Stb. 2020, 551, datum inwerkingtreding 17-02-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.
2 Artikel 13d, elfde lid, van de wet, is niet van toepassing bij de ontvoeging van een
deelneming van een maatschappij in een buitenlandse belastingplichtige die als dochtermaatschappij
deel uitmaakt van een fiscale eenheid met die maatschappij.
3 Voor de toepassing van artikel 13d van de wet met betrekking tot een deelneming als
bedoeld in het tweede lid of een deelneming die voorheen kwalificeerde als een deelneming
als bedoeld in het tweede lid, wordt de in de jaren, bedoeld in artikel 13d, zesde
lid, van de wet aan de buitenlands belastingplichtige dochtermaatschappij toe te rekenen
winst van de fiscale eenheid geacht mede als positief voordeel uit hoofde van de deelneming
te zijn genoten, indien deze winst per saldo uitkomt op een positief bedrag. De vorige
volzin is niet van toepassing voorzover de belastingplichtige aannemelijk maakt dat
hij deze winst niet feitelijk op enigerlei wijze direct of indirect als positief voordeel
uit hoofde van de deelneming heeft genoten in de jaren, bedoeld in artikel 13d, zesde
lid, van de wet. Bij de toepassing van de eerste volzin is artikel 15ah van de wet
van overeenkomstige toepassing.
4 Indien bij de toepassing van artikel 13d van de wet met betrekking tot een deelneming
als bedoeld in het tweede lid of een deelneming die voorheen kwalificeerde als een
deelneming als bedoeld in het tweede lid, tot het vermogen van het lichaam waarin
die deelneming wordt gehouden onmiddellijk of middellijk een deelneming behoort of
heeft behoord, wordt voor de toepassing van artikel 13d, zevende lid, van de wet geen
rekening gehouden met de waardeveranderingen van laatstgenoemde deelneming voor zover
deze waardeverandering het gevolg is van verliezen die leiden tot een op de voet van
artikel 13d, twaalfde lid, van de wet in aanmerking te nemen beperking van het voor
de deelneming in het ontbonden lichaam opgeofferde bedrag.