Wet op het Centraal bureau voor de statistiek

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2019 t/m 01-03-2022

Wet van 20 november 2003, houdende vaststelling van een wet op het Centraal bureau voor de statistiek (Wet op het Centraal bureau voor de statistiek)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is over te gaan tot externe verzelfstandiging van het dienstonderdeel Centraal bureau voor de statistiek door oprichting van een zelfstandig bestuursorgaan en nieuwe regels vast te stellen inzake de verwerving, het gebruik en de verstrekking van gegevens in het kader van de statistische informatievoorziening;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat;

  • b. CBS: het Centraal bureau voor de statistiek;

  • c. directeur-generaal: de directeur-generaal van de statistiek;

  • d. CBS-organisatie: de directeur-generaal en de bij of voor het CBS werkzame personen;

  • e. Europese statistieken: statistieken ter uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen.

Hoofdstuk 2. Centraal bureau voor de statistiek

Paragraaf 1. Instelling en taak

Artikel 2

  • 1 Er is een Centraal bureau voor de statistiek.

  • 2 Het CBS bezit rechtspersoonlijkheid.

Artikel 2a

  • 1 Het CBS bestaat uit één lid, de directeur-generaal, met de titel van directeur-generaal van de statistiek.

  • 2 De directeur-generaal wordt benoemd voor een periode van ten hoogste zeven jaren en kan eenmaal worden herbenoemd voor een periode van ten hoogste drie jaren.

  • 3 Bij het openvallen van de functie van directeur-generaal doet de raad van advies een aanbeveling voor de vervulling van deze functie aan Onze Minister.

  • 4 Schorsing en ontslag van de directeur-generaal vindt niet plaats dan nadat de raad van advies is gehoord.

  • 5 Onze Minister kan regels stellen ten aanzien van de plaatsvervanging van de directeur-generaal.

Artikel 2b

  • 1 De directeur-generaal stelt een bestuursreglement vast.

  • 2 Het bestuursreglement bevat ten minste een regeling van:

    • a. de structuur van de CBS-organisatie;

    • b. de samenstelling en werkwijze van de leidinggevenden van de onderdelen van de CBS-organisatie en hun onderlinge taakverdeling op hoofdlijnen.

Artikel 3

  • 1 Het CBS heeft tot taak het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken.

  • 2 Het CBS bevordert:

    • a. een statistische informatievoorziening van overheidswege die voorziet in de behoeften van praktijk, beleid en wetenschap;

    • b. de nauwkeurigheid en volledigheid van de van overheidswege openbaar te maken statistieken.

  • 3 Door Onze Minister of één van Onze andere Ministers wordt slechts een nieuw statistisch onderzoek ingesteld of in een onderzoek dat reeds plaatsvindt wijziging gebracht, nadat de directeur-generaal is gehoord.

Artikel 4

Het CBS is op nationaal niveau belast met de productie van Europese statistieken.

Artikel 5

  • 1 Het CBS kan in incidentele gevallen statistische werkzaamheden voor derden verrichten. Deze werkzaamheden mogen niet leiden tot mededinging met private aanbieders van vergelijkbare diensten die uit een oogpunt van goede marktwerking ongewenst is.

  • 2 Onze Minister kan nadere regels stellen over de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid.

Paragraaf 2. Werkwijze

Artikel 14

  • 1 De directeur-generaal stelt ten minste eenmaal in de vijf jaren een meerjarenprogramma vast, waarin op hoofdlijnen wordt vastgelegd welke werkzaamheden het CBS zal uitvoeren in de komende jaren.

  • 2 Het meerjarenprogramma bevat voorts een beschrijving van de op middellange en lange termijn te realiseren doelstellingen, de hoofdlijnen van het daarop te richten beleid en de financiële en organisatorische voorwaarden die daartoe vervuld moeten worden.

  • 3 De directeur-generaal zendt het meerjarenprogramma ten minste 14 maanden voorafgaand aan het begin van de periode waarop het meerjarenprogramma betrekking heeft, ter goedkeuring aan Onze Minister.

  • 4 Onze Minister geeft binnen acht weken na bepaling van het standpunt bedoeld in artikel 17, eerste lid, een beschikking omtrent de goedkeuring van het meerjarenprogramma.

  • 5 De goedkeuring wordt uitsluitend onthouden aan het meerjarenprogramma indien dat naar het oordeel van Onze Minister niet past binnen de financiële en organisatorische voorwaarden die zijn opgenomen in het naar aanleiding van dat meerjarenprogramma bepaalde standpunt, bedoeld in artikel 17, eerste lid.

  • 6 De directeur-generaal maakt het meerjarenprogramma, na goedkeuring door Onze Minister, openbaar.

Artikel 15

  • 1 De directeur-generaal stelt jaarlijks een werkprogramma voor het daaropvolgende jaar vast. Hij kan het werkprogramma tussentijds wijzigen.

  • 2 In het werkprogramma wordt vastgelegd welke werkzaamheden het CBS in een bepaald jaar zal uitvoeren, voor zover de beschikbare middelen dat toelaten.

  • 3 Het werkprogramma bevat een beschrijving van het belang van een statistiek voor praktijk, beleid en wetenschap, de vraag of een statistiek noodzakelijk is op grond van Europese of andere regelgeving, een verantwoording omtrent de belangrijkste niet-gehonoreerde verzoeken om statistieken en een paragraaf met de kosten en opbrengsten van de statistieken.

  • 4 De directeur-generaal zendt het werkprogramma ten minste twee maanden vóór het begin van het kalenderjaar waarop het werkprogramma betrekking heeft, ter goedkeuring aan Onze Minister.

  • 5 Onze Minister geeft binnen zes weken na ontvangst van het werkprogramma of een wijziging van het werkprogramma een beschikking omtrent de goedkeuring ervan.

  • 6 De goedkeuring wordt uitsluitend onthouden aan het werkprogramma of een wijziging ervan indien dat werkprogramma of die wijziging naar het oordeel van Onze Minister niet past binnen de financiële en organisatorische voorwaarden die zijn opgenomen in het desbetreffende standpunt, bedoeld in het artikel 17, eerste lid.

  • 7 De directeur-generaal maakt het werkprogramma en wijzigingen daarvan, na goedkeuring door Onze Minister, openbaar.

Artikel 17

  • 1 Onze Minister bepaalt, in overeenstemming met het gevoelen van de raad van ministers en binnen zes maanden na ontvangst van het meerjarenprogramma, zijn standpunt over de ter verwezenlijking van het meerjarenprogramma te vervullen financiële en organisatorische voorwaarden.

  • 2 Onze Minister zendt het standpunt aan de directeur-generaal en de beide kamers der Staten-Generaal.

Artikel 18

De directeur-generaal bepaalt de methoden waarmee de in de werk- en meerjarenprogramma's opgenomen onderzoeken worden uitgevoerd en de wijze waarop de resultaten van die onderzoeken worden openbaar gemaakt.

Hoofdstuk 4. Raad van advies

Artikel 20

  • 1 Er is een raad van advies, waarvan de leden worden benoemd, geschorst en ontslagen door Onze Minister.

  • 2 De raad van advies heeft onder andere tot taak de directeur-generaal desgevraagd of uit eigen beweging te adviseren over de uitvoering van de taken en bevoegdheden van de directeur-generaal.

  • 3 Het bestuursreglement, bedoeld in artikel 2b, regelt in elk geval de samenstelling van de raad van advies, de benoemingsduur van de leden, de werkwijze van de raad en de onderwerpen waarover de raad adviseert, waartoe in ieder geval behoren:

    • a. het meerjarenprogramma, bedoeld in artikel 14, en het werkprogramma, bedoeld in artikel 15;

    • b. de wijze waarop de nauwkeurigheid en de volledigheid van de van overheidswege openbaar te maken statistieken kunnen worden bevorderd zodat deze voorzien in de behoeften van praktijk, beleid en wetenschap;

    • c. de bedrijfsvoering van het CBS en een efficiënte besteding van middelen.

Hoofdstuk 4a. Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Artikel 32a

Deze wet, met uitzondering van de artikelen 4, 38a tot en met 39, 41, tweede lid, onderdeel d, en 52a tot en met 52c, is mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met dien verstande dat Hoofdstuk 5, paragraaf 4, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Aanpassingswet vierde tranche Awb, in genoemde openbare lichamen van toepassing blijft.

Hoofdstuk 5. Verwerving, gebruik en verstrekking van gegevens

Paragraaf 1. Verwerving

Artikel 33

  • 1 De directeur-generaal is bevoegd ten behoeve van statistische doeleinden gebruik te maken van gegevens uit registraties die in verband met de uitvoering van een wettelijke taak worden bijgehouden bij:

    • a. instellingen en diensten van:

    • b. openbare lichamen als bedoeld in artikel 134 van de Grondwet;

    • c. zelfstandige bestuursorganen op het niveau van de centrale overheid.

  • 2 De directeur-generaal is voorts bevoegd ten behoeve van statistische doeleinden gebruik te maken van gegevens uit registraties die worden bijgehouden door bij algemene maatregel van bestuur aangewezen rechtspersonen die een bij of krachtens de wet geregelde taak uitoefenen of geheel of gedeeltelijk, direct of indirect, worden bekostigd uit middelen van de Staat of uit de opbrengst van bij of krachtens de wet ingestelde heffingen.

  • 3 Voor zover de in het eerste en tweede lid bedoelde verwerving niet de benodigde gegevens oplevert, is de directeur-generaal bevoegd ten behoeve van statistische doeleinden bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gegevens op te vragen bij door die maatregel aangewezen categorieën van ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen.

  • 4 De in het eerste lid bedoelde instellingen, diensten, lichamen en zelfstandige bestuursorganen, de in het tweede lid bedoelde rechtspersonen en de in het derde lid bedoelde ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen verstrekken de in die leden bedoelde gegevens kosteloos op verzoek van de directeur-generaal binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn. Daarbij kan geen beroep worden gedaan op geheimhoudingsverplichtingen, tenzij deze verplichtingen gebaseerd zijn op internationale regelgeving.

  • 5 Voor zover de in het derde lid bedoelde gegevens liggen op het terrein van het Nederlandse bankwezen en deze door De Nederlandsche Bank NV uit hoofde van haar taken worden verzameld, geschiedt de verwerving van deze gegevens na overleg met en door tussenkomst van De Nederlandsche Bank NV. Ten aanzien van de overige gegevens op het terrein van het Nederlandse bankwezen geschiedt de verwerving van deze gegevens na overleg met De Nederlandsche Bank NV.

Artikel 34

De directeur-generaal kan het burgerservicenummer opnemen in een registratie en daarvan gebruik maken ten behoeve van statistische doeleinden. De directeur-generaal kan het burgerservicenummer gebruiken in contacten met personen en instanties voor zover deze zelf gemachtigd zijn tot het gebruik van dat nummer in een registratie.

Artikel 35

De directeur-generaal kan ten behoeve van statistische doeleinden bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming verwerken.

Artikel 36

Met inachtneming van een goede vervulling van zijn taak draagt de directeur-generaal er zorg voor dat de verwerving van gegevens op zodanige wijze geschiedt dat de daaruit voortvloeiende administratieve lasten voor ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen die volgens hun statuten tot doel hebben de belangen van de betrokken ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren en instellingen te behartigen, zo laag mogelijk zijn.

Paragraaf 2. Gebruik van gegevens

Artikel 37

  • 1 De door de directeur-generaal in het kader van de uitoefening van de taken ter uitvoering van deze wet ontvangen gegevens worden uitsluitend gebruikt voor statistische doeleinden.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde gegevens worden niet verstrekt aan anderen dan degenen die belast zijn met de uitvoering van de taak van het CBS.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde gegevens worden slechts zodanig openbaar gemaakt dat daaraan geen herkenbare gegevens over een afzonderlijk persoon, huishouden, onderneming of instelling kunnen worden ontleend, tenzij, ingeval het gegevens met betrekking tot een onderneming of instelling betreft, er een gegronde reden is om aan te nemen dat bij de betrokken onderneming of instelling geen bedenkingen bestaan tegen de openbaarmaking.

Artikel 38

De directeur-generaal draagt op de voet van de ter zake voor de Rijksdienst geldende voorschriften zorg voor de nodige technische en organisatorische voorzieningen ter beveiliging van zijn gegevens tegen verlies of aantasting en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging en verstrekking van die gegevens.

Paragraaf 2a. Uitvoering van verordening 638/2004

Artikel 38a

Artikel 38b

De informatieplichtigen, bedoeld in artikel 7 van verordening 638/2004, die gehouden zijn tot het doen van een opgave op grond van die verordening, verstrekken de desbetreffende gegevens kosteloos aan het CBS.

Artikel 38c

  • 1 Bij ministeriële regeling wordt vastgesteld:

    • a. welke gegevens als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van verordening 638/2004 moeten worden opgegeven;

    • b. op welke wijze de in onderdeel a bedoelde gegevens moeten worden opgegeven;

    • c. de hoogte van de in artikel 10, eerste lid, van verordening 638/2004 bedoelde statistische drempels;

    • d. al hetgeen verder nodig is ter voldoening aan de op verordening 638/2004 berustende voorschriften.

  • 2 Bij ministeriële regeling kan de aard en de hoogte van de in artikel 10, vierde lid, van verordening 638/2004 bedoelde statistische drempels worden vastgesteld.

  • 3 De in het eerste lid, onderdeel c, en in het tweede lid bedoelde drempels worden per kalenderjaar vastgesteld.

Paragraaf 3. Verstrekking van gegevens

Artikel 39

  • 1 In afwijking van artikel 37 verstrekt de directeur-generaal gegevens aan Eurostat, nationale statistische instanties van de lidstaten van de Europese Unie of leden van het Europees Stelsel van Centrale Banken, voor zover deze verstrekking noodzakelijk is ingevolge een besluit van de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement.

  • 2 Bij elke andere verstrekking aan Eurostat, nationale statistische instanties van de lidstaten van de Europese Unie of leden van het Europees Stelsel van Centrale Banken vergewist de directeur-generaal zich ervan dat alle administratieve, technische en organisatorische maatregelen zijn genomen die voor de fysieke en logistieke bescherming van vertrouwelijke gegevens en voor het voorkomen van enige onwettige openbaarmaking en gebruik voor niet-statistische doeleinden bij de verspreiding van Europese en nationale statistieken nodig zijn.

Artikel 40

  • 2 De in het eerste lid bedoelde gegevens worden aangewezen in een door Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, vast te stellen regeling.

Artikel 41

  • 1 In afwijking van artikel 37 kan de directeur-generaal op verzoek, ten behoeve van statistisch of wetenschappelijk onderzoek, een verzameling van gegevens met betrekking tot het gebruik waarvan passende maatregelen zijn genomen om herkenning van afzonderlijke personen, huishoudens, ondernemingen of instellingen te voorkomen, verstrekken aan een dienst, organisatie of instelling als bedoeld in het tweede lid, dan wel daartoe toegang verlenen.

  • 2 Een verzameling van gegevens als bedoeld in het eerste lid kan worden verstrekt, dan wel daartoe kan toegang worden verleend aan:

    • a. een universiteit in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

    • b. een bij wet ingestelde organisatie of instelling voor wetenschappelijk onderzoek;

    • c. bij of krachtens de wet ingestelde planbureaus;

    • d. de communautaire en nationale instanties voor de statistiek van de lidstaten van de Europese Unie;

    • e. onderzoeksafdelingen van ministeries en andere diensten, organisaties en instellingen.

Artikel 42

De directeur-generaal willigt een verzoek als bedoeld in artikel 41 slechts in, indien de verzoeker naar het oordeel van de directeur-generaal voldoende maatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat de verzameling van gegevens voor andere doeleinden dan statistisch of wetenschappelijk onderzoek wordt gebruikt.

Artikel 42a

  • 1 In afwijking van artikel 37 kan de directeur-generaal op verzoek, ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de volksgezondheid, gegevens verstrekken die het CBS ten behoeve van statistisch onderzoek op grond van artikel 12a van de Wet op de lijkbezorging heeft verzameld, van personen die in een wetenschappelijk onderzoek waren betrokken.

  • 2 De directeur-generaal willigt een verzoek als bedoeld in het eerste lid slechts in, indien de betrokkene tot een zodanige verstrekking zijn uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven dan wel, indien de betrokkene tot een zodanige verstrekking geen uitdrukkelijke toestemming heeft kunnen geven, voor zover verzoeker voldoende aantoont dat:

    • a. het vragen van toestemming bij leven van de betrokkene in redelijkheid niet mogelijk was of kon worden gevergd;

    • b. niet gebleken is dat de betrokkene bij leven bezwaar heeft gemaakt tegen het verwerken van diens persoonsgegevens ten behoeve van wetenschappelijke onderzoek;

    • c. het onderzoek een algemeen belang dient;

    • d. het onderzoek niet zonder de desbetreffende gegevens kan worden uitgevoerd;

    • e. het onderzoek overigens voldoet aan daaraan redelijkerwijs te stellen eisen.

  • 3 De directeur-generaal kan nadere voorwaarden verbinden aan een verstrekking krachtens het eerste lid.

  • 5 Onze Minister stelt, in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, nadere regels met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid.

Paragraaf 4. Bestuurlijke boete en last onder dwangsom

Artikel 43

  • 1 De directeur-generaal kan een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 5 000 aan de in artikel 33, tweede lid, bedoelde rechtspersonen en de in artikel 33, derde lid, bedoelde ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen die de in die leden bedoelde gegevens niet, niet tijdig of niet volledig verstrekken.

  • 2 De directeur-generaal kan een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 5 000 aan degene die niet, niet tijdig of niet volledig een opgave als bedoeld in artikel 38b doet.

  • 3 Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie, regels stellen ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid tot oplegging van een bestuurlijke boete.

Artikel 48

De werking van de beschikking tot oplegging van een bestuurlijke boete wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken, of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

Artikel 51

De directeur-generaal kan in plaats van een bestuurlijke boete aan de in artikel 33, derde lid, bedoelde ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen die de in dat artikellid bedoelde gegevens niet, niet tijdig of niet volledig verstrekken of aan degene die niet, niet tijdig of niet volledig een opgave als bedoeld in artikel 38b doet, een last onder dwangsom opleggen. Een bestuurlijke boete en een last onder dwangsom kunnen tevens gezamenlijk worden opgelegd.

Artikel 52

  • 1 Aan een last onder dwangsom kunnen voorschriften worden verbonden inzake het verstrekken van gegevens aan de directeur-generaal.

  • 2 Een last geldt voor een door de directeur-generaal te bepalen termijn van ten hoogste twee jaren.

Hoofdstuk 5a. Het verlenen van bijstand bij inspecties

Artikel 52a

Het CBS verleent op verzoek van de Europese Commissie bijstand bij een inspectie op grond van artikel 5, vierde lid, van Gedelegeerd besluit 2012/678/EU van de Commissie van 29 juni 2012 betreffende onderzoeken en boeten in verband met de manipulatie van statistieken als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in het eurogebied (Pb EU 2012, L 306).

Artikel 52b

  • 1 De directeur-generaal wijst, in geval van een verzoek om bijstand als bedoeld in artikel 52a, bij besluit de ambtenaren aan die zijn belast met het verlenen van deze bijstand.

  • 2 De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, hebben de bevoegdheden, genoemd in artikel 5, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van Gedelegeerd besluit 2012/678/EU van de Commissie van 29 juni 2012 betreffende onderzoeken en boeten in verband met de manipulatie van statistieken als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in het eurogebied (Pb EU 2012, L 306).

Artikel 52c

Op gegevens die verkregen zijn bij het verlenen van bijstand als bedoeld in artikel 52a is artikel 37 niet van toepassing, met dien verstande dat deze gegevens alleen aan de Europese Commissie verstrekt worden.

Hoofdstuk 6. Informatievoorziening

Artikel 53

Het jaarverslag van de directeur-generaal verschaft tevens inzicht in de administratieve lasten in dat jaar voor ondernemingen en instellingen als gevolg van de verwerving van gegevens door de directeur-generaal, in de voorzieningen die de directeur-generaal heeft getroffen ingevolge artikel 36 en in de mate van terugdringing van de administratieve lasten.

Artikel 55

Onze Minister kan nadere regels stellen over de inrichting van het jaarverslag, bedoeld in artikel 53.

Artikel 58

Onverminderd artikel 39, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen bevat het daarbedoelde verslag een evaluatie van de onafhankelijkheid van het functioneren van het CBS.

Hoofdstuk 7. Financieel toezicht

Paragraaf 1. Begroting

Artikel 60

De kosten voor de uitoefening van de taken ter uitvoering van deze wet komen ten laste van de rijksbegroting, met uitzondering van de kosten voor de uitvoering van de statistische werkzaamheden voor derden.

Artikel 63

Onze Minister kan nadere regels stellen over de inrichting van de begroting.

Artikel 64

De directeur-generaal zendt de begroting jaarlijks vóór 1 november aan Onze Minister.

Artikel 65

Onverminderd artikel 29, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen kan de goedkeuring worden onthouden indien Onze Minister bezwaar heeft tegen de hoogte van het voorgestelde bedrag dat in de rijksbegroting zal worden opgenomen.

Paragraaf 2. Beheer en verantwoording

Artikel 67

  • 1 De directeur-generaal houdt de financiële middelen van het CBS aan in rekening-courant bij Onze Minister van Financiën.

  • 2 De directeur-generaal kan voor de uitoefening van de taken ter uitvoering van deze wet beschikken over de financiële middelen die hij in rekening-courant bij Onze Minister van Financiën aanhoudt.

  • 3 Onze Minister van Financiën stelt in overeenstemming met Onze Minister, na overleg met de directeur-generaal, regels omtrent de rente die over de saldi van de in dit artikel bedoelde rekening-courant wordt vergoed onderscheidenlijk in rekening wordt gebracht.

  • 4 Onze Minister van Financiën brengt voor het beheer van de in dit artikel bedoelde rekening-courant geen kosten in rekening.

  • 5 De directeur-generaal kan met de goedkeuring en onder garantie van Onze Minister ten behoeve van de financiering van investeringen, leningen bij Onze Minister van Financiën verkrijgen, indien de investeringen benodigd zijn voor de uitoefening van de taken ter uitvoering van deze wet.

  • 6 Onze Minister van Financiën kan in overeenstemming met Onze Minister nadere regels stellen omtrent het eerste lid.

Artikel 70

De directeur-generaal zendt de jaarrekening jaarlijks vóór 1 april aan Onze Minister.

Artikel 73

Onze Minister kan nadere regels stellen over de inrichting van de jaarrekening en aandachtspunten voor de accountantscontrole.

Hoofdstuk 9. Overgangs- en slotbepalingen

Paragraaf 1. Overgangsbepalingen

Artikel 78

  • 1 Met ingang van het tijdstip van verzelfstandiging van het CBS zijn de personeelsleden van het onder Onze Minister ressorterende CBS van rechtswege ontslagen en aangesteld als ambtenaar in dienst van het verzelfstandigde CBS.

  • 2 De overgang van de in het eerste lid bedoelde personeelsleden vindt plaats met een rechtspositie die als geheel ten minste gelijkwaardig is aan die welke voor elk van hen gold bij het onder Onze Minister ressorterende dienstonderdeel.

  • 3 De personen die op het tijdstip van verzelfstandiging van het CBS krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht behoren tot het personeel van het onder Onze Minister ressorterende CBS, zijn met ingang van dat tijdstip van rechtswege ontslagen en aangesteld in dienst van het verzelfstandigde CBS met een rechtspositie die als geheel ten minste gelijkwaardig is aan die welke voor elk van hen gold bij het onder Onze Minister ressorterende dienstonderdeel.

  • 4 De door Onze Minister vastgestelde rechtspositieregels die op het tijdstip van verzelfstandiging van het CBS gelden voor het personeel van het onder Onze Minister ressorterende CBS blijven met ingang van dat tijdstip van overeenkomstige toepassing op het personeel in dienst van het verzelfstandigde CBS totdat daarin op grond van artikel 7, eerste lid, is voorzien door de directeur-generaal.

Artikel 79

  • 1 Onze Minister bepaalt in overeenstemming met Onze Minister van Financiën welke vermogensbestanddelen van de Staat die aan het onder Onze Minister ressorterende CBS worden toegerekend, worden toebedeeld aan het verzelfstandigde CBS.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde vermogensbestanddelen gaan met ingang van het tijdstip van verzelfstandiging van het CBS onder algemene titel over op het verzelfstandigde CBS tegen een door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën te bepalen waarde.

  • 3 Ingeval krachtens het eerste en het tweede lid registergoederen overgaan, zal verandering in de tenaamstelling in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek plaatsvinden. De daartoe nodige opgaven worden door de zorg van Onze Minister van Financiën aan de bewaarders van de desbetreffende registers gedaan.

Artikel 80

Archiefbescheiden van het onder Onze Minister ressorterende CBS gaan met ingang van het tijdstip van verzelfstandiging van het CBS over naar het verzelfstandigde CBS, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

Artikel 81

  • 1 In wettelijke procedures en rechtsgedingen, waarbij het onder Onze Minister ressorterende CBS is betrokken, treedt met ingang van het tijdstip van verzelfstandiging van het CBS het verzelfstandigde CBS dan wel de directeur-generaal in de plaats van de Staat dan wel Onze Minister.

  • 2 In zaken waarin voor het tijdstip van verzelfstandiging van het CBS aan de Nationale ombudsman is verzocht een onderzoek te doen dan wel de Nationale ombudsman een onderzoek heeft ingesteld naar een gedraging die kan worden toegerekend aan het onder Onze Minister ressorterende CBS, treedt de directeur-generaal op dat tijdstip als bestuursorgaan in de zin van de Wet Nationale ombudsman in de plaats van Onze Minister.

Paragraaf 2. Slotbepalingen

Artikel 83

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 84

Deze wet wordt aangehaald als: Wet op het Centraal bureau voor de statistiek.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 20 november 2003

Beatrix

De Minister van Economische Zaken ,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de achttiende december 2003

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Naar boven