Regeling hoofdspoorweginfrastructuur

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-04-2012 t/m heden

Regeling houdende vaststelling van eisen ten aanzien van inrichting, uitrusting en technische eigenschappen van de hoofdspoorweginfrastructuur en het onderhoud daarvan (Regeling hoofdspoorweginfrastructuur)

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • actief beveiligde overweg: spoorwegovergang die voorzien is van een treinaankondigingsinstallatie;

  • bewaakte overweg: actief beveiligde spoorwegovergang waarbij de daarnaar toe leidende seinen pas uit de stand ‘stop’ kunnen komen als de overwegbomen gesloten zijn;

  • wet: Spoorwegwet.

§ 2. Algemene kenmerken

Artikel 2

  • 1 Behoudens hoofdspoorwegen waarover minder dan eenmaal per week een spoorvoertuig rijdt, zijn openbare niet-actief beveiligde overwegen voorzien van:

    • a. ten minste aan de rechterzijde van de weg geplaatste Andreaskruisen volgens model J12 of J13 van bijlage 1, van het RVV 1990;

    • b. aan weerszijden van de weg geplaatste schrikhekken.

Artikel 3

  • 1 Openbare actief beveiligde overwegen zijn naast de in artikel 10 genoemde inrichting, tevens voorzien van:

    • a. een tenminste aan de rechterzijde van de weg geplaatst knipperend rood of wit licht;

    • b. bellen;

    • c. aan weerszijden van de weg geplaatste informatieborden.

  • 2 De in het eerste lid genoemde overwegen kunnen tevens voorzien zijn van overwegbomen, waarvan de werking en inrichting zodanig is dat weggebruikers de overweg op een veilige manier kunnen verlaten of zich veilig kunnen opstellen.

  • 3 De in het tweede lid genoemde overwegbomen zijn:

    • a. ter hoogte van de rijbaan voorzien van verlichting en reflectiemateriaal;

    • b. ter hoogte van brom-/fietspaden en voetpaden voorzien van reflectiemateriaal.

Artikel 4

  • 1 Openbare bewaakte overwegen zijn naast de in artikel 10 genoemde inrichting tevens voorzien van:

    • a. een ten minste aan de rechterzijde van de weg geplaatst knipperend rood licht;

    • b. overwegbomen die de overweg voor het wegverkeer afsluiten met daaraan gemonteerd hangwerk die het betreden van de overweg onmogelijk maakt;

  • 2 In de inrichting van de in het eerste lid genoemde overwegen is een technische schakeling aanwezig waardoor het sein, dat het rijden over de overweg toestaat, niet eerder kan worden bediend dan nadat de overwegbomen zijn gesloten.

Artikel 5

Hoofdspoorweginfrastructuur is buiten overwegen voorzien van een afscherming waarvan de inrichting wordt vormgegeven op basis van een door de beheerder opgestelde locatiespecifieke risico-analyse.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen, normbladen en fiches die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven