Subsidieregeling aanpak milieudrukvermindering 2003

[Regeling vervallen per 23-12-2004.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 16-10-2003 t/m 22-12-2004

Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 20 december 2002, nr. SAS/2002102583, houdende regels met betrekking tot subsidies aan gemeenten om hen te stimuleren tot het verminderen van milieudruk door het bevorderen van preventie en scheiding van huishoudelijke afvalstoffen en door het optimaliseren van vergunningverlening en handhaving met betrekking tot afvalpreventie, afvalscheiding en energiebesparing 2003

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 15.13, eerste tot en met derde lid, van de Wet milieubeheer;

Besluit:

Artikel 1. (Begripsomschrijvingen)

[Regeling vervallen per 23-12-2004]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. samenwerkingsverband: verband van twee of meer Nederlandse gemeenten die aan de hand van een regeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, dan wel van een schriftelijke verklaring kunnen aantonen dat zij samenwerken bij het uitvoeren van projecten als bedoeld onder i, j, l, m, n en o;

  • b. afvalpreventie: het voorkomen of beperken van het ontstaan van afvalstoffen of het verminderen van de milieuschadelijkheid daarvan door interne nuttige toepassing of reductie aan de bron;

  • c. afvalscheiding: het scheiden en gescheiden houden van afvalstoffen en deze gescheiden afgeven;

  • d. energiebesparing: verbeteren van de energie-efficiency door het treffen van maatregelen binnen een inrichting;

  • e. sorteeranalyse: sorteeranalyse die is uitgevoerd overeenkomstig de Richtlijn Sorteeranalyse van het Afval Overleg Orgaan;

  • f. huishoudelijke afvalstoffen: groente-, fruit- en tuinafval, papier en karton, glas, textiel, wit- en bruingoed, klein chemisch afval en grove huishoudelijke afvalstoffen;

  • g. nulmeting: inventarisatie van gegevens over afvalscheiding en afvalpreventie, voorzover het huishoudelijke afvalstoffen betreft, volgens de opgave in de bijlage bij deze regeling;

  • h. plan van aanpak huishoudelijke afvalstoffen: beschrijving van feitelijk voorgenomen activiteiten ter bereiking van het in artikel 2, onder a, beschreven doel, waarin in elk geval de volgende onderdelen zijn uitgewerkt en opgenomen:

    • 1°. activiteiten, gericht op het optimaliseren van afvalscheiding, voorzover het huishoudelijke afvalstoffen betreft; de activiteiten hebben in elk geval betrekking op twee huishoudelijke afvalstoffen, daaronder begrepen de afvalstof waarvan op grond van een sorteeranalyse is gebleken dat deze, gerekend in kilogrammen, het grootste aandeel heeft in de te verwijderen afvalstoffen;

    • 2°. activiteiten, gericht op het optimaliseren van afvalpreventie, voorzover het huishoudelijke afvalstoffen betreft;

    • 3°. communicatie-activiteiten met burgers ten behoeve van afvalscheiding en afvalpreventie, voorzover het huishoudelijke afvalstoffen betreft;

    • 4°. monitoring;

  • i. basisproject huishoudelijke afvalstoffen: samenhangend geheel van activiteiten, inhoudende het uitvoeren van een nulmeting en, gebaseerd op de resultaten daarvan, het opstellen van een plan van aanpak huishoudelijke afvalstoffen;

  • j. plusproject huishoudelijke afvalstoffen: samenhangend geheel van activiteiten, inhoudende het uitvoeren van een plan van aanpak huishoudelijke afvalstoffen;

  • k. beleidsplan inrichtingen: beschrijving van voorgenomen activiteiten ter bereiking van het in artikel 2, onder b, beschreven doel, waarin in elk geval de volgende onderdelen zijn uitgewerkt en opgenomen:

    • 1°. de samenstelling van het gemeentelijk inrichtingenbestand;

    • 2°. het bestaande niveau van vergunningverlening en handhaving en de aanwezige kennis en vaardigheden met betrekking tot afvalpreventie, afvalscheiding en energiebesparing;

    • 3°. maatregelen, gericht op het verhogen van het in onderdeel 2o bedoelde niveau om daarmee uiterlijk op 31 december 2005 voor vergunningverlening en handhaving met betrekking tot afvalpreventie, afvalscheiding en energiebesparing een adequaat niveau te hebben bereikt;

    • 4°. monitoring;

  • l. beleidsproject inrichtingen: samenhangend geheel van activiteiten, inhoudende het opstellen van een beleidsplan inrichtingen, gericht op het actualiseren van bestaand beleid of het opstellen van nieuw beleid;

  • m. kennisproject inrichtingen: samenhangend geheel van activiteiten, gericht op het verkrijgen van specifieke kennis en vaardigheden op het gebied van vergunningverlening en handhaving betreffende afvalpreventie, afvalscheiding en energiebesparing of op het vergroten van de toegankelijkheid tot specifieke kennis en vaardigheden;

  • n. uitvoeringsproject inrichtingen: samenhangend geheel van activiteiten, gericht op:

    • 1°. verbetering van vergunningverlening of handhaving op het gebied van afvalpreventie, afvalscheiding en energiebesparing, of

    • 2°. stimulering van categorieën van inrichtingen tot het nemen van maatregelen op het gebied van afvalpreventie, afvalscheiding en energiebesparing, waarbij de wijze en het tijdstip waarop vergunningverlening of handhaving plaatsvindt, is aangegeven;

  • o. combinatieproject inrichtingen: een project waarin een kennis- en een uitvoeringsproject inrichtingen zijn samengevoegd;

  • p. groep: economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1°. een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon die direct of indirect:

      • - meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • - volledig aansprakelijk vennoot is van, of

      • - overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • 2°. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • q. Novem: Nederlandse organisatie voor energie en milieu.

Artikel 2. (Doel)

[Regeling vervallen per 23-12-2004]

Op grond van deze regeling wordt subsidie verleend aan gemeenten of samenwerkings-verbanden voor:

  • a. het nemen van maatregelen om het niveau van afvalpreventie en afvalscheiding, voorzover het huishoudelijke afvalstoffen betreft, te verhogen om daarmee de milieudruk, veroorzaakt door het verwijderen van deze afvalstoffen, te verminderen;

  • b. het optimaliseren van vergunningverlening en handhaving met betrekking tot afvalpreventie, afvalscheiding en energiebesparing om daarmee de milieudruk, veroorzaakt door te verwijderen afvalstoffen en het energieverbruik binnen inrichtingen, te verminderen.

Artikel 3. (Voorwaarden)

[Regeling vervallen per 23-12-2004]

  • 1 Een basisproject huishoudelijke afvalstoffen kan voor subsidie in aanmerking komen, indien:

    • a. het betrekking heeft op het geheel of een deel van het gemeentelijk gebied van de aanvragende gemeente of het aanvragende samenwerkingsverband,

    • b. de aanvraag om subsidie afkomstig is van een orgaan als bedoeld in artikel 10, eerste lid, dat nog niet eerder een aanvraag op grond van deze of aan deze regeling voorafgaande regelingen heeft ingediend,

    • c. de start van het project plaatsvindt uiterlijk drie maanden na datum van verlening van subsidie en

    • d. de duur van het project, gerekend vanaf de datum van verlening van subsidie, niet meer dan twee jaar bedraagt.

  • 2 Een gemeente die, of een samenwerkingsverband dat een aanvraag tot subsidieverlening voor een basisproject huishoudelijke afvalstoffen heeft ingediend, kan pas na inhoudelijke afronding van dat project een aanvraag voor een plusproject huishoudelijke afvalstoffen indienen.

  • 3 Een plusproject huishoudelijke afvalstoffen kan alleen voor subsidie in aanmerking komen, indien:

    • a. de voorgenomen activiteiten in het plan van aanpak nieuw en additioneel zijn ten opzichte van de huidige situatie,

    • b. het betrekking heeft op het geheel of een deel van het gemeentelijk gebied van de aanvragende gemeente of het aanvragende samenwerkingsverband,

    • c. bij de aanvraag de resultaten van een nulmeting zijn overgelegd, welke niet ouder zijn dan twee jaar,

    • d. bij de aanvraag een plan van aanpak huishoudelijke afvalstoffen is overgelegd,

    • e. in het project is voorzien in een sorteeranalyse die wordt uitgevoerd aan het einde van het project,

    • f. de start van het project plaatsvindt uiterlijk drie maanden na datum van verlening van subsidie en

    • g. de duur van het project, gerekend vanaf de datum van verlening van subsidie, niet meer dan drie jaar bedraagt.

  • 4 Een beleidsproject inrichtingen kan alleen voor subsidie in aanmerking komen, indien:

    • a. de in de aanvraag vermelde voornemens zullen leiden tot een adequate beschrijving van activiteiten als bedoeld in een beleidsplan inrichtingen,

    • b. de start van het project plaatsvindt uiterlijk drie maanden na datum van verlening van subsidie en

    • c. de duur van het project maximaal zes maanden bedraagt.

  • 5 Een kennisproject inrichtingen kan alleen voor subsidie in aanmerking komen, indien:

    • a. bij de aanvraag de volgende gegevens worden overgelegd:

      • 1°. een beleidsplan inrichtingen,

      • 2°. gegevens omtrent de wijze en het tijdstip waarop verkregen kennis en vaardigheden worden toegepast bij vergunningverlening of handhaving voor onderscheiden categorieën van inrichtingen met betrekking tot afvalpreventie, afvalscheiding en energiebesparing,

      • 3°. gegevens omtrent de wijze waarop monitoring plaatsvindt van resultaten van toegepaste kennis of vaardigheden,

    • b. de start van het project plaatsvindt uiterlijk drie maanden na datum van verlening van subsidie en

    • c. het project uiterlijk op 31 december 2005 zal zijn uitgevoerd.

  • 6 Een uitvoeringsproject inrichtingen kan alleen voor subsidie in aanmerking komen, indien:

    • a. bij de aanvraag de volgende gegevens worden overgelegd:

      • 1°. een beleidsplan inrichtingen,

      • 2°. de categorieën van inrichtingen waar het project betrekking op heeft,

      • 3°. de wijze waarop monitoring plaatsvindt van resultaten van uitgevoerde projecten,

    • b. de start van het project plaatsvindt uiterlijk drie maanden na datum van verlening van subsidie en

    • c. het project uiterlijk op 31 december 2005 zal zijn uitgevoerd.

  • 7 Een combinatieproject inrichtingen kan alleen voor subsidie in aanmerking komen, indien:

    • a. het voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het vijfde lid, onder a, en het zesde lid, onder a,

    • b. de start van het project plaatsvindt uiterlijk drie maanden na datum van verlening van subsidie en

    • c. het project uiterlijk op 31 december 2005 zal zijn uitgevoerd.

Artikel 4. (Beoordelingscriteria)

[Regeling vervallen per 23-12-2004]

  • 1 Bij een beoordeling van aanvragen tot subsidieverlening worden de volgende aspecten bezien:

    • a. of en in welke mate het project bijdraagt aan de in artikel 2 genoemde doelstellingen;

    • b. de kosten van het project in relatie tot de kwaliteit, de beoogde resultaten ervan en de wijze van monitoring;

    • c. of de resultaten van het project structurele invloed zullen hebben op de uitvoering van het gemeentelijk milieubeleid.

  • 2 Naast de aspecten, bedoeld in het eerste lid, worden plusprojecten huishoudelijke afvalstoffen beoordeeld op de volgende aspecten:

    • a. de volledigheid en actualiteit van de gegevens over afvalscheiding en afvalpreventie, voorzover het huishoudelijke afvalstoffen betreft, waarop het plan van aanpak huishoudelijke afvalstoffen is gebaseerd;

    • b. de wijze waarop de maatregelen in het plan van aanpak huishoudelijke afvalstoffen aansluiten op gegevens over afvalscheiding en afvalpreventie, voorzover het huishoudelijke afvalstoffen betreft.

  • 3 Naast de aspecten, bedoeld in het eerste lid, worden projecten voor inrichtingen beoordeeld op de volgende aspecten:

    • a. ingeval van een beleidsproject inrichtingen: de aard en de uitvoerbaarheid van de in het beleidsplan inrichtingen aan te geven maatregelen;

    • b. ingeval van een kennisproject inrichtingen: de inhoud van het beleidsplan inrichtingen en of er specifieke kennis en vaardigheden aan de bestaande kennis en vaardigheden worden toegevoegd;

    • c. ingeval van een uitvoeringsproject inrichtingen: de inhoud van het beleidsplan inrichtingen en de wijze waarop het uit te voeren project daarbinnen is verankerd;

    • d. ingeval van een combinatieproject inrichtingen: de aspecten van projecten als bedoeld onder b en c.

Artikel 5. (Afwijzingsgronden)

[Regeling vervallen per 23-12-2004]

Een aanvraag tot subsidieverlening wordt afgewezen indien:

  • a. niet wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3;

  • b. op grond van de aspecten, genoemd in artikel 4, wordt vastgesteld dat het project een te geringe of onevenwichtige bijdrage levert aan de doelstelling van deze regeling;

  • c. voor een project als bedoeld in artikel 1, onder m, n of o, de subsidiabele kosten van een desbetreffend project lager zijn dan € 19.000,-.

Artikel 6. (Subsidiabele kosten)

[Regeling vervallen per 23-12-2004]

  • 1 Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen:

    • a. de volgende noodzakelijke, rechtstreeks aan het project toe te rekenen en door de aanvrager tot subsidieverlening gemaakte en betaalde kosten:

      • 1°. loonkosten van het bij de uitvoering van het project direct betrokken personeel, berekend op basis van het brutoloon volgens de kolommen 3 en 4 van de loonstaat van de betrokken medewerkers, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van een uurloon, berekend op basis van het jaarloon bij een volledige betrekking, gedeeld door 1600,

      • 2°. aan derden verschuldigde kosten terzake van door hen verleende diensten en terzake van verwerving van kennis en intellectuele eigendomsrechten alsmede terzake van de bescherming van die rechten, exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep, en

      • 3°. een opslag voor algemene kosten, groot 40 % van de loonkosten, bedoeld in onderdeel a, onder 1°;

    • b. de kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen, exclusief winstopslagen binnen een groep.

  • 2 Indien geen loonkosten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, worden gemaakt, maar niettemin arbeid ten behoeve van het project wordt verricht, kan de minister daarvoor een bedrag vaststellen, dat als projectkosten mede in aanmerking wordt genomen.

  • 3 Kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidieaanvrager de omzetbelasting niet kan verrekenen.

  • 4 Kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening worden niet tot de subsidiabele kosten gerekend. Een uitzondering hierop vormen de kosten van sorteeranalyses die uitgevoerd zijn na 1 januari 2002 en onderdeel uitmaken van een aanvraag tot subsidieverlening voor een basisproject huishoudelijke afvalstoffen.

  • 5 Niet subsidiabel zijn kosten voor de aanschaf en de afschrijving van:

    • a. inzamelmiddelen, daaronder begrepen registratiesystemen, voor huishoudelijke afvalstoffen;

    • b. middelen voor directe toepassing binnen inrichtingen;

    • c. niet project-gebonden automatisering en registratiesystemen voor inrichtingen.

  • 6 Niet subsidiabel zijn kosten van deelname aan een van rijkswege opgezet kennistraject dat betrekking heeft op onderwerpen als bedoeld in artikel 2, onder b.

Artikel 7. (Hoogte van de subsidie)

[Regeling vervallen per 23-12-2004]

  • 1 De subsidie voor een basisproject huishoudelijke afvalstoffen bedraagt 50 % van de subsidiabele kosten, met een maximum bedrag van € 1,- per inwoner van het gebied waarop het project betrekking heeft.

  • 2 Indien de subsidie, berekend voor een project als bedoeld in het eerste lid, minder dan € 15.000,- bedraagt, en de nulmeting betrekking heeft op alle in de bijlage bij deze regeling genoemde onderdelen van een meting, bedraagt de subsidie 100 % van de subsidiabele kosten met een maximum van € 15.000,-.

  • 3 De subsidie voor een plusproject huishoudelijke afvalstoffen bedraagt 50 % van de subsidiabele kosten, met een maximum bedrag van € 2,- per inwoner van het gebied waarop het project betrekking heeft.

  • 4 De subsidie voor een beleidsproject inrichtingen, gericht op het opstellen van een beleidsplan inrichtingen bedraagt ten hoogste € 5000,- of, ingeval van een samenwerkingsverband, ten hoogste € 12.500,-.

  • 5 De subsidie voor een kennisproject inrichtingen bedraagt 40 % of, ingeval van een samenwerkingsverband, 50 % van de subsidiabele kosten, met een maximum bedrag van € 100.000,-.

  • 6 De subsidie voor een uitvoeringsproject inrichtingen bedraagt 50 % of, ingeval van een samenwerkingsverband, 60 % van de subsidiabele kosten, met een maximum bedrag van € 200.000,-.

  • 7 De subsidie voor een combinatieproject inrichtingen bedraagt 50 % of, ingeval van een samenwerkingsverband, 60 % van de subsidiabele kosten, met een maximum bedrag van € 200.000,-.

  • 8 Het totaal van de te verlenen subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 1, onder m, n of o, aan een samenwerkingsverband dan wel aan een gemeente of een samenwerkingsverband waarvan de betrokken gemeente deel uitmaakt, bedraagt in 2003 ten hoogste € 300.000,-.

Artikel 8. (Verplichtingen van de subsidieontvanger)

[Regeling vervallen per 23-12-2004]

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a. het geactualiseerde overzicht van activiteiten als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit milieusubsidies elke zes maanden aan Novem te verstrekken op grond van een door Novem vastgesteld model;

  • b. medewerking te verlenen aan activiteiten met het oog op het evalueren van resultaten of het uitwisselen van kennis en ervaringen die zijn verkregen door het project.

Artikel 9. (Subsidieplafond)

[Regeling vervallen per 23-12-2004]

  • 1 Het subsidieplafond voor het kalenderjaar 2003 bedraagt € 6.000.000,–.

  • 2 Van het bedrag, genoemd in het eerste lid, is voor de periode tot 1 juli 2003 beschikbaar voor:

    • a. basisprojecten huishoudelijke afvalstoffen en plusprojecten huishoudelijke afvalstoffen: tezamen € 3.000.000,–;

    • b. beleidsprojecten inrichtingen, kennisprojecten inrichtingen, uitvoeringsprojecten inrichtingen en combinatieprojecten inrichtingen: tezamen € 3.000.000,–.

Artikel 10. (Aanvraag tot subsidieverlening en subsidievaststelling)

[Regeling vervallen per 23-12-2004]

  • 1 Een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door een Nederlandse gemeente dan wel een stadsdeel van een zodanige gemeente dat bevoegd is tot het zelfstandig voeren van beleid met betrekking tot onderwerpen als bedoeld in deze regeling, of een samenwerkingsverband.

  • 2 Ingeval van samenwerking anders dan in een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, dragen de samenwerkende gemeenten de bevoegdheid tot het ontvangen en verantwoorden van subsidie over aan een van hen. In de aanvraag tot subsidieverlening dient in dat geval te worden aangegeven de naam van de gemeente waaraan deze bevoegdheid is overgedragen. Tevens dient in dat geval de aanvraag tot subsidieverlening een verklaring te bevatten, waaruit de overdracht van deze bevoegdheid van de andere gemeenten blijkt.

  • 3 Een aanvraag tot subsidieverlening of tot subsidievaststelling wordt ingediend bij Novem, met gebruikmaking van een aldaar verkrijgbaar formulier.

  • 4 Een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend vóór 16 oktober 2003.

  • 5 Bij de subsidieverlening wordt beslist in volgorde van ontvangst, met dien verstande dat, wanneer de aanvrager tot subsidieverlening krachtens artikel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld, als datum van ontvangst van de aanvraag geldt.

Artikel 11. (Inwerkingtreding)

[Regeling vervallen per 23-12-2004]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12. (Citeertitel)

[Regeling vervallen per 23-12-2004]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling aanpak milieudrukvermindering 2003.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 20 december 2002

De

Staatssecretaris

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

Bijlage Specificatie van de onderdelen van een nulmeting voor een basisproject huishoudelijke afvalstoffen

[Regeling vervallen per 23-12-2004]

Onderdeel

Subonderdelen/onderzoeksmethode

Gemeentelijk beleid

Vastgestelde uitgangspunten

 

Geïmplementeerd beleid

Inzamel- en verwerkingstraject per huishoudelijke afvalstof

Inzamelmiddel

 

Inzamellocatie (dichtheid)

 

Inzamelvoertuig + bemensing

 

Inzamelfrequentie

 

Inzamelmoment (dag/tijdstip)

 

Aanbied- en acceptatie-eisen

 

Locatie van verwerking

Inzamelrespons per huishoudelijke afvalstof

Ingezamelde hoeveelheid per huishoudelijke afvalstof

 

Samenstelling van de te verwijderen huishoudelijke afvalstoffen, als resultaat van een sorteeranalyse

 

Totaal vrijkomende hoeveelheid per huishoudelijke afvalstof en gescheiden ingezameld deel (inzamelrespons)

Inzamel- en verwerkingskosten en opbrengsten per huishoudelijke afvalstof

Inzamelkosten per huishoudelijke afvalstof

 

Transportkosten

 

Overslagkosten

 

Verwerkingskosten c.q. opbrengsten

 

Overige kosten

Flankerende maatregelen

Motiverende maatregelen voor burgers

 

Communicatie-inspanning voor burgers

 

Tarievenstructuur

 

Regelgeving afvalscheiding

 

Controle/handhaving afvalscheiding

Achtergrondkenmerken

Bebouwingstype, tuingrootte, bevolkingssamenstelling op basis van nationaliteit, gezinssamenstelling

Kennis, houding, gedrag, behoeften en suggesties van burgers met betrekking tot afvalscheiding en afvalpreventie

Bewonersonderzoek, gebaseerd op in elk geval een representatieve schriftelijke of telefonische enquête

Naar boven