Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-01-2020 t/m 29-02-2020

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 16 oktober 2003, nr. W&B/WWB/2003/78560, Directie Werk en Bijstand, houdende nadere regels terzake van enkele in de Wet werk en bijstand en het Besluit WWB geregelde onderwerpen (Regeling WWB)

§ 2. Beeld van de uitvoering

Artikel 2. Verslag over de uitvoering en accountantsverklaring

[Vervallen per 01-01-2009]

Artikel 4. Beeld van de uitvoering

  • 2 Het beeld van de uitvoering wordt ingediend onder gebruikmaking van een formulier dat door de minister elektronisch beschikbaar wordt gesteld.

  • 3 Indien het beeld van de uitvoering, bedoeld in het eerste lid, niet op de in het eerste lid genoemde datum is ontvangen, schort de minister de betaling van de uitkering, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de wet voor het lopende vergoedingsjaar op met ingang van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarop de ontvangsttermijn is verlopen, doch niet gedurende de periode waarover door de minister aan het college in geval van overmacht uitstel is verleend.

  • 4 De betaling van de uitkering wordt hervat op de vijftiende van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin het beeld van de uitvoering, bedoeld in het eerste lid, is ontvangen door de minister.

  • 5 Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing, indien het college in gebreke blijft om binnen een door de minister vastgestelde termijn aanvullende informatie te verstrekken noodzakelijk voor het financieel beheer van de wet, de IOAW, de IOAZ of het Bbz 2004.

  • 6 In afwijking van het derde lid kan worden afgezien van opschorting als op het moment waarop over opschorting wordt beslist het beeld van de uitvoering alsnog juist en volledig is ontvangen.

§ 3. Uitkering en betaling

Artikel 5. Betaling

  • 1 Met uitzondering van de maand mei, wordt iedere maand op of omstreeks de vijftiende dag van die maand 8% van de voor het betreffende jaar vastgestelde uitkering, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de wet betaalbaar gesteld. In de maand mei wordt op of omstreeks de vijftiende dag 12% van de uitkeringen betaalbaar gesteld.

  • 3 De vangnetuitkering wordt betaalbaar gesteld voor 1 april in het kalenderjaar dat ligt twee jaar na het jaar waarop de uitkering betrekking heeft.

Artikel 5a. Opschorting betaling bij vaststelling ernstige tekortkomingen

  • 2 De betaling van de uitkering wordt hervat op of omstreeks de vijftiende dag van de kalendermaand nadat de periode van drie maanden is verstreken dan wel nadat de langere periode van opschorting, die de minister met toepassing van artikel 76, derde lid, van de wet heeft vastgesteld is verstreken.

Artikel 6. Gegevens verdeelmodel

In de bijlage bij deze regeling zijn de gewichten en peildata opgenomen die gelden voor de indicatoren, bedoeld in tabel 1 en tabel 3 van de bijlage bij het Besluit Participatiewet alsmede de normbedragen, bedoeld in tabel 2 van de bijlage bij het Besluit Participatiewet.

§ 4. Toetsing lijfrenten

Artikel 6b. Toetsing inleg lijfrente

  • 2 Voor de beoordeling of de inleg ten hoogste het in artikel 15, tweede lid, onderdeel b, onder 3°, van de wet genoemde bedrag heeft bedragen, wordt:

    • a. voor de inleg gedaan in het jaar van aanvraag van bijstand: het genoemde bedrag naar evenredigheid van de tussen 1 januari en de dag van aanvraag van bijstand gelegen periode in aanmerking genomen;

    • b. voor de inleg gedaan in de aan de aanvraag voorafgaande vier kalenderjaren: het genoemde bedrag in aanmerking genomen dat geldt op de dag van aanvraag van bijstand.

Artikel 6c. Toetsing waarde lijfrente en hoogte inleg

Het bedrag waarmee bij toepassing van artikel 15, tweede lid, onderdeel b, van de wet de inleg het in subonderdeel 3° van dat onderdeel genoemde bedrag overschrijdt, wordt in mindering gebracht op de waarde van de lijfrente of lijfrenten.

§ 5. Vrijlating uitkeringen en vergoedingen

Artikel 7. Vrijlating uitkeringen en vergoedingen

Niet tot de middelen, bedoeld in artikel 31 van de wet, worden gerekend:

§ 6. Vakantietoeslag

Artikel 8. Definities

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Artikel 9. Reikwijdte

Deze paragraaf is van toepassing op de vaststelling van de aanspraak op vakantietoeslag over een inkomen ontvangen in het kalenderjaar 2020.

Artikel 10. In aanmerking te nemen vakantietoeslag

Indien over het inkomen van de belanghebbende aanspraak op vakantietoeslag bestaat neemt het college bij de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstand mede op grond van de artikelen 11, 12, 13 of 14 berekende aanspraak op vakantietoeslag in aanmerking.

Artikel 11. Aanspraak op vakantietoeslag voor personen jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet met inkomen uit tegenwoordige arbeid

Indien de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet nog niet heeft bereikt, het in aanmerking te nemen inkomen loon uit tegenwoordige arbeid betreft en voor de inhouding van loonheffing rekening is gehouden met de arbeidskorting en de algemene heffingskorting, wordt de aanspraak op vakantietoeslag vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel, waarbij onder ‘ink’ het inkomen wordt verstaan.

bij een netto inkomen per maand

bedraagt de aanspraak op vakantietoeslag

gelijk aan of meer dan

en minder dan

0,00

605,71

8,00%

x ink

 

605,71

654,15

5,24%

x ink

 

654,15

766,96

8,00%

x ink

– € 18,07

766,96

1472,84

8,00%

x ink

– € 0,88

1472,84

   

5,13%

x ink

– € 0,56

Artikel 12. Aanspraak op vakantietoeslag voor personen jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet met inkomen uit vroegere arbeid

Indien de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet nog niet heeft bereikt, het in aanmerking te nemen inkomen loon uit vroegere arbeid betreft en voor de inhouding van loonheffing rekening is gehouden met de algemene heffingskorting wordt de aanspraak op vakantietoeslag vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel, waarbij onder ‘ink’ het inkomen wordt verstaan.

bij een netto inkomen per maand

bedraagt de aanspraak op vakantietoeslag

gelijk aan of meer dan

en minder dan

0,00

560,11

8,00%

x ink

 

560,11

604,90

5,01%

x ink

 

604,90

1227,16

8,00%

x ink

– € 18,07

1227,16

1307,26

7,28%

x ink

– € 16,44

1307,26

   

8,00%

x ink

– € 25,90

Artikel 13. Aanspraak op vakantietoeslag voor personen jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet voor wie geen rekening is gehouden met de algemene heffingskorting

Indien de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet nog niet heeft bereikt en voor de inhouding van loonheffing geen rekening is gehouden met de algemene heffingskorting, wordt de aanspraak op vakantietoeslag vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel, waarbij onder ‘ink’ het inkomen wordt verstaan.

bij een netto inkomen per maand

bedraagt de aanspraak op vakantietoeslag

gelijk aan of meer dan

en minder dan

0

   

8,00%

x ink

 

Artikel 14. Aanspraak op vakantietoeslag voor personen die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet hebben bereikt

  • 1 Indien de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt en het inkomen van de belanghebbende bestaat uit een gekort ouderdomspensioen en toeslag als bedoeld in artikel 13 van de Algemene Ouderdomswet bedraagt de daarbij behorende aanspraak op vakantietoeslag voor:

    a. alleenstaande

    5,86 %

    x ink

       

    b. gehuwden, waarvan beide echtgenoten de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet hebben bereikt

    6,17 %

    x ink

       

    c. gehuwden, waarvan een echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt en de andere echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, indien:

         

    – het inkomen € 1.158,09 of meer bedraagt

    6,17 %

    x ink

    – € 15,61

     

    – het inkomen lager is dan € 1.158,09

    6,17 %

    x ink

       
  • 2 Indien de belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, naast het gekorte ouderdomspensioen en toeslag, bedoeld in het eerste lid, een ander inkomen heeft dat recht geeft op vakantietoeslag bedraagt de aanspraak op die vakantietoeslag 8% van dat andere inkomen.

§ 7. Verzoeken vangnetuitkering

Artikel 15. Procedurele bepalingen verzoek vangnetuitkering

  • 1 Een verzoek tot een vangnetuitkering wordt door de toetsingscommissie ontvangen in de periode van 1 januari tot en met 15 augustus van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft.

  • 2 Een verzoek dat door de toetsingscommissie wordt ontvangen voor of na afloop van de periode, genoemd in het eerste lid, wordt niet in behandeling genomen.

  • 3 De toetsingscommissie adviseert de minister uiterlijk op 31 oktober van het kalenderjaar, bedoeld in het eerste lid, over de te nemen beslissing.

  • 4 De toetsingscommissie kan de minister voor 15 oktober verzoeken om een aantal adviezen later dan 31 oktober vast te stellen.

  • 5 Indien de minister aan een verzoek als bedoeld in het vierde lid voldoet, bepaalt hij daarbij het aantal adviezen dat later kan worden vastgesteld en de datum waarop deze adviezen uiterlijk door de minister worden ontvangen.

  • 6 Het college verstrekt bij een verzoek als bedoeld in het eerste lid aan de minister informatie over genomen maatregelen om te komen tot een reductie dan wel tot een verdere reductie van het verschil tussen de in aanmerking komende netto lasten over het uitkeringsjaar en de verstrekte uitkering, bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Besluit Participatiewet.

§ 7a. Vergoeding centrumgemeenten bijstandsverlening ondernemers in de binnenvaart Bbz 2004

Artikel 15a. Bedragen vergoeding centrumgemeenten bijstandverlening ondernemers in de binnenvaart Bbz 2004

  • 1 De kosten, bedoeld in artikel 52, eerste lid, onderdeel b, van het Bbz 2004, van een aan derden opgedragen onderzoek inzake verlening van algemene bijstand en bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal aan ondernemers in de binnenvaart komen voor vergoeding in aanmerking, voor zover de kosten per onderzoek niet meer bedragen dan:

  • 3 De bedragen, genoemd in het eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid worden met ingang van 1 januari van elk kalenderjaar gewijzigd met het percentage waarmee het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie over de maand oktober daaraan voorafgaand afwijkt van het prijsindexcijfer waarop de laatste vaststelling van de bedragen is gebaseerd. De gewijzigde bedragen worden door of namens de Minister medegedeeld in de Staatscourant.

Artikel 15b. Regeling verrekening bestuurlijke boete bij recidive

[Vervallen per 01-01-2017]

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die met ingang van 23 oktober 2003 ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te ’s-Gravenhage.

Den Haag, 16 oktober 2003

De

Staatssecretaris

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

M. Rutte

Bijlage behorende bij artikel 6 van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ

Tabel 1: gewichten en peildata van de indicatoren die zijn opgenomen in de volumecomponent van het objectief verdeelmodel

Indicator

Gewicht

Peildatum schatting

Peildatum verdeling

Niet-rechthebbenden

     

Te veel vermogen

     

Alleenstaande, vermogen boven € 5.000

-2,0395108

1-1-2017

Huishoudensdefinitie 31-12-2018, vermogen 1-1-2017

Alleenstaande, vermogen tot en met € 5.000, overwaarde boven € 50.000

-0,7142046

1-1-2017

Huishoudensdefinitie 31-12-2018, vermogen 1-1-2017

Paar/eenouder, vermogen boven € 10.000

-1,6938955

1-1-2017

Huishoudensdefinitie 31-12-2018, vermogen 1-1-2017

Paar/eenouder, vermogen tot en met € 10.000, overwaarde boven € 50.000

-0,5993618

1-1-2017

Huishoudensdefinitie 31-12-2018, vermogen 1-1-2017

Andere uitkering

     

AO-uitkering, mate van AO 15-80% of onbekend in hh

-3,8153443

5-1-2017

31-12-2017

AO-uitkering, mate van AO 80-100% in hh

-4,0983381

5-1-2017

31-12-2017

WW-uitkering in hh

-1,0469943

5-1-2017

31-12-2018

ANW-uitkering in hh

-5,5699203

31-12-2016

31-12-2018

Zw-uitkering, wachtgeld of overige uitkering in hh

-1,4850944

5-1-2017

31-12-2017

Pensioenuitkering in hh

-0,5480095

5-1-2017

31-12-2017

Kan/wil niet werken

     

Student (mbo/hbo/wo) in hh

-1,9972273

1-10-2016

1-10-2018

Aanbodkant van de arbeidsmarkt

     

Leeftijd

     

18 tot 20-jarige in hh

Referentie

1-1-2017

31-12-2018

20 tot 25-jarige in hh

1,2652561

1-1-2017

31-12-2018

25 tot 30-jarige in hh

1,7504550

1-1-2017

31-12-2018

30 tot 40-jarige in hh

1,8935990

1-1-2017

31-12-2018

40 tot 50-jarige in hh

2,1254461

1-1-2017

31-12-2018

50-jarige tot AOW-leeftijd in hh

2,5804731

1-1-2017

31-12-2018

Gezinssituatie

     

Alleenstaande

Referentie

1-1-2017

31-12-2018

Eenouder-moeder, jongste kind tot 5

1,0305948

1-1-2017

31-12-2018

Eenouder-moeder, jongste kind 5-12

0,5066231

1-1-2017

31-12-2018

Eenouder-moeder, jongste kind 12-18

0,1260311

1-1-2017

31-12-2018

Eenouder-moeder, jongste kind 18+

-0,2289016

1-1-2017

31-12-2018

Eenouder-vader, jongste kind tot 5

-0,2015735

1-1-2017

31-12-2018

Eenouder-vader, jongste kind 5-12

-0,0710858

1-1-2017

31-12-2018

Eenouder-vader, jongste kind 12-18

-0,4965251

1-1-2017

31-12-2018

Eenouder-vader, jongste kind 18+

-1,0132760

1-1-2017

31-12-2018

Paar, jongste kind 18-

-1,2319780

1-1-2017

31-12-2018

Paar, jongste kind 18+

-1,6941581

1-1-2017

31-12-2018

Paar zonder kinderen

-1,1195710

1-1-2017

31-12-2018

Thuiswonend meerderjarig kind

-0,6689042

1-1-2017

31-12-2018

Overig huishouden

0,2028236

1-1-2017

31-12-2018

Wonen in corporatiewoning

1,5514743

1-1-2017

31-12-2018

Wonen op een standplaats

1,5490680

1-1-2017

31-12-2018

Migratieachtergrond

     

Geen migratieachtergrond in hh

Referentie

1-1-2017

31-12-2018

Turk in hh

0,1774615

1-1-2017

31-12-2018

Surinamer in hh

0,3226718

1-1-2017

31-12-2018

Nederlands Antilliaan in hh

0,4733527

1-1-2017

31-12-2018

Marokkaan in hh

0,5001154

1-1-2017

31-12-2018

Ghanees in hh

0,0398445

1-1-2017

31-12-2018

Somaliër of Eritreeër in hh

2,1528054

1-1-2017

31-12-2018

Afrikaan (excl. Marokkaan, Ghanees, Somaliër, Eritreeër) in hh

0,8669657

1-1-2017

31-12-2018

Afghaan in hh

1,0863325

1-1-2017

31-12-2018

Irakees in hh

1,2931337

1-1-2017

31-12-2018

Syriër in hh

3,5404508

1-1-2017

31-12-2018

Iranees in hh

0,8129299

1-1-2017

31-12-2018

Chinees in hh

-0,3210145

1-1-2017

31-12-2018

Indiaas in hh

-0,6850832

1-1-2017

31-12-2018

Overig niet-westers in hh

0,1723876

1-1-2017

31-12-2018

Voormalig Joegoslavisch in hh

0,4761400

1-1-2017

31-12-2018

Voormalig Sovjet-Unie in hh

0,3624668

1-1-2017

31-12-2018

Overig westers in hh

-0,4368658

1-1-2017

31-12-2018

Opleiding

     

Aandeel laagst opgeleiden in gemeente

0

n.v.t.

n.v.t.

HCI (human capital index) onbekend

Referentie

Opleidingsniveau 1-10-2016, arbeidsverleden 2012 t/m 2016

Opleidingsniveau 1-10-2017, arbeidsverleden 2013 t/m 2017

Lage HCI in hh

1,3063685

Opleidingsniveau 1-10-2016, arbeidsverleden 2012 t/m 2016

Opleidingsniveau 1-10-2017, arbeidsverleden 2013 t/m 2017

Middelbare of hoge HCI in hh

-1,3118882

Opleidingsniveau 1-10-2016, arbeidsverleden 2012 t/m 2016

Opleidingsniveau 1-10-2017, arbeidsverleden 2013 t/m 2017

(V)SO/Pro gevolgd in hh

1,6055867

Gevolgd tussen schooljaar 2010/2011 en 2015/2016, niet gevolgd in schooljaar 2016/2017

Gevolgd tussen schooljaar 2012/2013 en 2017/2018, niet gevolgd in schooljaar 2018/2019

Gezondheid

     

Zorgkosten boven € 50.000 in hh

0,3481896

Heel 2016

Heel 2016

Gebruik GGZ-zorg in hh

0,7924915

Heel 2016

Heel 2016

Medicijnen voor verslaving in hh

0,3582567

Heel 2016

Heel 2017

Medicijnen voor depressie in hh

0,3614081

Heel 2016

Heel 2017

Medicijnen voor psychose in hh

0,5388989

Heel 2016

Heel 2017

Medicijngebruik uit minder dan 4 hoofdgroepen in hh

Referentie

Heel 2016

Heel 2017

Medicijngebruik uit 4 tot 6 hoofdgroepen in hh

0,1607911

Heel 2016

Heel 2017

Medicijngebruik uit 6 tot 8 hoofdgroepen in hh

0,3257013

Heel 2016

Heel 2017

Medicijngebruik uit 8 of meer hoofdgroepen in hh

0,4675558

Heel 2016

Heel 2017

Combinaties van factoren

     

Niet-westerse migratieachtergrond in hh en 50-jarige tot AOW in hh

0,0226456

1-1-2017

31-12-2018

Niet-westerse migratieachtergrond in hh en gezondheidsproblemen in hh

0,1421771

1-1-2017 voor migratieachtergrond, heel 2016 voor gezondheidsproblemen

31-12-2018 voor migratieachtergrond, heel 2016 voor hoge zorgkosten en gebruik ggz-zorg, heel 2017 voor overige gezondheidsproblemen

Lage HCI in hh en gezondheidsproblemen in hh

0,4724754

Opleidingsniveau 1-10-2016, arbeidsverleden 2012 t/m 2016, heel 2016 voor gezondheidsproblemen

Opleidingsniveau 1-10-2017, arbeidsverleden 2013 t/m 2017, heel 2016 voor hoge zorgkosten en gebruik ggz-zorg, heel 2017 voor overige gezondheidsproblemen

Vraagkant van de arbeidsmarkt

     

Banen per lid beroepsbevolking in gemeente, gecorrigeerd voor reistijd, concurrentie en grenspendel

-8,0349430

1-1-2017

1-1-2018

Aandeel werkend onder niveau in gemeente

0,8611330

1-1-2017

1-1-2018

Aandeel studenten (hbo/wo) onder de potentiële beroepsbevolking in gemeente

0,3263149

1-10-2016

1-10-2018

Aandeel WW’ers onder de beroepsbevolking in gemeente

17,5956725

Q1 2017 t/m Q4 2017

Q4 2017, Q1 t/m Q3 2018

Buurteffecten

     

Aandeel van de beroepsbevolking in gemeente in buurt waar werken niet de norm is obv postcodegebieden (6 posities)

0,4576485

1-1-2017

1-1-2017

Index overlast en onveiligheid

1,2019851

1-1-2017

1-1-2018

Constante

0,0094706

   
Tabel 2: de bruto normbedragen zoals gehanteerd in het objectief verdeelmodel

Type huishouden

Normbedrag

Alleenstaande (ouder), leeftijd 21 tot AOW

15.608,27

Alleenstaande (ouder), 18, 19 of 20 jaar

3.052,68

Gehuwd paar, beide partners leeftijd 21 tot AOW

20.063,30

Gehuwd paar, beide partners 18, 19 of 20 jaar, zonder kind(eren)

6.105,36

Gehuwd paar, beide partners 18, 19 of 20 jaar, met kind(eren)

9.638,28

Gehuwd paar, één van beide partners 18, 19 of 20 jaar, zonder kind(eren)

11.884,92

Gehuwd paar, één van beide partners 18, 19 of 20 jaar, met kind(eren)

16.517,17

Normen gerechtigde leeftijd 21 tot AOW bij aantal kostendelers

Normbedrag

2 kostendelers

10.031,75

3 kostendelers

8.172,78

4 kostendelers

7.243,29

5 kostendelers

6.712,44

6 kostendelers

6.476,88

7 kostendelers

6.308,76

8 kostendelers

6.182,52

9 kostendelers

6.084,36

10 kostendelers (of meer)

6.005,88

Normen gehuwde paren (1 partner jonger dan 21, 1 partner leeftijd 21 of ouder) afhankelijk van aantal kostendelers met kinderen

Normbedrag

2 kostendelers

16.517,17

3 kostendelers

14.658,20

4 kostendelers

13.728,72

5 kostendelers

13.298,04

6 kostendelers

13.062,48

7 kostendelers

12.894,36

8 kostendelers

12.768,12

9 kostendelers

12.669,96

10 kostendelers (of meer)

12.591,48

Normen gehuwde paren (1 partner jonger dan 21, 1 partner leeftijd 21 of ouder) afhankelijk van aantal kostendelers zonder kinderen

Normbedrag

2 kostendelers

11.884,92

3 kostendelers

10.707,24

4 kostendelers

10.118,40

5 kostendelers

9.765,12

6 kostendelers

9.529,56

7 kostendelers

9.361,44

8 kostendelers

9.235,20

9 kostendelers

9.137,04

10 kostendelers (of meer)

9.058,56

Afwijkende normen gehuwden o.b.v. art. 24 Participatiewet

Normbedrag

rechthebbende leeftijd 21 of ouder met of zonder kinderen

10.031,75

rechthebbende leeftijd jonger dan 21, zonder kind

3.052,68

rechthebbende leeftijd jonger dan 21, met kind

4.819,20

Tabel 3: gewichten en peildata van de indicatoren die zijn opgenomen in de prijscomponent van het objectief verdeelmodel

Indicator

Gewicht

Peildatum schatting

Peildatum verdeling

Directe verrekening

     

Andere uitkering

     

WW-uitkering in hh

-1,4264027

5-1-2017

31-12-2018

AO-uitkering, mate van AO 15-80% of onbekend in hh

-2,3670701

5-1-2017

31-12-2017

AO-uitkering, mate van AO 80-100% in hh

-3,0789747

5-1-2017

31-12-2017

ANW-uitkering in hh

-1,9528528

31-12-2016

31-12-2018

Zw-uitkering, wachtgeld of overige uitkering in hh

-1,2172436

5-1-2017

31-12-2017

Pensioenuitkering in hh

-1,0825931

5-1-2017

31-12-2017

Kans op deeltijdwerk

     

Aanbodkant van de arbeidsmarkt

     

Leeftijd

     

18 tot 25-jarige in hh

Referentie

1-1-2017

31-12-2018

25 tot 30-jarige in hh

-0,2148057

1-1-2017

31-12-2018

30 tot 40-jarige in hh

-0,5082408

1-1-2017

31-12-2018

40 tot 50-jarige in hh

-0,5728487

1-1-2017

31-12-2018

50-jarige tot AOW-leeftijd in hh

-0,4108061

1-1-2017

31-12-2018

Gezinssituatie

     

Alleenstaande, eenoudervader

Referentie

1-1-2017

31-12-2018

Eenouder-moeder, jongste kind tot 5

-0,1787678

1-1-2017

31-12-2018

Eenouder-moeder, jongste kind 5+

-0,4002409

1-1-2017

31-12-2018

Paar met kinderen

-0,5717257

1-1-2017

31-12-2018

Paar zonder kinderen, overig huishouden

-0,7398789

1-1-2017

31-12-2018

Thuiswonend meerderjarig kind

-0,3924031

1-1-2017

31-12-2018

Wonen in corporatiewoning of op standplaats

0,0880957

1-1-2017

31-12-2018

Migratieachtergrond

     

Geen, westerse, of overige niet-westerse migratieachtergrond in hh

Referentie

1-1-2017

31-12-2018

Turk in hh

0,0894738

1-1-2017

31-12-2018

Surinamer in hh

0,1218518

1-1-2017

31-12-2018

Marokkaan in hh

0,1690292

1-1-2017

31-12-2018

Afrikaan (excl. Marokkaan) in hh

0,2266394

1-1-2017

31-12-2018

Irakees, Syriër, Iraniër, of Afghaan in hh

0,2818218

1-1-2017

31-12-2018

Opleiding

     

HCI (human capital index) onbekend

Referentie

Opleidingsniveau 1-10-2016, arbeidsverleden 2012 t/m 2016

Opleidingsniveau 1-10-2017, arbeidsverleden 2013 t/m 2017

Lage HCI in hh

0,2380750

Opleidingsniveau 1-10-2016, arbeidsverleden 2012 t/m 2016

Opleidingsniveau 1-10-2017, arbeidsverleden 2013 t/m 2017

Middelbare of hoge HCI in hh

-0,7976046

Opleidingsniveau 1-10-2016, arbeidsverleden 2012 t/m 2016

Opleidingsniveau 1-10-2017, arbeidsverleden 2013 t/m 2017

Gezondheid

     

Gebruik GGZ-zorg in hh

0,1370456

Heel 2016

Heel 2016

Medicijnen voor depressie in hh

0,0484792

Heel 2016

Heel 2017

Combinaties van factoren

     

Lage HCI in hh en gezondheidsproblemen in hh

0,1345419

Opleidingsniveau 1-10-2016, arbeidsverleden 2012 t/m 2016, heel 2016 voor gezondheidsproblemen

Opleidingsniveau 1-10-2017, arbeidsverleden 2013 t/m 2017, heel 2016 voor hoge zorgkosten en gebruik ggz-zorg, heel 2017 voor overige gezondheidsproblemen

Vraagkant van de arbeidsmarkt

     

Laaggeschoolde banen per lid beroepsbevolking in gemeente, gecorrigeerd voor reistijd, concurrentie en grenspendel

-0,2507163

1-1-2017

1-1-2018

Aandeel studenten (hbo/wo) onder de potentiële beroepsbevolking in gemeente

1,0195944

1-10-2016

1-10-2018

Buurteffecten

     

Index overlast en onveiligheid

0,4759817

1-1-2017

1-1-2018

Constante

2,8209278

   

Bijlage II. behorende bij artikel 15, eerste lid, van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ

[Vervallen per 01-01-2018]

Naar boven