondheidsbevorderend of op preventie gericht programma, bedoeld in artikel 2.17, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit zorgverzekering, worden aangewezen programma’s met betrekking tot diabetes, depressie, hart- en vaatziekten, chronisch obstructief longlijden, overgewicht, dementie, trombosezorg, incontinentiezorg of stoppen met roken.

§ 2. De regels voor indeling van geneesmiddelen in groepen van onderling vervangbare geneesmiddelen en voor de berekening van de vergoedingslimieten

Artikel 2.39

Bij de aanwijzing op grond van artikel 2.8 van het Besluit zorgverzekering en bij de toepassing van deze paragraaf wordt uitsluitend acht geslagen op:

  • a. deel IB van het registerdossier,

  • b. de publicaties onder auspiciën van de World Health Organization over de Defined Daily Dose en de Anatomical Therapeutical Chemical Classification,

  • c. de in medisch-farmaceutische kringen gebruikelijke farmacologische en farmacotherapeutische handboeken,

  • d. publicaties in tijdschriften die in medisch-farmaceutische kringen als betrouwbare bronnen voor geneesmiddeleninformatie gelden,

  • e. gegevens afkomstig van farmaco-economisch onderzoek, en

  • f. andere gegevens en bescheiden die voldoen aan de regels ingevolge artikel 2, zesde lid, van het Besluit registratie geneesmiddelen.

Artikel 2.40

  • 1 Geneesmiddelen worden als onderling vervangbaar aangemerkt, indien zij:

    • a. bij een gelijksoortig indicatiegebied kunnen worden toegepast,

    • b. via een gelijke toedieningsweg worden toegediend, en

    • c. in het algemeen voor dezelfde leeftijdscategorie zijn bestemd.

  • 2 Bij de toedieningswegen wordt een onderscheid gemaakt in toediening door middel van injectie waarbij systemisch het gewenste effect wordt beoogd, toediening niet door middel van een injectie waarbij systemisch het gewenste effect wordt beoogd, toediening door middel van injectie waarbij lokaal het gewenste effect wordt beoogd en toediening niet door middel van een injectie waarbij lokaal het gewenste effect wordt beoogd.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid worden geneesmiddelen niet als onderling vervangbaar aangemerkt, indien:

    • a. tussen die geneesmiddelen verschillen in eigenschappen bestaan,

    • b. deze verschillen in eigenschappen zich voordoen of kunnen voordoen bij de gehele patiëntenpopulatie, bij welke de geneesmiddelen kunnen worden toegepast, en

    • c. uit de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 2.39, blijkt dat deze verschillen in eigenschappen, tezamen genomen, bepalend zijn voor de keuze van het geneesmiddel door de arts.

  • 4 In afwijking van het eerste en tweede lid worden geneesmiddelen die behoren tot een subgroep die alleen uit preparaten bestaat of alleen uit specialités onder dezelfde merknaam, niet als onderling vervangbaar beschouwd.

  • 5 In afwijking van het eerste, tweede en derde lid wordt een combinatiepreparaat als onderling vervangbaar aangemerkt met een in een groep van onderling vervangbare geneesmiddelen opgenomen geneesmiddel, niet zijnde een combinatiepreparaat, dat een werkzaam bestanddeel bevat dat voorkomt in het combinatiepreparaat, indien:

    • a. alle werkzame bestanddelen van het combinatiepreparaat voorkomen in geneesmiddelen, niet zijnde combinatiepreparaten, die zijn opgenomen in een groep van onderling vervangbare geneesmiddelen, en

    • b. de in onderdeel a bedoelde geneesmiddelen langs dezelfde toedieningsweg worden toegediend en in het algemeen voor dezelfde leeftijdscategorie zijn bestemd als het combinatiepreparaat.

  • 6 Het vijfde lid is niet van toepassing op combinatiepreparaten van oestrogenen en progestagenen en combinatiepreparaten van thiazide- en kaliumsparende diuretica.

Artikel 2.41

  • 1 Voor de berekening van een vergoedingslimiet wordt uitgegaan van een standaarddosis van het werkzame bestanddeel van het geneesmiddel.

  • 2 De standaarddosis wordt bepaald op basis van de Defined Daily Dose, tenzij de Defined Daily Dose lager is dan de in Nederland geadviseerde minimale dosering of hoger is dan de in Nederland geadviseerde maximale dosering.

  • 3 Indien een werkzaam bestanddeel onder verschillende zout- of estervormen in de handel is en bij de Defined Daily Dose geen onderscheid is gemaakt naar de zout- of estervorm, wordt de standaarddosis voor de verschillende zout- of estervormen, voor zover mogelijk, herleid tot de zout- of estervorm die het meest voorkomt in de in artikel 2.39 genoemde bronnen.

  • 4 Voor uitwendig toegepaste dermatologica geldt als standaarddosis 1 gram, 1 ml of 100 cm2, afhankelijk van de gehanteerde hoeveelheidsmaat.

  • 5 De standaarddosis wordt zoveel mogelijk vastgesteld met overeenkomstige toepassing van de methodiek, gehanteerd bij de vaststelling van de Defined Daily Dose, indien:

    • a. voor een geneesmiddel geen Defined Daily Dose is vastgesteld, of

    • b. de Defined Daily Dose lager is dan de in Nederland geadviseerde minimale dosering of hoger is dan de in Nederland geadviseerde maximale dosering.

  • 6 In afwijking van het eerste tot en met vijfde lid wordt bij geneesmiddelen waarvoor geldt dat de duur van de medicatie wordt bekort door de hoeveelheid per dag gegeven werkzame bestanddelen te verhogen, uitgegaan van de standaardkuur.

  • 7 De vergoedingslimiet van een geneesmiddel wordt opnieuw vastgesteld, indien:

    • a. de Defined Daily Dose van dat geneesmiddel bij een herziening van de Defined Daily Doses van een categorie van geneesmiddelen in de Anatomical Therapeutic Chemical Classification op niveau 4 wordt gewijzigd ten opzichte van de Defined Daily Dose waarvan eerder bij de bepaling van de standaarddosis was uitgegaan,

    • b. voor dat geneesmiddel de standaarddosis was bepaald overeenkomstig het vijfde lid, aanhef en onderdeel a, en voor dat geneesmiddel een Defined Daily Dose wordt vastgesteld, of

    • c. wijziging optreedt in de in Nederland geadviseerde minimale of maximale dosering van een geneesmiddel, bedoeld in het vijfde lid, aanhef en onderdeel b, en die wijziging zou leiden tot een andere standaarddosis dan die waarvan bij de indeling van dat geneesmiddel in de desbetreffende groep van onderling vervangbare geneesmiddelen is uitgegaan.

  • 8 Indien de Defined Daily Dose van een geneesmiddel of van geneesmiddelen, van de prijs waarvan is uitgegaan voor de berekening van een vergoedingslimiet, bij een herziening van de Defined Daily Dose van een categorie van geneesmiddelen in de Anatomical Therapeutic Chemical Classification op niveau 4 wordt gewijzigd, wordt de vergoedingslimiet voor de groep onderling vervangbare geneesmiddelen waartoe dat geneesmiddel behoort, opnieuw vastgesteld. Bij de berekening van de nieuwe vergoedingslimiet worden slechts betrokken de geneesmiddelen die betrokken zijn bij de eerdere berekening van de vergoedingslimiet.

Artikel 2.42

  • 1 Voor zover een groep van onderling vervangbare geneesmiddelen bestaat uit geneesmiddelen die voor 1 oktober 1998 geregistreerd waren en de prijs daarvan voorkwam in de op dat tijdstip geldende Taxe, wordt voor de berekening van de vergoedingslimiet voor de tot die groep behorende geneesmiddelen uitgegaan van de prijzen, vermeld in de bedoelde Taxe.

  • 2 Indien een groep van onderling vervangbare geneesmiddelen bestaat uit geneesmiddelen die na het in het eerste lid bedoelde tijdstip geregistreerd zijn of waarvan de prijs voor het eerst voorkwam in een na dat tijdstip verschenen Taxe, wordt voor de berekening van de vergoedingslimiet voor de tot die groep behorende geneesmiddelen uitgegaan van de prijs van het geneesmiddel, waarvan de prijs het eerst in de Taxe is vermeld.

  • 3 Bij de berekening van de vergoedingslimiet worden de prijzen van parallel geïmporteerde geneesmiddelen en van combinatiepreparaten als bedoeld in artikel 2.40, vijfde lid, buiten beschouwing gelaten.

Artikel 2.43

  • 1 Per groep van onderling vervangbare geneesmiddelen wordt een gemiddelde prijs berekend.

  • 2 Voor de berekening van de gemiddelde prijs wordt de groep verdeeld in subgroepen van geneesmiddelen die hetzelfde werkzame bestanddeel of dezelfde combinatie van werkzame bestanddelen hebben.

  • 3 Binnen een subgroep wordt voor de specialités met eenzelfde merknaam, met uitzondering van de branded generics, een gemiddelde prijs per standaarddosis berekend.

  • 4 Binnen een subgroep wordt voor andere geneesmiddelen dan die, bedoeld in het derde lid, een gemiddelde prijs per standaarddosis berekend. Die prijs is het gemiddelde van de laagste prijzen van de geneesmiddelen in dezelfde farmaceutische vorm.

  • 5 Per subgroep worden de ingevolge het derde en vierde lid berekende gemiddelde prijzen per standaarddosis opgeteld en wordt die uitkomst gemiddeld, zodat een prijs per subgroep wordt verkregen.

  • 6 Indien in de Taxe voor een specialité meer dan één prijs wordt vermeld, wordt uitgegaan van de laagste prijs.

Artikel 2.44

  • 1 Indien de groep van onderling vervangbare geneesmiddelen bestaat uit slechts één subgroep, is de in artikel 2.43, vijfde lid, bedoelde prijs per subgroep de basis voor de berekening van de vergoedingslimiet van de tot die groep behorende geneesmiddelen.

  • 2 Indien de groep van onderling vervangbare geneesmiddelen bestaat uit meer dan één subgroep, worden, indien:

    • a. de geneesmiddelen behoren tot één categorie in de Anatomical Therapeutic Chemical Classification op niveau 4, alle prijzen per subgroep bij elkaar opgeteld en wordt vervolgens het gemiddelde ervan berekend;

    • b. de geneesmiddelen behoren tot verschillende categorieën op niveau 4 van de Anatomical Therapeutic Chemical Classification, de prijzen voor de verschillende subgroepen, voor zover behorend tot dezelfde categorie, gemiddeld, worden de aldus berekende prijzen voor de afzonderlijke categorieën opnieuw gemiddeld en vormt het aldus verkregen gemiddelde de berekeningsbasis voor de bepaling van de vergoedingslimiet.

Artikel 2.45

  • 1 Indien er binnen een groep van onderling vervangbare geneesmiddelen een geneesmiddel is, waarvan de prijs per standaarddosis gelijk is aan de in artikel 2.44 bedoelde berekeningsbasis, is de vergoedingslimiet voor de geneesmiddelen uit die groep gelijk aan de prijs per standaarddosis van dat geneesmiddel.

  • 2 Indien er binnen een groep van onderling vervangbare geneesmiddelen geen geneesmiddel is waarvan de prijs per standaarddosis gelijk is aan de in artikel 2.44 bedoelde berekeningsbasis, is de vergoedingslimiet voor de geneesmiddelen uit die groep gelijk aan de prijs per standaarddosis van het geneesmiddel die zo dicht mogelijk onder de berekeningsbasis ligt.

Artikel 2.46

  • 1 Indien van een geneesmiddel verschillende toedieningssterkten bestaan, wordt de vergoedingslimiet, berekend overeenkomstig de artikelen 2.41 tot en met 2.45, voor het geneesmiddel met de kleinste toedieningssterkte gecorrigeerd door de ongecorrigeerde vergoedingslimiet te vermenigvuldigen met 2/10 maal het quotiënt van de referentiehoeveelheid en de kleinste toedieningssterkte van dat geneesmiddel, vermeerderd met 8/10.

  • 2 Voor geneesmiddelen die voor andere leeftijdscategorieën dan volwassenen zijn bestemd, is de referentiehoeveelheid de hoeveelheid die voorkomt in het preparaat van de hoogste hoeveelheid van die andere leeftijdscategorieën.

  • 3 De dimensie van de referentiehoeveelheid moet gelijk zijn aan de dimensie van de kleinste toedieningsvorm.

Artikel 2.47

  • 1 De vergoedingslimiet van een combinatiepreparaat als bedoeld in artikel 2.40, vijfde lid, is gelijk aan de som van de vergoedingslimieten voor de geneesmiddelen, niet zijnde combinatiepreparaten, die de werkzame bestanddelen bevatten die in het combinatiepreparaat voorkomen en die langs dezelfde toedieningsweg worden toegediend en in het algemeen voor dezelfde leeftijdscategorie zijn bestemd als het combinatiepreparaat.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde geneesmiddelen die geen combinatiepreparaten zijn, een in het combinatiepreparaat voorkomend werkzaam bestanddeel bevatten in een andere hoeveelheid of in een andere toedieningsvorm dan die welke in het combinatiepreparaat voorkomt, wordt uitgegaan van de vergoedingslimieten, die voor die geneesmiddelen zouden hebben gegolden indien die geneesmiddelen dat werkzame bestanddeel zouden hebben bevat in de hoeveelheid en de toedieningsvorm die in het combinatiepreparaat voorkomt.

Artikel 2.48

Voor zover de toepassing van de artikelen 2.40 tot en met 2.47 naar het oordeel van de Minister tot een uitkomst leidt die niet in overeenstemming is met de strekking daarvan, kan de Minister een besluit nemen in afwijking daarvan.

§ 3. De aanvraagprocedure voor aanwijzing geregistreerde geneesmiddelen

Artikel 2.50

  • 2 De aanvraag geschiedt met gebruikmaking van een door de Minister vast te stellen formulier. Daarbij worden de gegevens en de bescheiden verschaft die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn. De datum van ontvangst wordt aan de aanvrager meegedeeld.

  • 3 Indien de overgelegde gegevens en bescheiden onvoldoende zijn, stelt de Minister de aanvrager in de gelegenheid binnen een door hem te bepalen termijn de aanvraag aan te vullen.

  • 4 De Minister hoort over de aanvraag het Zorginstituut.

  • 5 De Minister beslist binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de Minister de aanvrager uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

  • 6 De inhoud van het voorgenomen besluit, voor zover betrekking hebbend op de aanvraag, wordt aan de aanvrager meegedeeld. Daarbij wordt tevens het oordeel van het Zorginstituut toegezonden en wordt de motivering vermeld, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat. Aan de aanvrager wordt meegedeeld welke rechtsmiddelen hem ter beschikking staan.

  • 7 Het tweede tot en met het zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien de registratiehouder verzoekt om herziening van een besluit ingevolge het eerste lid en hij daartoe nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aanvoert.

  • 8 Indien de Minister voornemens is een geneesmiddel ambtshalve aan te wijzen ingevolge artikel 2.8, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit zorgverzekering dan wel zodanige aanwijzing te wijzigen, deelt hij de registratiehouder uiterlijk een maand voor de beoogde datum van inwerkingtreding de zakelijke inhoud van het voorgenomen besluit mede. Het vierde en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 9 Indien het een geneesmiddel betreft met dezelfde werkzame bestanddelen, van dezelfde sterkte en in dezelfde farmaceutische vorm als een geneesmiddel dat reeds ingevolge artikel 2.8, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit zorgverzekering is aangewezen, zijn het tweede tot en met vierde lid, het zesde lid, tweede volzin, en het zevende en achtste lid niet van toepassing.

Hoofdstuk 3. De in het uitvoeringsverslag op te nemen gegevens

Artikel 3.1

  • 1 De zorgverzekeraar neemt in ieder geval in zijn uitvoeringsverslag op:

    • a. het profiel, de organisatiestructuur en het gevoerde en voorgenomen beleid bij de uitvoering van de Zorgverzekeringswet;

    • b. de wijze waarop hij uitvoering geeft aan de zorgplicht;

    • c. de wijze waarop hij uitvoering geeft aan de acceptatieplicht en het verbod op premiedifferentiatie;

    • d. de wijze waarop hij de afhandeling van klachten van de verzekerden heeft georganiseerd alsmede de resultaten daarvan;

    • e. de wijze waarop hij uitvoering geeft aan gedragscodes waaraan hij zich heeft verbonden;

    • f. of hij het Protocol incassotraject wanbetalers Zorgverzekeringswet is nagekomen, en zo nee, welke onderdelen niet, waarom niet, en wat hij in de plaats van die onderdelen aan incassowerkzaamheden heeft verricht;

    • g. algemene gegevens over de honorering van directie en bestuur van de zorgverzekeraar voor de uitvoering van de Zorgverzekeringswet

    • h. gegevens over zijn relaties met aanbieder van zorg en de wijze waarop hij stuurt op de kwaliteit van door hen geleverde zorg.

  • 2 Het uitvoeringsverslag wordt, voor zover het gaat om de in het vorige lid genoemde aspecten, ingericht overeenkomstig een door de zorgautoriteit beschikbaar te stellen model.

Hoofdstuk 4. Bepalingen omtrent het Zorgverzekeringsfonds

Artikel 4.2

In de centrale administratie van ’s rijks schatkist wordt een rekening-courant geopend op naam van het Zorginstituut ten behoeve van de financiële middelen van het Zorgverzekeringsfonds op grond van artikel 40, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet.

Artikel 4.3

  • 1 De betaalrekeningen van het Zorginstituut bij in Nederland gevestigde banken worden door het Ministerie van Financiën in overeenstemming met de betrokken banken opgenomen in concernverband met betaalrekeningen van ’s rijks schatkist bij die banken.

  • 2 Dagelijks op nader in overleg met de betrokken banken te bepalen tijdstippen worden de op de betaalrekeningen van het Zorginstituut voorkomende positieve saldi overgeboekt naar ’s rijks schatkist, dan wel worden voorkomende negatieve saldi aangevuld vanuit ’s rijks schatkist. De hiermee samenhangende mutaties op de betaalrekeningen worden door het Ministerie van Financiën ten gunste dan wel ten laste van de rekening-courant, bedoeld in artikel 4.2, geboekt.

  • 3 Het Ministerie van Financiën sluit met het Zorginstituut een overeenkomst ter uitwerking van het gebruik van de rekening-courant.

  • 4 In de overeenkomst, bedoeld in het derde lid, worden afspraken vastgelegd over de wederzijdse informatievoorziening tussen enerzijds het Ministerie van Financiën en anderzijds het Zorginstituut en kan bij wijze van uitzondering afgesproken worden om een betaalrekening buiten het concernverband als bedoeld in het eerste lid te houden.

Artikel 4.4

  • 1 Ten gunste van de rekening-courant, bedoeld in artikel 4.2, worden door het Ministerie van Financiën tevens geboekt:

    • a. de bijdragen van het Rijk aan de rekening-couranthouder ten behoeve van het Zorgverzekeringsfonds;

    • b. de afdrachten van de door de rijksbelastingdienst geïnde bijdragen aan de rekening-couranthouder ten behoeve van het Zorgverzekeringsfonds;

    • c. de creditrente, bedoeld in artikel 4.5, vierde lid.

  • 2 Ten laste van de rekeningen-courant, bedoeld in artikel 4.2, wordt door het Ministerie van Financiën tevens geboekt de debetrente, bedoeld in artikel 4.5, vierde lid.

  • 3 De boekingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden door het Ministerie van Financiën van valutadata voorzien, zodanig dat deze data overeenkomen met de gemiddelde data waarop de bijdragen door de rijksbelastingdienst worden geïnd.

Artikel 4.5

  • 3 De Minister van Financiën verrekent achteraf de over een kalenderjaar verschuldigde creditrente met de over dat jaar verschuldigde debetrente.

    Het saldo wordt geboekt op de rekening-courant per de eerste kalenderdag na afloop van het jaar waarop de credit- respectievelijk debetrente betrekking heeft. Daartoe stelt de Minister van Financiën een rentenota op.

Artikel 4.6

De rekening-couranthouder is bevoegd een bedrag van ten hoogste € 2,5 miljoen buiten de rekening-courant te houden.

Artikel 4.7

Hoofdstuk 5. Bepalingen omtrent de inkomensafhankelijke bijdrage

Artikel 5.1

Artikel 5.2

Het loon, bedoeld in artikel 42, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet, dat voor de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van die wet, ten hoogste in aanmerking wordt genomen, wordt voor het jaar 2022 vastgesteld op € 59.706.

Artikel 5.3

Het bijdrage-inkomen, bedoeld in artikel 43, derde lid, van de Zorgverzekeringswet, dat voor de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van die wet, ten hoogste in aanmerking wordt genomen, wordt voor het jaar 2022 vastgesteld op het bedrag, bedoeld in artikel 5.2.

Artikel 5.4

  • 3 In afwijking van het eerste of tweede lid, wordt het percentage vastgesteld op nihil over bijdrage-inkomen voortvloeiende uit werkzaamheden van een verzekeringsplichtige aan boord van een zeeschip in de zin van het Burgerlijk Wetboek, mits de werkgever of de scheepsbeheerder, bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Wet zeevarenden, het risico als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Zorgverzekeringswet, op grond van een verdragsrechtelijke bepaling of een bepaling die daarop stoelt, in belangrijke mate voor zijn rekening neemt zolang deze verzekeringsplichtige niet is teruggekeerd of heeft kunnen terugkeren naar het land waar hij zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft.

  • 4 Indien het loon waarover de inhoudingsplichtige inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd is meer bedraagt dan het bedrag, genoemd in artikel 5.2, en is samengesteld uit bestanddelen waarover een verschillend bijdragepercentage is verschuldigd, worden de bestanddelen zodanig toegerekend dat het bijdragepercentage van 6,75 het eerst in aanmerking wordt genomen, en daarna het percentage van 0.

  • 5 Indien het bijdrage-inkomen waarover de verzekeringsplichtige inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd is meer bedraagt dan het bedrag, bedoeld in artikel 5.3, en is samengesteld uit bestanddelen waarover een verschillend bijdragepercentage is verschuldigd, worden de bestanddelen zodanig toegerekend dat het bijdragepercentage van 5,50 het eerst in aanmerking wordt genomen, en daarna het percentage van 0.

Artikel 5.5

De inkomsten, bedoeld in artikel 45, vierde lid, van de Zorgverzekeringswet, betreffen voor het berekenen van de bijdragepercentages die met ingang van 1 januari 2022 gelden telkens met betrekking tot het desbetreffende kalenderjaar:

Artikel 5.6

Een bedrag dat in aanmerking is genomen als loon in de zin van artikel 42, eerste lid, of artikel 43, tweede lid, onderdeel a, van de Zorgverzekeringswet, wordt niet in aanmerking genomen als bijdrage-inkomen in de zin van artikel 43, tweede lid, onderdeel b, van die wet.

Artikel 5.7

  • 1 Voor de toepassing van dit artikel en van artikel 5.8 worden de landen van het Koninkrijk der Nederlanden aangemerkt als afzonderlijke mogendheden.

  • 2 Tot het loon, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet, of het bijdrage-inkomen, bedoeld in artikel 43 van die wet, behoren niet:

    • a. uitkeringen ingevolge de sociale-zekerheidswetgeving van een andere mogendheid die zijn onderworpen aan premieheffing krachtens een wettelijke regeling inzake ziektekosten van die andere mogendheid;

    • b. ten aanzien van degene die verzekeringsplichtig is en die tevens werkzaamheden verricht of heeft verricht buiten het Europese deel van Nederland:

      • het gedeelte van het loon of het bijdrage-inkomen dat onderworpen is aan heffing van inkomensafhankelijke premie als bedoeld in het Besluit zorgverzekering BES,

      • het gedeelte van het loon of het bijdrage-inkomen, waarop ingevolge een internationale regeling inzake sociale zekerheid die tussen Nederland en een of meer andere mogendheden van kracht is, de wetgeving van een andere mogendheid van toepassing is,

      • het gedeelte van het loon of het bijdrage-inkomen, dat, bij gebreke van een internationale regeling, is onderworpen aan premieheffing krachtens een wettelijke regeling inzake ziektekosten van een andere mogendheid;

    • c. ten aanzien van degene die niet is uitgezonderd van de volksverzekeringen op grond van artikel 13, eerste lid, onderdeel a, artikel 13, tweede lid, onderdeel c, artikel 13, derde lid, onderdeel a, artikel 13, vierde lid, onderdeel c, artikel 14, eerste lid, onderdeel a, artikel 15, eerste lid, onderdeel c, sub 1°, of artikel 16, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 omdat zij de in die artikelen bedoelde andere werkzaamheden verrichten: het belastbare loon uit de dienstbetrekking uit hoofde waarvan hij zou zijn uitgezonderd van de volksverzekeringen indien hij die andere werkzaamheden niet zou hebben verricht.

Artikel 5.8

  • 1 Ten aanzien van degene die gedurende een deel van het kalenderjaar niet verzekeringsplichtig is ingevolge de Zorgverzekeringswet, wordt voor de bijdrageheffing bij wege van aanslag als bijdrage-inkomen geen hoger bedrag in aanmerking genomen dan het bijdrage-inkomen verminderd met het gedeelte daarvan waarop, ingevolge een internationale regeling inzake sociale zekerheid die tussen Nederland en een of meer andere mogendheden van kracht is, de wetgeving van een andere mogendheid van toepassing is, of dat, bij gebreke van een internationale regeling, is onderworpen aan premieheffing krachtens een wettelijke regeling inzake ziektekosten van een andere mogendheid.

  • 2 Ten aanzien van degene die gedurende een deel van het kalenderjaar anders dan door overlijden niet verzekeringsplichtig is ingevolge de Zorgverzekeringwet, wordt voor de bijdrageheffing als bijdrage-inkomen ten hoogste in aanmerking genomen het bedrag dat naar tijdsevenredigheid is afgeleid van het bedrag, bedoeld in artikel 5.3, tenzij toepassing van de bepalingen in de Zorgverzekeringswet of van de overige bepalingen in deze regeling tot een lager bijdrage-inkomen leidt.

Artikel 5.9

Indien voor de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage bij wege van aanslag het bijdrage-inkomen wordt bepaald door middel van tijdsevenredige vaststelling, wordt daarbij:

  • a. een kalenderjaar op 360 dagen gesteld;

  • b. een kalendermaand op 30 dagen gesteld;

  • c. de dag waarop het tijdvak aanvangt, als een gehele dag in aanmerking genomen;

  • d. de dag waarop het tijdvak eindigt, niet in aanmerking genomen.

Artikel 5.11

  • 1 De ontvangsten per bijdragejaar van de combineerde heffing van de loonbelasting, de premies voor de sociale verzekeringen en de bijdrage voor de Zorgverzekeringswet alsmede de daarop betrekking hebbende belasting- en invorderingsrente en boeteontvangsten worden uitgesplitst in een voor de afdracht vastgesteld verdeelpercentage per bijdragejaar.

  • 2 Het verdeelpercentage in het eerste lid wordt maandelijks per bijdragejaar opnieuw berekend op basis van het relatieve aandeel van de bijdragen Zorgverzekeringswet in alle ontvangen collectieve aangiften en opgelegde naheffingen.

  • 3 Alle ontvangen gelden over het bijdragejaar worden verdeeld op basis van het verdeelpercentage, bedoeld in het eerste lid. De mutatie ten opzichte van de vorige periode vormt het af te dragen bedrag.

  • 4 In het tweede jaar na afloop’ van het bijdragejaar wordt het verdeelpercentage voor het betreffende bijdragejaar definitief vastgesteld. Dit percentage wordt gehanteerd voor alle betalingen die daarna binnenkomen.

  • 5 In geval van bijzondere omstandigheden kan de Minister van Financiën, op verzoek van de rijksbelastingdienst, besluiten om de termijn, bedoeld in het vierde lid, te verlengen.

Artikel 5.12

  • 2 De onder het eerste lid genoemde ontvangsten zijn inclusief de eventuele belasting- en invorderingsrente en boeteontvangsten.

Artikel 5.13

  • 1 De inspecteur verleent vooruitlopend op een beschikking als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet een voorschot indien:

    • a. het bedrag van de teveel betaalde bijdrage vermoedelijk ten minste € 100 zal bedragen, en

    • b. het bijdrage-inkomen waarover inkomensafhankelijke bijdrage wordt of is ingehouden afkomstig is van verschillende inhoudingsplichtigen.

    De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op een verzoek van de verzekeringsplichtige die voldoet aan de in die volzin genoemde voorwaarden, mits het verzoek is ingediend na 30 mei doch voor 1 december van het kalenderjaar waarop het voorschot betrekking heeft.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing met betrekking tot:

  • 3 De inspecteur kan het voorschot al dan niet op verzoek herzien. Een verzoek tot herziening van het voorschot kan worden ingediend tot 1 december van het kalenderjaar waarop het voorschot betrekking heeft.

  • 4 Indien de inspecteur een verzoek om verlening dan wel herziening van een voorschot geheel of gedeeltelijk afwijst, gebeurt dit bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Hoofdstuk 6. Het Zorginstituut en het CAK

§ 2. Anonieme e-mental health

§ 2.1. Algemene bepalingen

Artikel 6.2.1

In paragraaf 2 wordt verstaan onder:

  • a. subsidiejaar: kalenderjaar ten behoeve waarvan de subsidie wordt verstrekt;

  • b. interventie: kortdurende en doelgerichte behandeling die langs elektronische weg wordt verleend aan een anonieme persoon waarvan voor aanvang van de behandeling is vastgesteld dat deze daarvoor in aanmerking komt;

  • c. volledige interventie: interventie die in het subsidiejaar is aangevangen en voltooid;

  • d. onvolledige interventie: interventie die:

    • in het subsidiejaar is aanvangen en niet is voltooid of

    • in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar is aangevangen en in het subsidiejaar is voltooid;

  • e. organisatie: privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid of rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld;

  • f. accountant: accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • g. jaarrekening: jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 6.2.2

  • 1 Het Zorginstituut kan aan een organisatie een subsidie verstrekken voor het door middel van interventies verlenen van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg zoals klinisch-psychologen plegen te bieden, niet zijnde gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg, aan personen met een lichte tot matig ernstige, niet chronische psychische problematiek, inclusief de daarbij behorende diagnostiek of toegeleiding naar die zorg.

  • 2 De subsidie kan voor meerdere soorten interventies worden verstrekt.

  • 3 De subsidie wordt uitsluitend verstrekt:

    • a. voor interventies die voldoen aan de stand van de wetenschap en de praktijk;

    • b. ten behoeve van personen die om psychische redenen noodzakelijkerwijs anoniem zijn;

    • c. voor interventies die uitgevoerd worden onder verantwoordelijkheid van een persoon die is ingeschreven in een register als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg voor een beroep dat relevant is voor de interventie;

    • d. aan organisaties voor geneeskundige geestelijke gezondheidszorg of verslavingszorg;

    • e. voor het soort interventies dat reeds gedurende het laatste kwartaal van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar door de organisatie werden verleend.

  • 4 Geen subsidie wordt verstrekt voor het vaststellen of een persoon in aanmerking komt voor een interventie.

Artikel 6.2.4

  • 1 De te verlenen subsidie bedraagt per organisatie niet minder dan € 50.000 en niet meer dan € 700.000.

  • 2 Een aanvraag van minder dan € 50.000 wordt afgewezen.

  • 3 Op een aanvraag van meer dan € 700.000 kan ten hoogste een subsidie van € 700.000 worden verleend.

  • 4 De subsidie bedraagt maximaal € 378 per volledige interventie.

  • 5 De subsidie voor een onvolledige interventie bedraagt de helft van de subsidie voor een volledige interventie van dezelfde soort.

Artikel 6.2.5

  • 1 Het subsidieplafond voor het verstrekken van subsidie bedraagt over het kalenderjaar 2022 € 3.729.000.

  • 2 Indien het totaal van de te verlenen subsidiebedragen hoger is dan het subsidieplafond verdeelt het Zorginstituut het ingevolge het subsidieplafond beschikbare bedrag evenredig over de ingediende aanvragen voor zover deze voor subsidie in aanmerking komen met dien verstande dat deze verdeling niet leidt tot een verlening van minder dan € 50.000.

§ 2.2. Aanvraag

Artikel 6.2.6

  • 1 Voor een aanvraag tot verlening van subsidie wordt een door het Zorginstituut vastgesteld formulier gebruikt.

  • 2 Het aanvraagformulier wordt ondertekend door een persoon die bevoegd is de aanvrager te vertegenwoordigen.

Artikel 6.2.7

  • 1 Een aanvraag tot verlening van subsidie wordt ontvangen uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 2 Een aanvraag die na de termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt ontvangen, wordt afgewezen.

Artikel 6.2.8

  • 1 Bij de aanvraag tot verlening van de subsidie worden per soort interventie waarvoor de subsidie wordt aangevraagd de volgende gegevens verstrekt:

    • a. een omschrijving van de interventie en de doelstelling daarvan;

    • b. een onderbouwde opgave van het aantal volledige en onvolledige interventies;

    • c. een onderbouwde opgave van de kosten per interventie.

  • 2 Bij de aanvraag tot verlening van de subsidie worden voorts de volgende gegevens verstrekt, waarbij indien nodig onderscheid wordt gemaakt naar soort interventie waarvoor de subsidie wordt aangevraagd:

    • a. de wijze waarop de aanvrager vaststelt dat de interventie wordt verleend aan een persoon die om psychische redenen noodzakelijkerwijs anoniem is;

    • b. de wijze waarop de aanvrager de anonimiteit waarborgt van de persoon waaraan de interventie wordt verleend;

    • c. het beleid van de aanvrager ter beveiliging van de gegevensverwerking met betrekking tot de interventies;

    • d. de inschrijving in een register als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg van de beroepsbeoefenaar of beroepsbeoefenaren onder wiens verantwoordelijkheid de interventies verleend worden.

Artikel 6.2.9

  • 1 De aanvraag tot verlening van de subsidie gaat vergezeld van:

    • a. een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

    • b. een afschrift van de volmacht voor het ondertekenen van de aanvraag, indien de aanvraag is ondertekend door een of meer andere personen dan de personen die op grond van de statuten bevoegd zijn de aanvrager te vertegenwoordigen;

    • c. een afschrift van de inschrijving van de aanvrager in het Handelsregister.

  • 2 De stukken, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c, kunnen achterwege blijven, indien de aanvrager er redelijkerwijs van uit mag gaan dat deze gegevens bij het Zorginstituut bekend zijn.

  • 3 Op verzoek van het Zorginstituut overlegt de aanvrager de laatst opgemaakte jaarrekening of, indien deze ontbreekt, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag.

Artikel 6.2.10

  • 1 Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of de voorbereiding van de beschikking stelt het Zorginstituut de subsidieaanvrager in de gelegenheid de aanvraag tot verlening van de subsidie binnen drie weken aan te vullen.

  • 2 Het Zorginstituut besluit de aanvraag niet in behandeling te nemen indien de aanvraag niet of niet voldoende is aangevuld binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid.

§ 2.3. Verlening

Artikel 6.2.11

Het Zorginstituut besluit voor de aanvang van het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd over de verlening van de subsidie.

Artikel 6.2.12

Het Zorginstituut vermeldt in het besluit tot verlening van de subsidie in ieder geval:

  • a. het maximumbedrag dat aan subsidie wordt verleend;

  • b. het bedrag dat per soort interventie voor een volledige interventie aan subsidie wordt verleend.

§ 2.4. Bevoorschotting en verplichtingen

Artikel 6.2.13

Het Zorginstituut kan bij het besluit tot subsidieverlening ambtshalve voorschotten verlenen.

Artikel 6.2.14

De subsidieontvanger zorgt ervoor dat:

  • a. de doelstellingen van de gesubsidieerde interventies op doelmatige wijze worden nagestreefd;

  • b. de gesubsidieerde interventies op verantwoorde wijze worden uitgevoerd;

  • c. de voor de uitvoering van de gesubsidieerde interventies benodigde middelen op verantwoorde wijze worden beheerd.

Artikel 6.2.15

  • 1 De subsidieontvanger houdt een zodanig ingerichte administratie bij dat daarin altijd kan worden nagegaan het aantal gerealiseerde volledige en onvolledige interventies, onderscheiden naar soort interventie, alsmede de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen.

  • 2 De administratie wordt op overzichtelijke, controleerbare en doelmatige wijze ingericht.

  • 3 De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende tien jaren na de vaststelling van de subsidie bewaard.

Artikel 6.2.16

  • 1 De subsidieontvanger meldt meteen aan het Zorginstituut indien:

    • a. het aannemelijk is geworden dat de interventies waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht,

    • b. het aannemelijk is geworden dat niet of niet geheel aan de subsidieverplichtingen zal worden voldaan, of

    • c. zich andere omstandigheden voordoen of zullen voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

  • 2 De melding wordt schriftelijk gedaan en voorzien van een toelichting.

  • 3 Bij de melding worden de relevante stukken overgelegd.

Artikel 6.2.17

  • 1 De subsidieontvanger werkt, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, mee aan door of namens het Zorginstituut ingesteld onderzoek dat erop is gericht het Zorginstituut inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor het nemen van een besluit over het verstrekken van de subsidie.

  • 2 De subsidieontvanger werkt, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, mee aan door of namens de minister ingesteld onderzoek dat erop is gericht de minister inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor de ontwikkeling van het beleid van de minister.

  • 3 De subsidieontvanger verplicht zijn accountant tot medewerking aan het onderzoek.

§ 2.5. Vaststelling

Artikel 6.2.18

  • 1 Voor een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een door het Zorginstituut vastgesteld formulier gebruikt.

  • 2 Het aanvraagformulier wordt ondertekend door een persoon die bevoegd is de aanvrager te vertegenwoordigen.

Artikel 6.2.19

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen tweeëntwintig weken na afloop van het subsidiejaar een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie.

  • 2 Het Zorginstituut kan ontheffing verlenen van de termijn, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6.2.20

  • 1 De subsidieontvanger doet in de aanvraag tot vaststelling van de subsidie per soort interventie opgave van het aantal volledige en onvolledige interventies dat in het subsidiejaar is gerealiseerd.

  • 2 De subsidieontvanger toont in de aanvraag tot vaststelling aan dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 6.2.21

  • 1 Indien de subsidie € 125.000 of meer bedraagt, legt de subsidieontvanger tevens verantwoording af door het overleggen van een assurancerapport.

  • 2 Het assurancerapport is opgesteld door een accountant overeenkomstig een door het Zorginstituut vastgesteld model met inachtneming van een door het Zorginstituut vastgesteld accountantsprotocol.

Artikel 6.2.22

  • 1 De subsidie wordt vastgesteld op basis van het aantal volledige en onvolledige interventies dat in het subsidiejaar is gerealiseerd.

  • 2 De subsidie bedraagt per gerealiseerde volledige interventie het bedrag waarvan de hoogte bij de verlening voor dat soort interventies is genoemd.

  • 3 De subsidie bedraagt per gerealiseerde onvolledige interventie de helft van het bedrag waarvan de hoogte bij de verlening voor dat soort interventies is genoemd.

  • 4 Indien het bedrag van de subsidie berekend overeenkomstig de voorgaande leden minder is dan € 50.000, wordt de subsidie op nihil vastgesteld.

  • 5 De subsidie bedraagt niet meer dan het maximumbedrag dat aan subsidie is verleend.

Artikel 6.2.23

Binnen tweeëntwintig weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie neemt het Zorginstituut een besluit op de aanvraag.

§ 3. Bijdrage van verdragsgerechtigden

Artikel 6.3.1

  • 1 De door een persoon, bedoeld in artikel 69, van de Zorgverzekeringwet, verschuldigde bijdrage wordt berekend door de grondslag van de bijdrage te vermenigvuldigen met het getal dat wordt berekend uit de verhouding tussen de gemiddelde uitgaven voor zorg voor een persoon ten laste van de sociale zorgverzekering in het woonland van deze persoon, en de gemiddelde uitgaven voor zorg voor een persoon uit hoofde van de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg in Nederland.

  • 3 De peildatum voor de vaststelling van het in het eerste lid genoemde woonland is telkens de eerste dag van de kalendermaand volgende op de kalendermaand waarin een wijziging van het woonland heeft plaatsgevonden.

  • 4 Voor de toepassing van de Wet op de zorgtoeslag wordt het in het tweede lid bedoelde nominale deel, als premie voor een zorgverzekering beschouwd.

  • 5 De bijdrage die een pensioen- of renteverstrekkend orgaan als bedoeld in artikel 69, derde lid, van de Zorgverzekeringswet verschuldigd is, is gelijk aan de inkomensafhankelijke bijdrage die dit orgaan over het loon als bedoeld in artikel 42 van die wet verschuldigd zou zijn geweest, indien degene aan wie hij het pensioen of de rente verstrekt, in Nederland zou hebben gewoond, vermenigvuldigd met het getal, bedoeld in het eerste lid.

  • 9 Het verhoudingsgetal, bedoeld in het eerste lid, wordt per land genoemd in bijlage 4 bij deze regeling.

Artikel 6.3.1a

In de artikelen 6.3.2 tot en met 6.3.4 wordt verstaan onder:

  • a. bijdrageplichtige: eenieder die krachtens artikel 69 van de Zorgverzekeringswet in verbinding met artikel 6.3.1 een bijdrage verschuldigd is,

  • b. hoofdbijdrageplichtige: een bijdrageplichtige met een of meer gezinsleden die niet bijdrageplichtig zouden zijn geweest indien zij niet tot het gezin van de hoofdbijdrageplichtige zouden hebben behoord,

  • c. gezinslid: een tot het gezin van een hoofdbijdrageplichtige of een verzekeringsplichtige behorend gezinslid dat niet bijdrageplichtig zou zijn geweest indien hij niet tot het gezin van de hoofdbijdrageplichtige of een verzekeringsplichtige zou hebben behoord.

Artikel 6.3.1b

De voor een gezinslid van een verzekeringsplichtige verschuldigde bijdrage, bedoeld in artikel 6.3.1, wordt door het CAK geheven en geïnd bij de verzekeringsplichtige.

Artikel 6.3.2

  • 1 Organen die pensioen of rente uitkeren dan wel werkgevers, verrichten de hen door het CAK opgedragen werkzaamheden ter voorbereiding en uitvoering van de heffings- en inningsbeschikkingen, bedoeld in artikel 69, vierde lid, van de Zorgverzekeringswet.

  • 2 De werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, houden ten minste in dat, nadat zij daartoe door het CAK van de benodigde gegevens zijn voorzien:

    • a. organen die pensioen of rente uitkeren bijdragen die bijdrageplichtige personen verschuldigd zijn op het pensioen of de rente van die bijdrageplichtigen inhouden,

    • b. organen die pensioen of rente aan een hoofdbijdrageplichtige uitkeren de bijdrage die diens gezinsleden verschuldigd zijn op het pensioen of de rente van die hoofdbijdrageplichtige inhouden, en

    • c. werkgevers van grensarbeiders de bijdragen van gezinsleden van die grensarbeiders op het loon van de grensarbeider inhouden.

  • 3 Het CAK kan een orgaan dat pensioen of rente uitkeert of een werkgever van een grensarbeider opdragen een bijdrage op het pensioen, de rente of op het loon in te houden en af te dragen, zolang het CAK niet beschikt over de gegevens, bedoeld in het tweede lid. In dat geval berekent het orgaan of de werkgever de bijdrage uitgaande van de bij hem bekende gegevens over de samenstelling van het gezin van de bijdrageplichtige.

  • 4 Indien een bijdrageplichtige recht heeft op meer dan één pensioen of rente, wordt het in artikel 6.3.1, tweede lid, bedoelde nominale deel van de bijdrage dat hij en zijn eventuele gezinsleden verschuldigd zijn ingehouden op het pensioen dat of de rente die het eerst is toegekend. Indien dit pensioen of deze rente daartoe niet toereikend is, kan het CAK hetzelfde of een ander orgaan opdragen het restant op een ander pensioen of een andere rente in te houden.

  • 5 Voor de inhouding van het door een gezinslid verschuldigde nominale deel van de bijdrage op het pensioen of de rente van de hoofdbijdrageplichtige dan wel op het loon van de grensarbeider, worden wijzigingen in de situatie van dat gezinslid die in de loop van een kalendermaand doch na de eerste dag van die maand plaatsvinden, eerst in aanmerking genomen vanaf de eerste dag van de daaropvolgende kalendermaand.

  • 6 Voor de toepassing van het tweede lid wordt een toeslag, waaronder begrepen een toeslag als bedoeld in de Toeslagenwet, een toelage of enige aanvulling, onder welke benaming ook, op het pensioen of de rente dan wel op het loon van een grensarbeider die door het orgaan of de werkgever in het algemeen met dezelfde regelmaat en gelijktijdig met de uitkering betaalbaar wordt gesteld, als onderdeel van het pensioen, van de rente of van het loon aangemerkt.

Artikel 6.3.3

  • 1 Het verschil tussen de door de bijdrageplichtigen verschuldigde bijdrage en de ingehouden en afgedragen of anderszins geïnde bijdragen wordt, met inachtneming van het zesde tot en met het achtste lid van artikel 6.3.1 en het tweede lid van dit artikel, door het CAK vastgesteld en verrekend, geïnd of uitgekeerd. Uitkering vindt plaats aan de bijdrageplichtige dan wel, indien artikel 6.3.1b van toepassing is, aan de verzekeringsplichtige.

  • 2 De in artikel 6.3.1, eerste lid, bedoelde persoon die aanspraak maakt op één of meer van de in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermelde heffingskortingen niet zijnde de algemene heffingskorting, de jonggehandicaptenkorting, de ouderenkorting of de alleenstaande ouderenkorting, kan het CAK verzoeken daar bij de vaststelling van het verschil, bedoeld in het eerste lid, rekening mee te houden.

  • 3 Indien slechts een bijdrage als bedoeld in artikel 6.3.1, tweede lid, onderdeel c, verschuldigd is, stelt het CAK het in het eerste lid bedoelde verschil vast vóór 1 april van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de bijdrage betrekking heeft. In andere gevallen stelt het CAK het verschil voor 30 september van het jaar volgend op kalenderjaar waarop de bijdrage betrekking heeft voorlopig vast, en stelt het het verschil uiterlijk zes maanden na het tijdstip waarop zowel de aanslag inkomstenbelasting als de beschikking niet in Nederland belastbaar inkomen onherroepelijk zijn geworden, definitief vast.

  • 4 Bij de vaststelling van het in het eerste lid bedoelde verschil brengt het CAK enkelvoudige wettelijke rente in rekening over te weinig geheven of geïnde bijdrage dan wel vergoedt het wettelijke rente ingeval van teveel geheven of geïnde bijdrage, over het tijdvak dat aanvangt op de dag na het einde van het kalenderjaar waarop de bijdrage betrekking heeft en eindigt op de dag van de dagtekening van de vaststelling door het CAK.

  • 5

Het CAK is bevoegd het te restitueren bedrag, indien dit minder bedraagt dan € 25, te verrekenen met een in de toekomst gelegen verschuldigde bijdrage.

Artikel 6.3.4

Voor de toepassing van artikel 69, elfde lid, van de Zorgverzekeringswet wordt met het tijdstip van aanmelding bij het CAK gelijkgesteld de datum waarop de kennisgeving aan het CAK of aan het Zorginstituut indien het een kennisgeving voor 1 januari 2017 betreft, van de aanmelding van de rechthebbende op pensioen of rente bij het orgaan van de woonplaats van de rechthebbende, door dat orgaan is ondertekend.

§ 4. Rekening gemoedsbezwaarden

Artikel 6.4.1

  • 2 Zolang de bijdragevervangende belasting over enig jaar nog niet is vastgesteld, bepaalt het CAK het saldo van de rekening voorlopig op grond van het bedrag van de bijdragevervangende belasting over het voorafgaande jaar of, indien over het voorafgaande jaar geen bijdragevervangende belasting is vastgesteld, het bedrag van de over het voorafgaande jaar verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet.

  • 3 Een vaststelling als bedoeld in het eerste lid, die afwijkt van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, wordt verrekend met het saldo van de rekening.

  • 4 Een verzoek als bedoeld in artikel 70, vijfde lid, van de Zorgverzekeringswet wordt ontvangen uiterlijk binnen twee kalenderjaren volgend op het kalenderjaar waarin de verlening van de desbetreffende zorg of overige diensten is aangevangen. Indien de laatste gemoedsbezwaarde waarvoor de rekening in stand wordt gehouden is overleden of verzekeringsplichtig is geworden, wordt het verzoek in afwijking van de eerste volzin ontvangen uiterlijk binnen zes maanden volgend op het kalenderjaar waarin de laatste gemoedsbezwaarde is overleden of verzekeringsplichtig is geworden.

  • 5 Het CAK besluit op verzoeken die zijn ontvangen van 1 januari tot en met 30 juni van enig jaar uiterlijk 1 november van dat jaar.

  • 7 Het CAK kan de uitkering in gedeelten doen.

  • 8 Het CAK brengt de uitkering in mindering op het saldo van de rekening met dien verstande dat de uitkering niet hoger is dan het saldo van de rekening.

  • 9 Het CAK kan de uitkering doen uiterlijk tot en met drie kalenderjaren volgend op het kalenderjaar waarin de zorg is aangevangen.

Artikel 6.4.2

  • 1 Een gemoedsbezwaarde die een gezamenlijke huishouding met een of meer andere gemoedsbezwaarden verlaat, kan het CAK verzoeken een evenredig gedeelte van het saldo van de in artikel 70, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet bedoelde rekening, over te maken op een voor hem te openen rekening als bedoeld in artikel 70, eerste lid van de Zorgverzekeringswet.

  • 2 Het verzoek wordt ontvangen uiterlijk 30 juni van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de gemoedsbezwaarde de gezamenlijke huishouding verlaat.

  • 3 Het evenredig gedeelte wordt bepaald op basis van het saldo dat resteert nadat een besluit is genomen op alle verzoeken die het CAK heeft ontvangen in het jaar waarin de gemoedsbezwaarde de gezamenlijke huishouding verlaat.

§ 4a. De bestanden waarmee onverzekerden worden opgespoord

Artikel 6.4a.1

De bestanden, bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet zijn:

§ 4b. De bestanden waarmee ten onrechte verzekerden worden opgespoord

Artikel 6.4b.1

De bestanden, bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van de Zorgverzekeringswet zijn:

§ 5. De bestuursrechtelijke premie

Artikel 6.5.1

Bij samenloop over eenzelfde tijdvak van bestuursrechtelijke premieheffing met één of meer van de navolgende, ingevolge de socialezekerheidswetgeving voorgeschreven inhoudingen of verrekeningen, gaat de bestuursrechtelijke premieheffing voor:

Artikel 6.5.2

De bestuursrechtelijke premie, bedoeld in artikel 18d van de Zorgverzekeringswet, bedraagt per maand € 152,20 en de bestuursrechtelijke premie, bedoeld in artikel 18e van de Zorgverzekeringswet, bedraagt per maand € 145,75.

Artikel 6.5.3

Indien na beëindiging van de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie ter zake van die premie een restschuld bestaat, maakt het CAK voor de inning daarvan geen gebruik meer van de instrumenten, bedoeld in artikel 18f, tweede of zesde lid, van de Zorgverzekeringswet.

Artikel 6.5.3a

Het CAK stort 23 procent van de in enig kalenderjaar geïnde bestuursrechtelijke premies, bedoeld in artikel 18d van de Zorgverzekeringswet, in 's Rijks kas.

Artikel 6.5.4

  • 1 De inspanningen tot inning van de premie, bedoeld in artikel 18bb, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet, bestaan uit:

    • a. het uiterlijk vanaf tien werkdagen na de uiterste datum voor betaling van de premie treffen of, indien noodzakelijk, door derden laten treffen van maatregelen tot inning en incasso van de premie die betamelijk zijn en in redelijkheid verlangd kunnen worden en waarbij kosten voor de verzekeringnemer zoveel mogelijk voorkomen worden door:

      • 1°. de verzekeringnemer te informeren indien een automatische incasso van de premie niet slaagt;

      • 2°. de verzekeringnemer kosteloos een aanmaning te sturen;

      • 3°. de verzekeringnemer een tweede en derde aanmaning te sturen;

      • 4°. niet elke premiefactuur afzonderlijk te verzwaren met incassokosten;

    • b. de verzekeringnemer die in verzuim verkeert tot nakoming van een betalingsregeling bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet, ten minste eenmalig in staat te stellen dit verzuim te herstellen;

    • c. communicatiemiddelen in te zetten die zijn afgestemd op de verzekeringnemers ten behoeve waarvan de inspanningen worden geleverd.

  • 2 De medewerking, bedoeld in artikel 18c, vierde lid, van de Zorgverzekeringswet, bestaat uit:

    • a. het bevorderen dat verzekeringnemers niet langer de bestuursrechtelijke premie, bedoeld in artikel 18d, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet verschuldigd zullen zijn door:

      • 1°. het periodiek, doch ten minste jaarlijks, aanbieden en vervolgens uitvoeren van een redelijke, op de omstandigheden van de verzekeringnemer afgestemd betalingsregeling waarin alle uit de zorgverzekering voortvloeiende schulden van de verzekeringnemer aan de zorgverzekeraar zijn betrokken, met kwijtschelding van eventuele restschulden, ten behoeve van de verzekeringnemers die naar verwachting van de zorgverzekeraar aan de betalingsregeling zullen kunnen voldoen;

      • 2°. het verlenen van medewerking aan het tot stand brengen en uitvoeren van betalingsregelingen en schuldsanering die ten minste in overeenstemming zijn met de door de Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren gehanteerde richtlijnen;

      • 3°. het in overleg met gemeenten verlenen van medewerking aan de uitvoering van artikel 6.5.6;

    • b. het inzetten van communicatiemiddelen die zijn afgestemd op de verzekeringnemers ten behoeve waarvan de medewerking wordt geleverd.

Artikel 6.5.5

  • 1 Het CAK verstrekt een zorgverzekeraar per kalenderjaar een bijdrage voor het onder de dekking van de zorgverzekering houden van verzekerden voor wier zorgverzekering de bestuursrechtelijke premie verschuldigd is.

  • 2 De bijdrage wordt berekend met de formule (A + B) * C waarbij wordt verstaan onder:

    • A: de som van het aantal maanden per verzekerde waarin ter zake van de zorgverzekering de bestuursrechtelijke premie verschuldigd was in het kalenderjaar;

    • B: de som van het aantal maanden per verzekerde waarvoor de bestuursrechtelijke premie in het kalenderjaar niet verschuldigd was omdat de melding, bedoeld in artikel 18c, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet ten gevolge van de toepasselijkheid van het tweede lid, onderdeel b, c of d, van dat artikel nog niet kon worden gedaan;

    • C: de standaardpremie als bedoeld in artikel 4 van de Wet op de zorgtoeslag, gedeeld door twaalf.

  • 3 Het CAK verleent maandelijks ambtshalve een voorschot op de bijdrage dat wordt berekend op basis van het aantal verzekerden waarop het tweede lid in de periode tot en met de desbetreffende maand van toepassing is.

  • 4 De bijdrage en het maandelijkse voorschot worden berekend aan de hand van de volgende gegevens:

  • 6 Het CAK kan bepalen dat de zorgverzekeraar uiterlijk 1 mei van het jaar volgende op het kalenderjaar ten behoeve waarvan de bijdrage is verstrekt op door het CAK te bepalen wijze opgave per kalendermaand doet uit de administratie, bedoeld in het vijfde lid. Daarbij kan het CAK bepalen dat de opgave is voorzien van een assurancerapport van een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, opgesteld overeenkomstig een door het CAK vastgesteld model met inachtneming van een door het CAK vastgesteld accountantsprotocol.

  • 7 Uiterlijk 1 september van het jaar volgende op het kalenderjaar ten behoeve waarvan de bijdrage is verstrekt stelt het CAK de bijdrage ambtshalve vast.

  • 8 Het CAK is bevoegd het verschil tussen de vastgestelde bijdrage en de bevoorschotte bijdrage te verrekenen met over een later kalenderjaar te verstrekken voorschotten op de bijdrage.

Artikel 6.5.6

  • 1 Onverminderd artikel 18d, tweede lid, onderdelen a, b en c, van de Zorgverzekeringswet is de bestuursrechtelijke premie, bedoeld in artikel 18d, eerste lid, van die wet niet meer verschuldigd met ingang van de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de verzekeringnemer aan de volgende voorwaarden voldoet:

    • a. de verzekeringnemer ontvangt algemene bijstand als bedoeld in artikel 5 van de Participatiewet;

    • b. de verzekeringnemer heeft gedurende een periode van ten minste twaalf aaneengesloten maanden algemene bijstand ontvangen of de schulden van de verzekeringnemer voortvloeiende uit de zorgverzekering bedragen in totaal minder dan € 600;

    • c. de verzekeringnemer is verzekerd op basis van een modelovereenkomst als bedoeld in artikel 18 van de Zorgverzekeringswet die is aangewezen in een in dat artikel bedoelde overeenkomst die het college van burgemeester en wethouders heeft gesloten ten behoeve van of mede ten behoeve van ontvangers van algemene bijstand, tenzij de verzekeringnemer een zorgverzekering heeft bij een zorgverzekeraar die geen deel uitmaakt van een groep in de zin van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek met de zorgverzekeraar waarmee de overeenkomst is gesloten;

    • d. de verzekeringnemer heeft het verplicht eigen risico van de zorgverzekering verzekerd of zorgt voor gespreide dan wel tijdige betaling van het verplicht eigen risico;

    • e. de verzekeringnemer heeft een zorgverzekering zonder vrijwillig eigen risico;

    • f. de zorgverzekeraar heeft het bedrag van de schulden van de verzekeringnemer voortvloeiende uit de zorgverzekering dat eventueel resteert na afloop van de in onderdeel g bedoelde termijn, kwijtgescholden onder voorwaarde van de betalingen, bedoeld in onderdeel g, de toezegging, bedoeld in onderdeel h, en de betalingen, bedoeld in het tweede lid;

    • g. onder gebruikmaking van de bevoegdheid die het college van burgemeester en wethouders heeft op grond van artikel 57 van de Participatiewet wordt in overeenstemming met de zorgverzekeraar of zorgverzekeraars gedurende maximaal 36 maanden de premie van de zorgverzekering en de aflossing van de schulden van de verzekeringnemer voortvloeiende uit de zorgverzekering of zorgverzekeringen ingehouden op de algemene bijstand van de verzekeringnemer en aan de zorgverzekeraar of zorgverzekeraars betaald;

    • h. de verzekeringnemer zegt toe vanaf het moment dat geen algemene bijstand wordt verleend zorg te dragen voor voortzetting van de betalingen, bedoeld in onderdeel g;

    • i. de verzekeringnemer stemt er mee in aan de voorwaarden, bedoeld onder c, d, e en h te blijven voldoen gedurende de periode, bedoeld onder g, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 18d, tweede lid, onderdelen b en c, van de Zorgverzekeringswet.

  • 2 De bestuursrechtelijke premie, bedoeld in artikel 18d, eerste lid, van die wet is wederom verschuldigd met ingang van de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin niet meer wordt voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, d, e of g, of waarin de verzekeringnemer waaraan geen algemene bijstand meer wordt verleend niet meer zorg draagt voor voortzetting van de betalingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g.

Artikel 6.5.7

  • 1 Onverminderd artikel 18d, tweede lid, onderdelen a, b en c, van de Zorgverzekeringswet is de bestuursrechtelijke premie, bedoeld in artikel 18d, eerste lid, van die wet niet meer verschuldigd met ingang van de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de verzekeringnemer aan de volgende voorwaarden voldoet:

    • a. ten aanzien van de verzekeringnemer is een bewind als bedoeld in artikel 431, eerste lid, onderdeel a of b, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek ingesteld;

    • b. de verzekeringnemer heeft het verplicht eigen risico van de zorgverzekering verzekerd of zorgt voor gespreide dan wel tijdige betaling van het verplicht eigen risico;

    • c. de verzekeringnemer heeft een zorgverzekering zonder vrijwillig eigen risico;

    • d. de zorgverzekeraar heeft het bedrag van de schulden van de verzekeringnemer voortvloeiende uit de zorgverzekering dat eventueel resteert na afloop van de in onderdeel e bedoelde termijn, kwijtgescholden onder voorwaarde van de betalingen, bedoeld in onderdeel e, de toezegging, bedoeld in onderdeel f, en de betalingen, bedoeld in het tweede lid;

    • e. onder gebruikmaking van zijn bevoegdheden op grond van Titel 19 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek draagt de bewindvoerder er in overeenstemming met de zorgverzekeraar of zorgverzekeraars zorg voor dat gedurende maximaal 36 maanden de premie van de zorgverzekering en de aflossing van de schulden van de verzekeringnemer voortvloeiende uit de zorgverzekering of zorgverzekeringen aan de zorgverzekeraar of zorgverzekeraars worden betaald;

    • f. de verzekeringnemer zegt toe vanaf het moment dat het bewind eindigt zorg te dragen voor voortzetting van de betalingen, bedoeld in onderdeel e;

    • g. de bewindvoerder en de verzekeringnemer stemmen er mee in aan de voorwaarden, bedoeld onder b, c en f, te blijven voldoen gedurende de periode, bedoeld onder e, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 18d, tweede lid, onderdelen b en c, van de Zorgverzekeringswet.

  • 2 De bestuursrechtelijke premie, bedoeld in artikel 18d, eerste lid, van die wet is wederom verschuldigd met ingang van de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin niet meer wordt voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, c of f, of waarin het bewind is geëindigd niet meer zorg draagt voor voortzetting van de betalingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e.

§ 6. Extra bijdrage in geval van catastrofes

Artikel 6.6.1

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Artikel 6.6.2

  • 1 In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a. grondslag: product van de gemiddelde vereveningsbijdrage, en het op het moment van de toekenning van de vereveningsbijdrage over het catastrofejaar verwacht aantal verzekerden dat de zorgverzekeraar in het catastrofejaar had;

    • b. gemiddelde vereveningsbijdrage: toegekende vereveningsbijdrage per verzekerde, die wordt berekend door de som van de op grond van artikel 32 van de wet met betrekking tot het catastrofejaar voor alle zorgverzekeraars toegekende vereveningsbijdragen te delen door het verwachte totaalaantal verzekerden in dat jaar;

    • c. de catastrofeschadelast: de som van de verwachte kosten van de zorgverzekeraar ten gevolge van de catastrofe in het catastrofejaar en het daaropvolgende kalenderjaar, die het Zorginstituut op grond van het tweede en derde lid in aanmerking neemt.

  • 2 Het Zorginstituut neemt als verwachte kosten in aanmerking kosten ten gevolge van de betrokken catastrofe die zorgaanbieders overeenkomstig hetgeen bij of krachtens de Wet marktordening gezondheidzorg is geregeld met tarieven in rekening brengen met hantering van:

    • a. daartoe door het Zorginstituut aangewezen prestatiebeschrijvingen voor zorg of andere diensten die op grond van de zorgverzekeringen zijn verzekerd en rechtstreeks betrekking hebben op individuele verzekerden; of

    • b. een prestatiebeschrijving voor meerkosten in verband met de catastrofe en voor zover het kosten betreft anders dan bedoeld in onderdeel a, de zorgverzekeraar op de door het Zorginstituut aangegeven wijze aantoont dat die kosten betrekking hebben op zorg of andere diensten die op grond van de zorgverzekeringen zijn verzekerd;

  • 3 Het Zorginstituut neemt niet als verwachte kosten in aanmerking:

    • a. kosten waarvoor de zorgverzekeraar naar verwachting compensatie verkrijgt ten laste van de rijksbegroting, bedoeld in artikel 2.1 van de Comptabiliteitswet 2016, op grond van daartoe door dat instituut aangewezen regelingen;

    • b. kosten die zorgaanbieders met tarieven in rekening brengen met hantering van de prestatiebeschrijving “continuïteitsbijdrage” voor de onderdekking van doorlopende kosten.

  • 4 De toe te kennen extra bijdrage, bedraagt bij:

    • a. een catastrofeschadelast van meer dan 4% van de grondslag en minder dan 10% van de grondslag het bedrag ter grootte van 5/3 vermenigvuldigd met het verschil tussen die catastrofelast en 4% van de grondslag;

    • b. een catastrofeschadelast van 10% of meer en niet meer dan 20% van de grondslag, het bedrag ter grootte van die catastrofeschadelast, en een catastrofeschadelast van meer dan 20% van de grondslag, het bedrag ter grootte van 20% van de grondslag.

  • 5 Het Zorginstituut kent overeenkomstig de beleidsregels, bedoeld in artikel 33, vijfde lid, van de wet een lagere extra bijdrage toe dan op grond van het vierde lid, indien de zorgverzekeraar het verzoek om toekenning van de extra bijdrage niet voor het einde van het kalenderjaar volgend op het catastrofejaar, heeft ingediend. Het Zorginstituut kent een extra bijdrage van nihil toe indien de zorgverzekeraar het verzoek om toekenning van de extra bijdrage na het einde van het tweede kalenderjaar volgend op het catastrofejaar heeft ingediend.

  • 6 De toepassing van het vijfde lid blijft ten aanzien van de zorgverzekeraar achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest.

Artikel 6.6.3

De betaling van de toegekende extra bijdrage geschiedt overeenkomstig de door het Zorginstituut vastgestelde beleidsregels, waarin ten minste een betaalschema is opgenomen dat rekening houdt met het betaalschema van de zorgverzekeraar.

Artikel 6.6.4

Een zorgverzekeraar aan wie het Zorginstituut een extra bijdrage heeft toegekend neemt in de afzonderlijke administratie, bedoeld in artikel 33, derde lid, van de wet op:

  • a. de gerealiseerde kosten in het catastrofejaar en het daaropvolgende kalenderjaar ten gevolge van de catastrofe voor zorg of andere diensten die op grond van de zorgverzekeringen zijn verzekerd en rechtstreeks betrekking hebben op individuele verzekerden;

  • b. de gerealiseerde kosten in het catastrofejaar en het daaropvolgende kalenderjaar anders dan bedoeld in onderdeel a, ten gevolge van de catastrofe voor op grond van de zorgverzekeringen verzekerde zorg of andere diensten die de zorgaanbieders met tarieven in rekening hebben gebracht met hantering van een prestatiebeschrijving voor meerkosten in verband met de catastrofe en de wijze waarop deze zijn bepaald;

  • c. het deel van de gerealiseerde kosten, bedoeld in onderdeel a, dat voor rekening van verzekerden is gekomen op grond van het verplicht eigen risico;

  • d. het deel van de gerealiseerde kosten, bedoeld in de onderdelen a en b, waarvoor de zorgverzekeraar compensatie heeft verkregen of zal verkrijgen ten laste van de rijksbegroting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016, op grond van de door het Zorginstituut daartoe aangewezen regelingen;

  • e. de gerealiseerde kosten in het catastrofejaar en het daaropvolgende kalenderjaar die de zorgaanbieders met tarieven in rekening hebben gebracht met hantering van de prestatiebeschrijving 'continuïteitsbijdrage' voor de onderdekking van doorlopende kosten.

Artikel 6.6.5

  • 1 In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a. grondslag: product van de gemiddelde vereveningsbijdrage, en het werkelijke aantal verzekerden dat de zorgverzekeraar in het catastrofejaar had;

    • b. gemiddelde vereveningsbijdrage: vastgestelde vereveningsbijdrage per verzekerde, die wordt berekend door de som van de op grond van artikel 34 van de wet met betrekking tot het catastrofejaar voor alle zorgverzekeraars vastgestelde vereveningsbijdragen te delen door het werkelijke totaalaantal verzekerden in dat jaar;

    • c. de catastrofeschadelast: de som van de gerealiseerde kosten van de zorgverzekeraar ten gevolge van de catastrofe in het catastrofejaar en het daaropvolgende kalenderjaar, die het Zorginstituut op grond van het tweede en derde lid in aanmerking neemt.

  • 2 Het Zorginstituut neemt als gerealiseerde kosten in aanmerking kosten ten gevolge van de betrokken catastrofe die zorgaanbieders overeenkomstig hetgeen bij of krachtens de Wet marktordening gezondheidzorg is geregeld met tarieven in rekening brengen met hantering van:

    • a. daartoe door het Zorginstituut aangewezen prestatiebeschrijvingen voor zorg of andere diensten die op grond van de zorgverzekeringen zijn verzekerd en rechtstreeks betrekking hebben op individuele verzekerden; of

    • b. een prestatiebeschrijving voor meerkosten in verband met de catastrofe en voor zover het kosten betreft anders dan bedoeld in onderdeel a, de zorgverzekeraar op de door het Zorginstituut aangegeven wijze aantoont dat die kosten:

      • 1°. betrekking hebben op zorg of andere diensten die grond van de zorgverzekeringen zijn verzekerd, en

      • 2°. zijn gebaseerd op aan zorgaanbieders betaalde tarieven op grond van schriftelijke afspraken die mede gelet op de bijzondere omstandigheden van de catastrofe, leiden tot een plausibele bepaling van die meerkosten.

  • 3 Het Zorginstituut neemt niet als gerealiseerde kosten in aanmerking:

    • a. kosten, die voor rekening van verzekerden zijn gekomen op grond van het verplicht eigen risico;

    • b. kosten waarvoor een zorgverzekeraar compensatie heeft verkregen of zal verkrijgen ten laste van de rijksbegroting, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 op grond van daartoe door dat instituut aangewezen regelingen;

    • c. kosten die zorgaanbieders met tarieven in rekening hebben gebracht met hantering van de prestatiebeschrijving 'continuïteitsbijdrage' voor de onderdekking van doorlopende kosten.

  • 4 De vast te stellen extra bijdrage, bedraagt bij:

    • a. een catastrofeschadelast van 4% of minder van de grondslag, nihil.

    • b. een catastrofeschadelast van meer dan 4% van de grondslag en minder dan 10% van de grondslag, het bedrag ter grootte van 5/3 vermenigvuldigd met het verschil tussen die catastrofelast en 4% van de grondslag;

    • c. een catastrofeschadelast van 10% of meer en niet meer dan 20% van de grondslag, het bedrag ter grootte van die catastrofeschadelast, en

    • d. een catastrofeschadelast van meer dan 20% van de grondslag, het bedrag ter grootte van 20% van de grondslag.

  • 5 Het Zorginstituut stelt overeenkomstig de door hem opgestelde beleidsregels de extra bijdrage lager vast dan op grond van het vierde lid, indien dat instituut ten aanzien van de zorgverzekeraar artikel 6.6.2, vijfde lid, heeft toegepast. Het Zorginstituut stelt de extra bijdrage op nihil vast indien de zorgverzekeraar het verzoek om toekenning van de extra bijdrage na het einde van het tweede kalenderjaar volgend op het catastrofejaar heeft ingediend.

§ 7. Uitvoering van artikel IIIA van de Veegwet VWS 2013

Artikel 6.7.1

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • budget: door de zorgautoriteit vastgesteld tarief voor geheel van prestaties;

  • gereguleerd tarief: door de zorgautoriteit op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg vastgesteld vast tarief onderscheidenlijk bedrag dat ten minste of ten hoogste als tarief in rekening kan worden gebracht;

  • laatste budgetjaar: kalenderjaar onmiddellijk voorafgaande aan het jaar waarin voor de aangewezen categorie van zorgaanbieders een prestatiebekostigingssysteem is gaan gelden;

  • opbrengstverschil: door de zorgautoriteit vastgesteld verschil tussen het budget en de opbrengsten van de zorgaanbieder over het laatste budgetjaar ter zake van diagnose behandeling combinaties waarvoor in het laatste budgetjaar een gereguleerd tarief gold;

  • percentage opbrengstverschil voor de zorgverzekeraar: relatieve deel van het opbrengstverschil dat de zorgautoriteit naar rato van zijn marktaandeel aan de zorgverzekeraar heeft toegedeeld;

  • prestatiebekostigingssysteem: bekostigingssysteem voor een zorgaanbieder op basis van uitgevoerde diagnose behandeling combinaties;

  • schadelastbedrag: door de zorgverzekeraars vergoede bedrag;

  • zorgaanbieder: zorgaanbieder als bedoeld 1, onderdeel c, van de Wet marktordening gezondheidszorg die behoort tot een in artikel 6.7.2, eerste lid, aangewezen categorie;

  • zorgautoriteit: Nederlandse Zorgautoriteit, genoemd in artikel 3 van de Wet marktordening gezondheidszorg;

  • Zorginstituut: Zorginstituut Nederland, genoemd in artikel 58 van de Zorgverzekeringswet;

  • zorgverzekeraar: zorgverzekeraar als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet.

Artikel 6.7.2

  • 1 Als categorieën zorgaanbieders op grond van artikel IIIA, eerste lid, van de Veegwet VWS 2013, worden aangewezen:

    • a. algemene ziekenhuizen;

    • b. academische ziekenhuizen;

    • c. revalidatie instellingen;

    • d. radiotherapeutische centra;

    • e. dialyse centra;

    • f. audiologische centra;

    • g. klinisch genetische centra;

    • h. het Oogziekenhuis in Rotterdam;

    • i. epilepsie-instellingen;

    • j. long-astma-instellingen, en

    • k. het Beatrixoord in Haren (Groningen).

  • 2 Het Zorginstituut neemt bij de toepassing van artikel IIIA, eerste lid, van de Veegwet VWS 2013, de door een zorgaanbieder geleverde diagnose behandeling combinaties in aanmerking waarvoor in het laatste budgetjaar een door de zorgautoriteit vastgesteld gereguleerd tarief gold en die in het laatste budgetjaar zijn geopend en in het daaropvolgende kalenderjaar zijn afgesloten.

Artikel 6.7.3

  • 2 Het Zorginstituut:

    • a. bepaalt per zorgaanbieder de som van:

      • 1°. 50% van het schadelastbedrag ter zake van de diagnose behandeling combinaties waarvoor een gereguleerd tarief gold die in het kalenderjaar voorafgaand aan het laatste budgetjaar zijn geopend en in het laatste budgetjaar zijn afgesloten,

      • 2°. het schadelastbedrag ter zake van de diagnose behandeling combinaties waarvoor een gereguleerd tarief gold die in het laatste budgetjaar zijn geopend en afgesloten,

      • 3°. 50% van het schadelastbedrag ter zake van de diagnose behandeling combinaties waarvoor een gereguleerd tarief gold en die in het laatste budgetjaar zijn geopend en in het daaropvolgende kalenderjaar zijn afgesloten;

    • b. bepaalt per zorgaanbieder het quotiënt van 50% van het schadelastbedrag, bedoeld in onderdeel a, onder 3º, en van de uitkomst van onderdeel a;

    • c. vermenigvuldigt de uitkomst van onderdeel b met het opbrengstverschil van de zorgaanbieder;

    • d. vermenigvuldigt per zorgaanbieder de uitkomst van onderdeel c met het percentage opbrengstverschil voor de zorgverzekeraar, en

    • e. sommeert per zorgverzekeraar de uitkomsten per zorgaanbieder van onderdeel d.

Artikel 6.7.4

De verrekening, bedoeld in artikel IIIA, eerste lid, van de Veegwet VWS 2013, vindt plaats bij de vaststelling van de vereveningsbijdrage over het laatste budgetjaar van de aangewezen categorie van zorgaanbieders.

§ 8. Anonieme financiering van zorg aan ernstig bedreigde personen

Artikel 6.8

  • 2 De in het eerste lid bedoelde uitkeringen worden uitsluitend verstrekt op verzoek van het landelijk politiekorps, bedoeld in het eerste lid.

§ 9. Nationaal contactpunt

Artikel 6.9.1

  • 1 Het Zorginstituut verstrekt patiënten en zorgaanbieders uit een lidstaat van de Europese Unie op verzoek algemene informatie over de rechten en aanspraken op grensoverschrijdende zorg, in het bijzonder over de voorwaarden met betrekking tot de vergoeding van zorgkosten, de procedures voor toegang tot en vaststelling van aanspraken en de rechtsmiddelen die daarbij voor hen openstaan en de namen en contactgegevens van de nationale contactpunten in andere lidstaten.

  • 2 In de informatie wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen de rechten die patiënten hebben op grond van Richtlijn 2011/24/EU en Verordening (EG) Nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004, betreffende de coördinatie van socialezekerheidsstelsels (Pb EU 2004, L 166).

Artikel 6.9.2

  • 1 Het Zorginstituut verstrekt patiënten uit een andere lidstaat van wie de behandeling in Nederland plaatsvindt op verzoek informatie over:

    • zorgaanbieders, waaronder informatie over het recht van een specifieke zorgaanbieder om diensten te verlenen of mogelijke beperkingen ten aanzien van zijn praktijk;

    • patiëntenrechten, klachtenregelingen en rechtsmiddelen overeenkomstig de Nederlandse wetgeving;

    • de wettelijke en bestuursrechtelijke opties om geschillen te beslechten, onder meer als schade ontstaat als gevolg van zorg die wordt verleend of voorgeschreven in Nederland;

    • kwaliteits- en veiligheidsnormen en -richtsnoeren die in Nederland zijn vastgesteld, inclusief de bepalingen over toezicht op en beoordeling van zorgaanbieders en over de vraag op welke zorgaanbieders deze normen en richtsnoeren van toepassing zijn;

    • informatie over de toegankelijkheid van ziekenhuizen voor personen met een handicap.

  • 2 De informatie wordt gemakkelijk toegankelijk gemaakt en voor zover nodig met elektronische middelen en in een voor personen met een handicap toegankelijk formaat beschikbaar gesteld.

Artikel 6.9.3

  • 1 Het Zorginstituut overlegt met patiëntenorganisaties, zorgaanbieders en zorgverzekeraars over de uitvoering van Richtlijn 2011/24/EU.

  • 2 Het Zorginstituut werkt nauw samen met de Europese Commissie en bevordert informatie-uitwisseling met andere nationale contactpunten.

  • 3 Het Zorginstituut verleent andere lidstaten alle bijstand die voor de uitvoering van Richtlijn 2011/24/EU nodig is.

Artikel 6.9.4

Het Zorginstituut verstrekt patiënten informatie over de gegevens die op grond van Uitvoeringsrichtlijn 2012/52/EU van de Commissie tot vaststelling van maatregelen om de erkenning van in een andere lidstaat verstrekte medische recepten te vergemakkelijken (Pb EU 2012, L 356) moeten worden opgenomen in recepten die worden verstrekt in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de genees- of hulpmiddelen worden verstrekt.

Artikel 6.9.5

Het Zorginstituut betrekt met ingang van 1 januari 2017 het CAK bij de uitvoering van deze paragraaf.

Hoofdstuk 6a. Ondersteuning Zvw-pgb

Artikel 6a.2

  • 1 De ondersteuning, bedoeld in artikel 13a van de Zorgverzekeringswet bestaat uit:

    • a. het namens de verzekerde die ten aanzien van zijn zorgverlener inhoudingsplichtige is, indienen van declaraties bij zijn zorgverzekeraar, ontvangen van de vergoedingen van zijn zorgverzekeraar, betalen van zijn zorgverleners met de ontvangen vergoedingen, voeren van een salarisadministratie en doen van aangiften en afdrachten;

    • b. de verzekerde bijstaan of doen bijstaan in zijn werkgeverstaken of opdrachtgeverschap waaronder ten aanzien van ziekte, ontslag, arbeidsomstandighedenregelgeving, zaakschade, aansprakelijkheid en rechtsbijstand.

  • 2 De ondersteuning wordt kosteloos verstrekt.

Artikel 6a.3

  • 1 De Sociale verzekeringsbank stelt voorwaarden aan het verkrijgen van de ondersteuning voor zover dit voor de uitvoerbaarheid van de ondersteuning redelijkerwijs van belang is.

  • 2 De Sociale verzekeringsbank legt haar werkwijze vast en informeert verzekerden en zorgverzekeraars hierover.

Artikel 6a.4

  • 1 De verzekerde verleent medewerking aan de Sociale verzekeringsbank voor zover dat van hem ten behoeve van de uitvoerbaarheid van de ondersteuning redelijkerwijs kan worden verwacht.

  • 2 De verzekerde doet aan de Sociale verzekeringsbank op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van gegevens waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de ondersteuning.

Artikel 6a.5

De Sociale verzekeringsbank kan de ondersteuning geheel of gedeeltelijk weigeren, opschorten of beëindigen indien de verzekerde niet meer beschikt over een Zvw-pgb of indien niet of niet langer wordt voldaan aan het gestelde bij of krachtens de artikelen 6a.3 en 6a.4.

Artikel 6a.6

  • 1 De Minister verstrekt de Sociale verzekeringsbank jaarlijks een bijdrage voor de kosten van de ondersteuning.

  • 2 De Sociale verzekeringsbank dient vóór 1 oktober een aanvraag, voorzien van een begroting met toelichting, tot verlening van een bijdrage voor het daaropvolgende jaar in bij de Minister.

  • 3 Binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag besluit de Minister over het verlenen van de bijdrage en van voorschotten op de bijdrage.

  • 4 De Minister kan de Sociale verzekeringsbank bij de verlening van de bijdrage verplichtingen opleggen met betrekking tot de uitvoering van de ondersteuning of het verkrijgen van de bijdrage.

  • 5 Na afloop van het jaar waarvoor de bijdrage is verstrekt, dient de Sociale verzekeringbank vóór 1 juli een aanvraag, voorzien van een financieel verslag met toelichting, tot vaststelling van de bijdrage in bij de Minister.

  • 6 Binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag besluit de Minister over het vaststellen van de bijdrage.

Hoofdstuk 7. Verwerking persoonsgegevens

Artikel 7.1

  • 1 Als persoonsgegevens, waaronder gegevens over gezondheid, die voor een zorgverzekeraar noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de zorgverzekering of van de Zorgverzekeringswet worden aangemerkt de in artikel 7.2 bedoelde persoonsgegevens.

  • 2 Een zorgverzekeraar mag de in het eerste lid bedoelde gegevens gebruiken voor het verrichten van formele controle dan wel materiële controle ten behoeve van:

    • a. de geheel of gedeeltelijke betaling aan een zorgaanbieder;

    • b. de geheel of gedeeltelijke vergoeding aan een verzekerde van het in rekening gebrachte tarief voor aan een verzekerde geleverde prestatie;

    • c. de vaststelling van de eigen bijdragen van een verzekerde;

    • d. de vaststelling van een verplicht of vrijwillig eigen risico van een verzekerde, en

    • e. het verrichten van fraudeonderzoek.

  • 3 Een zorgverzekeraar mag de in het eerste lid bedoelde gegevens gebruiken voor het uitoefenen van verhaalsrecht.

Artikel 7.2

De zorgverzekeraar beschikt ten behoeve van de in het voorgaande artikel aangegeven doelen en van de uitvoering van artikel 7.4a, over de volgende gegevens van de verzekerde:

  • a. naam, adres, postcode en woonplaats;

  • b. polisnummer, burgerservicenummer, geslacht en geboortedatum;

  • c. de prestatiebeschrijving van de aan de verzekerde geleverde prestatie;

  • d. wanneer en in voorkomend geval ten gevolge van welke catastrofe als bedoeld in artikel 33, eerste lid, onderdeel a, van de Zorgverzekeringswet, de prestatie is geleverd;

  • e. het voor de geleverde prestatie in rekening gebrachte tarief;

  • f. de gegevens die op grond van een declaratieregeling moeten worden verstrekt;

  • g. de gegevens die noodzakelijk zijn om vast te stellen of de prestatie behoort tot het verzekerde pakket van die verzekerde en

  • h. het bank- of girorekeningnummer;

  • i. overige gegevens die noodzakelijk zijn voor het verrichten van materiële controle dan wel fraudeonderzoek.

Artikel 7.2a. (declareren via VECOZO B.V.)

  • 1 Dit artikel is van toepassing indien een zorgaanbieder de kosten van gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg door tussenkomst van VECOZO B.V. in rekening brengt bij een zorgverzekeraar.

  • 2 Mits vermeld in een declaratieregeling die van toepassing is voor een zorgaanbieder, bedoeld in het eerste lid, beschikt de zorgverzekeraar, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens dit artikel, over het gegeven zorgvraagzwaarte van de verzekerde voor de analyses en controles als bedoeld in de artikelen 7.6 tot en met 7.9, met het oog op de uitvoering van formele en materiële controle ten behoeve van de in artikel 7.1, tweede lid, aangegeven doelen en voor zover dat noodzakelijk is voor de zorgverzekeraar om te voldoen aan zijn verplichting om gegevens te leveren aan het Zorginstituut ten behoeve van de uitvoering van de Zorgverzekeringswet.

  • 4 Het gegeven zorgvraagzwaarte, bedoeld in het tweede lid, wordt door VECOZO B.V. gemaskeerd alvorens VECOZO B.V. dat gemaskeerde gegeven, met de overige gegevens bedoeld in het derde lid, aan de zorgverzekeraar verstrekt.

  • 5 De zorgverzekeraar ontvangt de door de zorgaanbieder verstrekte gegevens, bedoeld in het derde lid, van VECOZO B.V., waarbij het gegeven zorgvraagzwaarte van de verzekerde is gemaskeerd.

  • 6 De zorgverzekeraar verstrekt gegevens bedoeld in het vijfde lid aan Vektis C.V. ten behoeve van het maken van analyses voor zorgaanbieders en zorgverzekeraars die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de zorgverzekering of de Zorgverzekeringswet en ten behoeve van het verrichten van controle of fraudeonderzoek, waarbij het gegeven zorgvraagzwaarte van de verzekerde is gemaskeerd.

  • 7 Vektis C.V. ontvangt de door de zorgaanbieder verstrekte gegevens, bedoeld in het derde lid, van VECOZO B.V., waarbij het gegeven zorgvraagzwaarte van de verzekerde niet is gemaskeerd.

  • 8 Vektis C.V. verstrekt op verzoek van een zorgverzekeraar aan die zorgverzekeraar het gegeven zorgvraagzwaarte indien en voor zover dat noodzakelijk is voor de zorgverzekeraar om te voldoen aan zijn verplichting om gegevens te leveren aan het Zorginstituut ten behoeve van de uitvoering van de Zorgverzekeringswet, nadat het gegeven zorgvraagzwaarte door Vektis C.V. is versleuteld.

  • 9 De zorgverzekeraar verstrekt op verzoek van het Zorginstituut aan deze het gegeven zorgvraagzwaarte, zoals dat gegeven door Vektis C.V. is versleuteld, ten behoeve van de uitvoering van de Zorgverzekeringswet door het Zorginstituut.

  • 10 Vektis C.V. verstrekt op verzoek van het Zorginstituut aan deze de sleutel om het door Vektis C.V. versleutelde gegeven zorgvraagzwaarte te ontsleutelen ten behoeve van de uitvoering van de Zorgverzekeringswet door het Zorginstituut.

Artikel 7.2b

  • 1 VECOZO B.V. en Vektis C.V. dragen zorg voor passende technische en organisatorische maatregelen om persoonsgegevens te beveiligen bij de verwerkingen, bedoeld in artikel 7.2a, tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking.

  • 2 De door Vektis C.V. aan zorgaanbieders en zorgverzekeraars te verstrekken analyses, bedoeld in artikel 7.2a, bevatten geen tot individuele verzekerden te herleiden zorgvraagzwaartegegevens.

  • 3 Voor VECOZO B.V. en Vektis C.V. gelden dezelfde wettelijke voorschriften inzake geheimhouding van de verwerkte gegevens, bedoeld in artikel 7.2a, als voor de zorgverzekeraar.

  • 4 Personen werkzaam bij of ten behoeve van VECOZO B.V. en Vektis C.V. voor wie niet reeds uit hoofde van ambt of beroep een geheimhoudingplicht geldt, zijn verplicht tot geheimhouding van de gegevens die zij op grond van artikel 7.2a verwerken, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht.

  • 5 De zorgverzekeraar beschikt niet over de sleutel om het versleutelde gegeven zorgvraagzwaarte, bedoeld in artikel 7.2a te ontsleutelen.

  • 6 De zorgverzekeraar beschikt, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 7.5 tot en met 7.11 inzake de uitvoering van materiële controle, over het gegeven zorgvraagzwaarte indien op grond van analyse op basis van geaggregeerde gegevens of naar aanleiding van een ander signaal er reden is voor het instellen van nadere formele of materiële controles, met dien verstande dat indien en voor zover dat noodzakelijk is voor die controles, het gegeven zorgvraagzwaarte van de patiënt of de gegevens die noodzakelijk zijn voor het onderbouwen en afleiden van het gegeven zorgvraagzwaarte van de desbetreffende patiënt herleidbaar naar die individuele patiënt wordt, respectievelijk worden verwerkt onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur in opdracht van de zorgverzekeraar.

  • 7 De zorgautoriteit kan in een declaratieregeling, bedoeld in artikel 7.2a, tweede lid, en onder daarbij te stellen voorwaarden, voorschriften of beperkingen, bepalen:

    • a. op welke wijze het gegeven zorgvraagzwaarte moet worden gemaskeerd en

    • b. dat de verplichting tot verstrekken van het gegeven zorgvraagzwaarte bij uitzondering niet van toepassing is.

Artikel 7.2c. (declareren ‘op papier’/ niet via VECOZO)

  • 1 Dit artikel is van toepassing indien de verzekerde of de zorgaanbieder namens de verzekerde de kosten van gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg zonder tussenkomst van VECOZO B.V. in rekening brengt bij diens zorgverzekeraar.

  • 2 De zorgverzekeraar beschikt, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens dit artikel, niet over het tot een individuele verzekerde te herleiden zorgvraagzwaartegegeven.

  • 3 De zorgaanbieder, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de gegevens, die op grond van het bij of krachtens artikel 38 van de Wet marktordening gezondheidszorg bepaalde moeten worden verstrekt aan de verzekerde of namens een verzekerde aan diens zorgverzekeraar, zonder tussenkomst van VECOZO B.V.

Artikel 7.3

  • 1 De zorgaanbieder is verplicht tenzij bij of krachtens deze regeling anders wordt bepaald de in artikel 7.2, onderdeel a tot en met g, bedoelde gegevens te verstrekken aan:

    • a. de zorgverzekeraar, of een door die zorgverzekeraar daartoe aangewezen persoon, indien die zorgaanbieder het tarief voor de geleverde prestatie krachtens een door hem met de zorgverzekeraar gesloten overeenkomst rechtstreeks bij die zorgverzekeraar in rekening brengt;

    • b. de verzekerde, indien de zorgaanbieder het tarief voor de geleverde prestatie bij de verzekerde in rekening brengt.

  • 2 De zorgaanbieder is verplicht de in artikel 7.2, onderdeel i, bedoelde gegevens desgevraagd te verstrekken aan de zorgverzekeraar of aan een door die zorgverzekeraar daartoe aangewezen persoon.

  • 3 Voor de door de zorgverzekeraar of de verwerker aangewezen persoon gelden dezelfde wettelijke voorschriften inzake de geheimhouding van de verwerkte gegevens als voor de zorgverzekeraar of de verwerker die hem heeft aangewezen.

Artikel 7.4

  • 2 De zorgaanbieder is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de overeenkomstig het eerste lid uitgevoerde materiële controle.

  • 3 De zorgverzekeraar verricht fraudeonderzoek op de wijze zoals bepaald in artikel 7.10.

  • 4 De zorgaanbieder is verplicht zijn medewerking te verlenen aan overeenkomstig het derde lid uitgevoerd fraudeonderzoek.

Artikel 7.4a

De zorgverzekeraar verstrekt aan het CAK voor 1 oktober van het jaar waarin een uitkering als bedoeld in artikel 118a van de wet wordt verstrekt, van zijn verzekerden of gewezen verzekerden die in dat jaar de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt of nog zullen bereiken en die in de twee kalenderjaren, voorafgaande aan dat jaar voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 8.3, eerste lid, of in een DKG als bedoeld in artikel 8.3, tweede lid, zijn ingedeeld, de volgende persoonsgegevens:

  • a. het burgerservicenummer;

  • b. het bank- of girorekeningnummer.

Artikel 7.5

  • 1 De zorgverzekeraar stelt voorafgaand aan de uitvoering van materiële controle het doel ervan vast door te bepalen wanneer voldoende zekerheid is verkregen dat de door de zorgaanbieder in rekening gebrachte prestatie is geleverd of die geleverde prestatie het meest was aangewezen gezien de gezondheidstoestand van de verzekerde. Bij de vaststelling neemt de zorgverzekeraar het bij of krachtens de Wet marktordening gezondheidszorg door de Nederlandse Zorgautoriteit bepaalde met betrekking tot het uitvoeren van controles in acht.

  • 2 De vaststelling door de zorgverzekeraar wanneer voldoende zekerheid is verkregen dat de geleverde prestatie het meest was aangewezen gezien de gezondheidstoestand van de verzekerde, geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.1 van het Besluit zorgverzekering en zodanig dat voor verzekerden en zorgaanbieders zoveel mogelijk inzichtelijk is welke maatstaven daarbij gelden.

  • 3 De zorgverzekeraar mag verzekerden met gebruikmaking van persoonsgegevens waarover hij in verband met de uitvoering van de zorgverzekering reeds beschikt enquêteformulieren zenden om onderzoek te doen

    • 1°. of de in rekening gebrachte zorg daadwerkelijk is verleend, en

    • 2°. naar de door die verzekerden ervaren kwaliteit van de verzekerde zorg die een zorgaanbieder verleent of heeft verleend.

  • 4 Bij de verzending van enquêteformulieren als bedoeld in het derde lid informeert de zorgverzekeraar de verzekerde erover dat hij niet verplicht is tot beantwoording van de gestelde vragen en dat onthouden van medewerking op geen enkele wijze tot zijn nadeel zal strekken.

  • 5 De zorgverzekeraar draagt er zorg voor dat terug ontvangen enquêteformulieren als bedoeld in het derde lid, onderdeel 2°, niet herleidbaar zijn tot personen en dat niet herleidbaar is welke verzekerden geen formulier hebben teruggestuurd.

Artikel 7.6

  • 1 De zorgverzekeraar voert een algemene risicoanalyse uit op basis van gegevens waarover deze in verband met de uitvoering van de zorgverzekering beschikt.

  • 2 De zorgverzekeraar stelt op basis van de in het eerste lid uitgevoerde algemene risicoanalyse een algemeen controleplan vast, waarin de objecten van materiële controle en de in te zetten controle-instrumenten zijn opgenomen.

  • 3 Het naar aanleiding van de algemene risicoanalyse opgestelde algemene controleplan voorziet niet in de inzet van het controle-instrument detailcontrole.

  • 4 Indien uit het uitgevoerde algemene controleplan blijkt dat het controledoel, bedoeld in artikel 7.5, eerste lid, is bereikt, kan alleen detailcontrole worden uitgevoerd als er van een ander dan de zorgverzekeraar afkomstige of uit de uitgevoerde controle voortvloeiende aanwijzingen zijn waaruit blijkt dat er sprake is van onvoldoende zekerheid.

Artikel 7.7

De zorgverzekeraar maakt informatie openbaar over het ingevolge artikel 7.5 vastgestelde controledoel en het ingevolge artikel 7.6 vastgestelde algemene controleplan op een zodanige wijze dat die informatie voor verzekerden en zorgaanbieders gemakkelijk verkrijgbaar is.

Artikel 7.8

  • 1 De zorgverzekeraar voert geen detailcontrole uit, dan nadat is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. de zorgverzekeraar heeft een specifieke risicoanalyse verricht op de bevindingen uit het uitgevoerde algemene controleplan bedoeld in artikel 7.6, tweede lid;

    • b. de zorgverzekeraar heeft naar aanleiding van de specifieke risicoanalyse een specifiek controleplan en specifiek controledoel opgesteld, waarin de objecten van materiële controle en de methoden van detailcontrole zijn opgenomen;

    • c. het overeenkomstig onderdeel b vastgestelde specifieke doel van de materiële controle kan zonder detailcontrole niet worden bereikt;

    • d. uit het specifieke controleplan blijkt dat de detailcontrole niet verder gaat dan gelet op het met het onderzoeksdoel en de omstandigheden van het te onderzoeken geval noodzakelijk is;

    • e. de zorgverzekeraar heeft de zorgaanbieder voorafgaand aan de uitvoering van de detailcontrole toereikende – en op verzoek van de zorgaanbieder schriftelijke – informatie verstrekt waarin wordt gemotiveerd hoe is voldaan aan de in dit lid genoemde voorwaarden.

  • 2 Indien bij de uitvoering van detailcontrole persoonsgegevens van verzekerden worden verwerkt, geschiedt dit onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur in opdracht van de zorgverzekeraar en is deze op voorafgaand verzoek van de zorgaanbieder aanwezig bij dit deel van de controle.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan de zorgverzekeraar met betrekking tot een individuele verzekerde detailcontrole uitvoeren zonder dat de in dat lid genoemde voorwaarden van toepassing zijn, indien deze verzekerde ten behoeve van de materiële controle schriftelijk toestemming aan de zorgaanbieder heeft gegeven voor verstrekking van hem betreffende gegevens over gezondheid aan de zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar verwerkt bij de detailcontrole niet meer gegevens dan gelet op het onderzoeksdoel en de omstandigheden van het geval noodzakelijk is.

  • 4 De zorgverzekeraar informeert de zorgaanbieder over de zakelijke inhoud van de voorgenomen uitkomsten van de detailcontrole en stelt de zorgaanbieder in de gelegenheid daarop binnen een redelijke termijn te reageren. De zorgverzekeraar betrekt de reactie van de zorgaanbieder bij de vaststelling van de definitieve uitkomsten van de detailcontrole en bericht deze uitkomsten aan de zorgaanbieder.

Artikel 7.9

  • 1 De zorgverzekeraar legt de specifieke risicoanalyse en de uitvoering van detailcontroles in zijn administratie vast om toetsing door en verantwoording aan toezichthouders mogelijk te maken. Daarbij worden niet meer persoonsgegevens, waaronder gegevens over gezondheid, verwerkt dan voor dit doel noodzakelijk is.

  • 2 De zorgverzekeraar bewaart na detailcontroles de daarbij verwerkte persoonsgegevens van verzekerden niet langer dan noodzakelijk is voor het doel waarvoor zij zijn verkregen.

Artikel 7.10

  • 1 Bij fraudeonderzoek zijn de voorwaarden bedoeld in artikel 7.8, eerste lid, onderdelen b en d, van overeenkomstige toepassing, en is de in onderdeel e bedoelde voorwaarde van overeenkomstige toepassing voor zo ver het onderzoeksbelang of het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken verzekerde zich daar niet tegen verzet.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de zorgverzekeraar met betrekking tot een individuele verzekerde detailcontrole uitvoeren zonder dat de in dat lid genoemde voorwaarden van toepassing zijn, indien deze verzekerde ten behoeve van het fraudeonderzoek schriftelijk toestemming heeft gegeven voor verstrekking van hem betreffende gegevens over gezondheid aan de zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar verwerkt bij de detailcontrole niet meer gegevens dan gelet op het onderzoeksdoel en de omstandigheden van het geval noodzakelijk is.

Artikel 7.11

De zorgverzekeraar verwerkt de persoonsgegevens, bedoeld in artikel 87, eerste en tweede lid, van de wet slechts verder voor de uitvoering van de zorgverzekering en de aanvullende ziektekostenverzekering indien en voor zo ver dit noodzakelijk is voor de doelen omschreven in artikel 7.1 van deze regeling.

Hoofdstuk 7a. Gegevens die de zorgaanbieder moet verstrekken aan het CAK indien hij in aanmerking wenst te komen voor een bijdrage in de kosten in verband met het verlenen van medisch noodzakelijke zorg aan bepaalde groepen vreemdelingen

Artikel 7a.1

  • 1 De gegevens als bedoeld in artikel 122a, tiende lid, van de Zorgverzekeringswet, bestaan uit:

    • a. de prestatiebeschrijving van de aan de vreemdeling geleverde prestatie;

    • b. het voor de geleverde prestatie in rekening gebrachte tarief;

    • c. de in verband met het voor die prestatie in rekening gebrachte tarief ontvangen betalingen of vergoedingen van de vreemdeling, zijn verzekeraar of derden;

    • d. de leeftijd, de nationaliteit, de initialen en het geslacht van de vreemdeling.

  • 2 Bij de gegevens, bedoeld in het eerste lid, wordt vermeld wanneer de prestatie is geleverd.

Hoofdstuk 7b. Gegevens die moeten worden uitgewisseld in verband met werkzaamheden gericht op het voorkomen of verminderen van schulden voortvloeiende uit de zorgverzekering

Artikel 7b.1

  • 1 Als uitvoering van de zorgverzekeringen en de Zorgverzekeringswet, bedoeld in artikel 89, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet, worden in ieder geval aangemerkt:

    • a. werkzaamheden gericht op het voorkomen of verminderen van achterstand van de betaling door een verzekeringnemer van de premie, het verplicht eigen risico, het vrijwillig eigen risico, de eigen bijdragen, de eigen betalingen, de rente, de incasso- en deurwaarderskosten;

    • b. werkzaamheden die erop gericht zijn te bewerkstelligen dat een verzekeringnemer niet langer een bestuursrechtelijke premie verschuldigd is.

  • 2 Voor de uitvoering van de werkzaamheden bedoeld in het eerste lid is het noodzakelijk dat de zorgverzekeraar en het college van burgemeester en wethouders de volgende gegevens uitwisselen:

    • a. naam, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer, e-mailadres, geboortedatum en burgerservicenummer van de op de zorgpolis vermelde verzekeringnemer en verzekerden;

    • b. het unieke zorgverzekeraarsidentificatienummer van de zorgverzekeraar, de zorgpolis en gegevens over de toepassing van artikel 18 van de Zorgverzekeringswet ten behoeve van de verzekeringnemer;

    • c. de door de verzekeringnemer verschuldigde bedragen met betrekking tot de premie, het verplicht eigen risico, het vrijwillig eigen risico, de eigen bijdragen, de eigen betalingen, de rente, de incasso- en deurwaarderskosten;

    • d. gegevens over de toepassing van afdeling 3.3.2 van de Zorgverzekeringswet door de zorgverzekeraar ten aanzien van de verzekeringnemer;

    • e. de bedragen die op de bijstand, bedoeld in artikel 5 van de Participatiewet, van de verzekeringnemer ten behoeve van de zorgverzekeraar worden ingehouden en betaalbaar gesteld.

  • 3 Voor de uitvoering van de werkzaamheden bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, verstrekt het CAK op verzoek aan het college van burgemeester en wethouders de volgende gegevens:

    • a. naam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum en burgerservicenummer van de verzekeringnemer;

    • b. het unieke zorgverzekeraarsidentificatienummer van de zorgverzekeraar;

    • c. de door de verzekeringnemer verschuldigde bestuursrechtelijke premie, bedoeld in artikel 18d, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet, de datum vanaf wanneer de verzekeringnemer de bestuursrechtelijke premie verschuldigd is en de wijze van inning van de bestuursrechtelijke premie.

Hoofdstuk 8. Overige en slotbepalingen

Artikel 8.1

Indien de verzekerde op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling in het bezit is van een hoortoestel als bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, onderdeel a, wordt dit toestel voor de toepassing van artikel 2.14, derde tot en met het zesde lid, beschouwd als te zijn verstrekt op grond van deze regeling.

Artikel 8.2

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op instellingen waarin een enkelvoudige onderzoek- of behandelfunctie wordt uitgeoefend, klinische revalidatie-instellingen, centra voor epileptici, brandwondencentra en astmacentra.

Artikel 8.4

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006, met uitzondering van de artikelen 2.2 en 2.3 die in werking treden met ingang van 1 januari 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

Bijlage 0. horende bij artikel 2.1, onderdeel k, van de Regeling zorgverzekering

  • 1. Met ingang van 1 januari 2024: nivolumab, voor zover verstrekt in het kader van andere behandelingen dan de toepassing als monotherapie voor de behandeling van gevorderd melanoom bij volwassenen.

  • 2. Ibrutinib, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van kanker, met uitzondering van:

    • a. de eerstelijnsbehandeling van chronisch lymfatische leukemie in aanwezigheid van 17p-deletie of TP53-mutatie bij patiënten voor wie chemo-immunotherapie niet geschikt is;

    • b. tot 1 januari 2027: als monotherapie of in combinatie met obinutuzumab voor de behandeling van volwassen patiënten zonder del17p of TP53 mutatie met chronische lymfatische leukemie (CLL), die niet eerder zijn behandeld, met uitzondering van fitte patiënten ≤ 65-70 jaar met gemuteerd IGHV;

    • c. als monotherapie voor de behandeling van een gerecidiveerd of refractair mantelcellymfoom;

    • d. als monotherapie of in combinatie met bendamustine en rituximab voor de tweedelijnsbehandeling van chronische lymfatische leukemie;

    • e. als monotherapie voor de tweedelijnsbehandeling van Waldenströms macroglobulinemie of voor de eerstelijnsbehandeling van Waldenströms macroglobulinemie indien chemo-immunotherapie niet geschikt is voor de patiënt;

    • f. tot 1 januari 2027: in combinatie met venetoclax voor de behandeling van volwassen patiënten met chronische lymfatische leukemie die niet eerder zijn behandeld.

  • 3. Met ingang van 1 januari 2024: pembrolizumab, voor zover verstrekt in het kader van andere behandelingen dan de toepassing als monotherapie voor de behandeling van gevorderd melanoom bij volwassenen.

  • 4. Met ingang van 1 januari 2025: palbociclib, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van hormoonreceptor positieve, humaan epidermale groeifactorreceptor 2 negatieve, lokaal gevorderde borstkanker of van hormoonreceptor positieve, humaan epidermale groeifactorreceptor 2 negatieve, gemetastaseerde borstkanker.

  • 5. Daratumumab, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van kanker, met uitzondering van:

    • a. de toepassing als monotherapie voor de behandeling van volwassen patiënten met gerecidiveerd en refractair multipel myeloom, bij wie de voorgaande behandeling bestond uit een proteasoomremmer en een immunomodulerend middel en die bij de laatste behandeling ziekteprogressie hebben vertoond;

    • b. tot 1 januari 2025: de toepassing in combinatie met lenalidomide en dexamethason of in combinatie met bortezomib en dexamethason voor de behandeling van volwassen patiënten met multipel myeloom die minstens één eerdere behandeling hebben gehad;

    • c. tot 1 januari 2025: de toepassing in combinatie met bortezomib, melfalan en prednison voor de behandeling van volwassen patiënten met nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom die niet in aanmerking komen voor autologe stamceltransplantatie;

    • d. tot 1 januari 2025, de toepassing in combinatie met lenalidomide en dexamethason voor de behandeling van volwassen patiënten met nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom die niet in aanmerking komen voor autologe stamceltransplantatie;

    • e. tot 1 januari 2025, de toepassing in combinatie met bortezomib, thalidomide en dexamethason voor de behandeling van volwassen patiënten met nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom die in aanmerking komen voor autologe stamceltransplantatie;

    • f. tot 1 januari 2025: de toepassing in combinatie met carfilzomib en dexamethason voor multipel myeloom bij volwassenen die ten minste één eerdere behandeling hebben gehad;

    • g. tot 1 januari 2025: de toepassing in combinatie met bortezomib, lenalidomide en dexamethason voor de behandeling van volwassen patiënten met nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom die in aanmerking komen voor autologe stamceltransplantatie.

  • 6. Nusinersen, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van 5q spinale musculaire atrofie met uitzondering van de verstrekking tot 1 januari 2024 aan de verzekerde:

    • a. met de eerste symptomen van 5q spinale musculaire atrofie op een leeftijd van jonger dan zes maanden en met een ziekteduur van korter dan zesentwintig weken bij de start van de behandeling,

    • b. met de eerste symptomen van 5q spinale musculaire atrofie op een leeftijd van zes tot twintig maanden en een ziekteduur korter dan vierennegentig maanden bij de start van de behandeling, of

    • c. zuigelingen zonder symptomen van 5q spinale musculaire atrofie, met een genetische diagnose van 5q spinale musculaire atrofie en met twee of drie SMN2-kopieën.

  • 7. Met ingang van 1 januari 2025: ribociclib, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van hormoonreceptor positieve, humane epidermale groeifactorreceptor 2 negatieve lokaal gevorderde of gemetastaseerde borstkanker.

  • 8. Met ingang van 1 januari 2024: atezolizumab, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van kanker.

  • 9. Osimertinib, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van kanker, met uitzondering van:

    • a. de behandeling van volwassen patiënten met lokaal gevorderde of gemetastaseerde niet-kleincellige longkanker met een epidermale groeifactor receptor T790M-mutatie;

    • b. tot 1 januari 2026: de toepassing als monotherapie in het kader van de eerstelijnsbehandeling van volwassen patiënten met lokaal gevorderde of gemetastaseerde niet-kleincellige longkanker met activerende epidermale groeifactorreceptor mutaties;

    • c. tot 1 januari 2026: de toepassing als adjuvante behandeling na volledige tumorresectie in het kader van de behandeling bij volwassen patiënten met stadium IB-IIIA niet-kleincellige longkanker met tumoren met epidermale groeifactorreceptor exon-19-deleties of exon-21 (L858R)-substitutiemutaties.

  • 10. Tisagenlecleucel, voor zover verstrekt in het kader van andere behandelingen dan de toepassing:

    • a. tot 1 januari 2025, voor pediatrische en jongvolwassen patiënten tot en met de leeftijd van 25 jaar met refractaire B-cel acute lymfoblastaire leukemie, of met een recidief na stamceltransplantatie of met een tweede of later recidief van B-cel acute lymfoblastaire leukemie;

    • b. tot 1 januari 2025, voor volwassen patiënten met een recidief of refractair diffuus grootcellig B-cellymfoom na twee of meer lijnen systemische therapie.

  • 11. [Red: Vervallen.]

  • 12. Axicabtagene ciloleucel, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van kanker, met uitzondering van de toepassing tot 1 januari 2025 voor de behandeling van volwassen patiënten met recidief of refractair diffuus grootcellig B-cel lymfoom na twee of meer lijnen systemische therapie en de behandeling van volwassen patiënten met primair mediastinaal grootcellig B-cel lymfoom na twee of meer lijnen systemische therapie.

  • 13. Abemaciclib, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van kanker, met uitzondering van

    • a. de toepassing tot 1 januari 2025 voor de behandeling van vrouwen met hormoonreceptor positieve, humane epidermale groeifactorreceptor 2 negatieve lokaal gevorderde of metastatische borstkanker als initiële endocrien gebaseerde therapie in combinatie met een aromataseremmer of fulvestrant;

    • b. de toepassing tot 1 januari 2025 voor de behandeling van vrouwen met hormoonreceptor positieve, humane epidermale groeifactorreceptor 2 negatieve lokaal gevorderde of metastatische borstkanker die eerdere endocriene therapie hebben ontvangen.

  • 14. Durvalumab, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van kanker, met uitzondering van de toepassing tot 1 januari 2024 als monotherapie van lokaal gevorderde, irresectabele niet-kleincellig longkanker in volwassenen, met een ECOG-PS 0-1, bij wie de ziekte geen progressie heeft vertoond na platinumbevattende chemotherapie met radiotherapie.

  • 15. Met ingang van 1 januari 2025: dabrafenib, voor zover verstrekt in combinatie met trametinib in het kader van de adjuvante behandeling van volwassen patiënten met melanoom in stadium III met een BRAF V600-mutatie, na complete resectie.

  • 16. Met ingang van 1 januari 2025: trametinib, voor zover verstrekt in combinatie met dabrafenib in het kader van de adjuvante behandeling van volwassen patiënten met melanoom in stadium III met een BRAF V600-mutatie, na complete resectie.

  • 17. Met ingang van 1 januari 2026: voretigene neparvovec, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van volwassen en pediatrische patiënten met visusverlies door erfelijke retinale dystrofie veroorzaakt door bevestigde bi-allelische RPE65-mutaties en die voldoende levensvatbare retinacellen hebben.

  • 18. Venetoclax, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van kanker, met uitzondering van:

    • a. de toepassing als monotherapie voor de behandeling van chronische lymfatische leukemie in aanwezigheid van een 17p-depletie of TP53-mutatie bij volwassenen die ongeschikt zijn voor een B-celreceptorremmer of bij wie een B-celreceptorremmer heeft gefaald;

    • b. de toepassing als monotherapie voor de behandeling van chronische lymfatische leukemie in afwezigheid van een 17p-depletie of TP53-mutatie bij volwassenen bij wie zowel chemo-immunotherapie als een B-celreceptorremmer heeft gefaald;

    • c. tot 1 januari 2027, de toepassing in combinatie met rituximab voor volwassen patiënten met chronische lymfatische leukemie die ten minste een eerdere behandeling hebben gehad;

    • d. tot 1 januari 2027, de toepassing in combinatie met obinutuzumab of ibrutinib voor de behandeling van volwassen patiënten met chronische lymfatische leukemie die niet eerder zijn behandeld;

    • e. tot 1 januari 2027, de toepassing in combinatie met een hypomethylerend middel voor de behandeling van volwassen patiënten met nieuw gediagnosticeerde acute myeloïde leukemie (AML) die niet in aanmerking komen voor intensieve chemotherapie.

  • 19. Ipilimumab, voor zover verstrekt in het kader van andere behandelingen dan de toepassing:

    • a. als monotherapie voor de behandeling van melanoom in een gevorderd stadium bij volwassenen en adolescenten van twaalf jaar en ouder;

    • b. in combinatie met nivolumab voor de behandeling van melanoom in een gevorderd stadium bij volwassenen;

    • c. tot 1 januari 2024, in combinatie met nivolumab voor de eerstelijnsbehandeling van gevorderd heldercellig niercelcarcinoom met een intermediair of ongunstig risicoprofiel bij volwassenen met een Karnofsky-score groter of gelijk aan 70 of een vergelijkbaar niveau van functioneren;

    • d. tot 1 januari 2024, in combinatie met nivolumab en twee cycli van platinumbevattende chemotherapie als eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom bij volwassen zonder sensibiliserende EGFR-mutatie of ALK-translocatie;

    • e. tot 1 januari 2024, in combinatie met nivolumab als eerstelijnsbehandeling van inoperabel maligne pleuraal mesothelioom.

  • 20. Emicizumab, voor zover verstrekt in het kader van andere behandelingen dan de toepassing:

    • a. als routineprofylaxe van bloedingen bij patiënten met hemofilie A met remmers tegen factor VIII;

    • b. tot 1 juni 2023, als routineprofylaxe van bloedingen bij patiënten met ernstige hemofilie A zonder remmers tegen factor VIII.

  • 21. Met ingang van 1 januari 2025: pomalidomide, voor zover verstrekt in combinatie met bortezomib en dexamethason voor de behandeling van volwassen patiënten met multipel myeloom die eerder minimaal één ander behandelregime hebben gehad met lenalidomide.

  • 22. Autologe CD34+ haematopoietische stamcellen getransduceerd met een lentivirale vector coderend voor het humane βA-T87Q-globine gen voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van transfusie afhankelijke β-thalassemie patiënten die 12 jaar of ouder zijn en niet het β°/β° genotype hebben en voor wie een haemotopoietische stamceltransplantatie geschikt is maar geen humaan leukocyte antigen gematchte verwante donor beschikbaar is.

  • 23. Ravulizumab, voor zover verstrekt in het kader van geneeskundige behandelingen.

  • 24. Larotrectinib, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van kanker.

  • 25. Avelumab voor zover verstrekt in het kader van andere behandelingen dan de toepassing:

    • a. als monotherapie voor de behandeling van gemetastaseerd Merkel-celcarcinoom bij volwassenen.

    • b. tot 1 januari 2024 als monotherapie in het kader van de van de eerstelijnsonderhoudsbehandeling van volwassen patiënten met lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcelcarcinoom die progressievrij zijn na platina-gebaseerde chemotherapie.

    • c. tot 1 januari 2024 in combinatie met axitinib als eerstelijnsbehandeling van volwassen patiënten met gevorderd niercelcarcinoom.

  • 26. Esketamine, voor zover verstrekt als neusspray in het kader van geneeskundige behandelingen, met uitzondering van de verstrekking tot 1 januari 2025 voor de behandeling van volwassenen met een therapieresistente depressieve stoornis die tijdens de huidige matige tot ernstige depressieve episode niet hebben gereageerd op minstens twee verschillende behandelingen met antidepressiva én augmentatie.

  • 27. Polatuzumab vedotine, voor zover verstrekt in het kader van geneeskundige behandelingen, met uitzondering van de verstrekking in combinatie met bendamustine en rituximab tot 1 januari 2024 voor de behandeling van volwassen patiënten met teruggekeerd of refractair diffuus grootcellig B-cellymfoom die niet in aanmerking komen voor hematopoëtische stamceltransplantatie.

  • 28. Onasemnogene abeparvovec, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van:

    • a. met ingang van 1 december 2024: 5q spinale spieratrofie met een bi-allelische mutatie in het SMN1-gen en een klinische diagnose van SMA-type 1;

    • b. met ingang van 1 december 2024: presymptomatische 5q spinale spieratrofie met een bi-allelische mutatie in het SMN1-gen tot maximaal drie kopieën van het SMN2-gen;

    • c. symptomatische 5q spinale spieratrofie met een bi-allelische mutatie in het SMN1-gen en maximaal drie kopieën het SMN2-gen zonder klinische diagnose van SMA-type 1.

  • 29. Glasdegib, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van kanker.

  • 30. Entrectinib, voor zover verstrekt als monotherapie in het kader van de behandeling van volwassen patiënten met ROS1-positieve, gevorderde niet-kleincellig longcarcinoom die niet eerder behandeld zijn met ROS1-remmers.

  • 31. Acalabrutinib, voor zover verstrekt in het kader van andere behandelingen dan de toepassing:

    • a. als monotherapie voor de behandeling van volwassen patiënten die niet eerder zijn behandeld voor chronische lymfatische leukemie met een deletie op chromosoom 17p of een mutatie in het tumorsuppressorgen TP53;

    • b. als monotherapie voor de behandeling van volwassen patiënten met chronische lymfatische leukemie die ten minste één eerdere behandeling voor chronische lymfatische leukemie hebben gehad.

  • 32. Crizanlizumab, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling ter preventie van herhaalde vaso-occlusieve crises bij patiënten met sikkelcelziekte in de leeftijd van 16 jaar en ouder.

  • 33. Niraparib, voor zover verstrekt in het kader van andere behandelingen dan de toepassing:

    • a. als monotherapie voor de onderhoudsbehandeling bij volwassen patiënten met platinagevoelige, gerecidiveerde, hooggradige sereuze epitheliale eierstok-, eileider- of primaire peritoneumkanker, die volledig of partieel reageren op platina gebaseerde chemotherapie;

    • b. als monotherapie voor de onderhoudsbehandeling van volwassen patiënten met gevorderde epitheliale hooggradige eierstok-, eileider- of primaire peritoneumkanker zonder bewezen BRCA1/2 mutatie, die volledig of partieel reageren na afronding van een eerstelijnsbehandeling met op platina gebaseerde chemotherapie.

  • 34. Brexucabtagene autoleucel, voor zover verstrekt in het kader van de geneeskundige behandeling van:

    • a. volwassen patiënten met gerecidiveerd of refractair mantelcellymfoom na twee of meer lijnen systemische therapie waaronder systemische behandeling met een Brutons tyrosinekinase remmer;

    • b. volwassen patiënten in de leeftijd van zesentwintig jaar en ouder met recidiverende of refractaire B-celprecursor acute lymfoblastische leukemie.

  • 35. Carfilzomib, voor zover verstrekt in het kader van geneeskundige behandelingen, met uitzondering van:

    • a. de toepassing in combinatie met lenalidomide en dexamethason of met dexamethason voor multipel myeloom bij volwassenen die ten minste één andere behandeling hebben gehad;

    • b. tot 1 januari 2025: de toepassing in combinatie met daratumumab en dexamethason of isatuximab en dexamethason voor multipel myeloom bij volwassenen die ten minste één eerdere behandeling hebben gehad.

  • 36. Autologe CD34+ cel-verrijkte populatie met hematopoëtische stam- en voorlopercellen die ex vivo getransduceerd zijn met behulp van een lentivirale vector die het humane arylsulfatase A-gen codeert, voor de behandeling van metachromatische leukodystrofie gekenmerkt door bi-allelische mutaties in het arylsulfatase A-gen, wat leidt tot verminderde enzymatische activiteit van het arylsulfatase A-gen bij kinderen met laat-infantiele of vroeg-juveniele vormen zonder klinische manifestaties van de ziekte en bij kinderen met de vroeg-juveniele vorm, met vroege klinische manifestaties van de ziekte, met het vermogen zelfstandig te lopen en voor het begin van cognitieve achteruitgang.

  • 37. Pertuzumab-trastuzumab, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van kanker, met uitzondering van:

    • a. tot 1 oktober 2024, de toepassing bij vroege borstkanker in combinatie met chemotherapie voor de neoadjuvante behandeling van volwassen patiënten met HER2-positieve, lokaal gevorderde, inflammatoire, of vroeg-stadium borstkanker met een hoog risico op recidief.

    • b. tot 1 oktober 2024, de toepassing bij gemetastaseerde borstkanker in combinatie met docetaxel bij volwassen patiënten met HER2-positieve gemetastaseerde of lokaal teruggekeerde, niet-reseceerbare borstkanker die geen eerdere anti-HER2-therapie of chemotherapie voor hun gemetastaseerde ziekte hebben gekregen.

  • 38. Trastuzumab deruxtecan, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van kanker.

  • 39. Met ingang van 1 januari 2025: tucatinib, voor zover verstrekt in combinatie met trastuzumab en capecitabine voor de behandeling van volwassen patiënten met HER2-positieve, lokaal gevorderde of uitgezaaide borstkanker die voorafgaand twee of meer behandelschema’s op basis van anti-HER2-therapieën hebben gekregen.

  • 40. Met ingang van 1 januari 2024: cabozantinib, voor zover verstrekt in combinatie met nivolumab bij de eerstelijnsbehandeling van volwassen patiënten met gevorderd niercelcarcinoom.

  • 41. Risdiplam, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van 5q spinale spieratrofie bij patiënten van 2 maanden en ouder met een klinische diagnose van SMA type 1, type 2 of type 3, of met één tot en met vier kopieën van het SMN2-gen.

  • 42. Met ingang van 1 januari 2025: isatuximab, voor zover verstrekt in combinatie met carfilzomib en dexamethason voor de behandeling van volwassen patiënten met multipel myeloom die minstens één eerdere behandeling hebben gehad.

  • 43. Selumetinib, voor zover verstrekt als monotherapie in het kader van de behandeling van symptomatische, inoperabele plexiforme neurofibromen bij pediatrische patiënten met neurofibromatose type 1 van 3 jaar of ouder.

  • 44. Evinacumab, voor zover verstrekt als aanvulling op een dieet en andere low density-lipoproteïne cholesterol verlagende therapieën voor de behandeling van volwassen en adolescente patiënten van 12 jaar en ouder met homozygote familiale hypercholesterolemie.

  • 45. Cemiplimab, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van kanker, met uitzondering van:

    • a. de behandeling als monotherapie van volwassen patiënten met gemetastaseerd of lokaal gevorderd cutaan plaveiselcelcarcinoom die niet in aanmerking komen voor curatieve chirurgie of curatieve radiotherapie;

    • b. tot 1 januari 2024, de behandeling van volwassen patiënten met lokaal gevorderd of gemetastaseerd basaalcelcarcinoom die progressie vertonen tijdens behandeling met een hedgehog-inhibitor of intolerant zijn hiervoor.

  • 46. Idecabtagene vicleucel, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van volwassen patiënten met teruggekeerde en refractaire multipel myeloom die ten minste drie eerdere behandelingen hebben gekregen met ten minste één immunomodulerend middel, één proteasoomremmer, en een anti-CD38-monoklonaal antilichaam en bij wie tijdens de laatste behandeling ziekteprogressie is aangetoond.

  • 47. Tafasitamab, voor zover verstrekt in combinatie met lenalidomide, gevolgd door tafasitamab monotherapie in het kader van de behandeling van volwassen patiënten met een recidief of refractair diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL) die niet in aanmerking komen voor een autologe stamceltransplantatie.

  • 48. Zanubrutinib, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van kanker, met uitzondering van:

    • a. de behandeling van volwassen patiënten met Waldenströms macroglobulinemie die ten minste één eerdere behandeling hebben gehad;

    • b. de eerstelijnsbehandeling bij patiënten met Waldenströms macroglobulinemie voor wie chemo-immunotherapie niet geschikt is.

  • 49. Pralsetinib, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van volwassenen met gevorderd RET-fusiepositief niet-kleincellig longcarcinoom die niet eerder zijn behandeld met een RET inhibitor.

  • 50. Sacituzumab govitecan, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van kanker.

  • 51. Lenvatinib, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van kanker, met uitzondering van:

    • a. de toepassing in combinatie met everolimus voor de behandeling van volwassen patiënten met gevorderd niercelcarcinoom (NCC) na één eerdere behandeling gericht op de vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF);

    • b. de toepassing als monotherapie voor de behandeling van volwassen patiënten met progressief, lokaal gevorderd of gemetastaseerd, gedifferentieerd (papillair/folliculair/Hürthlecel-) schildkliercarcinoom (DTC), refractair voor radioactief jodium (RAI);

    • c. de toepassing als monotherapie voor de behandeling van volwassen patiënten met gevorderd of niet-reseceerbaar hepatocellulair carcinoom (HCC) die niet eerder een systemische therapie ontvingen.

  • 52. Ripretinib, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van volwassenen met gevorderde gastro-intestinale tumoren wie eerder zijn behandeld met drie of meer kinaseremmers, waaronder imatinib.

  • 53. Pegcetacoplan, voor zover verstrekt in het kader van de behandeling van volwassenen met paroxysmale nachtelijke hemoglobinurie (PNH) die anemisch zijn na behandeling met een C5-inhibitor gedurende minimaal 3 maanden.

  • 54. Eptinezumab, voor zover verstrekt in het kader van geneeskundige behandelingen.

  • 55. Avalglucosidase alfa, voor zover verstrekt als intraveneuze injectie in het kader van geneeskundige behandelingen.

  • 56. Avapritinib, voor zover verstrekt als monotherapie in het kader van de behandeling van volwassen patiënten met agressieve systemische mastocytose, systemische mastocytose met een geassocieerd hematologisch neoplasma of mestcelleukemie, na tenminste één systemische therapie.

  • 57. Lisocabtagene maraleucel, voor zover verstrekt in het kader van geneeskundige behandelingen.

  • 58. Tebentafusp, voor zover verstrekt als monotherapie voor de behandeling van humaan leukocytenantigeen (HLA)-A*02:01-positieve volwassen patiënten met een niet-resectabel of gemetastaseerd uveamelanoom.

  • 59. Ciltacabtagene autoleucel, voor zover verstrekt in het kader van geneeskundige behandelingen.

  • 60. Olipudase alfa, voor zover verstrekt in het kader van de enzymvervangingstherapie voor de behandeling van manifestaties buiten het centrale zenuwstelsel van zure-sfingomyelinasedeficiëntie type A/B of type B, bij pediatrische en volwassen patiënten.

  • 61. Selinexor, voor zover verstrekt in het kader van geneeskundige behandelingen, met uitzondering van de verstrekking in combinatie met dexamethason voor de behandeling van volwassen patiënten met multipel myeloom die ten minste vier eerdere therapieën hebben ondergaan en bij wie de aandoening refractair is tegen ten minste twee proteasoomremmers, twee immunomodulerende middelen en een monoklonale antistof tegen CD38 en die bij de laatste therapie ziekteprogressie vertoonden.

  • 62. Olaparib, voor zover verstrekt in het kader van geneeskundige behandelingen, met uitzondering van de toepassing:

    • a. als monotherapie voor de onderhoudsbehandeling van volwassen patiënten met kiembaan of somatisch BRCA1/2-mutaties en gevorderd, FIGO stadia III en IV, hooggradig epitheliaal ovarium-, tuba- of primair peritoneaal carcinoom die een volledige of partiële respons vertonen na voltooien van eerstelijns platinabevattende chemotherapie;

    • b. als monotherapie voor de onderhoudsbehandeling van volwassen patiënten met platinasensitief recidief hooggradig epitheliaal ovarium-, tuba- of primair peritoneaal carcinoom die een volledige of partiële respons vertonen op platinabevattende chemotherapie;

    • c. als monotherapie voor de behandeling van volwassen patiënten met kiembaan BRCA1/2-mutaties, die HER2-negatieve lokaal gevorderde of gemetastaseerde borstkanker hebben en die:

      • 1°. eerder zijn behandeld met een anthracycline en een taxaan in de neoadjuvante, adjuvante of gemetastaseerde setting, tenzij zij niet geschikt waren voor deze behandelingen; en

      • 2°. indien het hormoonreceptor positieve borstkanker betreft, progressie hebben vertoond tijdens of na eerdere endocriene therapie of beschouwd worden als ongeschikt voor endocriene therapie;

    • d. als monotherapie voor de onderhoudsbehandeling van volwassen patiënten met kiembaan BRCA1/2-mutaties die gemetastaseerd adenocarcinoom van de alvleesklier hebben en die geen progressie vertonen na ten minste zestien weken platinabevattende therapie binnen een eerstelijns chemotherapie regime;

    • e. als monotherapie voor de behandeling van volwassen patiënten met kiembaan of somatisch BRCA1/2-mutaties en gemetastaseerde castratie-resistente prostaatkanker die progressie hebben vertoond na eerdere behandeling met een nieuw hormonaal middel;

    • f. in combinatie met bevacizumab voor de onderhoudsbehandeling van volwassen patiënten met gevorderd, FIGO stadia III en IV, hooggradig epitheliaal ovarium-, tuba- of primair peritoneaal carcinoom die een volledige of partiële respons vertonen na voltooien van eerstelijns platinabevattende chemotherapie in combinatie met bevacizumab en bij wie het carcinoom geassocieerd is met een positieve homologe recombinatiedeficiëntie status door een BRCA1/2-mutatie of genomische instabiliteit.

  • 63. Efgartigimod alfa, voor zover verstrekt in het kader van geneeskundige behandelingen.

  • 64. Valoctocogene roxaparvovec, voor zover verstrekt in het kader van geneeskundige behandelingen.

  • 65. Teclistamab, voor zover verstrekt als monotherapie in het kader van de geneeskundige behandeling van volwassen patiënten met recidiverend en refractair multipel myeloom die ten minste drie eerdere behandelingen hebben gekregen, waaronder een immunomodulerend middel, een proteasoomremmer en een anti-CD38-antilichaam en die tijdens de laatste therapie ziekteprogressie hebben vertoond.

  • 66. Relatlimab-nivolumab, voor zover verstrekt in het kader van geneeskundige behandelingen.

Bijlage 2. horende bij artikel 2.5, tweede en derde lid, van de Regeling zorgverzekering

1. Polymere, oligomere, monomere en modulaire dieetpreparaten

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde die niet kan uitkomen met aangepaste normale voeding en andere producten van bijzondere voeding en die:

  • a. lijdt aan een stofwisselingsstoornis,

  • b. lijdt aan een voedselallergie,

  • c. lijdt aan een resorptiestoornis,

  • d. lijdt aan een, via een gevalideerd screeningsinstrument vastgestelde, ziektegerelateerde ondervoeding of een risico daarop, of

  • e. daarop is aangewezen overeenkomstig de richtlijnen die in Nederland door de desbetreffende beroepsgroepen zijn aanvaard.

2.

[Red: Vervallen.]

3. Difterievaccin, poliomyelitisvaccin, kinkhoestvaccin dan wel combinaties van twee of meer van deze vaccins of met het tetanusvaccin

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde

  • a. jonger dan achttien jaar, of

  • b. die zwanger is en aangewezen op een tetanusprofylaxe

4. Hepatitis vaccins

  • a. Hepatitis A-vaccin

    Voorwaarde:

    uitsluitend voor een verzekerde:

    • 1°. die lijdt aan een chronische hepatitis B-infectie,

    • 2°. met een chronische hepatitis C-infectie, of

    • 3°. met een niet-virale chronische leverziekte, en die daarbij een verhoogde kans op een hepatitis A-infectie heeft, tenzij de verhoogde kans op besmetting een gevolg is van reizen, beroepsuitoefening of een epidemie.

  • b. Hepatitis B-vaccin

    Voorwaarde:

    uitsluitend voor een verzekerde:

    • 1°. die is aangewezen of op afzienbare termijn aangewezen kan zijn op het regelmatig gebruiken van bloed- of bloedproducten of op dialyse,

    • 2°. met het syndroom van Down of met een daarmee vergelijkbare ernstige chromosomale afwijking en voor zover dit gepaard gaat met een verstoorde afweerfunctie,

    • 3°. die partner, gezinslid of huisgenoot is van iemand die HbsAg positief is,

    • 4°. die anders dan in beroepsuitoefening in een dagverblijf, in een tehuis, op een school voor verstandelijk gehandicapten dan wel een sociale werkplaats, blijkens een risico-analyse van de gemeentelijk gezondheidsdienst, een verhoogde kans op besmetting heeft, of

    • 5°. die lijdt aan een chronische leverziekte.

  • c. Hepatitis A en B combinatievaccin

    Voorwaarde:

    uitsluitend voor een verzekerde die zowel voldoet aan een van de voorwaarden voor hepatitis A-vaccin als aan een van de voorwaarden voor hepatitis B-vaccin.

5. Pneumokokkenvaccin

uitsluitend voor een verzekerde:

  • a. die valt in een medische risicogroep en daarop is aangewezen overeenkomstig de (internationale) richtlijnen die in Nederland door de desbetreffende beroepsgroepen zijn aanvaard.

  • b. die ten gevolge van COVID-19 is opgenomen geweest in het ziekenhuis, en

    • 1. restafwijkingen op CT-thorax heeft (fibrose, en/of bronchiëctasieën, en/of persisterende infiltratieve afwijkingen / atelectase), en

    • 2. afwijkingen in longfunctie heeft (FVC < 70% en/ of z-score < 2.00, of FEV1/FVC ratio z-score < -1.64 én FEV1 < 50% van voorspeld, of DLCOc < 60%).

6.

[Red: Vervallen.]

7.

[Red: Vervallen.]

8. Een anti-retroviraal geneesmiddel

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde die voor behandeling met zo'n geneesmiddel een medische indicatie heeft waarvoor het geneesmiddel krachtens de Geneesmiddelenwet is geregistreerd, met dien verstande dat dit geneesmiddel niet tot de verzekerde prestaties behoort indien het wordt gebruikt als pre-expositie profylaxe ter vermindering van de kans op een infectie met het humaan immunodeficiëntievirus.

9.

[Red: Vervallen.]

10.

[Red: Vervallen.]

11.

[Red: Vervallen.]

12.

[Red: Vervallen.]

13

[Red: Vervallen.]

14. Rabies-vaccin

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde die is blootgesteld geweest aan het rabies-virus.

15.

[Red: Vervallen.]

16.

[Red: Vervallen.]

17.

[Red: Vervallen.]

18.

[Red: Vervallen.]

19. Palivizumab

Voorwaarde:

Uitsluitend voor een verzekerde die:

  • a. geboren is bij een zwangerschapsduur van tweeëndertig weken of minder en bij het begin van het respiratoir syncytieel virus seizoen jonger was dan zes maanden,

  • b. jonger is dan een jaar en bronchopulmonale dysplasie heeft,

  • c. jonger is dan twee jaar en die voor de behandeling van bronchopulmonale dysplasie zuurstoftherapie nodig heeft,

  • d. jonger is dan twee jaar en die een congenitale hartaandoening heeft die hemodynamisch significant is,

  • e. jonger is dan een jaar en een ernstige immuundeficiëntie heeft, of

  • f. jonger is dan een jaar en een ernstige longpathologie ten gevolge van cystische fibrose heeft.

20.

[Red: Vervallen.]

21.

[Red: Vervallen.]

22.

[Red: Vervallen.]

23.

[Red: Vervallen.]

24.

[Red: Vervallen.]

25.

[Red: Vervallen.]

26.

[Red: Vervallen.]

27. Levodopa/carbidopa intestinale gel

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde die:

  • a. voor het geneesmiddel een medische indicatie heeft waarvoor het geneesmiddel krachtens de Geneesmiddelenwet is geregistreerd, of

  • b. voor dat geneesmiddel een niet-geregistreerde indicatie heeft en lijdt aan een ziekte die in Nederland niet vaker voorkomt dan bij 1 op de 150.000 inwoners, de werkzaamheid van dat geneesmiddel bij die indicatie wetenschappelijk is onderbouwd en in Nederland voor die aandoening geen behandeling mogelijk is met enig ander voor die aandoening geregistreerd geneesmiddel.

28.

Ambrisentan, bosentan, epoprostenol intraveneus, iloprost voor inhalatie, macitentan, riociguat, selexipag, sildenafil, tadalafil en treprostinil subcutaan en intraveneus

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde die:

  • a. lijdt aan pulmonale arteriële hypertensie New York Heart Association klasse II en die ambrisentan, bosentan, macitentan, riociguat, selexipag, sildenafil of tadalafil daarvoor krijgt voorgeschreven,

  • b. lijdt aan pulmonale arteriële hypertensie New York Heart Association klasse III of IV en die krijgt voorgeschreven:

    • 1°. één van de orale geneesmiddelen ambrisentan, bosentan, macitentan, riociguat, selexipag, sildenafil of tadalafil, of een combinatie van twee orale geneesmiddelen uit verschillende farmacologische groepen,

    • 2°. een combinatie van een oraal geneesmiddel met iloprost voor inhalatie of met epoprostenol intraveneus of met treprostinil subcutaan of intraveneus,

    • 3°. iloprost voor inhalatie in monotherapie uitsluitend ter behandeling van de primaire vorm van pulmonale arteriële hypertensie, indien de onder 1° genoemde behandeling onvoldoende resultaat heeft en een behandeling met epoprostenol intreveneus of treprostinil subcutaan of intraveneus niet noodzakelijk is of niet mogelijk vanwege bijwerkingen of contra-indicaties, of

    • 4°. uitsluitend als uiterste therapie, indien de onder 1° en 2° genoemde behandelingen onvoldoende resultaat hebben, een combinatie van twee orale geneesmiddelen uit verschillende farmacologische groepen met één van de prostacycline-analoga/receptoragonisten epoprostenol (intraveneus) of met treprostinil (subcutaan of intraveneus) of met selexipag,

  • c. lijdt aan systemische sclerose en aanhoudende digitale ulcera die bosentan krijgt voorgeschreven ter voorkoming van nieuwe digitale ulcera en,

    • 1°. onvoldoende reageert op de behandeling met dihydropyridine calciumantagonisten en iloprost intraveneus, dan wel deze geneesmiddelen niet kan gebruiken en

    • 2°. 18 jaar of ouder is, of

  • d. lijdt aan de ziekte chronische trombo-embolische pulmonale hypertensie (CTEPH) met New York Heart Association klasse II tot III die riociguat krijgt voorgeschreven en

    • 1°. na een chirurgische behandeling ter verbetering van het inspanningsvermogen persisterende of recidiverende CTEPH heeft, of

    • 2°. niet in aanmerking komt voor een chirurgische behandeling ter verbetering van het inspanningsvermogen.

29.

[Red: Vervallen.]

30.

[Red: Vervallen.]

31.

[Red: Vervallen.]

32.

[Red: Vervallen.]

33.

[Red: Vervallen.]

34.

[Red: Vervallen.]

35. Laxantia, middelen bij allergie, middelen tegen diarree, maagledigingsmiddelen en middelen ter bescherming van de ogen tegen uitdroging die op grond van de Geneesmiddelenwet zonder recept mogen worden afgeleverd en andere geneesmiddelen met eenzelfde werkzaam bestanddeel en in eenzelfde toedieningsvorm

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde die blijkens het voorschrift langer dan zes maanden aaneengesloten op het geneesmiddel is aangewezen en voor wie het geneesmiddel is voorgeschreven ter behandeling van een chronische aandoening, tenzij het betreft een voor de verzekerde nieuwe medicatie.

36.

[Red: Vervallen.]

37.

[Red: Vervallen.]

38.

[Red: Vervallen.]

39.

[Red: Vervallen.]

40.

[Red: Vervallen.]

41.

[Red: Vervallen.]

42.

[Red: Vervallen.]

43.

[Red: Vervallen.]

44.

[Red: Vervallen.]

45.

[Red: Vervallen.]

46.

[Red: Vervallen.]

47.

[Red: Vervallen.]

48.

[Red: Vervallen.]

50.

[Red: Vervallen.]

51. Sitagliptine, linagliptine, vildagliptine, saxagliptine en alogliptine

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde met diabetes mellitus type 2 die niet behandeld kan worden met de combinatie van metformine en een sulfonylureumderivaat, geen insuline gebruikt en dit middel gebruikt als monotherapie of als een tweevoudige of drievoudige behandeling in combinatie met metformine en/of een sulfonylureumderivaat.

52.

[Red: Vervallen.]

53.

[Red: Vervallen.]

54.

[Red: Vervallen.]

55.

[Red: Vervallen.]

56.

[Red: Vervallen.]

57. Benzodiazepinereceptor-agonist in orale of rectale toedieningsvorm

57a. Benzodiazepinereceptor-agonist, met uitzondering van diazepam

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde die dit geneesmiddel gebruikt als:

  • a. onderhoudsbehandeling bij epilepsie of als behandeling bij epileptisch insult,

  • b. behandeling van angststoornissen, waarbij medicamenteuze therapie met ten minste twee antidepressiva overeenkomstig de geldende richtlijnen, heeft gefaald,

  • c. behandeling bij multipele psychiatrische problematiek, waarbij behandeling met hoge doses benzodiazepinen noodzakelijk is, of

  • d. palliatieve sedatie bij terminale zorg.

57b. Diazepam

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde die

  • a. dit geneesmiddel gebruikt als:

    • 1°. onderhoudsbehandeling bij epilepsie of als behandeling bij epileptisch insult,

    • 2°. behandeling van angststoornissen, waarbij medicamenteuze therapie met ten minste twee antidepressiva overeenkomstig de geldende richtlijnen, heeft gefaald,

    • 3°. behandeling bij multipele psychiatrische problematiek, waarbij behandeling met hoge doses benzodiazepinen noodzakelijk is,

    • 4°. palliatieve sedatie bij terminale zorg, of

  • b. niet ambulant is en dit middel gebruikt als spierrelaxans bij therapieresistente spierspasmen ten gevolge van een neurologische aandoening.

58. Exenatide

Voorwaarde:

  • a. uitsluitend voor een verzekerde met diabetes mellitus type 2 en een BMI ≥30 kg/m2, bij wie de bloedglucosewaarden onvoldoende kunnen worden gereguleerd met de combinatie van metformine en een sulfonylureumderivaat in de maximaal verdraagbare doseringen en die geen insuline gebruikt, tenzij de verzekerde al op 1 mei 2011 met dit middel in combinatie met insuline wordt behandeld,

  • b. als toevoeging aan metformine en basaal-insuline (NPH-insuline/langwerkend insuline analoog) bij een verzekerde met diabetes mellitus type 2 en een BMI ≥ 30 kg/m2 bij wie de bloedglucosewaarden onvoldoende zijn gereguleerd na ≥ 3 maanden behandeling met optimaal getitreerd basaal insuline in combinatie met metformine (al dan niet met een sulfonylureumderivaat) in een maximaal verdraagbare dosering, of

  • c. als toevoeging aan een SGLT2-remmer en metformine of wanneer er een contra-indicatie bestaat voor een SGLT2-remmer, toegevoegd aan de standaardbehandeling, bij een verzekerde met diabetes mellitus type 2 met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten (overeenkomstig de NHG-richtlijn Diabetes Mellitus type 2):

    • 1°. met eerder bewezen hart- en vaatziekten, en/of

    • 2°. chronische nierschade.

59.

[Red: Vervallen.]

60.

[Red: Vervallen.]

61.

[Red: Vervallen.]

62.

[Red: Vervallen.]

63.

[Red: Vervallen.]

64. Anticonceptiva

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde:

  • a. jonger dan eenentwintig jaar,

  • b. ter behandeling van endometriose indien de verzekerde hierop is aangewezen overeenkomstig de richtlijnen die in Nederland door de desbetreffende beroepsgroepen zijn aanvaard, of

  • c. ter behandeling van menorragie waarbij sprake is van bloedarmoede, inhoudende een hemoglobinewaarde die lager is dan de referentiewaarden zoals gehanteerd in de richtlijnen van de desbetreffende beroepsgroepen.

65.

[Red: Vervallen.]

66.

[Red: Vervallen.]

67.

[Red: Vervallen.]

68.

[Red: Vervallen.]

69.

[Red: Vervallen.]

70. Ticagrelor

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde die is aangewezen op het geneesmiddel in combinatie met acetylsalicylzuur bij een acuut coronair syndroom (instabiele angina pectoris, myocardinfarct met ST-segmentstijging of myocardinfarct zonder ST-segmentstijging), zowel bij medicamenteus behandelde patiënten als bij patiënten die een percutane coronaire interventie of arteriële coronaire bypasschirurgie moeten ondergaan.

71. Maagzuurremmers in orale toedieningsvorm, inclusief combinatieproducten die een maagzuurremmer bevatten met uitzondering van combinatieproducten met antibiotica bestemd voor bestrijding van Helicobacter Pylori

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde die blijkens het voorschrift langer dan zes maanden aaneengesloten op het geneesmiddel is aangewezen en voor wie het geneesmiddel is voorgeschreven ter behandeling van een chronische aandoening, tenzij het betreft een voor de verzekerde nieuwe medicatie.

72.

[Red: Vervallen.]

73.

[Red: Vervallen.]

74. Everolimus

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde met laag tot matig immunologisch risico die een allogene stamcel of orgaantransplantatie heeft ondergaan en die dit middel krijgt voorgeschreven voor de profylaxe van afstoting (GVHD).

75.

[Red: Vervallen.]

76. Cladribine

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van achttien jaar of ouder met zeer actieve relapsing-remitting multiple sclerose (RRMS)

  • a. gedefinieerd door 2 of meer relapsen in het voorafgaande jaar bij therapie-naïeve patiënten, of

  • b. die niet heeft gereageerd op een behandeling met ten minste één ziektemodificerend geneesmiddel (DMD) dat geregistreerd is voor de behandeling van MS.

77.

[Red: Vervallen.]

78. Tafamidis

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van achttien jaar of ouder

  • a. met aangetoonde transthyretine-amyloïdose en stadium 1 symptomatische polyneuropathie die geen levertransplantatie heeft ondergaan, of

  • b. met wild-type of erfelijke transthyretine-amyloïdose met cardiomyopathie én NYHA klasse I-II.

79.

[Red: Vervallen.]

80.

[Red: Vervallen.]

81.

[Red: Vervallen.]

82.

[Red: Vervallen.]

83.

[Red: Vervallen.]

84.

[Red: Vervallen.]

85. Lixisenatide

Voorwaarde:

  • a. uitsluitend voor een verzekerde met diabetes mellitus type 2 en een BMI ≥30 kg/m2, bij wie de bloedglucosewaarden onvoldoende kunnen worden gereguleerd met de combinatie van metformine en een sulfonylureumderivaat in de maximaal verdraagbare doseringen en die geen insuline gebruikt, of

  • b. als toevoeging aan metformine en basaal-insuline (NPH-insuline/langwerkend insuline analoog) bij een verzekerde met diabetes mellitus type 2 en een BMI ≥ 30 kg/m2 bij wie de bloedglucosewaarden onvoldoende zijn gereguleerd na ≥ 3 maanden behandeling met optimaal getitreerd basaal insuline in combinatie met metformine (al dan niet met een sulfonylureumderivaat) in een maximaal verdraagbare dosering.

86. Empagliflozine

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde:

  • a. met diabetes mellitus type 2 die niet behandeld kan worden met de combinatie van metformine en een sulfonylureumderivaat, geen insuline gebruikt en dit middel gebruikt als een tweevoudige combinatie met metformine of drievoudige behandeling in combinatie met metformine en een sulfonylureumderivaat,

  • b. van achttien jaar of ouder met symptomatisch (NYHA II-IV) chronisch hartfalen met verminderde ejectiefractie (LVEF<40%), of

  • c. van achttien jaar of ouder met diabetes mellitus type 2 met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten:

    • 1°. met eerder bewezen hart- en vaatziekten; en/of

    • 2°. chronische nierschade met

      • eGFR 30-44 ml/min per 1,73m2 zonder albuminurie,

      • eGFR 30-59 ml/min per 1,73m2 met matig verhoogde albuminurie (ACR> 3 mg/mmol) of

      • eGFR ≥ 60 ml/min per 1,73m2 met ernstig verhoogde albuminurie (ACR>30 mg/mmol).

87. Combinatiepreparaat bevattende elvitegravir-cobicistat-emtricitabine-tenofovir disoproxil fumaraat

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van achttien jaar of ouder die geïnfecteerd is met het humaan immunodeficiëntievirus-1 (hiv-1) en

  • a. die niet eerder is behandeld met antiretrovirale geneesmiddelen, of

  • b. die therapie ervaren is en bij aanvang van de combinatiebehandeling met elvitegravir ten minste 6 maanden een plasma hiv RNA van <50 kopieën/ml heeft.

88. Mercaptopurine suspensie voor oraal gebruik

Voorwaarde:

uitsluitend voor de behandeling van acute lymfatische leukemie.

89.

[Red: Vervallen.]

90. Pirfenidon

Voorwaarde

uitsluitend voor de behandeling van lichte tot matige idiopathische pulmonale fibrose (IPF) bij volwassenen.

91.

[Red: Vervallen.]

92. Leuproreline

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde die dit geneesmiddel krijgt voorgeschreven voor een behandeling anders dan in het kader van ondersteunende voortplantingstechnieken.

93. Canagliflozine

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde:

  • a. met diabetes mellitus type 2 die niet behandeld kan worden met de combinatie van metformine en een sulfonylureumderivaat, geen insuline gebruikt en dit middel gebruikt als een tweevoudige of drievoudige behandeling in combinatie met metformine en/of een sulfonylureumderivaat, of

  • b. van achttien jaar of ouder met diabetes mellitus type 2 met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten:

    • 1°. met eerder bewezen hart- en vaatziekten; en/of

    • 2°. chronische nierschade met

      • eGFR 30-44 ml/min per 1,73m2 zonder albuminurie,

      • eGFR 30-59 ml/min per 1,73m2 met matig verhoogde albuminurie (ACR> 3 mg/mmol) of

      • eGFR ≥ 60 ml/min per 1,73m2 met ernstig verhoogde albuminurie (ACR>30 mg/mmol).

94.

[Red: Vervallen.]

95. Rivaroxaban tabletten

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde:

  • 1. van achttien jaar of ouder die:

    • a. op dit geneesmiddel is aangewezen voor de preventie van veneuze trombo-embolie na een electieve knie- of heupvervangende operatie, of

    • b. met nonvalvulair atriumfibrilleren en een of meer risicofactoren dit geneesmiddel ter preventie van cerebrovasculair accident of systemische embolie gebruikt overeenkomstig de introductieleidraad die in Nederland door de desbetreffende beroepsgroepen is aanvaard, of

    • c. op dit geneesmiddel is aangewezen in combinatie met acetylsalicylzuur en clopidogrel voor de preventieve behandeling van een acuut coronair syndroom met verhoogde cardiale biomarkers die geen eerdere beroerte of TIA heeft doorgemaakt, of

    • d. op dit geneesmiddel is aangewezen voor de behandeling van diepveneuze trombose (DVT) en longembolie (PE) en de preventie van recidiverende DVT en PE, of

    • e. op dit geneesmiddel is aangewezen in combinatie met acetylsalicylzuur voor de preventieve behandeling van atherotrombotische complicaties bij patienten met coronaire hartziekte (CHZ) of symptomatisch perifeer arterieel vaatlijden (PAV) met een hoog risico op ischemische voorvallen of

  • 2. voor voldragen neonaten, zuigelingen en peuters, kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar die op dit geneesmiddel is aangewezen voor de behandeling van veneuze trombo-embolie (VTE) en preventie van recidief VTE na een antistollingsbehandeling gedurende ten minste 5 dagen.

96.

[Red: Vervallen.]

97.

[Red: Vervallen.]

98. Febuxostat

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde die niet (meer) behandeld kan worden met, of niet reageert op behandeling met allopurinol, en waarbij tevens aantoonbaar sprake is van uraatafzettingen.

99.

[Red: Vervallen.]

100. Ivacaftor

Voorwaarde:

uitsluitend voor cystische fibrose (CF) patiënten

  • a. met de ’gating mutaties’ waarvoor ivacaftor geregistreerd is,

  • b. met een R117H mutatie waarvoor ivacaftor geregistreerd is,

  • c. van zes jaar en ouder in combinatie met tezacaftor/ivacaftor die

    • 1°. homozygoot zijn voor de F508del-mutatie in het CFTR-gen of

    • 2°. heterozygoot zijn voor de F508del-mutatie en één van de volgende mutaties hebben in het CFTR-gen: P67L, R117C, L206W, R352Q, A455E, D579G, 711+3A-->G, S945L, S977F, R1070W, D1152H, 2789+5G-->A, 3272-26A-->G en 3849+10kbC-->T, of

  • d. van zes jaar en ouder die tenminste één F508del mutatie hebben in het CFTR-gen, in combinatie met elexacaftor/tezacaftor/ivacaftor.

101. Apixaban

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van achttien jaar of ouder

  • a. die op dit geneesmiddel is aangewezen voor de preventie van veneuze trombo-embolie na een electieve knie- of heupvervangende operatie,

  • b. met nonvalvulair atriumfibrilleren en één of meer risicofactoren die dit geneesmiddel ter preventie van cerebrovasculair accident of systemische embolie gebruikt overeenkomstig de introductieleidraad die in Nederland door de desbetreffende beroepsgroepen is aanvaard, of

  • c. die op dit geneesmiddel is aangewezen voor de behandeling van diepveneuze trombose (DVT) en longembolie (PE) en de preventie van recidiverende DVT en PE.

102. Linaclotide

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van achttien jaar of ouder

  • a. met matig tot ernstig prikkelbaredarmsyndroom met constipatie (PDS-C) zoals vastgesteld volgens de ROME-III criteria,

  • b. bij wie onvoldoende klinische controle kan worden bereikt met een behandeling op basis van leefstijladviezen en laxans therapie conform de NHG-Standaard prikkelbaredarmsyndroom gedurende ten minste 12 maanden,

  • c. die is doorverwezen naar een medisch specialist en behandeld conform het protocol dat door de desbetreffende beroepsgroepen is aanvaard, en

    • 1°. een PDS-SSS score heeft van tenminste 300 punten bij aanvang van de proefbehandeling van 1 maand, of

    • 2°. een PDS-SSS score heeft bij aanvang van en gedurende voortgezette behandeling die ten minste 50 punten lager is dan de score bij aanvang van de proefbehandeling.

103. Edoxaban

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van achttien jaar of ouder

  • a. met nonvalvulair atriumfibrilleren en één of meer risicofactoren die dit geneesmiddel ter preventie van cerebrovasculair accident of systemische embolie gebruikt overeenkomstig de introductieleidraad die in Nederland door de desbetreffende beroepsgroepen is aanvaard, of

  • b. die op dit geneesmiddel is aangewezen voor de behandeling van diepveneuze trombose (DVT) en longembolie (PE) en de preventie van recidiverende DVT en PE.

104. Nintedanib

Voorwaarde:

uitsluitend voor de behandeling van progressief fibroserende interstitiële longziekten (PF-ILD, inclusief de progressieve vorm van Ssc-ILD) en idiopathische pulmonale fibrose (IPF) bij volwassenen.

105. 6-tioguanine tabletten van 10 mg of 20 mg

Voorwaarde:

Uitsluitend voor een verzekerde van 18 jaar of ouder die dit middel gebruikt als onderhoudsbehandeling voor een inflammatoire darmziekte (ziekte van Crohn of ulceratieve colitis), en die onvoldoende reageert op of intolerant is voor standaard tiopurine behandeling (azathioprine of mercaptopurine), en dit middel niet gebruikt in combinatie met een TNF-alfaremmer of met vedolizumab.

106. Evolocumab

Voorwaarde:

Bij patiënten met hypercholesterolemie (familiaire en niet-familiaire) en voldoende hoog risico, indien een maximaal verdraagbare statine in combinatie met ezetimibe niet de behandeldoelstelling bereikt overeenkomstig de richtlijnen die in Nederland door de desbetreffende beroepsgroepen zijn aanvaard, kan evolocumab worden ingezet als volgt:

  • (i) in combinatie met zowel een statine als ezetimibe of;

  • (ii) in combinatie met enkel ezetimibe indien er sprake is van gedocumenteerde statine-intolerantie: statine-geassocieerde spierpijn voor tenminste drie verschillende statines vastgesteld volgens het stroomschema en de criteria beschreven door EAS/ESC consensus (European Heart Journal 2015; 36: 1012-1022).

Patiënten met voldoende hoog risico zijn gedefinieerd als één van onderstaande groepen:

  • 1) Homozygote familiare hypercholesterolemie patiënten die niet-LDL- receptor negatief zijn;

  • 2) Heterozygote familiare hypercholesterolemie patiënten;

  • 3) Patiënten met een doorgemaakt cardiovasculair event én een recidief cardiovasculair event;

  • 4) Patiënten met diabetes mellitus type 2 én een doorgemaakt cardiovasculair event;

  • 5) Patiënten met een doorgemaakt cardiovasculair event én echte statine-intolerantie die is vastgesteld en gedocumenteerd.

107.

[Red: Vervallen.]

108. Dexamfetamine en Lisdexamfetamine

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde met ADHD (aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit), wanneer de respons op een eerdere behandeling met methylfenidaat klinisch ontoereikend bleek.

109. Combinatiepreparaat bevattende sacubitril en valsartan

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van achttien jaar of ouder met symptomatisch chronisch hartfalen NYHA klasse II t/m IV met verminderde ejectiefractie (LVEF ≤ 35%) die niet toereikend kan worden behandeld met een ACE-remmer/angiotensine-II receptor blokker in combinatie met een bètablokker en dit middel gebruikt ter vervanging van de ACE-remmer/angiotensine-II receptor blokker.

110. Alirocumab en Inclisiran

Voorwaarde:

bij patiënten met hypercholesterolemie (familiaire en niet-familiaire) en voldoende hoog risico, indien een maximaal verdraagbare statine in combinatie met ezetimibe niet de behandeldoelstelling bereikt overeenkomstig de richtlijnen die in Nederland door de desbetreffende beroepsgroepen zijn aanvaard, kan alirocumab of inclisiran worden ingezet als volgt:

  • (i) in combinatie met zowel een statine als ezetimibe of;

  • (ii) in combinatie met enkel ezetimibe indien er sprake is van gedocumenteerde statine-intolerantie: statine-geassocieerde spierpijn voor tenminste drie verschillende statines vastgesteld volgens het stroomschema en de criteria beschreven door EAS/ESC consensus (European Heart Journal 2015; 36: 1012-1022).

Patiënten met voldoende hoog risico zijn gedefinieerd als één van onderstaande groepen:

  • 1) Heterozygote familiare hypercholesterolemie patiënten;

  • 2) Patiënten met een doorgemaakt cardiovasculair event én een recidief cardiovasculair event;

  • 3) Patiënten met diabetes mellitus type 2 én een doorgemaakt cardiovasculair event;

  • 4) Patiënten met een doorgemaakt cardiovasculair event én echte statine-intolerantie die is vastgesteld en gedocumenteerd.

111. Rifaximine

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van achttien jaar of ouder toegevoegd aan lactulose, voor de preventie van de derde en volgende episodes van manifeste hepatische encefalopathie.

112. Combinatie van basale insuline en een GLP-1-Agonist

Voorwaarde:

als toevoeging aan metformine bij een verzekerde met diabetes mellitus type 2 en een BMI ≥ 30 kg/m2 bij wie de bloedglucosewaarden onvoldoende zijn gereguleerd na ≥ 3 maanden behandeling met optimaal getitreerd basaal insuline in combinatie met metformine (al dan niet met een sulfonylureumderivaat) in een maximaal verdraagbare dosering.

113. Tolvaptan

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van achttien jaar en ouder met autosomaal dominante polycysteuze nierziekte (ADPKD) met chronische nierziekte (CKD) in stadium 1 tot en met 3 bij het instellen van de behandeling, waarbij de ziekte tekenen van snelle progressie vertoont, en daarop is aangewezen overeenkomstig de richtlijnen die in Nederland door de desbetreffende beroepsgroepen zijn aanvaard.

114. Lumacaftor/Ivacaftor

Voorwaarde:

uitsluitend voor cystische fibrose (CF) patiënten van twee jaar of ouder die homozygoot zijn voor de F508del-mutatie in het CFTR-gen.

115. Idebenon

Voorwaarde:

uitsluitend voor adolescente en volwassen patiënten met Leber's hereditaire opticusneuropathie (LHON) die worden behandeld overeenkomstig de richtlijnen die in Nederland door de desbetreffende beroepsbeoefenaren zijn aanvaard.

116. Roflumilast

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van 18 jaar en ouder die:

  • a. ernstige chronische obstructieve longziekte (FEV1 <50% van voorspeld) heeft geassocieerd met chronische bronchitis, en

  • b. als toevoeging aan onderhoudsbehandeling (een corticosteroïd, een langwerkend ß2-sympathicomimeticum en een langwerkend parasympathicolyticum) bij een verzekerde die ondanks deze optimale (maximaal gedoseerde) inhalatie triple therapie frequent exacerbaties houdt (≥ 2 matige tot ernstige exacerbaties of ≥ 1 ziekenhuisopname in het jaar voorafgaande aan de start van de behandeling).

117. Ertugliflozine

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde met diabetes mellitus type 2 die niet behandeld kan worden met de combinatie van metformine en een sulfonylureumderivaat, geen insuline gebruikt en dit middel gebruikt als een tweevoudige combinatie met metformine.

118. Fingolimod

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van tien jaar of ouder met zeer actieve relapsing-remitting multiple sclerose (RRMS) die niet heeft gereageerd op een behandeling met ten minste één ziektemodificerend geneesmiddel dat geregistreerd is voor de behandeling van MS.

119. Asfotase alfa

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde met hypofosfatasia bij wie de eerste symptomen zijn opgetreden in de baarmoeder of vóór de leeftijd van zes maanden.

120. Patiromeer

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van achttien jaar of ouder met chronische nierschade CKD stadium 3 of 4 met chronische hyperkaliëmie die is aangewezen op een behandeling met RAAS-remmers.

121. Tezacaftor/Ivacaftor

Voorwaarde:

uitsluitend in combinatie met ivacaftor voor de behandeling van cystische fibrose (CF) patiënten van zes jaar en ouder die

  • a. homozygoot zijn voor de F508del-mutatie in het CFTR-gen, of

  • b. heterozygoot zijn voor de F508del-mutatie en één van de volgende mutaties hebben in het CFTR-gen: P67L, R117C, L206W, R352Q, A455E, D579G, 711+3A→G, S945L, S977F, R1070W, D1152H, 2789+5G→A, 3272-26A→G en 3849+10kbC→T.

122. Fampridine

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van achttien jaar of ouder met multiple sclerose met Expanded Disability Status Scale van 4 tot en met 7 (EDSS 4-7) én een ernstig beperkt loopvermogen met een Timed 25 Foot Walk Testscore van tenminste 6 seconden (T25FWT ≥6 seconden) die voldoet aan de voorwaarden van de proefbehandelstrategie:

  • a. bij de start een proefbehandeling van twee weken met dit geneesmiddel;

  • b. na een eerste proefbehandeling wordt een verbetering van tenminste 20 procent op de T25FWT bereikt;

  • c. bij continuering van de behandeling wordt ten minste één keer per jaar de proefbehandeling herhaald, waarbij de behandeling met dit geneesmiddel minimaal 48 uren wordt gestaakt, waarna de eerste T25FWT wordt uitgevoerd en na de hernieuwde proefbehandeling van twee weken een verbetering van ten minste 20 procent op de laatste T25FWT (ten opzichte van de eerste T25FWT) wordt bereikt.

123.4. Componenten meningokokken B vaccin

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van twee maanden of ouder met:

  • a. een aangeboren complementdeficiëntie;

  • b. een indicatie voor gebruik van het geneesmiddel eculizumab;

  • c. (functionele) hypo-/asplenie, die een hoog risico op invasieve meningokokkenziekte heeft.

124. Trientine

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde met de ziekte van Wilson die niet kan uitkomen met een therapie met D-penicillamine in de maximaal verdraagbare dosering.

125. Pentosanpolysulfaatnatrium

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van achttien jaar of ouder met blaaspijnsyndroom gekenmerkt door ofwel glomerulaties ofwel Hunner laesies met matige tot hevige pijn, aandrang en mictiefrequentie.

126. Miglustat

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde met de ziekte van Niemann-Pick type C.

127. Siponimod

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van achttien jaar of ouder met actieve secundaire progressieve multiple sclerose (SPMS) gedefinieerd door exacerbaties of kenmerken van ontstekingsactiviteit aangetoond door beeldvormende technieken en die niet heeft gereageerd op een behandeling met ten minste één ziektemodificerend geneesmiddel dat geregistreerd is voor de behandeling van MS.

128. Amikacine liposomale suspensie

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde met een niet-tuberculeuze mycobacteriële longinfectie die wordt veroorzaakt door Mycobacterium avium-complex, geen cystische fibrose heeft en die geen kweekconversie heeft bereikt na een behandeling van ten minste 6 maanden met een op de richtlijn gebaseerd antibacterieel schema overeenkomstig de richtlijnen die in Nederland door de desbetreffende beroepsbeoefenaren zijn aanvaard.

129. Rivaroxaban suspensie

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde voldragen neonaten, zuigelingen en peuters, kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar die op dit geneesmiddel is aangewezen voor de behandeling van veneuze trombo-embolie (VTE) en preventie van recidief VTE na een antistollingsbehandeling gedurende ten minste 5 dagen.

130. Dapagliflozine

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde:

  • a. met diabetes mellitus type 2 die niet behandeld kan worden met de combinatie van metformine en een sulfonylureumderivaat, geen insuline gebruikt en dit middel gebruikt als een tweevoudige of drievoudige behandeling in combinatie met metformine en/of een sulfonylureumderivaat,

  • b. van achttien jaar of ouder met symptomatisch (NYHA II-IV) chronisch hartfalen met verminderde ejectiefractie (LVEF<40%),

  • c. van achttien jaar of ouder met diabetes mellitus type 2 met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, of

  • d. van achttien jaar of ouder met chronische nierschade.

131. Recombinant herpes zoster vaccin met adjuvans

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van achttien jaar of ouder

  • a. die onlangs een stamceltransplantatie (allogeen of autoloog) ondergaan heeft, of bij wie een stamceltransplantatie gepland staat,

  • b. met een solide tumor of hematologische kanker, die behandeld wordt met een immuunsuppressieve behandeling, bij wie vaccinatie vóór, tijdens of na de behandeling toegediend kan worden,

  • c. die onlangs een orgaantransplantatie ondergaan heeft, of bij wie een orgaantransplantatie gepland staat, of

  • d. die geïnfecteerd is met het Humaan Immuundeficiëntie Virus (HIV).

132. Ozanimod

Voorwaarde:

uitsluitend voor de behandeling van multiple sclerose.

133. Erenumab, fremanezumab en galcanezumab

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van achttien jaar en ouder met chronische migraine na uitsluiten of behandeling van medicatieovergebruikshoofdpijn en na falen van profylactische behandeling met

  • a. minimaal twee maanden topiramaat of valproaat in adequate doseringen en

  • b. minimaal twee pogingen met botulinetoxine A (6 maanden) volgens PREEMPT protocol,

tenzij het een verzekerde betreft met chronische migraine die op 17 september 2021 al in het kader van een managed access program met een CGRP-remmer werd behandeld.

134. Givosiran

Voorwaarde:

uitsluitend voor de behandeling van acute hepatische porfyrie voor patiënten met

een bevestigde diagnose van acute hepatische porfyrie met een recente

voorgeschiedenis van frequente acute porfyrie aanvallen (≥2 acute aanvallen over

6 maanden of op hemine profylaxe).

135. Parathyreoïdhormoon, op grond van artikel 2.1, vijfde lid, van het Besluit zorgverzekering

Voorwaarde:

Tot 1 januari 2025 voor een verzekerde van achttien jaar en ouder met chronische hypoparathyreoïdie wiens toestand onvoldoende onder controle kan worden gebracht met standaardtherapie alleen, voor zover de verzekerde deelneemt aan onderzoek als bedoeld in artikel 2.2, vijfde lid.

136. Ataluren, op grond van artikel 2.1, vijfde lid, van het Besluit zorgverzekering

Voorwaarde:

Tot 1 februari 2024 voor een ambulante verzekerde van twee jaar en ouder met spierdystrofie van Duchenne als gevolg van een nonsense-mutatie in het dystrofine-gen, vastgesteld door middel van genetisch onderzoek, voor zover de verzekerde deelneemt aan onderzoek als bedoeld in artikel 2.2, vijfde lid.

137. Levomepromazine

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde waarbij het geneesmiddel zal worden ingezet voor:

  • 1. palliatieve sedatie, bij onvoldoende effect van midazolam, of

  • 2. misselijkheid en braken in de palliatieve fase, bij onvoldoende effect van andere anti-emetica overeenkomstig de richtlijnen die in Nederland door de desbetreffende beroepsgroepen zijn aanvaard.

138. Elexacaftor/Tezacaftor/Ivacaftor

Voorwaarde:

uitsluitend in combinatie met ivacaftor voor de behandeling van cystische fibrose (CF) patiënten van zes jaar en ouder die tenminste één F508del mutatie hebben in het CFTR-gen.

139. Fostemsavir en lenacapavir

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde

  • a. met een, tegen meerdere geneesmiddelen resistente, infectie met het humaan immunodeficiëntievirus-1 (hiv-1), voor wie het anders niet mogelijk is om een suppressief antiviraal regime samen te stellen, en

  • b. die geen combinatie gebruikt van fostemsavir met lenacapavir, en

  • c. die dit middel niet gebruikt als pre-expositie profylaxe ter vermindering van de kans op een infectie met het humaan immunodeficiëntievirus.

140. Volanesorsen

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van achttien jaar of ouder als aanvulling op het dieet voor de behandeling van genetisch bevestigd familiair chylomicronemiesyndroom (FCS) met een hoog risico van pancreatitis bij wie de respons op dieet en triglyceridenverlagende behandeling onvoldoende was.

141. Liraglutide

Voorwaarde:

  • a. uitsluitend voor een verzekerde met diabetes mellitus type 2 en een BMI ≥ 30 kg/m2, bij wie de bloedglucosewaarden onvoldoende kunnen worden gereguleerd met de combinatie van metformine en een sulfonylureumderivaat in de maximaal verdraagbare doseringen en die geen insuline gebruikt, tenzij de verzekerde al op 1 mei 2011 met dit middel in combinatie met insuline wordt behandeld,

  • b. als toevoeging aan metformine en basaal-insuline (NPH-insuline/langwerkend insuline analoog) bij een verzekerde met diabetes mellitus type 2 en een BMI ≥ 30 kg/m2 bij wie de bloedglucosewaarden onvoldoende zijn gereguleerd na ≥ 3 maanden behandeling met optimaal getitreerd basaal insuline in combinatie met metformine (al dan niet met een sulfonylureumderivaat) in een maximaal verdraagbare dosering,

  • c. in combinatie met een door het RIVM erkende gecombineerde leefstijlinterventie (GLI), voor de behandeling van volwassenen zonder diabetes mellitus type 2 met een extreem verhoogd gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico en die (nog) niet in aanmerking komen voor metabole chirurgie:

    • 1°. met een BMI ≥35 kg/m2 in combinatie met een comorbiditeit (hart- en vaatziekte, slaapapneu en/of artrose) óf

    • 2°. met een BMI ≥40 kg/m2.

    De behandeling dient te worden gestaakt indien na 3 maanden gebruik van de onderhoudsdosering het aanvankelijke gewicht niet met ten minste 5% is afgenomen, of

  • d. als toevoeging aan een SGLT2-remmer en metformine of wanneer er een contra-indicatie bestaat voor een SGLT2-remmer, toegevoegd aan de standaardbehandeling, bij een verzekerde met diabetes mellitus type 2 met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten (overeenkomstig de NHG-richtlijn Diabetes Mellitus type 2):

    • 1°. met eerder bewezen hart- en vaatziekten, en/of

    • 2°. chronische nierschade.

142. Ofatumumab

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde met actieve relapsing multiple sclerose (RMS):

  • a. met voortdurende inflammatoire ziekteactiviteit ondanks adequate behandeling met ten minste één ziektemodulerend geneesmiddel dat geregistreerd is voor de behandeling van MS, of

  • b. behandel-naïeve patiënten met zeer actieve ziekte gedefinieerd door de aanwezigheid van twee of meer invaliderende relapses in één jaar en 1 of meer gadolinium aankleurende laesies en/of nieuwe T2-laesies en/of significant groter wordende T2-laesies (≥ 50 procent toename maximale diameter).

143. Finerenon

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van achttien jaar of ouder met chronische nierschade met diabetes mellitus type 2.

144. Dabigatran

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde

  • a. van achttien jaar of ouder

    • 1°. die op dit geneesmiddel is aangewezen voor de preventie van veneuze trombo-embolie na een electieve knie- of heupvervangende operatie,

    • 2°. met nonvalvulair atriumfibrilleren en één of meer risicofactoren die dit geneesmiddel ter preventie van cerebrovasculair accident of systemische embolie gebruikt overeenkomstig de introductieleidraad die in Nederland door de desbetreffende beroepsgroepen is aanvaard, of

    • 3°. die op dit geneesmiddel is aangewezen voor de behandeling van diepveneuze trombose (DVT) en longembolie (PE) en de preventie van recidiverende DVT en PE, of

  • b. van acht tot achttien jaar die op dit geneesmiddel is aangewezen voor de behandeling van veneuze trombo-embolie (VTE) en preventie van recidief VTE na een parenterale antistollingsbehandeling gedurende ten minste 5 dagen.

145. Pitolisant

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde met narcolepsie.

146. Dulaglutide en Semaglutide

Voorwaarde:

  • a. uitsluitend voor een verzekerde met diabetes mellitus type 2 en een BMI ≥ 30 kg/m2, bij wie de bloedglucosewaarden onvoldoende kunnen worden gereguleerd met de combinatie van metformine en een sulfonylureumderivaat in de maximaal verdraagbare doseringen en die geen insuline gebruikt,

  • b. als toevoeging aan metformine en basaal-insuline (NPH-insuline/langwerkend insuline analoog) bij een verzekerde met diabetes mellitus type 2 en een BMI ≥ 30 kg/m2, bij wie de bloedglucosewaarden onvoldoende zijn gereguleerd na ≥ 3 maanden behandeling met optimaal getitreerd basaal insuline in combinatie met metformine (al dan niet met een sulfonylureumderivaat) in een maximaal verdraagbare dosering, of

  • c. als toevoeging aan een SGLT2-remmer en metformine of wanneer er een contra-indicatie bestaat voor een SGLT2-remmer, toegevoegd aan de standaardbehandeling, bij een verzekerde met diabetes mellitus type 2 met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten (overeenkomstig de NHG-richtlijn Diabetes Mellitus type 2):

    • 1°. met eerder bewezen hart- en vaatziekten, en/of

    • 2°. chronische nierschade.

147. Bupropion met naltrexon

Voorwaarde:

uitsluitend voor de behandeling van volwassenen in combinatie met een door het RIVM erkende gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) met:

  • a. BMI ≥30 kg/m2, of

  • b. BMI 27 kg/m2 tot 30 kg/m2 in combinatie met een comorbiditeit ((risicofactoren voor) hart- en vaatziekte, diabetes mellitus type 2, slaapapneu en/of artrose).

De behandeling dient te worden gestaakt indien na vier maanden gebruik het aanvankelijke gewicht niet met ten minste 5% is afgenomen.

148. Setmelanotide

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van zes jaar en ouder:

  • a. met genetisch bevestigde (volgens de internationale genetische classificatie standaarden) pro-opiomelanocortine(POMC)-deficiëntie, waaronder proproteïneconvertase-subtilisine/kexine type 1(PCSK1)-deficiëntie, of biallelische leptinereceptor(LEPR)-deficiëntie,

  • b. die gecombineerde leefstijlinterventie heeft doorlopen.

De behandeling dient te worden gestaakt indien na 6 maanden gebruik van de onderhoudsdosering het aanvankelijke gewicht voor kinderen in de groei niet is gestabiliseerd en voor uitgegroeide adolescenten en volwassenen niet met ten minste 5% is afgenomen. De behandeling dient te worden uitgevoerd door een expertisecentrum.

149. Metreleptine

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde van twee jaar en ouder:

  • a. met aangeboren gegeneraliseerde lipodystrofie (Berardinelli-Seip-syndroom) of verworven gegeneraliseerde lipodystrofie (Lawrence-syndroom);

  • b. indien met de huidige behandelingen voor diabetes mellitus of dyslipidemie alsmede een strikt dieet de streefwaarden voor HbA1c, triglyceriden en LDL cholesterol niet worden gehaald; of indien er sprake is van steatosis hepatis met steatohepatitis (verhoogde transaminasen) en/of afname van elasticiteit op de fibroscan.

De behandeling dient iedere 6 maanden te worden geëvalueerd en bij onvoldoende werkzaamheid gestaakt te worden. De behandeling dient te worden uitgevoerd door een expertisecentrum.

150. Ivermectine

Voorwaarde:

uitsluitend voor een verzekerde waarbij het geneesmiddel zal worden ingezet

voor behandeling van scabiës.

Bijlage 3. horende bij artikel 2.5, vierde en vijfde, lid van de Regeling zorgverzekering

A: Lijst van geneesmiddelen als bedoeld in artikel 2.5, vijfde lid, onderdeel b, van de Regeling zorgverzekering

Registratienummer

Artikelnaam

EU/1/13/904/001

MIRVASO 3 MG/G GEL (brimonidine)

EU/1/13/904/002

MIRVASO 3 MG/G GEL

EU/1/13/904/003

MIRVASO 3 MG/G GEL

EU/1/18/1325/001-004

NAMUSCLA 167 MG HARDE CAPSULE

EU/1/18/1336/001

BUVIDAL 8 MG OPL INJ MET VERLENGDE AFGIFTE

EU/1/18/1336/002

BUVIDAL 16 MG OPL INJ MET VERLENGDE AFGIFTE

EU/1/18/1336/003

BUVIDAL 24 MG OPL INJ MET VERLENGDE AFGIFTE

EU/1/18/1336/004

BUVIDAL 32 MG OPL INJ MET VERLENGDE AFGIFTE

B: Lijst van overige geneesmiddelen als bedoeld in artikel 2.5, vierde lid, van de Regeling zorgverzekering

Registratienummer

Artikelnaam

EU/1/07/419/001

CERVARIX 20 UG/20 UG, SUSPENSIE VOOR INJECTIE(1ST)

EU/1/07/392/001

CIRCADIN 2 MG, TABLETTEN MET VERLENGDE AFGIFTE (melatonine)

EU/1/06/357/015

GARDASIL, SUSP. V. INJ. IN EEN VOORGEV. INJ.SPUIT (humaan papillomavirusvaccin)

EU/1/08/462/001

RANEXA, TABLET MVA 375 MG (ranolazine)

EU/1/08/462/003

RANEXA, TABLET MVA 500 MG

EU/1/08/462/005

RANEXA, TABLET MVA 750 MG

EU/1/08/477/001

CEPLENE 0,5MG/0,5ML OPLOSSING V INJECTIE FL 0,5ML (histamine dihydrochloride)

EU/1/09/581/001

RESOLOR 1 MG FILMOMHULDE TABLETTEN (prucalopride)

EU/1/09/581/002

RESOLOR 2 MG FILMOMHULDE TABLETTEN

EU/1/11/679/001

PRAVAFENIX 40 MG/ 160 MG HARDE CAPSULES (pravastatine/fenofibraat)

EU/1/11/669/002

TEYSUNO 15MG/4,35MG/11,8MG HARDE CAPSULE 126 STUKS (tegafur/gimeracil/oteracil)

EU/1/11/669/001

TEYSUNO 15MG/4,35MG/11,8MG HARDE CAPSULE 42 STUKS

EU/1/11/669/003

TEYSUNO 20MG/5,8MG/15,8MG HARDE CAPSULE 42 STUKS

EU/1/11/669/004

TEYSUNO 20MG/5,8MG/15,8MG HARDE CAPSULE 84 STUKS

109659

APROKAM 50 MG POEDER VOOR OPLOSSING VOOR INJECTIE

EU/1/09/591/003

MULTAQ 400 MG FILMOMHULDE TABLETTEN (dronedarone)

111277

SATIVEX SPRAY VOOR OROMUCOSAAL GEBRUIK (delta-9-tetrahydrocannabinol en cannabidiol)

EU/1/12/760/001

BRONCHITOL 40 MG INHALATIEPOEDER, HARDE CAPSULES (mannitol)

EU/1/12/760/002

BRONCHITOL 40 MG INHALATIEPOEDER, HARDE CAPSULES

113654

VERSATIS 5% PLEISTER (lidocaïne)

114371

FLUOMIZIN 10 MG TABLETTEN VOOR VAGINAAL GEBRUIK (dequaliniumchloride)

102951

TARGINACT 10 MG/5 MG TABLET MVA (oxycodon/naloxon)

102961

TARGINACT 20 MG/10 MG TABLET MVA

102647

TARGINACT 40 MG/20 MG TABLET MVA

102645

TARGINACT 5 MG/2,5 MG TABLET MVA

EU/1/15/1082/001

GALAFOLD 123 MG HARDE CAPSULES

EU/1/16/1139/002

OCALIVA 10 MG FILMOMHULDE TABLETTEN (obeticholzuur)

EU/1/16/1139/001

OCALIVA 5 MG FILMOMHULDE TABLETTEN

EU/1/15/1080/003

ZURAMPIC 200 MG FILMOMHULDE TABLETTEN (Lesinurad)

EU/1/12/787/003

REVESTIVE 1,25 MG PDR EN OPL MID V OPL V INJ (teduglutide)

EU/1/12/787/002

REVESTIVE 5 MG PDR EN OPL MID V OPL V INJ

15721

EMLA, PLEISTER (lidocaïne/prilocaïne)

18357

UROMITEXAN TABLETTEN 400 MG, TABLETTEN (mesna)

18358

UROMITEXAN TABLETTEN 600 MG, TABLETTEN (mesna)

16513

GUTRON 2,5, TABLETTEN 2,5 MG (midodrinehydrochloride)

16514

GUTRON 5, TABLETTEN 5 MG (midodrinehydrochloride)

20455

VESANOID, CAPSULES 10 MG (isotretinoïne)

20690

VENOFER OPLOSSING VOOR INJECTIE 20 MG/ML (ferrioxidesaccharaat)

23476

MUSE 1000, STIFT VOOR URETHRAAL GEBRUIK 1000 MCG (alprostadil)

23473

MUSE 125, STIFT VOOR URETHRAAL GEBRUIK 125 MCG(alprostadil)

23474

MUSE 250. STIFT VOOR URETHRAAL GEBRUIK 250 MCG(alprostadil)

23475

MUSE 500, STIFT VOOR URETHRAAL GEBRUIK 500 MCG(alprostadil)

24160

ZYBAN, TABLETTEN MGA 150 MG (amfebutamon)

EU/1/00/155/001

LUVERIS,75IE,PDR EN OPLM V OPL V INJ, 1 FLAC+1 AMP

EU/1/00/155/002

LUVERIS,75IE,PDR EN OPLM V OPL V INJ, 3 FLAC+3 AMP

EU/1/00/155/004

LUVERIS,75IE,PDR EN OPLM V OPL V INJ,1 FLAC+1 FLAC

EU/1/00/155/003

LUVERIS,75IE,PDR EN OPLM V OPL V INJ,10 FLAC+10AMP

EU/1/00/155/006

LUVERIS,75IE,PDR EN OPLM V OPL V INJ,10FLAC+10FLAC

EU/1/00/155/005

LUVERIS,75IE,PDR EN OPLM V OPL V INJ,3 FLAC+3 FLAC

EU/1/98/071/002

XENICAL 120 MG CAPSULES, VERP 42 CAPS (orlistat)

EU/1/98/071/003

XENICAL 120 MG CAPSULES, VERP 84 CAPS(orlistat)

EU/1/03/248/006

LEVITRA 10MG FILMOMHULDE TABLETTEN, 4 TABLETTEN (vardenafil)

EU/1/03/248/008

LEVITRA 10MG FILMOMHULDE TABLETTEN,12 TABLETTEN(vardenafil)

EU/1/03/248/010

LEVITRA 20MG FILMOMHULDE TABLETTEN, 4 TABLETTEN(vardenafil)

EU/1/03/248/012

LEVITRA 20MG FILMOMHULDE TABLETTEN,12 TABLETTEN(vardenafil)

EU/1/03/248/002

LEVITRA 5 MG FILMOMHULDE TABLETTEN, 2 TABLETTEN(vardenafil)

EU/1/03/248/004

LEVITRA 5 MG FILMOMHULDE TABLETTEN,12 TABLETTEN(vardenafil)

EU/1/02/237/001

CIALIS 10 MG, FILMOMHULDE TABLETTEN(tadalafil)

EU/1/02/237/002

CIALIS 20 MG, FILMOMHULDE TABLETTEN(tadalafil)

EU/1/02/237/003

CIALIS 20 MG, FILMOMHULDE TABLETTEN(tadalafil)

EU/1/02/237/004

CIALIS 20 MG, FILMOMHULDE TABLETTEN(tadalafil)

28822

OMACOR 1000 MG ZACHTE CAPSULES (omega-3-vetzuren)

EU/1/06/360/001

CHAMPIX 0.5 MG, FILMOMHULDE TABLET (FLES 56 STUKS)(varenicline)

EU/1/06/360/004

CHAMPIX 1 MG, FILMOMHULDE TABLET (BLISTER 28 STUK)(varenicline)

EU/1/06/360/003

CHAMPIX STARTVERPAKKING (11 TABL 0.5MG+14 TABL 1MG(varenicline)

EU/1/98/077/009

VIAGRA 100 MG GEFILMCOATE TABLETTEN 1 TABLET

EU/1/98/077/012

VIAGRA 100 MG GEFILMCOATE TABLETTEN 12 TABLET

EU/1/98/077/010

VIAGRA 100 MG GEFILMCOATE TABLETTEN 4 TABLET

EU/1/98/077/011

VIAGRA 100 MG GEFILMCOATE TABLETTEN 8 TABLET

EU/1/98/077/001

VIAGRA 25 MG GEFILMCOATE TABLETTEN 1 TABLET

EU/1/98/077/004

VIAGRA 25 MG GEFILMCOATE TABLETTEN 12 TABLET

EU/1/98/077/002

VIAGRA 25 MG GEFILMCOATE TABLETTEN 4 TABLET

EU/1/98/077/003

VIAGRA 25 MG GEFILMCOATE TABLETTEN 8 TABLET

EU/1/98/077/005

VIAGRA 50 MG GEFILMCOATE TABLETTEN 1 TABLET

EU/1/98/077/008

VIAGRA 50 MG GEFILMCOATE TABLETTEN 12 TABLET

EU/1/98/077/006

VIAGRA 50 MG GEFILMCOATE TABLETTEN 4 TABLET

EU/1/98/077/007

VIAGRA 50 MG GEFILMCOATE TABLETTEN 8 TABLET

16929

RheDQuin oplossing voor injectie 1000 IE

16928

RheDQuin oplossing voor injectie 375 IE

33233

Resonativ 625 IE/ml, olossing voor injecitie

27449

Rhephylac 200 mcg,/2 ml, oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit

27450

Rhephylac 300 mcg,/2 ml, oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit

26237=55665

Paracetamol/Codeïnefosfaat 500mg/10 mg, tabletten

26238=57078

Paracetamol/Codeïnefosfaat 500mg/20 mg, tabletten

57079

Paracetamol/Codeïnefosfaat 500mg/50 mg, tabletten

15490

PAPAVERINE/FENTOLAMINE

INJECTIEVLOEISTOF 15/0,5MG/ML AMP 2ML TOEB

9988

FLUIMUCIL BRUISTABLET SUIKERVRIJ 200MG

7289

FLUIMUCIL GRANULAAT SUIKERVRIJ 200MG/1G IN SACHET

6742

FLUIMUCIL INHVLST 100MG/ML AMPUL 4ML

57711=13521

ACETYLCYSTEINE APOTEX POEDER SKVR 600MG IN SACHET

57487

ACETYLCYSTEINE TEVA BRUISTABLET 600MG

57486

ACETYLCYSTEINE PCH BRUISTABLET 200MG

34891

ACETYLCYSTEINE BRUISTABLET 600MG

29360

FLUIMUCIL DRANK FORTE 40MG/ML

28242=25408

FLUIMUCIL ZUIGTABLET 200MG

26415=17414

BRUISTABLET VASTZITTENDE HOEST ACETYLCYST 600MG

25408

FLUIMUCIL ZUIGTABLET 200MG

25336=12151

FLUIMUCIL VASTZITTENDE HOEST BRUISTABLET 600MG

25068=9988

FLUIMUCIL VASTZITTENDE HOEST BRUISTABL SKRVR 200MG

25067=20870

FLUIMUCIL DRANK JUNIOR 20MG/ML

23631=20515

ACETYLCYSTEINE SAN BRUISTABLET 600MG BIJ HOEST

21020

ACETYLCYSTEINE HEXAL GRANULAAT 200MG IN SACHET

20882

ACETYLCYSTEINE IMPHOS BRUISTABLET 600MG

20870

FLUIMUCIL DRANK 20MG/ML

20515

ACETYLCYSTEINE HEXAL BRUISTABLET SKVR 600MG

19672=12777

ACETYLCYSTEINE APOTEX POEDER SKVR 200MG IN SACHET

19211=13521

ACETYLCYSTEINE SANIAS POEDER 600MG IN SACHET

18239

ACETYLCYSTEINE MYLAN BRUISTABLET 600MG

17414

HOESTBRUISTABLET HTP ACETYLCYSTEINE BRUISTAB 600MG

16493

ACETYLCYSTEINE RP BRUISTABLET 200MG

16112=12777

ACETYLCYSTEINE SANIAS POEDER 200MG IN SACHET

13521

PHARCETIL POEDER SUIKERVRIJ 600MG IN SACHET

12777

ACETYLCYSTEINE PCH POEDER 200MG IN SACHET

12305

ACETYLCYSTEINE SAN POEDER 200MG BIJ HOEST

12151

FLUIMUCIL BRUISTABLET 600MG

118880

ACETYLCYSTEINE SANIAS BRUISTABLET 600MG

118724

BPH HOESTTABLET BRUIS ACETYLCYSTEINE BRUIST 600MG

114189

BISOLBRUIS BRUISTABLET 600MG

112971

IDYL HOEST BRUISTABL ACETYLCYSTEINE BRUISTAB 600MG

111479

ACETYLCYSTEINE APOTEX BRUISTABLET SKVR 600MG

111478

ACETYLCYSTEINE HOESTT BRUIS APO BRUISTB SKVR 200MG

109369

FLUIMUCIL TABLET 600MG

108576

LIVSANE HOEST BRUISTAB ACETYLCYSTEINE BRUIST 600MG

Bijlage 4. van de Regeling zorgverzekering

Bijlage horende bij artikel 6.3.1, negende lid, van de Regeling zorgverzekering

Land

Woonlandfactor

België

0,7369

Bosnië-Herzegovina

0,0715

Bulgarije

0,0893

Cyprus

0,1504

Denemarken

0,9836

Duitsland

0,8138

Estland

0,2684

Finland

0,6716

Frankrijk

0,8816

Griekenland

0,2271

Hongarije

0,1521

Ierland

0,9185

IJsland

1,3388

Italië

0,5233

Kaapverdië

0,0177

Kroatië

0,1945

Letland

0,1231

Liechtenstein

0,9172

Litouwen

0,2830

Luxemburg

0,7491

Malta

0,3956

Marokko

0,0253

Montenegro

0,0821

Noord-Macedonië

0,0567

Noorwegen

1,3213

Oostenrijk

0,6732

Polen

0,1829

Portugal

0,2727

Roemenië

0,1113

Servië

0,0810

Slovenië

0,3645

Slowakije

0,2471

Spanje

0,4019

Tsjechië

0,2917

Tunesië

0,0258

Turkije

0,0643

Verenigd Koninkrijk

0,6308

Zweden

0,7751

Zwitserland

0,7145

Bijlage 5. behorende bij artikel 8.3, eerste lid van de Regeling zorgverzekering, geldend voor de terhandstelling van geneesmiddelen in de kalenderjaren 2011 en 2012 voor de uitkering, bedoeld in artikel 118a, eerste lid, van de wet die betrekking heeft op het kalenderjaar 2013

[Vervallen per 01-01-2016]