Regeling rechtspositie wethouders

[Regeling vervallen per 01-01-2019.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-01-2015 t/m 31-01-2016

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties houdende een aantal rechtspositionele aangelegenheden ten aanzien van wethouders (Regeling rechtspositie wethouders)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 22 en 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De vergoeding voor reis- en pensionkosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid onder a, van het Rechtspositiebesluit wethouders, betreft:

    • a. een maandelijks bedrag van maximaal 90 procent van de gemaakte pensionkosten tot ten hoogste 50 procent van de bezoldiging;

    • b. voor reiskosten tussen de woonplaats en de plaats van verblijf:

      • 1°. de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer,

      • 2°. bij gebruik van een eigen personenauto, een bedrag van € 0,15 per afgelegde kilometer.

  • 2 Indien geen aanspraak wordt gemaakt op een vergoeding van pensionkosten, bedraagt de vergoeding voor het reizen tussen de woonplaats en de gemeente:

    • a. de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer;

    • b. bij gebruik van een eigen personenauto, een bedrag van € 0,15 per afgelegde kilometer.

  • 3 Onder de pensionkosten worden verstaan de kosten voor een hotel of ander tijdelijk verblijf, waaronder mede de kosten voor elektriciteit, gas en water worden begrepen en de kosten die in rekening worden gebracht voor overige diensten of zaken niet.

  • 4 Onder de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden verstaan de kosten van voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot.

  • 5 Het recht op de vergoeding, bedoeld in het eerste en tweede lid, vervalt een jaar na de dag waarop de benoeming als wethouder ingaat, of, indien de raad ontheffing heeft verleend van het vereiste van ingezetenschap, bedoeld in artikel 36a, tweede lid, van de Gemeentewet, op het tijdstip waarop geen ontheffing meer geldt van het vereiste van ingezetenschap.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 1 De verhuiskostenvergoeding, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder b, van het Rechtspositiebesluit wethouders, betreft het bedrag van:

    • a. de kosten voor het transport van de bagage en de inboedel van de betrokkene en zijn gezinsleden naar de nieuwe woning, waaronder begrepen de kosten van het in- en uitpakken van bagage en inboedel;

    • b. andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, waaronder begrepen de kosten van inrichting van de woning en tijdelijke opslag, tot een maximum van € 5.818,46;

    • c. kosten in verband met dubbele woonlasten tot maximaal € 272,27 per maand en gedurende een periode van maximaal vier maanden.

  • 2 Kosten in verband met de aan- of verkoop van een woning en verbouwingskosten worden niet aangemerkt als kosten als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

  • 2 De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend toegekend indien de woonplaats van de wethouder is gelegen binnen de gemeente waarin hij is benoemd als wethouder, met uitzondering van de periode waarin de raad ontheffing heeft verleend van het vereiste van ingezetenschap, bedoeld in artikel 36a, tweede lid, van de Gemeentewet.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

De vergoeding voor reis- en verblijfkosten, bedoeld in artikel 23 eerste lid, onder b, van het Rechtspositiebesluit wethouders, betreft:

  • a. de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer, bedoeld in artikel 1, vierde lid;

  • b. bij gebruik van een eigen personenauto, een bedrag van € 0,28 per afgelegde kilometer;

  • c. de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Het declareren van de kosten geschiedt onder overlegging van bewijsstukken.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2004, met dien verstande dat artikel 1 en 2 van de Regeling rechtspositie wethouders terugwerken tot en met 7 maart 2002.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling rechtspositie wethouders.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

Naar boven