Hoofdstuk 2. Aanwijzing van functionarissen
-
1 De algemeen directeuren van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en c, de directeur van het organisatieonderdeel, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel
b, en de directeur-generaal Douane zijn inspecteur en ontvanger als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet 1990 en artikel 1.3, onderdeel k, van de Belastingwet BES.
-
1 De algemeen directeuren van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en c, de directeur van het organisatieonderdeel, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel
b, en de directeur-generaal Douane zijn inspecteur als bedoeld in artikel 1, onderdeel t, van de Wet financiering sociale verzekeringen en artikel 1, onderdeel g, van de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen.
-
2 De algemeen directeuren van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en c, en de directeur van het organisatieonderdeel, genoemd in artikel 3, eerste lid,
onderdeel b, zijn inspecteur en ontvanger als bedoeld in artikel 1, onderdeel h onderscheidenlijk onderdeel i, van het Besluit tegemoetkoming
specifieke zorgkosten.
Artikel 6a
[Vervallen per 01-01-2018]
De algemeen directeuren van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen a, c en d, de directeur van het organisatieonderdeel, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel
b, en de directeur-generaal Douane oefenen het bestuur van ’s Rijks belastingen uit.
De directeur-generaal Douane, de algemeen directeuren en de directeur kunnen ambtenaren
aanwijzen die namens hen de bevoegdheden van het bestuur van ’s Rijks belastingen
uitoefenen.
De verplichtingen die ingevolge de artikelen 47, 47a, 48, 49, 50, 53 en 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 58, 59, 60 en 62 van de Invorderingswet 1990 en de artikelen 8.83, 8.84, 8.85, 8.87 en 8.91 van de Belastingwet BES bestaan jegens de inspecteur en de ontvanger, gelden mede jegens de algemeen directeur
van de FIOD alsmede jegens de door deze algemeen directeur aangewezen ambtenaren van
de Belastingdienst.
Hoofdstuk 3. Ressortering onder functionarissen
-
2 De algemeen directeuren van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, de directeur van het organisatieonderdeel, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel
b, en de directeur-generaal Douane kunnen voor de toepassing van deze regeling bepalen
dat een natuurlijk persoon of een lichaam al dan niet tezamen met een of meer daarmee
direct of indirect in bestuurlijk, financieel, administratief of maatschappelijk opzicht
verbonden natuurlijke personen of lichamen als een entiteit wordt beschouwd.
-
3 De algemeen directeuren van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en c, en de directeur-generaal Douane kunnen nadere richtlijnen geven omtrent het bepaalde
in dit hoofdstuk en kunnen afwijken van de bepalingen van dit hoofdstuk.
-
5 In afwijking in zoverre van dit hoofdstuk, ressorteert een natuurlijk persoon die,
een lichaam dat of een entiteit die belasting- of inhoudingsplichtig is op grond van
de Belastingwet BES of de Douane- en Accijnswet BES onder de directeur van de Belastingdienst/Caribisch Nederland.
Artikel 11a
[Vervallen per 12-03-2013]
Artikel 12
[Vervallen per 12-03-2013]
Artikel 13
[Vervallen per 12-03-2013]
Artikel 13a
[Vervallen per 12-03-2013]
Artikel 14
[Vervallen per 12-03-2013]
Artikel 15
[Vervallen per 12-03-2013]
Artikel 16
[Vervallen per 12-03-2013]
Artikel 17
[Vervallen per 12-03-2013]
Met betrekking tot de uitvoering van artikel 53, tweede en derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 35a van de Wet op de belastingen van personenauto’s en motorrijwielen 1992, zoals dat artikel luidde op 31 december 2002, en artikel 8, vierde lid, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing
van belastingen, ressorteert de natuurlijk persoon, het lichaam, de entiteit of de administratieplichtige
onder de directeur van de B/CAP.
-
1 De onder de NAVO vallende organisaties, met uitzondering van het NATO CI Agency te
Den Haag, alsmede de in Nederland gestationeerde buitenlandse NAVO-militairen, ressorteren
onder:
-
a. de algemeen directeur van de Belastingdienst/Particulieren (kantoor Den Haag): met
betrekking tot de directe belastingen, de inkomstenbelasting en de omzetbelasting
op diensten; en
-
b. onder de directeur-generaal Douane: met betrekking tot alle andere rijksbelastingen.
-
2 Onder de algemeen directeur, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, en de directeur-generaal
Douane ressorteren de personeelsleden van de daar genoemde organisaties en hun partners
als bedoeld in artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, kinderen en andere inwonende gezinsleden van deze personeelsleden, alsmede gewezen
personeelsleden van deze organisaties, of hun nagelaten betrekkingen die van de desbetreffende
organisatie een pensioen ontvangen en gewezen personeelsleden van deze organisaties
die van de desbetreffende organisatie geen pensioen ontvangen, indien en zolang een
tijdens de actieve periode ontstaan verlies als bedoeld in artikel 3.150 van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet is verrekend.
-
3 De volgende instellingen ressorteren voor de heffing en invordering van omzetbelasting
en van de in artikel 3, vijfde lid, bedoelde rijksbelastingen onder de algemeen directeur van de Belastingdienst/Particulieren
(kantoor Den Haag):
-
a. internationale organisaties en NAVO-onderdelen gevestigd, dan wel gelegerd in andere
lidstaten van de Europese Unie, alsmede de daaraan verbonden personeelsleden;
-
b. internationale organisaties gevestigd buiten het grondgebied van de Europese Unie.
-
4 Onder de algemeen directeur, genoemd in het eerste en derde lid, ressorteren de personeelsleden
van de daar genoemde organisaties en hun partners als bedoeld in artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, kinderen en andere inwonende gezinsleden van deze personeelsleden, alsmede gewezen
personeelsleden van deze organisaties, of hun nagelaten betrekkingen die van de desbetreffende
organisatie een pensioen ontvangen en personeelsleden van in Nederland gevestigde
diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen, met uitzondering van honoraire consuls,
alsmede personeelsleden van de in het tweede lid genoemde instellingen voorzover zij
in aanmerking komen voor diplomatieke vrijstellingen van belastingen.
Artikel 21
[Vervallen per 12-03-2013]
Artikel 22
[Vervallen per 12-03-2013]
Artikel 23
[Vervallen per 12-03-2013]
Artikel 24
[Vervallen per 01-01-2013]
Artikel 25
[Vervallen per 01-08-2008]
Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen
De Uitvoeringsregeling Belastingdienst wordt ingetrokken.
Artikel 26a
[Vervallen per 30-04-2021]
Artikel 26b
[Vervallen per 01-01-2014]
-
1 Een functionaris die na inwerkingtreding of wijziging van deze regeling is aangewezen
als directeur, inspecteur of ontvanger, treedt in de plaats van de functionaris die
als zodanig vóór inwerkingtreding of wijziging van deze regeling was aangewezen of
zonder inwerkingtreding of wijziging van deze regeling aangewezen zou zijn geweest.
De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot een ambtenaar
die is aangewezen om het bestuur van ‘s Rijks belastingen uit te oefenen, alsmede
met betrekking tot een functionaris die na inwerkingtreding of wijziging van deze
regeling is belast met de leiding van de Belastingdienst/Toeslagen, bedoeld in artikel 3, derde lid. Onder functionaris of ambtenaar wordt mede verstaan een groep van functionarissen
of ambtenaren.
-
2 Beslissingen die zijn of worden genomen door de directeur, inspecteur of ontvanger
die als zodanig vóór inwerkingtreding dan wel wijziging van deze regeling bevoegd
was dan wel zonder inwerkingtreding of wijziging van deze regeling bevoegd zou zijn
geweest, worden geacht te zijn genomen door de directeur, inspecteur of ontvanger
die als zodanig op grond van deze regeling bevoegd is. De eerste volzin is van overeenkomstige
toepassing met betrekking tot beslissingen van een ambtenaar die vóór inwerkingtreding
dan wel wijziging van deze regeling bevoegd was dan wel zonder inwerkingtreding van
deze regeling bevoegd zou zijn geweest om het bestuur van ‘s Rijks belastingen uit
te oefenen.
-
3 Verplichtingen die na inwerkingtreding of wijziging van deze regeling jegens een andere functionaris gelden
dan vóór inwerkingtreding dan wel wijziging van deze regeling, gelden mede jegens
de functionaris jegens wie de verplichtingen golden tot inwerkingtreding of wijziging
van deze regeling alsmede jegens de door die functionaris aangewezen ambtenaren van
de Belastingdienst.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.
Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003.