Besluit havenontvangstvoorzieningen

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-06-2022 t/m heden

Besluit van 23 augustus 2004, houdende algemene regels voor havenontvangstvoorzieningen (Besluit havenontvangstvoorzieningen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 27 mei 2004, nr. HDJZ/SCH/2004-1241, Hoofddirectie Juridische Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op Bijlagen I, II, IV en V van het op 2 november 1973 te Londen totstandgekomen Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, met Protocollen en Bijlagen met Aanhangsels (Trb. 1975, 147) en met het op 17 februari 1978 te Londen totstandgekomen Protocol bij dat Verdrag met Bijlage en Aanhangsels (Trb. 1978, 188), richtlijn nr. 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (PbEG L 332) en de artikelen 6, eerste, tweede en derde lid, 6a, zevende lid, en 6b van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen;

De Raad van State gehoord (advies van 28 juni 2004, nr. W09.04.0216/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 17 augustus 2004, nr. HDJZ/SCH/2004-1691, Hoofddirectie Juridische Zaken, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemene bepaling

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • frequent een haven aandoen: met een schip minstens eenmaal per veertien dagen dezelfde haven aandoen;

  • geregeld verkeer: verkeer op basis van een gepubliceerde of geplande lijst van vertrek- en aankomsttijden tussen bepaalde havens of terugkerende overtochten die een herkenbare regeling vormen;

  • GISIS: Global Integrated Shipping Information System dat door de Internationale Maritieme Organisatie is opgezet;

  • regelmatig een haven aandoen: met hetzelfde schip herhaalde reizen uitvoeren die een vast patroon vormen tussen bepaalde havens, of een reeks reizen zonder tussenstops van en naar dezelfde haven uitvoeren;

  • toereikende opslagcapaciteit: voldoende capaciteit om alle scheepsafvalstoffen aan boord op te slaan vanaf het ogenblik van vertrek tot de volgende aanloophaven, met inbegrip van de scheepsafvalstoffen die waarschijnlijk zullen ontstaan tijdens de reis;

  • wet: Wet voorkoming verontreiniging door schepen.

§ 2. Havenontvangstvoorzieningen

Artikel 2

  • 1 Bij regeling van Onze Minister worden de havens aangewezen waarvan de beheerder zorgdraagt voor de aanwezigheid van havenontvangstvoorzieningen die over de nodige capaciteit beschikken om de soorten en hoeveelheden scheepsafvalstoffen te ontvangen van de schepen die de haven gewoonlijk aandoen.

  • 2 Bij het bepalen van de nodige capaciteit houdt de havenbeheerder rekening met:

    • a. de operationele behoeften van de havengebruikers;

    • b. de grootte en geografische ligging van de haven;

    • c. het type schepen dat de haven aandoet; en

    • d. de op grond van artikel 9c verleende ontheffingen.

Artikel 2a

De houder van een havenontvangstvoorziening draagt zorg dat:

  • a. de formaliteiten en praktische regelingen in verband met het gebruik van de havenontvangstvoorzieningen eenvoudig en vlot verlopen om onnodig oponthoud voor schepen te voorkomen of beperken; en

  • b. de vergoedingen die overeenkomstig artikel 6d, derde lid, van de wet in rekening worden gebracht, schepen niet ontmoedigen om gebruik te maken van de havenontvangstvoorziening.

§ 3. Havenafvalplannen

Artikel 3

  • 1 Het havenafvalplan heeft betrekking op alle scheepsafvalstoffen van schepen die de haven gewoonlijk aandoen en is afgestemd op de grootte van de haven en het type schepen die de haven aandoen.

  • 2 Het havenafvalplan bevat in ieder geval de elementen die in bijlage 1 bij de richtlijn havenontvangstvoorzieningen verplicht worden gesteld. Het havenafvalplan kan tevens de overige in die bijlage genoemde elementen bevatten.

Artikel 4

  • 1 Het havenafvalplan heeft telkens een geldigheidsduur van niet meer dan vijf jaar.

  • 2 Indien in de werking van de haven, of in de bedrijfsvoering van de in de haven gevestigde havenontvangstvoorzieningen, of in het type schepen dat de haven gewoonlijk aandoet, aanzienlijke veranderingen plaatsvinden, stelt de havenbeheerder, onverminderd het overige in deze paragraaf bepaalde, zo spoedig mogelijk een geactualiseerd havenafvalplan vast.

  • 3 Indien geen aanzienlijke veranderingen als bedoeld in het tweede lid zich voordoen, kan de havenbeheerder besluiten de geldigheidsduur van het havenafvalplan te verlengen voor een opeenvolgende periode van niet meer dan vijf jaar.

Artikel 5

Op de voorbereiding van het havenafvalplan en een besluit tot aanpassing of verlenging van de geldigheidsduur van het havenafvalplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 6

  • 1 De havenbeheerder zendt het havenafvalplan of het besluit tot aanpassing of verlenging van de geldigheidsduur binnen veertien dagen na vaststelling aan de Inspectie Leefomgeving en Transport ter goedkeuring.

Artikel 7

  • 1 Binnen veertien dagen na de goedkeuring als bedoeld in artikel 6 maakt de havenbeheerder het havenafvalplan op zodanige wijze bekend dat de inhoud van het havenafvalplan voor eenieder toegankelijk is.

  • 2 Onverminderd het eerste lid maakt de havenbeheerder, bij voorkeur op elektronische wijze, de volgende informatie uit het havenafvalplan openbaar en gemakkelijk toegankelijk in het Nederlands en in een taal die internationaal wordt gebruikt:

    • a. de locatie van de havenontvangstvoorzieningen voor iedere aanlegplaats, en, indien relevant een toelichtende tekening of kaart;

    • b. een lijst van de gewoonlijk beheerde scheepsafvalstoffen;

    • c. een lijst van contactgegevens van houders van havenontvangstvoorzieningen en aangeboden diensten;

    • d. een beschrijving van de afgifteprocedures; en

    • e. een beschrijving van het kostendekkingssystemen, waarvan in ieder geval de grondslagen van de bijdragen bedoeld in artikel 6d, eerste lid, van de wet en de hoogte van deze bijdragen deel uitmaken, alsook, voor zover van toepassing, de in bijlage 4 bij de richtlijn havenontvangstvoorzieningen bedoelde afvalbeheerregelingen en -fondsen.

  • 3 De havenbeheerder houdt de in het tweede lid bedoelde informatie actueel en verstrekt de actuele informatie aan de scheepsexploitanten en aan SafeSeaNet.

§ 4. Melding tekortkomingen en klachtenprocedure

Artikel 8

  • 1 Indien naar het oordeel van de kapitein havenontvangstvoorzieningen ontoereikend zijn, kan hij of zijn vertegenwoordiger dit aan de desbetreffende havenbeheerder melden middels het formulier voor het melden van vermeende ontoereikendheid van havenontvangstvoorzieningen, behorend bij het Verdrag.

  • 2 De havenbeheerder registreert de melding, voorziet deze van de datum van ontvangst en zendt een afschrift van de melding aan Onze Minister.

  • 3 De havenbeheerder stelt de kapitein of zijn vertegenwoordiger gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar aanleiding van de melding, alsmede van de eventuele conclusies die hij daaraan verbindt.

  • 4 De havenbeheerder doet Onze Minister een afschrift toekomen van het rapport, bedoeld in het derde lid.

  • 5 Meldingen over de vermeende ontoereikendheid van in Nederland aanwezige havenontvangstvoorzieningen die door een vlaggenstaat of door het secretariaat van de Internationale Maritieme Organisatie aan Nederland worden doorgeleid worden in ontvangst genomen door Onze Minister. Onze Minister voorziet de melding van de datum van ontvangst en zendt een afschrift van de melding aan de havenbeheerder. De havenbeheerder zendt Onze Minister een gemotiveerde reactie op deze melding. Onze Minister draagt zorg voor de verzending van een afschrift van deze reactie aan het secretariaat van de Internationale Maritieme Organisatie en in voorkomend geval aan de vlaggenstaat.

§ 5. Indirecte financiering

Artikel 9

  • 1 De havenbeheerder laat het heffen van een bijdrage bij iedere aanloop achterwege jegens de exploitant van een pleziervaartuig, indien hij met de exploitant een overeenkomst is aangegaan, inhoudende:

    • a. dat deze een periodieke vergoeding verschuldigd is als bijdrage in de kosten van het in de desbetreffende haven in ontvangst nemen, opslaan en verwerken van scheepsafvalstoffen, ongeacht het aantal malen dat het schip gedurende die periode die haven aandoet, en,

    • b. het voldoen van de bijdrage de kapitein van het schip het niet-overdraagbare recht geeft gedurende het verblijf van het schip in de desbetreffende haven of havens scheepsafvalstoffen af te geven bij een havenontvangstvoorziening zonder daarvoor een afzonderlijke vergoeding verschuldigd te zijn. De havenbeheerder kan de hoeveelheid, de eigenschappen en de wijze van afgifte van de scheepsafvalstoffen bepalen.

  • 2 De havenbeheerder heft geen bijdrage voor specifieke soorten scheepsafvalstoffen bij de aanloop van een vissersvaartuig indien de exploitant van dat vaartuig aantoont dat hij een overeenkomst heeft gesloten voor deze scheepsafvalstoffen met een bij ministeriële regeling aangewezen rechtspersoon die hem tegen betaling van een periodieke bijdrage het recht verleent deze soorten scheepsafvalstoffen af te geven aan een havenontvangstvoorziening, ongeacht het aantal malen dat het schip gedurende die periode zijn haven aandoet.

Artikel 9a

  • 1 De havenbeheerder stelt de indirecte bijdrage, bedoeld in artikel 6d, eerste lid, van de wet, vast op grond van de werkelijke kosten voor de afvalafgifte tijdens het voorgaande jaar en hij kan daarbij rekening houden met de kosten in verband met het voor het komende jaar verwachte verkeersvolume. De kosten omvatten de in bijlage 4 bij de richtlijn havenontvangstvoorzieningen vermelde elementen.

  • 2 Onverminderd het derde lid dekt de indirecte bijdrage:

    • a. de totale indirecte administratieve kosten die voortvloeien uit het beheer van het systeem in de haven; en

    • b. ten minste 30% van de totale directe exploitatiekosten die voortvloeien uit de afgifte, van scheepsafvalstoffen, met dien verstande dat in ieder geval de totale directe exploitatiekosten worden gedekt die voortvloeien uit de afgifte van afval als bedoeld in bijlage V van het Verdrag alsmede van passief opgevist afval, met uitzondering van ladingresiduen, en ten minste 30% van de directe exploitatiekosten worden gedekt die voortvloeien uit de afgifte van afval als bedoeld in bijlage I van het Verdrag, met uitzondering van ladingresiduen.

  • 3 De indirecte bijdrage heeft geen betrekking op de ontvangst en verwerking van:

    • a. ladingresiduen;

    • b. afval in de zin van bijlage V bij het Verdrag, voor zover het afgegeven afvalvolume de maximale specifiek daarvoor bestemde opslagcapaciteit op het schip te boven gaat; en

    • c. afval van uitlaatgasreinigingssystemen.

  • 4 De indirecte bijdrage die op grond van artikel 6d, eerste lid, van de wet, wordt geïnd kan worden gedifferentieerd op grond van:

    • a. de categorie, het type en de grootte van het schip;

    • b. het verlenen van diensten buiten de normale werktijd aan schepen in de haven;

    • c. het gevaarlijke karakter van scheepsafvalstoffen.

  • 5 De indirecte bijdrage wordt verlaagd op grond van:

    • a. de omstandigheid dat het schip wordt ingezet voor de korte vaart;

    • b. het ontwerp, de apparatuur en de exploitatie van een schip, indien daaruit blijkt dat het schip beperkte hoeveelheden afval produceert en zijn afval op duurzame en milieuvriendelijke wijze beheert.

§ 5a. Uitzondering afgifteplicht

Artikel 9b

  • 1 Onverminderd de toepasselijke lozings- en afgiftenormen van het Verdrag, mag een schip in afwijking van artikel 12b, eerste lid, van de wet doorvaren naar de volgende aanloophaven zonder alle scheepsafvalstoffen af te geven als:

    • a. uit de op grond van de artikelen 6b en 12a van de wet beschikbare informatie blijkt dat er aan boord van het schip specifiek daarvoor bestemde en toereikende opslagcapaciteit is voor alle scheepsafvalstoffen die aan boord worden gehouden en die zullen ontstaan tijdens de geplande reis van het schip naar die haven;

    • b. uit de informatie aan boord van een schip dat niet onder de richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart valt, blijkt dat er aan boord specifiek daarvoor bestemde en toereikende opslagcapaciteit is voor alle scheepsafvalstoffen die aan boord worden gehouden en die zullen ontstaan tijdens de geplande reis van het schip naar die haven;

    • c. het schip minder dan 24 uur of in slechte weersomstandigheden voor anker gaat, of de ankerplaats overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van de richtlijn havenontvangstvoorzieningen van het toepassingsgebied van artikel 12b van de wet is uitgesloten.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing als:

    • a. op grond van de beschikbare informatie niet kan worden vastgesteld of in de volgende aanloophaven van het schip toereikende havenontvangstvoorzieningen zijn; of

    • b. de volgende aanloophaven van het schip niet bekend is.

§ 5b. Ontheffingen

Artikel 9c

  • 1 Onze Minister kan een schip op verzoek van de exploitant geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 6d, 12a of 12b van de wet als:

    • a. het schip deelneemt aan geregeld verkeer en frequent en regelmatig havens aandoet;

    • b. de exploitant een regeling heeft getroffen om ervoor te zorgen dat de scheepsafvalstoffen worden afgegeven en de bijdragen worden betaald in een haven op de route van het schip, die:

      • de exploitant aantoont door middel van een ondertekende overeenkomst met een havenbeheerder of een havenontvangstvoorziening en door afvalontvangstbewijzen;

      • de exploitant het bestaan van een overeenkomst heeft gemeld aan alle havens op de route van het schip; en

      • is aanvaard door de haven waar de afgifte en betaling plaatsvinden, wat een haven in of buiten de Europese Unie kan zijn, waarvan op basis van de informatie die elektronisch aan SafeSeaNet en in GISIS is gemeld, is vastgesteld dat daar toereikende havenontvangstvoorzieningen aanwezig zijn; en

    • c. de ontheffing geen negatieve gevolgen heeft voor de maritieme veiligheid, de gezondheid, het leven of de werkomstandigheden aan boord of het mariene milieu.

  • 2 Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend en aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden met het oog op de belangen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

  • 3 Als een ontheffing is verleend, geeft Onze Minister een certificaat af volgens het model in bijlage 5 bij de richtlijn havenontvangstvoorzieningen en meldt deze gegevens aan SafeSeaNet.

  • 4 Een gedraging in strijd met de in het tweede lid bedoelde beperkingen en voorschriften is verboden.

  • 5 Dit artikel is ook van toepassing op buitenlandse schepen.

Artikel 9d

  • 1 Onze Minister kan een houder van een onbemande havenontvangstvoorziening in een kleine haven ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens artikel 6b, eerste lid, van de wet.

  • 2 Als een ontheffing is verleend, meldt Onze Minister aan SafeSeaNet de naam en locatie van de betrokken havenontvangstvoorziening.

§ 6. Wijzigingen in andere besluiten

Artikel 10

[Red: Wijzigt het Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen.]

Artikel 11

[Red: Wijzigt het Besluit voorkoming verontreiniging door met schepen in bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen.]

Artikel 12

[Red: Wijzigt het Besluit voorkoming verontreiniging door vuilnis van schepen.]

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 23 augustus 2004

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat ,

K. M. H. Peijs

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ,

P. L. B. A. van Geel

Uitgegeven de drieëntwintigste september 2004

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Naar boven