Vaststellingsbesluit beleidsregel kortingen universitair medische centra, algemene ziekenhuizen en categorale ziekenhuizen vanaf 2005

Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 30-04-2005 t/m heden

Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 12 april 2005, nr. MC/MO-2576252, houdende vaststelling van een beleidsregel ex. artikel 13 van de Wet tarieven gezondheidszorg inzake kortingen voor universitair medische centra, algemene ziekenhuizen en categorale ziekenhuizen vanaf 2005

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 13 van de Wet tarieven gezondheidszorg;

Na schriftelijk mededeling te hebben gedaan aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal (brieven van 18 februari 2005, kenmerk MC/MO-2560920 en MC/MO-2560923);

Besluit:

Artikel 1

Dit besluit is van toepassing op organen voor gezondheidszorg als vermeld in artikel 1, onder A, nummers 1, 2, 4 en 28a van het Besluit werkingssfeer WTG 1992. Ter uitvoering van de artikelen 3 tot en met 5 van dit besluit stelt het College tarieven gezondheidszorg op grond van artikel 11 van de Wet Tarieven Gezondheidszorg beleidsregels vast voor de in de eerste volzin bedoelde organen.

Artikel 3

  • 1 Voor de algemene ziekenhuizen en categorale ziekenhuizen gelden de volgende kortingsbedragen:

    • a. voor 2005 een kortingsbedrag van € 90,8 mln. (prijspeil 2004)

    • b. voor 2006 een kortingsbedrag van € 195,4 mln. (prijspeil 2004)

    • c. vanaf 2007 structureel een kortingsbedrag van € 190,8 mln. (prijspeil 2004)

  • 2 Voor de toedeling van onder lid 1 vermelde kortingsbedragen naar de individuele instellingen wordt het aandeel van de individuele instelling in het macrobudget 2003, peildatum juni 2004, geschoond voor kapitaallasten en loonkosten medisch specialisten/agio’s, gebruikt.

  • 3 Bij de algemene ziekenhuizen en de instellingen voor revalidatie wordt het kortingsbedrag per individuele instelling verhoogd of verlaagd op basis van een indicator die als maatstaf voor doelmatigheid wordt vastgesteld. Voor algemene ziekenhuizen is die indicator voor 2005 de feitelijke verpleegduur gedeeld door de verwachte ligduur gebaseerd op de klinische opnamen, waarbij tevens rekening is gehouden met dagopnamen en potentiële dagopnamen.

    Voor de instellingen voor revalidatie is de indicator voor 2005 gebaseerd op geproduceerde RBU’s, calculatorische plaatsen, verpleegdagen en calculatorische bedden.

Artikel 4

  • 1 Voor de UMC’s gelden de volgende kortingsbedragen:

    • a. voor 2005 een kortingsbedrag van € 24,6 mln. (prijspeil 2004)

    • b. vanaf 2006 structureel een kortingsbedrag van € 49,2 mln. (prijspeil 2004)

  • 2 De toedeling van de onder lid 1 vermelde kortingsbedragen naar de individuele instellingen gebeurt door iedere instelling naar evenredigheid een korting op te leggen op de budgetten voor reguliere, topklinische en topreferente zorg. Hierbij wordt als grondslag genomen de betreffende budgetstanden ultimo 2003 (na verwerking voorlopige nacalculatie).

Artikel 5

  • 1 De in de voorgaande artikelen opgenomen kortingsbedragen worden gekort als nominale bedragen.

  • 2 Deze nominale kortingsbedragen zijn onderhevig aan nominale aanpassingen (indexering). De eerste nominale aanpassing vindt plaats over het jaar 2005.

Artikel 6

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 januari 2005.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

Naar boven