Uitvoeringsregeling BSE-2003 Ondersteuning Transitie-Coalities

[Regeling vervallen per 01-01-2010.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 15-07-2004 t/m 31-12-2009

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 9 december 2003, nr. WJZ 3073365, tot uitvoering van het Besluit subsidies energieprogramma’s, inhoudende vaststelling van het programma duurzame energiehuishouding (Uitvoeringsregeling BSE-2003 Ondersteuning Transitie-Coalities)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 3, tweede lid, 5 en 6, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

In deze regeling wordt verstaan onder minister: de Minister van Economische Zaken.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

  • 2 Een energieprogramma als bedoeld in het eerste lid ligt op een energietransitie-pad als vermeld in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

  • 3 Voor het in de bij deze regeling behorende bijlage 1 opgenomen energieprogramma wordt een subsidieplafond vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in bijlage 1, onderdeel E.

  • 4 Het in het derde lid bedoelde bedrag is beschikbaar voor aanvragen die zijn ontvangen in de in bijlage 1, onderdeel F, opgenomen periode.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling BSE 2003-Ondersteuning Transitie-Coalities.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 9 december 2003

De

Minister

van Economische Zaken

L.J. Brinkhorst

Bijlage 1. behorende bij artikel 2, eerste lid

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Energieprogramma Ondersteuning Transitie-Coalities

A. Doel, afbakening

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

In het kader van het Besluit subsidies energieprogramma’s wordt via diverse programma’s subsidie verleend voor activiteiten op het gebied van energiebesparing, duurzame energie en energietechnieken die tot een geringere belasting voor het milieu leiden. Het doel van het energieprogramma Ondersteuning Transitie-Coalities is het bevorderen van haalbaarheidsprojecten ter voorbereiding van transitie-experimenten die een bijdrage leveren aan de overgang naar een duurzame energiehuishouding in Nederland.

In het kader van het energieprogramma Ondersteuning Transitie-Coalities is verstrekking van subsidie alleen mogelijk voor haalbaarheidsprojecten als bedoeld in artikel 1, onder d, van het Besluit subsidies energieprogramma's.

Voorwaarden

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Aan het haalbaarheidsproject wordt als eis gesteld dat:

  • het in belangrijke mate bijdraagt aan de doelstelling van het energieprogramma Ondersteuning Transitie-Coalities;

  • het project in Nederland wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, zijnde een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee natuurlijke personen of rechtspersonen;

  • de in Nederland gevestigde deelnemers in het samenwerkingsverband het project voor gezamenlijke rekening en risico uitvoeren;

  • vaststaat wat de afzonderlijke deelnemers in het samenwerkingsproject inbrengen ten behoeve van de uitvoering van het project;

  • het een project betreft waarbij de deelnemers in het samenwerkingsverband het transitie-experiment gezamenlijk formuleren en nader definiëren;

  • het de uitvoering voorbereidt van een transitie-experiment dat bij een erkend energietransitie-pad past;

  • het expliciet aangeeft wat de deelnemers in het samenwerkingsverband van het transitie-experiment willen leren;

  • het aannemelijk is dat het project binnen maximaal 6 maanden is voltooid;

  • het project uiterlijk 1 maand na de datum van de beschikking tot subsidieverlening aanvangt.

Toelichting

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Een betrouwbare en efficiënte energievoorziening is een voorwaarde voor sociaal-economische ontwikkeling. Om redenen van duurzaamheid is een transitie naar een duurzame energiehuishouding nodig.

Duurzame energiehuishouding: er is sprake van een duurzame energiehuishouding als de gebruikte energiebronnen nu en in de toekomst in voldoende mate aanwezig zijn, als de effecten van het energieverbruik nu en in de toekomst minder schadelijk zijn voor de natuur en de mens, als de levering betrouwbaar en veilig is en als een ieder toegang heeft tot energie tegen een redelijke prijs.

Transitie: een transitie is een structurele maatschappelijke verandering over een lange tijd (25-50 jaar).

Energietransitie-experiment: een transitie-experiment op het gebied van energie een beproeving van een (deel van een) nieuw duurzaam energiesysteem in Nederland, uit te voeren door een samenwerkingsverband in een situatie die de toekomstige toepassing zoveel mogelijk benadert.

Transitie-coalitie: een transitie-experiment wordt gekenmerkt door het feit dat de deelnemers, zoals bedrijven, kenniscentra, maatschappelijke organisaties en overheid er vanaf het begin tot aan het eind actief bij betrokken zijn. Deze deelnemers vormen tezamen een samenwerkingsverband, de zogenoemde Transitie-Coalitie.

Energietransitie-pad: een transitie-pad is de route waarlangs een duurzame energiehuishouding in Nederland kan worden bereikt. De bedoelde energietransitie-paden zijn opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft mede namens de Minister van Economische Zaken, de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij brief van 6 november 2003 (Kenmerk SB 2003103425), geïnformeerd over de voortgang van onder meer energietransities. In die brief – deze brief is opgenomen op www.energietransitie.nl – zijn de stappen weergegeven die het afgelopen anderhalf jaar gezet zijn op de weg naar de substantiële maatschappelijke veranderingen op het gebied van duurzame energiehuishouding. Daarbij is ook ingegaan op de stappen die nodig worden geoordeeld om in de komende periode te zetten. Zo wordt bericht dat bij transitie naar een duurzame energiehuishouding, waarvoor de minister het voortouw heeft, is gewerkt aan het opstarten en uitvoeren van vier deelprojecten die door de markt zijn geïdentificeerd als kansrijke sporen. Deze vier projecten zijn Transitie biomassa, Nieuwe gasdiensten, Met energie naar duurzaam produceren (MEKII) en R3, duurzaam ondernemen in het Rotterdamse Haven en Industrieel Complex. Alle vier deze projecten zullen in 2004 met transitie-experimenten starten.

B. Beoordeling

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Aanvragen die niet voldoen aan het Besluit subsidies energieprogramma’s of het gestelde in onderdeel A van dit energieprogramma, worden door de minister afgewezen.

C. Projectkosten

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Geen subsidie wordt verstrekt voor projectkosten die zijn gemaakt vóór de indiening van de aanvraag.

D. Hoogte van de subsidie

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

De subsidie bedraagt 75 procent van de projectkosten (conform artikel 5.4 van de Communautaire Kaderregeling inzake Staatssteun voor Onderzoek en Ontwikkeling), maar niet meer dan € 50 000 per project

E. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op grond van het energieprogramma Ondersteuning Transitie-Coalities bedraagt € 4 806 364.

F. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Aanvragen op grond van het energieprogramma Ondersteuning Transitie-Coalities moeten zijn ontvangen in de periode die loopt van de tweede dag na publicatie van deze regeling in de Staatscourant tot en met 1 juni 2004, uiterlijk 17.00 uur.

De aanvragen moeten worden ingediend bij:

Novem

Subsidiebureau energietransitie

Postbus 8242

3503 RE Utrecht

Voor informatie:

0302393798

www.energietransitie.nl

Bijlage 2. behorende bij artikel 2, tweede lid

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

Transitiepaden

Onderdeel Nieuw gas

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

A1: Efficiënt gasgebruik. Verbetering van de energie-efficiëntie en verminderen van schadelijke emissies door inzet van gasbesparende technieken in de gebouwde omgeving en in de glastuinbouw.

A2: Decentrale productie van warmte en kracht. Verbetering van de energie-efficiëntie en verminderen van schadelijke emissies door decentrale (d.i. op het niveau van het laagspanningsnet) cogeneratie van warmte en kracht.

A3: Nieuw gas voor de mobiliteitsmarkt. Verbetering van de energie-efficiëntie en verminderen van schadelijke emissies door vervanging van olieproducten in motorvoertuigen door inzet van gasvormige energiedragers (aardgas, ‘groen gas’, waterstof).

A4: Productie van gasvormige energiedragers. Vervanging van fossiele energie en vermindering van schadelijke emissies door gasproductie uit biomassa en uit kolenlagen.

A5: Waterstof. Vervanging van energiedragers uit fossiele energie door waterstof, aanvankelijk geproduceerd uit fossiele energie (met CO2 – opvang en – opslag), later overgaand in productie uit biomassa of uit hernieuwbare energiebronnen; ontwikkeling van nichemarkten voor waterstofgebruik.

Onderdeel R3, Duurzaam Rijnmond

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

B1: Waterstof-energiehuishouding. Vervanging van fossiele energie in het haven-industriële complex door inzet van waterstof, CO2 – opvang en – opslag bij de productie van waterstof en ontwikkeling van nieuwe industriële waterstoftoepassingen.

B2: Gebruik van restwarmte uit de industrie. Verbetering van de energie-efficiëntie van het Rijnmondgebied door gebruik van warmte uit het haven-industriële complex in het nabijgelegen stedelijk gebied en in de glastuinbouw.

B3: Hergebruik reststoffen. Verbetering van de energie-efficiëntie van industriële processen door hergebruik van industriële reststoffen en het ontwikkelen van processen, technieken en bedrijvigheid om materiaalkringlopen te sluiten.

Onderdeel Biomassa

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

C1: Pyrolyse-olie. Efficiënte inzet van biomassa door demonstratie van een volledige keten van teelt, productie (pyrolise), transport en gebruik van olie-achtige producten uit biomassa.

C2: Ethanol uit biomassa. Productie van ethanol uit biomassa (van zetmeelhoudende biomassa naar cellululose), gebruik van bio-ethanol als transportbrandstof, als feedstock voor de chemische industrie of als voeding voor brandstofcellen.

C3: Bioplastics. Introductie van biomassa als vervanging van fossiele energiedragers en verbeteren van de energie-efficiëntie door productie, marketing, gebruik en recycling van polymeren (‘plastics’) uit biomassa.

C4: HTU-keten. Introductie van biomassa als vervanging van fossiele energiedragers en verbeteren van de energie-efficiëntie door de conversie (hydrothermal upgrading, HTU) van biomassa tot HTU-diesel als vervanging van bestaande, fossiele dieselbrandstoffen.

C5: Biomassa en kolen. Introductie van biomassa als vervanging van fossiele energiedragers en verbeteren van de energie-efficiëntie door ontwikkeling van hoog-rendements-conversietechnieken voor de omzetting van biomassa in elektriciteit.

C6: Zoutwaterlandbouw. Introductie van biomassa als vervanging van fossiele energiedragers zonder conflict met voedselproductie, door de teelt van zoutminnende en zouttolerante planten.

C7: BioSyngas.Ontwikkelen van alternatieve energiedragers door de productie van synthesegas uit biomassa, mogelijk gevolgd door productie van methanol.

C8: Aquatische biomassa. Introductie van aquatische biomassa (algen, wieren, waterplanten) als vervanging van fossiele energiedragers.

C9: Waterstof uit biomassa. Introductie van biomassa als vervanging van fossiele energiedragers door ontwikkeling van biomassa-vergassingstechnieken, produkt-opwerkingstechnieken en gebruiksmogelijkheden voor synthetische gassen uit biomassa.

C10: Bioraffinage. Verbeteren van de introductie van biomassa als vervanging van fossiele energiedragers door het scheiden van biomassastromen in verschillende, gebruiksspecifieke componenten.

Onderdeel Modernisering Energieketens

[Regeling vervallen per 01-01-2010]

D1: Rest- en omgevingswarmte. Verbeteren van de energie-efficiency van energieketens en betere benutting van warmte door warmtestromen te koppelen van, warmte op te slaan of door omgevingswarmte te gebruiken.

D2: Zuivel- en veevoederketen. Verbeteren van de energie-efficiency van de agro-zuivelketen en verbetering van de mineralenhuishouding van de veevoederproductie door inzet van wieren.

D3: Duurzaam Syngas. Ontwikkelen van alternatieve energiedragers door de productie van synthesegas uit biomassa, mogelijk gevolgd door productie van methanol.

D4: Papierketen. Verbeteren van de energie-efficiency van de papierketen en bijdragen aan een economisch gezonde papier- en kartonindustrie door materiaal- en energie-optimalisatie in de gehele keten.

Naar boven