Subsidieregeling innovatiearrangement 2003

[Regeling vervallen per 23-01-2014.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 31-07-2003 t/m 22-01-2014

Subsidieregeling innovatiearrangement 2003

De staatssecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschappen,

Gelet op:

  • artikel 4, eerste lid, van de Wet overige OCenW-subsidies;

Besluit:

§ 1. Inleidende bepalingen

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. minister:

    de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen;

  • b. school:

    een school voor voorbereidend beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 10a van de Wet op het voortgezet onderwijs of een scholengemeenschap waarvan een school als bedoeld in artikel 10a van de WVO deel uit maakt, op basis van artikel 21, eerste lid WVO, hierna te noemen vmbo;

  • c. instelling:

    een BVE-instelling als bedoeld in artikel 1.1.1., onder b en artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, of een instituut als bedoeld in artikel 12.3.8 en een hogeschool als bedoeld in artikel 12.3.9 van die wet en een hogeschool (hbo-instelling) als bedoeld in artikel 1.2, onder a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • d. bedrijf:

    bedrijf of instelling, niet zijnde een instelling als onder c, en vertegenwoordigers daarvan, brancheorganisatie of een Opleidings- & Ontwikkelingsfonds;

  • e. een project:

    een samenhangend geheel van werkzaamheden gericht op de doelstelling, bedoeld in artikel 2;

  • f. een aanvrager:

    een school of instelling;

  • g. innovatiearrangement:

    een gezamenlijk (regionaal of sectoraal) project van een samenwerkingsverband van tenminste een school/instelling en een BVE-instelling en een bedrijf waarmee het innovatief vermogen van het beroepsonderwijs wordt versterkt, binnen de context van versterking van de relatie tussen onderwijs en bedrijfsleven;

  • h. apparaatskosten:

    kosten ten behoeve van de uitvoering van deze regeling;

  • i. subsidie:

    de aanspraak op financiële middelen op grond van deze regeling;

  • l. Senter:

    het agentschap Senter van het Ministerie van Economische Zaken, dat fungeert als secretariaat van onder meer de beoordelingscommissie;

  • m. Convenant:

    het convenant 'Samenwerking ten behoeve van innovatie in het beroepsonderwijs', gepubliceerd in Uitleg, Gele katern van 11 juni 2003;

  • n. beoordelingscommissie:

    een onafhankelijke commissie, als bedoeld in artikel 6, belast met de beoordeling van de subsidieaanvragen, welke uitmonden in een advies aan de minister.

  • o. Platform beroepsonderwijs beroepsonderwijs:

    een samenwerkingsverband van organisaties van het beroepsonderwijs, dat een bijdrage wil leveren aan een hoger rendement, minder uitval, een sterker imago, en het centraler stellen van de loopbaan van de deelnemer in het hele beroepsonderwijs, van vmbo tot en met hbo.

Artikel 2. Doelstelling

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 Doel van de regeling is het ondersteunen en stimuleren van innovatiearrangementen door middel van het beschikbaar stellen van subsidie ten behoeve van projecten.

  • 2 Binnen de context van versterking van de relatie tussen onderwijs en bedrijfsleven, gelden de volgende thema's waar een innovatiearrangement op gericht moet zijn:

    • gerichtheid op vermindering van de uitval,

    • verbetering van de doorstroom, en

    • pedagogische- en didactische vernieuwing.

Artikel 3. Vaststelling subsidieplafond

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is een maximaal bedrag van € 10.925.000,- beschikbaar inclusief apparaatskosten.

§ 2. Subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Artikel 4. Subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 De minister verleent op aanvraag een subsidie voor een innovatiearrangement als bedoeld in artikel 1, onder g.

  • 2 Een aanvraag voor subsidie wordt voor 1 september 2003 schriftelijk ingediend bij Senter.

  • 3 Indien de aanvraag niet volledig is stelt Senter de aanvrager hiervan in kennis en krijgt de aanvrager de gelegenheid de aanvraag binnen twee weken aan te vullen.

  • 4 De subsidie voor een project bedraagt per aanvraag maximaal 40% van de subsidiabele projectkosten, bedoeld in het zevende lid, en ten hoogste € 1.000.000,-.

  • 5 De aanvraag bevat in ieder geval een projectvoorstel, opgesteld op basis van een door het Platform beroepsonderwijs ontwikkelde handleiding, die vergezeld gaat van een;

    • a) projectplan:

    • b. door alle participanten van het samenwerkingsverband ondertekende verklaring, waaruit blijkt dat de aanvrager bevoegd is voor rekening en risico van alle participanten van het samenwerkingsverband de aanvraag in te dienen;

    • c. begroting, en

    • d. beschrijving van de wijze waarop de publieke beschikbaarheid en verspreiding van de resultaten van het project tot stand komt.

  • 6 Het projectplan bevat ten minste:

    • a. een omschrijving van reeds lopende innovatieve projecten in de scholen/instellingen van het samenwerkingsverband, de beoogde resultaten en de wijze waarop deze aantoonbaar worden gemaakt;

    • b. voor zover van toepassing een omschrijving van de wijze waarop van de inzet van ICT gebruik wordt gemaakt, en

    • c. de afspraken die de bedrijven/instellingen of natuurlijke personen van het samenwerkingsverband hebben vastgelegd omtrent coproductie, exploitatie en distributie.

  • 7 Voor de berekening van de hoogte van de subsidie komen voor de kosten van het project uitsluitend in aanmerking:

    • a. loonkosten van personeel en van één of meer bedrijven/instellingen of natuurlijke personen van het samenwerkingsverband;

    • b. aan derden verschuldigde kosten terzake van door hen verrichte arbeid in het kader van het project, doch ten hoogste 25% van de totale projectkosten;

    • c. materiaalkosten van het project, alsmede de kosten van door de partners in een samenwerkingsverband beschikbaar gestelde faciliteiten, en

    • d. een opslag voor algemene kosten, niet hoger dan 40% van de onder a bedoelde loonkosten en de onder c bedoelde materiaalkosten van het project.

§ 3. Subsidieverlening

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Artikel 5. Voorwaarden gesteld aan het project

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 Een project voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a. het valt binnen één van de vermelde thema's, bedoeld in artikel 2, tweede lid;

    • b. het project is innovatief;

    • c. het project wordt uitgevoerd door een gelegenheidsbundeling van ten minste een school uit het vmbo en een BVE-instelling, een BVE- en een hbo-instelling of een scholengemeenschap waarin zowel het vmbo en het BVE-onderdeel van de scholengemeenschap participeren, en een bedrijf;

    • d. het heeft een substantiële financiële omvang;

    • e. het betreft projecten in het kader van de dieptestrategie;

    • f. het is gericht op het ontwikkelen van innovaties door middel van experimenten op regionaal en/of sectoraal niveau;

    • g. het wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband dat over de vereiste deskundigheid beschikt om het project succesvol te kunnen uitvoeren, waarbij in voldoende mate de betrokkenheid van werknemers, het management en de dagelijkse leiding van de betrokkenen verzekerd is;

    • h. de aanvrager draagt zorg voor de publieke beschikbaarheid en verspreiding van de opbrengst van het project, waaronder in ieder geval wordt verstaan het digitaal beschikbaar stellen van de resultaten van het project, waaronder in ieder geval wordt verstaan, dat de informatie over de bereikte resultaten van het project via internet/Kennisnet kosteloos beschikbaar is;

    • i. indien een aanvraag geschiedt door een scholengemeenschap waarin zowel BVE als het vmbo van die scholengemeenschap participeren, dan dient uit de aanvraag de zelfstandige inbreng van dit vmbo en dit mbo binnen het samenwerkingsverband duidelijk te blijken;

    • j. de projectuitvoering start binnen zes maanden na verlening van de subsidie;

    • k. de maximale looptijd van een project bedraagt drie jaar;

    • l. subsidie wordt slechts verleend aan een school of instelling, en

    • m. het initiatief van het project ligt bij het onderwijsveld en het bedrijfsleven.

  • 2 De hierboven genoemde voorwaarden zijn evenwichtig en op een duidelijke en heldere wijze in het projectplan uitgewerkt en onderling afgestemd.

Artikel 6. Beoordelingscommissie

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 Er is een beoordelingscommissie innovatiearrangement, zoals beschreven in het Convenant, die tot taak heeft de minister te adviseren omtrent aanvragen om subsidie op grond van deze regeling.

  • 2 De beoordelingscommissie wordt door de minister voor een periode van 1 jaar benoemd.

  • 3 De bescheiden betreffende de werkzaamheden van de beoordelingscommissie worden na beëindiging van de werkzaamheden opgeborgen in het archief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

  • 4 De beoordelingscommissie verstrekt desgewenst aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke aangelegenheden en bescheiden, voor zover dat voor zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 5 De beoordelingscommissie stelt na de aanvraagperiode binnen twee maanden een verslag op van haar werkzaamheden en het gevoerde beleid in de voorliggende periode. Het verslag wordt aan de minister toegezonden en met inachtneming van de Wet openbaarheid van bestuur algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 6 De voorzitter en de leden van de beoordelingscommissie gaan uit van de vertrouwelijkheid van de verkregen informatie, zowel gedurende de looptijd van deze beschikking alsmede na de beëindiging daarvan.

Artikel 7. Besluit minister

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 De beoordelingscommissie geeft aan de minister in ieder geval een negatief advies indien:

    • a. de aanvraag niet voldoet aan de in artikel 5 vermelde eisen, of

    • b. de samenstelling van het samenwerkingsverband, de samenwerkingsbereidheid en de aanwezige deskundigheid binnen het samenwerkingsverband naar het oordeel van de beoordelingscommissie geen vertrouwen biedt in het tot een goed einde brengen van het project.

  • 2 De beoordelingscommissie rangschikt de aanvragen waaromtrent zij positief adviseert zodanig, dat een aanvraag hoger gerangschikt wordt naar de mate waarin het project:

    • a) innovatief is;

    • b) bijdraagt aan de realisatie van de doelstelling en aan de versterking van de samenwerking tussen het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven;

    • c) perspectief biedt op implementatie, en

    • d) duidelijk wordt beschreven in een projectplan dat zich kenmerkt door een hoge kwaliteit.

  • 3 Indien bij de ranking, zoals vermeld in het tweede lid, meerdere projecten op een gelijke plaats eindigen en een keuze tussen deze projecten in verband met het bereiken van het subsidieplafond vereist is, prevaleert het project dat op het gebied van innovatie het hoogste scoort.

  • 4 Indien de minister niet akkoord gaat met het advies inzake een of meer van de projecten treedt hij in overleg met de partijen van het Convenant om tot overeenstemming te komen over de toekenning van subsidie aan projecten.

  • 5 De minister besluit uiterlijk 11 weken na afloop van de periode, bedoeld in artikel 4, vierde lid, waarin de aanvraag is ingediend, op de aanvraag. Indien de minister niet binnen 11 weken kan beslissen, deelt hij de aanvrager mee binnen welke termijn de beslissing wel tegemoet kan worden gezien.

  • 6 De minister verdeelt het beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 3, op basis van het advies van de beoordelingscommissie, bedoeld in het tweede lid.

  • 7 De minister wijkt, met inachtneming van het bepaalde in vierde lid, niet dan gemotiveerd af van het advies van de beoordelingscommissie.

§ 4. Verplichtingen subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Artikel 8. Verantwoording subsidie

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 De subsidieontvanger dient halverwege de looptijd van het project in tweevoud een tussenrapportage in bij Cfi, waarin de voortgang van het project inhoudelijk en financieel beschreven is.

  • 2 De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Eventueel niet-bestede middelen of overschotten na afloop van de activiteiten zullen worden teruggevorderd.

  • 3 De subsidie wordt verantwoord in de jaarrekening die op het jaar betrekking heeft waarin de subsidie wordt besteed, doch uiterlijk in 2007, en in een verslag van de projectactiviteiten. Dit verslag bevat, voor zover van toepassing, een analyse van de verschillen tussen de voorgenomen projectactiviteiten en de beoogde resultaten, vermeld in het projectplan, en de feitelijke realisatie.

  • 4 De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van deze subsidie.

§ 5. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Artikel 9. Vaststelling subsidie

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 De minister geeft een beschikking tot vaststelling van de subsidie binnen drie maanden na goedkeuring van de jaarrekening en goedkeuring van het verslag van de projectactiviteiten.

  • 2 Indien de beschikking niet binnen de in het vorige lid gestelde termijn kan worden genomen, stelt de minister de betrokkene daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien.

  • 3 De subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijke kosten.

  • 4 De vaststelling van de subsidie kan niet hoger zijn dan de verleende subsidie.

§ 6. Betaling

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Artikel 10. Voorschotten

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

De subsidie wordt als voorschot verstrekt binnen 4 weken na een positieve beslissing op de aanvraag.

§ 7. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Artikel 11. Terugvordering subsidie

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Eventueel niet-bestede middelen of overschotten na afloop van de activiteiten zullen worden teruggevorderd.

  • 2 De subsidie, bedoeld in artikel 4, eerste lid, kan worden geweigerd of geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd van een aanvrager, indien:

    • a. de aanvrager onjuiste, niet tijdige of voor de beoordeling van de uitvoering van de regeling onvolledige gegevens heeft verstrekt;

    • b. het project niet is gestart, aanzienlijk is vertraagd of voortijdig wordt beëindigd;

    • c. de ontvanger van de subsidie heeft gehandeld in strijd met de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • d. de ontvanger de subsidie kennelijk in strijd met het doel van de subsidie heeft gehandeld, of

    • e. de verlening van de subsidie onjuist was en de ontvanger dit wist of behoorde te weten.

Artikel 12. Bewaarplicht

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

De aanvrager bewaart de boeken en bescheiden en informatie of andere informatiedragers die verband houden met de toepassing van deze regeling, gedurende tenminste zeven jaar na de datum waarop de vaststelling van de subsidie heeft plaatsgevonden.

Artikel 13. Informatieverschaffing

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 De participanten van het samenwerkingsverband verstrekken de minister en door deze aangewezen personen de gevraagde inlichtingen.

  • 2 Zij dragen er zorg voor dat de minister en door deze aangewezen personen volledige inzage hebben in boeken en bescheiden, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn en verlenen de minister en door deze aangewezen personen toegang tot de door hem gebruikte plaatsen.

Artikel 14. Evaluatie regeling

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 Het Platform beroepsonderwijs evalueert de effecten van deze regeling, voor wat betreft de realisatie van de in artikel 2, tweede lid genoemde thema's en rapporteert daaromtrent de minister.

  • 2 In het kader van het eerste lid wordt voor 31 juli 2006 een tussenrapportage ingediend en voor 31 december 2007 een eindrapportage.

Artikel 15. Bekendmaking

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Deze regeling wordt met de toelichting in Uitleg OCenW-regelingen geplaatst. Van deze plaatsing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 16. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Deze regeling treedt in werking de dag na publicatie in Uitleg OCenW-Regelingen waarin deze regeling is bekendgemaakt.

Artikel 17. Citeertitel

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Deze regeling wordt aangehaald als Subsidieregeling innovatiearrangement 2003.

De

staatssecretaris

van onderwijs, cultuur en wetenschappen

drs. A.D.S.M. Nijs, MBA

Naar boven