Besluit van 21 juli 2004, houdende gemeenschappelijke beginselen voor de beoordeling
van biociden en houdende wijziging van het Besluit wijziging toelatingsvoorschriften
bestrijdingsmiddelen, het Bestrijdingsmiddelenbesluit, het Besluit milieutoelatingseisen
biociden en het Warenwetbesluit deponering informatie preparaten (Besluit gemeenschappelijke
beginselen beoordeling biociden)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 26 april
2004, VGB/P&L 2334001, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit, Onze Minister van Economische Zaken en de Staatssecretarissen
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid;
Gelet op richtlijn nr. 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 betreffende
het op de markt brengen van biociden (PbEG L 123) en richtlijn nr. 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 mei 1999 betreffende
de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de
lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten
(PbEG L 200), de artikelen 3a, eerste lid, 5, vijfde lid en 15, eerste en tweede lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 en de artikelen 5, eerste lid onder c, en 13 van de Warenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 1 juni 2004, nummer W13.04.0165/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van
12 juli 2004, VGB/P&L 2492554, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Onze Minister van Economische Zaken en de Staatssecretarissen
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid;
Hebben goedgevonden en verstaan: