Selectielijst neerslag handelingen Minister van SZW m.b.t. de SER 1970 - heden

Geraadpleegd op 19-03-2024.
Geldend van 25-07-2003 t/m heden

Selectielijst neerslag handelingen Minister van SZW m.b.t. de SER 1970 - heden

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;

De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 24 oktober 2000, nr. arc-2000.1596/2);

Besluiten:

Artikel 1

De bij dit besluit gevoegde 'selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de onder hem ressorterende actoren met betrekking tot de Sociaal-economische Raad over de periode 1970-heden' en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.

Artikel 2

De lijst van te vernietigen archiefbescheiden van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vastgesteld bij beschikking MB nr. CD/A91.708 van 20 augustus 1991 en CDZA/91/1982 van 20 augustus 1991 (Staatscourant 1991, 197) wordt ingetrokken voorzover het archiefbescheiden betreft die de neerslag vormen van de in deze selectielijst beschreven handelingen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 12 juni 2003

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
namens deze,
de

Algemene Rijksarchivaris

,

M.W. van Boven

.
De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
namens deze,
de

plaatsvervangend secretaris-generaal wnd.

,

M.A. Ruys

.

Sociaal-Economische Raad

Basisselectiedocument 1970-heden voor de neerslag van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Economische Zaken van 1950 tot heden

Vaststelling BSD

In de periode januari 1999 tot januari 2000 is het ontwerp-BSD door de Ministeries van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Staatssecretaris van OCenW aangeboden. Hierna heeft de Staatssecretaris het ontwerp-BSD ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het ontwerp-BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 15 maart 2000 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de informatiebalie in de studiezaal van het Algemeen Rijksarchief evenals in de bibliotheken van de betrokken zorgdragers en de rijksarchieven in de provincie, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant.

Tijdens het driehoeksoverleg was, op verzoek van de Archiefcommissie van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap, ook een deskundige op het beleidsterrein aanwezig. Van andere (historische) organisaties of individuele burgers is geen commentaar ontvangen.

In de Bijzondere Commissie Archieven van de RvC is het ontwerp-BSD behandeld, waarbij ook het verslag van het driehoeksoverleg bij de voorbereiding van het advies is meegenomen.

Op 3 april 2001 bracht de RvC advies uit (nr. arc-2000.2199/3), hetgeen geen aanleiding heeft gegeven tot wijzigingen in de selectielijst.

Inleiding

De voorliggende selectielijst is een selectielijst als bedoeld in art. 2, eerste lid van het Archiefbesluit 1995. De lijst op opgezet als basisselectiedocument (BSD). Dit BSD bestaat voor het grootste deel uit een lijst van handelingen, zoals beschreven in: E.A.T.M. Schreuder, Sociaal-Economische Raad, Een institutioneel onderzoek naar de taken en handelingen van de SER 1950-1996. Pivotrapport nr. 58.

In een BSD wordt op grond van een aantal selectiecriteria aan elke handeling een waardering gegeven, die neerkomt op een beslissing voor bewaren of (op termijn) vernietigen van de bescheiden die de neerslag vormen van de handeling.

Deze selectielijst fungeert als een nieuwe selectielijst voor het beleidsterrein taken en handelingen van de SER als adviesorgaan van de regering en toporgaan van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie vanaf 1950. In het basisselectiedocument zijn naast de SER als eerste actor (voor de selectielijst van de actor SER, zie Stcrt. 1999, 216) ook andere actoren opgenomen. Deze selectielijst geldt voor de actoren minister van Economische Zaken en de minister van sociale Zaken.

De definitieve beslissing over de waardering van de handelingen van alle andere actoren waarvan de waardering nog niet is vastgesteld zal door de desbetreffende zorgdrager worden genomen. Elke zorgdrager neemt dus een beslissing over de waardering van de handelingen waar hij als actor optreedt. Dit BSD is naar de desbetreffende zorgdragers verzonden voor waardering van de handelingen. De voorstellen voor de waardering van de handelingen van deze zorgdragers gelden als een advies voor waardering.

In dit BSD zijn de handelingen van de ministers van Economische Zaken en minister van Sociale Zaken gewaardeerd, naar aanleiding van de toezending van het basisselectiedocument.

Het beleidsterrein

In dit BSD worden de handelingen op het beleidsterrein taken en handelingen van de SER als adviesorgaan van de regering en toporgaan van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie gewaardeerd. Het stelsel van publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties (PBO) omvat de SER en de bedrijfslichamen (bedrijf- en productschappen). Deze organisaties zijn functionele openbare lichamen voor delen van het bedrijfsleven. Als openbare lichamen maken de bedrijfsorganisaties geen deel uit van de rijksoverheid. Het zijn zelfstandige organen, met beperkte regelgevende bevoegdheid inzake onderwerpen die hen wettelijk zijn toegekend of overgelaten. Daarnaast vervullen de bedrijfslichamen taken op het gebied van belangenbehartiging, bevordering van de productie en productontwikkeling, arbeidsvoorwaarden en voorlichting. Deze taken zijn niet vanwege de wetgever opgedragen of overgelaten. Aan de top van het PBO-stelsel staat de Sociaal -Economische Raad (SER). Als toporgaan in het PBO-stelsel heeft de SER verordenende en toezichthoudende bevoegdheden op de bedrijfslichamen. Daarnaast fungeert de SER als adviesorgaan van de regering op het terrein van het sociaal-economisch beleid.

De bevoegdheden en taken van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties liggen op verschillende beleidsterreinen van de overheid. De SER adviseert over sociaal-economische aangelegenheden. Daaronder vallen vraagstukken op het gebied van bijvoorbeeld industriebeleid, sociale verzekeringen, inkomensontwikkeling, structuurbeleid, volksgezondheid. Het betreft vooral beleidsterreinen waarop de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Economische Zaken actief zijn. Op die beleidsterreinen hebben ook de bedrijfslichamen bevoegdheden, bijvoorbeeld voor nadere regelgeving. Daarnaast voert de SER handelingen uit in het kader van medewind of van zijn autonome taak die niet naar één beleidsterrein te herleiden zijn.

De taken en handelingen van de SER en de context van die taken en handelingen staan beschreven in E.A.T.M. Schreuder, Sociaal-Economische Raad, Een institutioneel onderzoek naar de taken en handelingen van de SER 1950-1996. Pivotrapport nr. 58.

De handelingen van product- en bedrijfschappen worden in aparte institutionele onderzoeken beschreven en in aparte basisselectiedocumenten gewaardeerd.

De handelingen van de SER die voortkomen uit andere wetgeving van de Wet Bo zullen ook worden opgenomen in dit BSD. Voorzover de bedrijfslichamen en de SER handelingen verrichten op andere beleidsterreinen, zullen de bedrijfslichamen als actor in het desbetreffende institutioneel onderzoek worden opgenomen. In dit BSD zijn ook actoren opgenomen die handelingen verrichten op het gebied van de Sociaal-Economische Raad. Deze actoren en hun rol staan hieronder beschreven. Voor een meer uitgebreide beschrijving, zie: Sociaal-Economische Raad, Een institutioneel onderzoek naar de taken en handelingen van de SER 1950-1996. Pivotrapport nr. 58.

Actoren (vanaf 1970)

Sociaal-Economische Raad en zijn commissies

De SER heeft op grond van art. 2 van de Wet Bo tot taak `een het belang van het Nederlandse volk dienende werkzaamheid van het bedrijfsleven te bevorderen, alsmede het belang van de daartoe behorende personen te behartigen'. De raad doet dat door het uitvoeren van een viertal taken:

- hij adviseert de regering op sociaal en economische gebied,

- hij houdt toezicht op de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie,

- hij stimuleert nieuwe ontwikkelingen in het bedrijfsleven,

- hij werkt mee aan de uitvoering van enkele wetten.

De commissies zijn als actoren opgenomen wanneer zij een eigen bevoegdheid hebben voor het doen van handelingen, zoals in dit BSD wordt bedoeld.

Staten-Generaal

Bekrachtigt bij wet het niet verenigbaar zijn van werkzaamheden met het lidmaatschap van de SER.

Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, resp. Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1960-heden

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een toezichthoudende taak op de SER. De minister van SZW wijst de organisaties aan die leden van de Raad benoemen, stelt het aantal leden vast en regelt de aanvaarding van de benoemingen. Verder keurt hij de begroting en de jaarrekening van de SER goed en verordeningen waarvan de bepalingen strafrechtelijke of financiële gevolgen hebben en besluiten en verordeningen betreffende de oprichting van een bedrijfslichaam. Ook heeft de minister van SZW de bevoegdheid besluiten en verordeningen van de SER te schorsen of te vernietigen.

Minister van Algemene Zaken, 1951-heden

Minister van Economische Zaken, 1951-heden

Minister van Financiën, 1951-heden

Minister van Justitie, 1951-heden

Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieuhygiëne en voorgangers, 1951-heden

Minister van Verkeer & Waterstaat, 1951-heden

Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en voorgangers, 1951-heden

Minister van Binnenlandse Zaken, 1951-heden

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en voorgangers, 1951-heden

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voorgangers, 19

De ministeries zijn op een aantal manieren betrokken bij de Sociaal-Economische Raad. In de eerste plaats vragen de ministers advies aan de SER over onderwerpen op sociaal-economisch gebied. In de tweede plaats kunnen de ministers de medewerking van de raad en de bedrijfslichamen vorderen bij de uitvoering van wet- en regelgeving op verschillende beleidsterreinen. Voorts hebben de ministeries een toezichthoudende taak op de SER en de bedrijfslichamen. Tot 1992 werden de bedrijfslichamen door de vakministeries opgericht of opgeheven, bij wet of amvb. Vanaf 1992 werd dat een bevoegdheid van de SER. Ook keuren de vakministers de verordeningen van de bedrijfslichamen, die worden uitgevaardigd op basis van het medebewind, goed. Tot 1992 keurden zij ook de autonome verordeningen van de bedrijfslichamen goed. Na 1992 werd dat een onderdeel van de toezichthoudende taak van de SER. Voorts hebben de ministers een toezichthoudende taak op verordeningen van de SER, als deze bepalingen van strafrechtelijke of financiële aard bevatten.

De minister van Justitie regelt de samenstelling en benoeming van de leden van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Bedrijfslichamen

Product- en bedrijfschappen, organen van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie.

Gemeenschappelijk Begeleidingsinstituut Ondernemingsraden

De stichting die de subsidiëring van de scholingsactiviteiten van de ondernemingsraden verzorgt en de erkenning van de scholingsinstituten die de scholing en vorming van leden van ondernemingsraden mogen verzorgen. Deze stichting is geen actor in dit BSD.

Ondernemersorganisaties

Doen voordracht voor de ondernemingsleden van de SER. Zij worden aangewezen door de minister van SZW, als organisaties die representatief worden geacht. De handelingen van deze actor zijn niet in het BSD opgenomen omdat zij niet vallen onder de Archiefwet 1995.

Werknemersorganisaties

Doen voordracht voor de werknemersleden van de SER. Zij worden aangewezen door de minister van SZW als organisaties die representatief worden geacht. De handelingen van deze actor zijn niet in het BSD opgenomen omdat zij niet vallen onder de Archiefwet 1995.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Ingesteld bij de Wet administratieve rechtspraak bedrijfsorganisatie en verzorgt de rechtspraak bij beroep tegen beslissingen van de SER of de bedrijfslichamen.

De handelingen van dit College zullen worden opgenomen in het institutioneel onderzoek naar taken en handelingen van de rechterlijke macht.

Selectiecriteria

De handelingen zijn gewaardeerd met behulp van de volgende criteria:

Algemene selectiecriteria

Handelingen die worden gewaardeerd met B (ewaren)

1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen.

Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.

2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen.

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieronder valt ook het toetsen van en het toezien op beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren.

Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.

4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen.

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt.

Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.

6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten.

Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.

Handelingen per actor

(De cijfers achter de aanduiding `B' (Bewaren) verwijzen naar de in het voorgaande weergegeven selectiecriteria)

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

3

Handeling: Het benoemen van een derde deel van de leden van de SER.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 4.2.

Product: KB van 24 september 1959.

V, termijn: 5 jaar na geldigheid van het KB

4

Handeling: Het vaststellen van het aantal leden van de SER.

Periode: 1950-heden

Grondslag: Wet Bo, art. 4.5 a.

Product: KB van 27 februari 1950, Stb K 54.

Opmerking: De SER wordt voor de vaststelling van het aantal leden gehoord. Zie handeling 2

B, 4

5

Actor: Minister van SZW

Handeling: Het regelen van de aanvaarding door leden en hun plaatsvervangers van hun functie.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art.4.6.

Product: KB van 24 september 1959, Stb 343.

V, termijn: 5 jaar na geldigheid van het KB

6

Actor: Minister van SZW

Handeling: Het stellen van regels over de onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de raad met andere werkzaamheden.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 6.1.

Product: KB van 22 september 1955, Stb 455.

B, 4

9

Handeling: Het stellen van regels voor de verzekering van de naleving van het bepaalde in art. 5 en de krachtens art. 6 gestelde regels.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 7.

Product: KB van 24 september 1959, Stb 343.

B, 5

11

Handeling: Het benoemen en ontslaan van de voorzitter van de SER uit diens leden.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 11.1.

Product: KB.

V, termijn: 5 jaar na geldigheid van het KB

14

Handeling: Het aanwijzen van ministers die de vergaderingen van de raad kunnen bijwonen met een raadgevende stem.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 28.1.

Product: KB's van 3 maart 1950, Stc. 48, van 31 maart 1952, Stc. 76, en van 3 maart 1972, Stc. 53.

Opmerking: Voor deze ministers kan ook gelezen worden: hun rechtsvoorgangers.

V, termijn: 5 jaar na geldigheid van het KB

15

Handeling: Het aanwijzen van personen die hen bijstaan en/of vertegenwoordigen in de vergaderingen van de SER met een raadgevende stem.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 28.1.

Product: MB

Opmerking: Voor de genoemde ministers kan ook gelezen worden: hun rechtsvoorgangers.

V: termijn: 5 jaar na geldigheid van het MB

18

Handeling: Het vaststellen van de wijze waarop ontwerp-verordeningen van de SER worden bekend gemaakt, binnen welke termijn bezwaren kunnen worden ingediend en op welke wijze de vastgestelde verordening wordt bekend gemaakt.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 38.

Product: KB van 5 december 1950, Stb. K 550.

B, 5

19

Handelingen: Het schorsen of vernietigen van besluiten van de SER.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 58.

Product: Amvb

B, 1

20

Handeling: Het goedkeuren van besluiten en verordeningen van de SER.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Art. 32.2 en 3, art. 38.1, art. 55.3 en 56.1.

Product: KB en MB

Opmerking: Art. 32, lid 2 en 3 betreffen de verordeningen waarbij overtredingen zijn aangewezen als strafbare feiten.

Art. 38.1 betreft verordeningen waarover niet in het openbaar is beraadslaagd of beslist.

B, 5

22

Handelingen: Het goedkeuren van de begroting van de SER.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 47.

Product: KB

Opmerking: Na 1992 is er sprake van tekstwijziging in de wet. Voor 1992 is het de Kroon die de begroting moet goedkeuren, na 1992 alleen de minister van SZW.

V, termijn:10 jaar na geldigheid van het KB

24

Handelingen: Het goedkeuren van de jaarrekening van de SER.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 52.4.

Product: KB

Opmerking: Na 1992 is er sprake van tekstwijziging in de wet. Voor 1992 is het de Kroon die de jaarrekening moet goedkeuren, na 1992 alleen de minister van SZW. In artikel 53 wordt de informatievoorziening voor de minister geregeld.

V, termijn: 10 jaar na geldigheid van het KB

28

Handelingen: Het goedkeuren van een verordening inzake de heffing van opcenten en bijdragen.

Periode: 1992-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 55.3.

Product: MB

V, termijn: 10jaar na geldigheid van het MB

31

Handeling: Het vaststellen van functies die niet te verenigen zijn met de functie van secretaris van de SER.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 17.2.

Product: Deze handeling is niet verricht.

V, termijn: 5 jaar na geldigheid van het besluit

37

Handeling: Het vragen van advies aan de SER of de commissies ex. art. 43 over voorgenomen maatregelen op sociaal en economisch gebied.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 41.

Product: Adviesaanvraag

B, 1

79

Handeling: Het instellen van een bedrijfslichaam, na een positief advies van de SER.

Periode: 1950-1992.

Grondslag: Wet Bo, art 67.1.

Product: Amvb of wet

B, 1

82

Handeling: Het goedkeuren van een verordening van de SER waarbij een bedrijfslichaam word opgericht.

Periode: 1992-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 67.2.

Product: MB

B, 1

83

Handeling: Het opheffen van een bedrijfslichaam.

Periode: 1950-1992.

Grondslag: Wet Bo, art 70.1.

Product: Amvb of wet

B, 1

85

Handeling: Het aanwijzen van ondernemers- en werknemersorganisaties die leden van het bestuur van een bedrijfslichaam mogen benoemen en het bepalen van het aantal leden dat zij mogen benoemen.

Periode: 1950-1992.

Grondslag: Wet Bo, art 73.2 en 73.5.

Product: Amvb

B, 5

89

Handeling: Het stellen van regels voor de aanvaarding door bestuursleden en hun plaatsvervangers van hun functie.

Periode: 1950-1992.

Grondslag: Wet Bo, art. 73.6.

Product: KB van 24 september 1959, Stb 343.

V, termijn: 5 jaar na geldigheid van het KB

92

Handeling: Het benoemen van de voorzitter van een productschap.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 78.1.

Product: KB

V, termijn: 5 jaar na geldigheid van het KB

93

Handeling: Het goedkeuren van de benoeming van een voorzitter van een bedrijfschap.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 79.1.

Product: MB

V, termijn: 5 jaar na geldigheid van het MB

94

Handeling: Het goedkeuren van een verordening van een productschap voor de vergoeding van zijn voorzitter.

Periode: 1950-1992.

Grondslag: Wet Bo, art. 83.2.

Product: MB

V, termijn: 5 jaar na geldigheid van het MB

96

Handeling: Het zich laten vertegenwoordigen in het bestuur van een bedrijfslichaam, met raadgevende stem.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art 91.1.

Product: MB

V, termijn: 5 jaar na geldigheid van het MB

98

Handeling: Het goedkeuren van verordeningen van het bedrijfslichaam.

Periode: 1950-1992.

Grondslag: Wet Bo, art. 94, art. 100.3 en 104.2.

Product: MB

B, 5

101

Handeling: Het vorderen van medewerking van een bedrijfschap.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 96.1 en 99.

Product: Wet of amvb

B, 5

107

Handeling: Het nemen van een besluit over een door een bedrijfslichaam aangevraagde voorziening wanneer de SER een verordening of besluit van het lichaam niet heeft goedgekeurd.

Periode: 1950-1992.

Grondslag: Wet Bo, art. 131.2.

Product: KB

B, 5

108

Handeling: Het schorsen van besluiten van organen van bedrijfslichamen en van gemeenschappelijke lichamen, na het horen van de SER.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 133 en 134.2.

Product: KB

B, 5

129

Handeling: Het goedkeuren van een verordening van een bedrijfslichaam ter instelling van een tuchtgerecht.

Periode: 1954-heden.

Grondslag: Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisaties, art. 8.2.

Product: MB

B, 1

Minister van Economische Zaken

14

Handeling: Het aanwijzen van ministers die de vergaderingen van de raad kunnen bijwonen met een raadgevende stem.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 28.1.

Product: KB's van 3 maart 1950, Stc. 48; van 31 maart 1952, Stc. 76 en van 3 maart 1972, Stc. 53.

Opmerking: Voor deze ministers kan ook gelezen worden: hun rechtsvoorgangers.

V, termijn: 6 jaar

15

Handeling: Het aanwijzen van personen die hen bijstaan en/of vertegenwoordigen in de vergaderingen van de SER met een raadgevende stem.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 28.1.

Product: MB

Opmerking: Voor de genoemde ministers kan ook gelezen worden: rechtsvoorgangers, wanneer de betrokken departementen anders zijn samengesteld.

V, termijn: 6 jaar

37

Handeling: Het vragen van advies aan de SER of de commissies ex. art. 43 over voorgenomen maatregelen op sociaal en economisch gebied.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 41.

Product: Adviesaanvraag

B, 1

79

Handeling: Het instellen van een bedrijfslichaam, na een positief advies van de SER.

Periode: 1950-1992.

Grondslag: Wet Bo, art 67.1.

Product: Amvb of wet

B, 1

82

Handeling: Het goedkeuren van een verordening van de SER waarbij een bedrijfslichaam word opgericht.

Periode: 1992-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 67.2.

Product: MB

B, 1

83

Handeling: Het opheffen van een bedrijfslichaam.

Periode: 1950-1992.

Grondslag: Wet Bo, art 70.1.

Product: Amvb of wet

B, 1

93

Handeling: Het goedkeuren van de benoeming van een voorzitter van een bedrijfschap.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 79.1.

Product: MB

V, termijn: 6 jaar

94

Handeling: Het goedkeuren van een verordening van een productschap voor de vergoeding van zijn voorzitter.

Periode: 1950-1992.

Grondslag: Wet Bo, art. 83.2.

Product: MB

V, termijn: 6 jaar

96

Handeling: Het zich laten vertegenwoordigen in het bestuur van een bedrijfslichaam, met raadgevende stem.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art 91.1.

Product: MB

V, termijn: 6 jaar

98

Handeling: Het goedkeuren van verordeningen van het bedrijfslichaam.

Periode: 1950-1992.

Grondslag: Wet Bo, art. 94, art. 100.3 en 104.2.

Product: MB

B, 5

101

Handeling: Het vorderen van medewerking van een bedrijfschap.

Periode: 1950-heden.

Grondslag: Wet Bo, art. 96.1 en 99.

Product: Wet of amvb

B, 5

129

Handeling: Het goedkeuren van een verordening van een bedrijfslichaam ter instelling van een tuchtgerecht.

Periode: 1954-heden.

Grondslag: Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisaties, art. 8.2.

Product: MB

B, 1

Naar boven