Besluit subsidies Topprojecten herstructurering bedrijventerreinen

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 07-12-2012 t/m heden

Besluit van 26 november 2004, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies ten behoeve van de herstructurering van bedrijventerreinen van belang voor de ruimtelijk economische hoofdstructuur (Besluit subsidies Topprojecten herstructurering bedrijventerreinen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 13 juli 2004, nr. WJZ 4044959;

Gelet op artikel 3, eerste tot en met vierde lid, van de Kaderwet EZ-subsidies;

De Raad van State gehoord (advies van 21 september 2004, nr. W10.04.0350/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 23 november 2004, nr. WJZ 4070645;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. project: een samenhangend geheel van activiteiten gericht op de verbetering van het vestigingsklimaat op een bestaand bedrijventerrein;

  • b. openbaar lichaam: lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • c. samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband van twee of meer gemeenten, provincies of openbare lichamen;

  • d. bedrijventerrein: ruimtelijk aaneengesloten of functioneel verbonden terrein dat bestemd en geschikt is voor gebruik door vestigingen ten behoeve van handel, nijverheid, commerciële en niet-commerciële dienstverlening en industrie, daaronder niet begrepen een terrein in overwegende mate bestemd voor kantoren, detailhandel of horeca.

Artikel 2

  • 1 Onze Minister verstrekt op aanvraag een subsidie voor een project aan een provincie, een gemeente, een openbaar lichaam of een samenwerkingsverband.

  • 2 Indien de aanvragers deelnemers in een samenwerkingsverband zijn, wordt de subsidie verstrekt aan de deelnemers gezamenlijk en betaald aan de deelnemer die als indiener van de aanvraag om subsidie is opgetreden.

  • 3 Geen subsidie wordt verstrekt:

    • a. indien het oppervlak van het bedrijventerrein, waarop het project plaatsvindt, minder dan 150 hectare bedraagt;

    • b. indien het bedrijventerrein overwegend bestemd is voor de vestiging van lokale bedrijvigheid;

    • c. indien het bedrijventerrein uitsluitend vestiging van bedrijven toestaat die vallen onder een lagere categorie dan milieucategorie 4, zoals bedoeld in de brochure «Bedrijven en Milieuzonering», van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;

    • d. indien ter zake van het project reeds eerder door Onze Minister subsidie is verstrekt op grond van dit besluit, het Besluit stimulering ruimte voor economische activiteit, het Besluit tender investeringsprogramma's provincies 2000 of het Besluit subsidies stadseconomie GSB III;

    • e. indien het project uitsluitend regulier en achterstallig onderhoud betreft.

    • f. voor zover het bedrijventerrein zijn bestemming van bedrijventerrein verliest;

    • g. indien blijkt dat de verstrekking van subsidie leidt tot het verlenen van staatssteun in de zin van artikel 87 van het EG-Verdrag.

Artikel 3

  • 1 De subsidie bedraagt 50% van de projectkosten verminderd met de marktconforme opbrengsten, de bijdragen van derden en de subsidies van andere bestuursorganen en de Europese Commissie.

  • 2 De subsidie bedraagt niet meer dan een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag.

  • 3 Onze Minister kan van het tweede lid afwijken, indien het project een cruciale meerwaarde heeft voor het bereiken van het in het masterplan geformuleerde einddoel, dat op het bedrijventerrein wordt gerealiseerd.

  • 4 Als projectkosten worden uitsluitend in aanmerking genomen alle in de verleningsbeschikking opgenomen, noodzakelijke, rechtstreeks aan het project toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag door de subsidie-ontvanger gemaakte en betaalde kosten.

  • 5 Als opbrengst wordt in aanmerking genomen de opbrengst uit uitgifte, verhuur en verpachting van grond en de opbrengst uit verhuur en verkoop van gebouwen.

  • 6 In het geval dat gebouwen of grond op het moment van subsidievaststelling nog niet zijn verkocht, verpacht of verhuurd, worden de verwachte opbrengsten uiterlijk drie maanden voorafgaand aan het moment van indiening van de aanvraag om subsidievaststelling door een onafhankelijke taxateur vastgesteld.

Artikel 4

Bij ministeriële regeling wordt ieder begrotingsjaar een subsidieplafond vastgesteld voor het in dat jaar verlenen van subsidies krachtens dit besluit.

§ 2. Aanvraag en beslissing op de aanvraag

Artikel 5

  • 1 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld.

  • 2 De aanvraag gaat vergezeld van een masterplan, een projectplan, een verslag waaruit blijkt welke subsidiemogelijkheden zijn verkend en benut en een projectbegroting alsmede van andere bescheiden, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.

  • 3 Indien de aanvraag een project betreft dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, dient een der deelnemers in het samenwerkingsverband de aanvraag mede namens de andere deelnemers in en gaat de aanvraag vergezeld van de overeenkomst waarin de samenwerking tussen de deelnemers in het samenwerkingsverband is geregeld, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.

Artikel 6

  • 1 Onze Minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften als datum van ontvangst geldt.

  • 2 Onze Minister geeft een beschikking binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 7

  • 1 Indien subsidie wordt verleend voor een project dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, vermeldt de beschikking tot subsidieverlening een raming van de projectkosten per deelnemer in het samenwerkingsverband.

  • 2 Elke deelnemer in het samenwerkingsverband is tot ten hoogste het naar rato van de voor hem geraamde projectkosten berekende bedrag aansprakelijk voor terugbetaling van de subsidie, voor zover de subsidie-ontvangers daartoe verplicht zijn.

Artikel 8

  • 1 Onze Minister beslist afwijzend op een aanvraag:

    • a. indien de aanvraag niet voldoet aan dit besluit;

    • b. indien onvoldoende aannemelijk is dat het project binnen 12 maanden na subsidieverlening aan kan vangen;

    • c. indien onvoldoende aannemelijk is dat het project binnen zeseneenhalf jaar na subsidieverlening kan worden voltooid;

    • d. indien aannemelijk is dat het project ook zonder subsidie zonder belangrijke vertraging zou worden uitgevoerd;

    • e. indien onvoldoende vertrouwen bestaat in de haalbaarheid van het project;

    • f. indien in het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend op grond van dit besluit reeds subsidie verleend is ten behoeve van het bedrijventerrein, waar het project betrekking op heeft;

    • g. voor zover ten behoeve van het bedrijventerrein, waar het project betrekking op heeft, op grond van dit besluit reeds € 7 500 000 subsidie is verleend.

  • 2 Onze Minister kan afwijzend beslissen op een aanvraag indien:

    • a. het project niet voorziet in ruimte voor bedrijvigheid waar blijkens een regionale analyse van vraag en aanbod van bedrijventerreinen behoefte aan is;

    • b. het project strijdigheid creëert met het in de Nota Ruimte vastgestelde veroorzakersprincipe;

    • c. blijkt dat er geen verkenning is geweest van andere financierings- en subsidiemogelijkheden en geen aanvraag is gedaan voor relevante subsidie-instrumenten van andere bestuursorganen en de Europese Commissie;

    • d. onvoldoende aannemelijk is dat het project kan rekenen op draagvlak binnen de regio waar het bedrijventerrein ligt en bij de ondernemers die op het bedrijventerrein gevestigd zijn;

    • e. uit het masterplan onvoldoende blijkt dat de verbetering van het vestigingsklimaat op het bedrijventerrein blijvend is;

    • f. uit het masterplan onvoldoende blijkt dat er op het bedrijventerrein aandacht wordt besteed aan criminaliteitspreventie;

    • g. het project onvoldoende bijdraagt aan de oplossing van de belangrijkste knelpunten, die in het masterplan zijn weergegeven.

§ 3. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 9

  • 1 De subsidie-ontvanger voert het project uit overeenkomstig het projectplan waarop de subsidieverlening betrekking heeft en voltooit het uiterlijk op het bij de verlening bepaalde tijdstip, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Onze Minister voor het vertragen, het essentieel wijzigen of het stopzetten van het project.

  • 2 De subsidie-ontvanger voert het project in Nederland uit, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Onze Minister voor gedeeltelijke uitvoering buiten Nederland.

  • 3 Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste of tweede lid kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 10

De subsidie-ontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle projectopbrengsten kunnen worden afgelezen alsmede alle projectkosten, gespecificeerd overeenkomstig de in het projectplan opgenomen kostensoorten.

Artikel 11

De subsidie-ontvanger, die als indiener van de aanvraag is opgetreden, brengt steeds na afloop van een periode van 12 maanden aan Onze Minister schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van het project, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan en de bij de subsidieverlening vermelde raming van de projectkosten en projectopbrengsten.

§ 4. Voorschotten

Artikel 12

  • 1 Een voorschot kan door Onze Minister slechts jaarlijks op aanvraag van de subsidie-ontvanger worden verstrekt op een subsidie terzake waarvan een beschikking tot subsidieverlening geldt.

  • 2 Een voorschot wordt berekend naar rato van de gemaakte en betaalde projectkosten, vermeerderd met de verwachte betalingen die voortvloeien uit de aangegane en aan te gane verplichtingen in het jaar volgend op de datum van indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag, voor zover deze kosten en betalingen nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen.

  • 3 Het totale bedrag aan verleende voorschotten bedraagt ten hoogste 90 procent van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.

  • 4 Indien de aanvraag een project betreft dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, dient de deelnemer in het samenwerkingsverband die als indiener van de aanvraag om subsidie in de zin van deze regeling is opgetreden, de aanvraag mede namens de andere deelnemers in.

  • 5 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld.

Artikel 13

Onze Minister kan afwijzend beschikken op een aanvraag voor een voorschot, indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen.

§ 5. Subsidievaststelling

Artikel 14

De subsidie-ontvanger vraagt een subsidievaststelling aan door verantwoordingsinformatie aan Onze Minister te verstrekken, op de wijze, bedoeld in artikel 27 van het Besluit financiële verhouding 2001.

Artikel 15

Onze Minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 16

Het Besluit tender investeringsprogramma’s provincies 2000 wordt ingetrokken met dien verstande dat het van toepassing blijft op subsidies die op grond van dat besluit zijn verstrekt.

Artikel 17

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 18

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit subsidies Topprojecten herstructurering bedrijventerreinen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 26 november 2004

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken ,

C. E. G. van Gennip

Uitgegeven de veertiende december 2004

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Naar boven