Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2017 t/m 31-03-2017

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 16 oktober 2003, nr. W&B/WWB/2003/78560, Directie Werk en Bijstand, houdende nadere regels terzake van enkele in de Wet werk en bijstand en het Besluit WWB geregelde onderwerpen (Regeling WWB)

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

§ 2. Beeld van de uitvoering

Artikel 2. Verslag over de uitvoering en accountantsverklaring

[Vervallen per 01-01-2009]

Artikel 4. Beeld van de uitvoering

  • 1 Het beeld van de uitvoering, bedoeld in artikel 77, tweede lid, van de wet wordt voor 1 maart van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop het beeld van de uitvoering betrekking heeft door de minister ontvangen.

  • 2 Het beeld van de uitvoering wordt ingediend onder gebruikmaking van een formulier dat door de minister elektronisch beschikbaar wordt gesteld.

  • 3 Indien het beeld van de uitvoering, bedoeld in het eerste lid, niet op de in het eerste lid genoemde datum is ontvangen, schort de minister de betaling van de uitkering, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de wet voor het lopende vergoedingsjaar op met ingang van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarop de ontvangsttermijn is verlopen, doch niet gedurende de periode waarover door de minister aan het college in geval van overmacht uitstel is verleend.

  • 4 De betaling van de uitkering wordt hervat op de vijftiende van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin het beeld van de uitvoering, bedoeld in het eerste lid, is ontvangen door de minister.

  • 5 Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing, indien het college in gebreke blijft om binnen een door de minister vastgestelde termijn aanvullende informatie te verstrekken noodzakelijk voor het financieel beheer van de wet.

§ 3. Uitkering en betaling

Artikel 5. Betaling

  • 1 Met uitzondering van de maand mei, wordt iedere maand op of omstreeks de vijftiende dag van die maand 8% van de voor het betreffende jaar vastgestelde uitkering, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de wet betaalbaar gesteld. In de maand mei wordt op of omstreeks de vijftiende dag 12% van de uitkeringen betaalbaar gesteld.

  • 3 De vangnetuitkering wordt betaalbaar gesteld voor 1 april in het kalenderjaar dat ligt twee jaar na het jaar waarop de uitkering betrekking heeft.

Artikel 5a. Opschorting betaling bij vaststelling ernstige tekortkomingen

  • 2 De betaling van de uitkering wordt hervat op of omstreeks de vijftiende dag van de kalendermaand nadat de periode van drie maanden is verstreken dan wel nadat de langere periode van opschorting, die de minister met toepassing van artikel 76, derde lid, van de wet heeft vastgesteld is verstreken.

Artikel 6. Gegevens verdeelmodel

In bijlage I bij deze regeling zijn de gewichten en peildata opgenomen die gelden voor de indicatoren, bedoeld in tabel 1 van de bijlage bij het Besluit Participatiewet.

§ 4. Toetsing lijfrenten

Artikel 6b. Toetsing inleg lijfrente

  • 2 Voor de beoordeling of de inleg ten hoogste het in artikel 15, tweede lid, onderdeel b, onder 3°, van de wet genoemde bedrag heeft bedragen, wordt:

    • a. voor de inleg gedaan in het jaar van aanvraag van bijstand: het genoemde bedrag naar evenredigheid van de tussen 1 januari en de dag van aanvraag van bijstand gelegen periode in aanmerking genomen;

    • b. voor de inleg gedaan in de aan de aanvraag voorafgaande vier kalenderjaren: het genoemde bedrag in aanmerking genomen dat geldt op de dag van aanvraag van bijstand.

Artikel 6c. Toetsing waarde lijfrente en hoogte inleg

Het bedrag waarmee bij toepassing van artikel 15, tweede lid, onderdeel b, van de wet de inleg het in subonderdeel 3° van dat onderdeel genoemde bedrag overschrijdt, wordt in mindering gebracht op de waarde van de lijfrente of lijfrenten.

§ 5. Vrijlating uitkeringen en vergoedingen

Artikel 7. Vrijlating uitkeringen en vergoedingen

Niet tot de middelen, bedoeld in artikel 31 van de wet, worden gerekend:

Artikel 7a. Indexering

  • 2 De gewijzigde bedragen, bedoeld in het eerste lid, en de dag waarop de wijzigingen plaatsvinden, worden door of namens de minister bekendgemaakt in de Staatscourant.

§ 6. Vakantietoeslag

Artikel 8. Definities

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Artikel 9. Reikwijdte

Deze paragraaf is van toepassing op de vaststelling van de aanspraak op vakantietoeslag over een inkomen ontvangen in het kalenderjaar 2017.

Artikel 10. In aanmerking te nemen vakantietoeslag

Indien over het inkomen van de belanghebbende aanspraak op vakantietoeslag bestaat neemt het college bij de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstand mede op grond van de artikelen 11, 12, 13 of 14 berekende aanspraak op vakantietoeslag in aanmerking.

Artikel 11. Aanspraak op vakantietoeslag voor personen jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet met inkomen uit tegenwoordige arbeid

Indien de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet nog niet heeft bereikt, het in aanmerking te nemen inkomen loon uit tegenwoordige arbeid betreft en voor de inhouding van loonheffing rekening is gehouden met de arbeidskorting en de algemene heffingskorting, wordt de aanspraak op vakantietoeslag vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel, waarbij onder ‘ink’ het inkomen wordt verstaan.

bij een netto inkomen per maand

bedraagt de aanspraak op vakantietoeslag

gelijk aan of meer dan

en minder dan

0,00

500,16

8,00%

x ink

   

500,16

540,11

5,22%

x ink

   

540,11

694,42

7,78%

x ink

– €

14,62

694,42

1.397,08

5,53%

x ink

– €

1,01

1.397,08

   

5,17%

x ink

– €

0,93

Artikel 12. Aanspraak op vakantietoeslag voor personen jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet met inkomen uit vroegere arbeid

Indien de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet nog niet heeft bereikt, het in aanmerking te nemen inkomen loon uit vroegere arbeid betreft en voor de inhouding van loonheffing rekening is gehouden met de algemene heffingskorting wordt de aanspraak op vakantietoeslag vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel, waarbij onder ‘ink’ het inkomen wordt verstaan.

bij een netto inkomen per maand

bedraagt de aanspraak op vakantietoeslag

gelijk aan of meer dan

en minder dan

0,00

475,85

8,00%

x ink

   

475,85

513,91

5,08%

x ink

   

513,91

1.167,24

8,00%

x ink

– €

15,03

1.167,24

   

7,54%

x ink

– €

14,02

Artikel 13. Aanspraak op vakantietoeslag voor personen jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet voor wie geen rekening is gehouden met de algemene heffingskorting

Indien de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet nog niet heeft bereikt en voor de inhouding van loonheffing geen rekening is gehouden met de algemene heffingskorting, wordt de aanspraak op vakantietoeslag vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel, waarbij onder ‘ink’ het inkomen wordt verstaan.

bij een netto inkomen per maand

bedraagt de aanspraak op vakantietoeslag

gelijk aan of meer dan

en minder dan

0,00

979,40

7,99%

x ink

979,40

   

7,47%

x ink

Artikel 14. Aanspraak op vakantietoeslag voor personen die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet hebben bereikt

  • 1 Indien de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt en het inkomen van de belanghebbende bestaat uit een gekort ouderdomspensioen en toeslag als bedoeld in artikel 13 van de Algemene Ouderdomswet bedraagt de daarbij behorende aanspraak op vakantietoeslag voor:

    a. alleenstaande

    6,35%

    x ink

     

    b. gehuwden, waarvan beide echtgenoten de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet hebben bereikt

    6,64%

    x ink

     

    c. gehuwden, waarvan een echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt en de andere echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, indien:

         

    – het inkomen € 923,61 of meer bedraagt

    6,65%

    x ink

    – € 13,53

    – het inkomen lager is dan € 923,61

    6,65%

    x ink

     

    d. gehuwden, waarvan een echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt en de andere echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, indien

         

    – het inkomen € 865,13 of meer bedraagt

    6,68%

    x ink

    – € 12,06

     

    – het inkomen lager is dan € 865,13

     

    6,69%

    x ink

       
  • 2 Indien de belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, naast het gekorte ouderdomspensioen en toeslag, bedoeld in het eerste lid, een ander inkomen heeft dat recht geeft op vakantietoeslag bedraagt de aanspraak op die vakantietoeslag 8% van dat andere inkomen.

§ 7. Verzoeken vangnetuitkering

Artikel 15. Procedurele bepalingen verzoek vangnetuitkering

  • 1 Een verzoek tot een vangnetuitkering wordt, middels een door de minister elektronisch beschikbaar gesteld aanvraagformulier dat tevens is opgenomen in Bijlage II bij deze regeling, door de toetsingscommissie ontvangen in de periode van 1 januari tot en met 15 augustus van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft.

  • 2 Een verzoek dat door de toetsingscommissie wordt ontvangen voor of na afloop van de periode, genoemd in het eerste lid, wordt niet in behandeling genomen.

  • 3 De toetsingscommissie adviseert de minister uiterlijk op 31 oktober van het kalenderjaar, bedoeld in het eerste lid, over de te nemen beslissing.

  • 4 De toetsingscommissie kan de minister voor 15 oktober verzoeken om een aantal adviezen later dan 31 oktober vast te stellen.

  • 5 Indien de minister aan een verzoek als bedoeld in het zesde lid voldoet, bepaalt hij daarbij het aantal adviezen dat later kan worden vastgesteld en de datum waarop deze adviezen uiterlijk door de minister worden ontvangen.

  • 6 Het college verstrekt bij een verzoek als bedoeld in het eerste lid aan de minister informatie over genomen maatregelen om te komen tot een reductie dan wel tot een verdere reductie van het verschil tussen de in aanmerking komende netto lasten over het uitkeringsjaar en de verstrekte uitkering, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit Participatiewet, onder gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in bijlage III bij deze regeling.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die met ingang van 23 oktober 2003 ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te ’s-Gravenhage.

Den Haag, 16 oktober 2003

De

Staatssecretaris

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

M. Rutte

Bijlage I. behorende bij artikel 6 van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Tabel 1: gewichten en peildata van de indicatoren die zijn opgenomen in het objectief verdeelmodel

Indicatoren

Gewichten

Peildata

Niet-rechthebbenden

   

Te veel vermogen

   

Alleenstaande, vermogen boven € 5.000

–2,1233401

1-1-2014

Alleenstaande, vermogen tot € 5.000, overwaarde boven € 50.000

–0,8401955

1-1-2014

Paar/eenouder, vermogen boven € 10.000

–1,6061001

1-1-2014

Paar/eenouder, vermogen tot € 10.000, overwaarde boven € 50.000

–0,6818616

1-1-2014

Andere uitkering

   

AO-uitkering, mate van AO 15-80% of onbekend in hh

–3,4278126

31-12-2015

AO-uitkering, mate van AO 80-100% in hh

–3,9557446

31-12-2015

WW-uitkering in hh

–0,9487741

31-12-2015

Kan/wil niet werken

   

Student (mbo/hbo/wo) in hh

–1,4281441

1-10-2015

Aanbodkant van de arbeidsmarkt

   

Leeftijd

   

Leeftijd 18 tot 20 jaar in hh (referentie)

referentie

31-12-2015

Leeftijd 20 tot 25 jaar in hh

0,9185598

31-12-2015

25 tot 30-jarige in hh

1,4429253

31-12-2015

30 tot 40-jarige in hh

1,8518185

31-12-2015

40 tot 50-jarige in hh

2,0691401

31-12-2015

50-jarige tot AOW-leeftijd in hh

2,3233038

31-12-2015

Gezinssituatie

   

Alleenstaande (referentie)

referentie

31-12-2015

Eenouder-moeder, jongste kind tot 5

0,9942161

31-12-2015

Eenouder-moeder, jongste kind 5-12

0,5733415

31-12-2015

Eenouder-moeder, jongste kind 12-18

0,2925687

31-12-2015

Eenouder-moeder, jongste kind 18+

–0,1828541

31-12-2015

Eenouder-vader, jongste kind tot 5

0,0201892

31-12-2015

Eenouder-vader, jongste kind 5-12

–0,0097284

31-12-2015

Eenouder-vader, jongste kind 12-18

–0,4008497

31-12-2015

Eenouder-vader, jongste kind 18+

–0,8301141

31-12-2015

Paar, jongste kind 18-

–1,1244311

31-12-2015

Paar, jongste kind 18+

–1,4275553

31-12-2015

Paar zonder kinderen

–1,0326155

31-12-2015

Instellingsbewoner

0,2583209

31-12-2015

Thuiswonend meerderjarig kind

–0,3488012

31-12-2015

Overig huishouden

0,4130771

31-12-2015

Wonen in corporatiewoning

1,4673768

1-1-2014

Afkomst

   

Autochtoon in hh (referentie)

referentie

31-12-2015

Turk in hh

0,2130139

31-12-2015

Surinamer in hh

0,4459459

31-12-2015

Nederlands-Antilliaan in hh

0,5397391

31-12-2015

Marokkaan in hh

0,4714603

31-12-2015

Ghanees in hh

–0,0130252

31-12-2015

Somaliër in hh

1,6079582

31-12-2015

Afrikaan (excl. Marokkaan, Ghanees, Somaliër) in hh

0,6194513

31-12-2015

Afghaan in hh

1,0243605

31-12-2015

Irakees in hh

1,2614874

31-12-2015

Syriër in hh

1,1598861

31-12-2015

Overig niet-westers in hh

0,1768743

31-12-2015

Joegoslavisch in hh

0,5556503

31-12-2015

Overig westers in hh

–0,3273613

31-12-2015

Opleiding

   

Aandeel laagst opgeleiden in gemeente

0,4420916

1-1-2015

HCI (human capital index) onbekend (referentie)

referentie

1-10-2013 en 2009 t/m 2013

Lage HCI in hh

0,6352528

1-10-2013 en 2009 t/m 2013

Middelbare of hoge HCI in hh

–2,1328664

1-10-2013 en 2009 t/m 2013

Gezondheid

   

Zorgkosten boven € 50.000 in hh

0,3112036

heel 2013

Gebruik GGZ-zorg in hh

0,8158953

heel 2013

Medicijnen voor verslaving in hh

0,4712353

heel 2014

Medicijnen voor depressie in hh

0,3677026

heel 2014

Medicijnen voor psychose in hh

0,5868631

heel 2014

Medicijngebruik uit minder dan 4 hoofdgroepen in hh (referentie)

referentie

heel 2014

Medicijngebruik uit 4 tot 6 hoofdgroepen in hh

0,3508675

heel 2014

Medicijngebruik uit 6 tot 8 medicijngroepen in hh

0,4787307

heel 2014

Medicijngebruik uit meer dan 8 hoofdgroepen in hh

0,5875789

heel 2014

Vraagkant van de arbeidsmarkt

   

Beschikbaarheid van banen

   

Banen per lid beroepsbevolking in gemeente, gecorrigeerd voor grenspendel

–6,2955020

1-1-2015

Werken onder je niveau

   

Aandeel werkend onder zijn niveau in gemeente

1,8402126

1-1-2015

Aandeel studenten (hbo/wo) onder de potentiële beroepsbevolking in gemeente

–0,1658499

1-10-2015

Aandeel WW’ers onder de beroepsbevolking in gemeente

8,2178970

heel 2015

Regionaal klantenpotentieel

0,0942563

1-1-2015

Buurteffecten

   

Arbeidsethos

   

Aandeel van de beroepsbevolking in gemeente in buurt waar werken niet de norm is

0,3459465

1-1-2014

Leefbaarheid

   

Index overlast en onveiligheid

1,0166167

1-1-2014

Constante

–0,5946252

n.v.t.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2017, 56639, datum inwerkingtreding 10-10-2017, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.

Bijlage I behorende bij artikel 6 van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ 2017

Tabel 2: gewichten en peildata van de indicatoren die zijn opgenomen in het objectief verdeelmodel 2017

Indicatoren

Gewichten

Peildata

Niet-rechthebbenden

   

Te veel vermogen

   

Alleenstaande, vermogen boven € 5,000

–2,1218908

1-1-2014

Alleenstaande, vermogen tot € 5,000, overwaarde boven € 50,000

–0,8347285

1-1-2014

Paar/eenouder, vermogen boven € 10,000

–1,6163950

1-1-2014

Paar/eenouder, vermogen tot € 10,000, overwaarde boven € 50,000

–0,6938642

1-1-2014

Andere uitkering

 

AO-uitkering, mate van AO 15-80% of onbekend in hh

–3,4305993

31-12-2015

AO-uitkering, mate van AO 80-100% in hh

–3,9618166

31-12-2015

WW-uitkering in hh

–0,9471454

31-12-2015

Kan/wil niet werken

 

Student (mbo/hbo/wo) in hh

–1,4279903

1-10-2015

Aanbodkant van de arbeidsmarkt

 

Leeftijd

 

Leeftijd 18 tot 20 jaar in hh (referentie)

Referentie

31-12-2015

Leeftijd 20 tot 25 jaar in hh

0,9223741

31-12-2015

25 tot 30-jarige in hh

1,4465451

31-12-2015

30 tot 40-jarige in hh

1,8539903

31-12-2015

40 tot 50-jarige in hh

2,0701296

31-12-2015

50-jarige tot AOW-leeftijd in hh

2,3231491

31-12-2015

Gezinssituatie

 

Alleenstaande (referentie)

Referentie

31-12-2015

Eenouder-moeder, jongste kind tot 5

0,9958206

31-12-2015

Eenouder-moeder, jongste kind 5–12

0,5756126

31-12-2015

Eenouder-moeder, jongste kind 12–18

0,2969241

31-12-2015

Eenouder-moeder, jongste kind 18+

–0,1744503

31-12-2015

Eenouder-vader, jongste kind tot 5

0,0257323

31-12-2015

Eenouder-vader, jongste kind 5–12

–0,0009759

31-12-2015

Eenouder-vader, jongste kind 12–18

–0,3920911

31-12-2015

Eenouder-vader, jongste kind 18+

–0,8189126

31-12-2015

Paar, jongste kind 18-

–1,0512133

31-12-2015

Paar, jongste kind 18+

–1,3640839

31-12-2015

Paar zonder kinderen

–0,9597622

31-12-2015

Instellingsbewoner

0,2471997

31-12-2015

Thuiswonend meerderjarig kind

–0,3451916

31-12-2015

Overig huishouden

0,5077583

31-12-2015

Wonen in corporatiewoning

1,4682090

1-1-2014

Afkomst

 

Autochtoon in hh (referentie)

Referentie

31-12-2015

Turk in hh

0,2197861

31-12-2015

Surinamer in hh

0,4489445

31-12-2015

Nederlands-Antilliaan in hh

0,5438544

31-12-2015

Marokkaan in hh

0,4729175

31-12-2015

Ghanees in hh

–0,0076907

31-12-2015

Somaliër in hh

1,6043187

31-12-2015

Afrikaan (excl, Marokkaan, Ghanees, Somaliër) in hh

0,6217360

31-12-2015

Afghaan in hh

1,0222757

31-12-2015

Irakees in hh

1,2577724

31-12-2015

Syriër in hh

1,1561002

31-12-2015

Overig niet-westers in hh

0,1768018

31-12-2015

Joegoslavisch in hh

0,5589672

31-12-2015

Overig westers in hh

–0,3252521

31-12-2015

Opleiding

 

Aandeel laagst opgeleiden in gemeente

0,4222808

1-1-2015

HCI (human capital index) onbekend (referentie)

Referentie

1-10-2013 en 2009 t/m 2013

Lage HCI in hh

0,6296349

1-10-2013 en 2009 t/m 2013

Middelbare of hoge HCI in hh

–2,1408429

1-10-2013 en 2009 t/m 2013

Gezondheid

 

Zorgkosten boven € 50.000 in hh

0,2802837

heel 2013

Gebruik GGZ-zorg in hh

0,9248614

heel 2013

Medicijnen voor verslaving in hh

0,4627427

heel 2014

Medicijnen voor depressie in hh

0,3747223

heel 2014

Medicijnen voor psychose in hh

0,5754972

heel 2014

Medicijngebruik uit minder dan 4 hoofdgroepen in hh (referentie)

referentie

heel 2014

Medicijngebruik uit 4 tot 6 hoofdgroepen in hh

0,3514143

heel 2014

Medicijngebruik uit 6 tot 8 medicijngroepen in hh

0,4827839

heel 2014

Medicijngebruik uit meer dan 8 hoofdgroepen in hh

0,5936744

heel 2014

Vraagkant van de arbeidsmarkt

 

Beschikbaarheid van banen

 

Banen per lid beroepsbevolking in gemeente, gecorrigeerd voor grenspendel

–6,2935877

1-1-2015

Werken onder je niveau

 

Aandeel werkend onder zijn niveau in gemeente

1,8457149

1-1-2015

Aandeel studenten (hbo/wo) onder de potentiële beroepsbevolking in gemeente

–0,1624092

1-10-2015

Aandeel WW’ers onder de beroepsbevolking in gemeente

8,2487884

heel 2015

Regionaal klantenpotentieel

0,0942900

1-1-2015

Buurteffecten

 

Arbeidsethos

 

Aandeel van de beroepsbevolking in gemeente in buurt waar werken niet de norm is

0,3442578

1-1-2014

Leefbaarheid

 

Index overlast en onveiligheid

1,0203167

1-1-2014

Constante

–0,6129996

n.v.t.

Bijlage II. behorende bij artikel 15, eerste lid, van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ

Modelverzoek tot een vangnetuitkering Participatiewet over 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente

 

_________________________________

 

verzoekt in aanmerking te komen voor een vangnetuitkering over het jaar 2016

 

Datum: _____________________________

 

Ondertekening:

 

De secretaris, De burgemeester,

Toelichting op het modelverzoek

Inleiding

Met de wijziging van het Besluit Participatiewet per 1 januari 2017 is geregeld dat het college alleen via een door de minister van SZW beschikbaar gesteld aanvraagformulier een verzoek tot een vangnetuitkering, als bedoeld in artikel 74 van de Participatiewet, kan indienen. Daarbij is toegelicht dat reeds vanaf aanvragen tot vangnetuitkering over 2016 geldt dat deze niet meer vormvrij kunnen worden ingediend. Met deze aanscherping kan de beoordeling door de Toetsingscommissie vangnet Participatiewet aanzienlijk efficiënter plaatsvinden, terwijl de extra belasting voor de aanvragende gemeente minimaal zal zijn. De indiening geschiedt via de website van de Toetsingscommissie vangnet Participatiewet (www.toetsingscommissievp.nl).

Via het voor 2016 vastgestelde aanvraagformulier verstrekt het college alle informatie die de toetsingscommissie nodig heeft om het recht op vangnetuitkering over 2016 te kunnen beoordelen. Het is hierbij nadrukkelijk de bedoeling dat het college alle relevante informatie in het aanvraagformulier vermeldt, zonder verwijzing naar andere brondocumenten.

Via het aanvraagformulier hoeft het college geen informatie te verstrekken over de jaarcijfers (toegekend budget, de netto uitkeringslasten en de door de accountant gerapporteerde foute of onzekere bestedingen), aangezien het ministerie -mede op basis van de SiSa-verantwoording- al over deze gegevens beschikt en zij de toetsingscommissie daarover zal informeren.

In te vullen format VU 2016

Hierna dient het college aan te geven dat voldaan is aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 10a van het Besluit Participatiewet voor het recht op vangnetuitkering over het jaar 2016.

1. Globale analyse tekort

Vereist

De toetsingscommissie moet kunnen vaststellen wat de globale analyse is van de mogelijke oorzaak en omvang van het tekort en van de verwachte ontwikkelingen van dat tekort in de komende jaren.

Toelichting:

Voor een goede beoordeling door de toetsingscommissie is het van belang dat u afzonderlijk informatie verstrekt over onderdelen van het beschreven vereiste.

Antwoord gemeente (hieronder per onderdeel de tekst van de gemeente invoegen)

a. Mogelijke oorzaak en de omvang van het tekort

i. Omvang tekort

Wat is de inhoud van de globale analyse, waarbij het college ingaat op de mogelijke omvang van het tekort in 2016?

 
 
 

ii. Mogelijke oorzaak tekort

Wat is de inhoud van de globale analyse, waarbij het college ingaat op de mogelijke oorzaak van het tekort in 2016?

 
 
 

b. Verwachte ontwikkelingen van dat tekort in de komende jaren

Wat is de inhoud van de globale analyse, waarbij het college ingaat op de verwachte ontwikkelingen van dat tekort in de komende jaren?

 
 
 

2. Informatie gemeenteraad

Vereist

De toetsingscommissie moet kunnen vaststellen dat het college de gemeenteraad in 2016 heeft geïnformeerd over zijn analyse, bedoeld in onderdeel 1 en over de maatregelen die zijn genomen of zullen worden genomen om tot tekortreductie te komen.

Toelichting:

Hieronder verstrekt u informatie over het informeren van de gemeenteraad over uw in 2016 opgestelde analyse en de maatregelen die u reeds heeft genomen dan wel zullen worden genomen om tot tekortreductie te komen. Het is niet vereist dat al in 2016 maatregelen genomen zijn.

Antwoord gemeente (hieronder per onderdeel de tekst van de gemeente invoegen)

Datum informeren van de gemeenteraad door het college

Op welke datum heeft het college de gemeenteraad geïnformeerd over zijn analyse, bedoeld in onderdeel 1, én over de maatregelen die zijn genomen of zullen worden genomen om tot tekortreductie te komen?

 
 
 

3. Opvattingen van de gemeenteraad

Vereist

De toetsingscommissie moet kunnen vaststellen wat de opvattingen van de gemeenteraad zijn over de informatie van het college.

Toelichting:

Hieronder dient u aan te geven welke opvattingen de gemeenteraad had bij de door het college aangeboden globale analyse en maatregelen om tot tekortreductie te komen. Indien de gemeenteraad ermee heeft volstaan om de informatie alleen voor kennisgeving aan te nemen, dient u dat afzonderlijk te vermelden. Zoals reeds eerder vermeld zijn verwijzingen naar brondocumenten niet toegestaan, hetgeen ook geldt indien vergaderingen van gemeenteraad worden opgenomen op video et cetera. Mocht er alleen een video bestaan over de bespreking, dan dient u de kernpunten kort samen te vatten en hieronder weer te geven.

Indien de analyse en maatregelen zijn besproken in een raadscommissie, dan dient u aan te geven hoe de kernpunten in de gemeenteraad zijn besproken of anderszins aan hem zijn teruggekoppeld.

Antwoord gemeente (hieronder per onderdeel de tekst van de gemeente invoegen)

a. Is de informatie besproken in de gemeenteraad?

Ja/ nee (weghalen wat niet van toepassing is).

Indien de informatie is besproken in de gemeenteraad, dan kunnen de relevante onderdelen van het verslag hierna worden toegevoegd dan wel samengevat.

 
 

b. Is de informatie in de gemeenteraad voor kennisgeving aangenomen?

Ja/ nee (weghalen wat niet van toepassing is).

4. Maatregelen 2016

Vereist

De toetsingscommissie moet kunnen vaststellen welke maatregelen zijn getroffen in het jaar waarin het tekort bestond om het tekort te verminderen en hoe het college het effect van deze maatregelen kwalificeert.

Toelichting:

De informatieverstrekking over dit vereiste moet u zien in de context dat het college niet verplicht is om over 2016 maatregelen tot tekortreductie in uitvoering te hebben genomen. Voor het recht op vangnetuitkering over 2016 is het toegestaan dat het college de gemeenteraad in 2016 informeert over maatregelen die zullen worden genomen en waarvan de uitvoering eerst na 2016 een aanvang neemt. Voor de beoordeling door de toetsingscommissie geeft u allereerst aan of u in 2016 maatregelen heeft getroffen gericht op tekortreductie. Indien maatregelen zijn getroffen, geeft u vervolgens aan welke maatregelen zijn getroffen om het tekort te verminderen en hoe het college het effect van deze maatregelen kwalificeert. Onder kwalificeren van maatregelen wordt verstaan het aangeven welke effecten de maatregelen hebben. Dat mag het effect zijn van alle maatregelen gezamenlijk of voor zover dit mogelijk is, het effect van elke maatregel afzonderlijk. Kwantificeren van de maatregelen is niet vereist.

Indien het voor u niet mogelijk is een effect van de maatregel te beschrijven, dan volstaat een dergelijke opmerking. Geef daarbij wel aan waarom het niet lukt een effect te beschrijven.

Antwoord gemeente (hieronder per onderdeel de tekst van de gemeente invoegen)

a. Zijn in 2016 maatregelen getroffen gericht op tekortreductie?

Ja/ nee (weghalen wat niet van toepassing is).

Indien ja, ga naar vraag b en c.

b. Welke maatregelen zijn getroffen om het tekort te verminderen?

 
 
 

c. Hoe kwalificeert het college het effect van deze maatregelen?

 
 
 
Naar boven