Regeling locatiespecifieke omstandigheden

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 06-06-2003 t/m 31-12-2005

Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer nr. LMV2002043105, houdende regels met betrekking tot het isoleren, beheersen en controleren van bodemverontreiniging (Regeling locatiespecifieke omstandigheden)

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 38, derde lid van de Wet bodembescherming;

Besluit:

1. Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet:

Wet bodembescherming

b. besluit:

Besluit locatiespecifieke omstandigheden

c. bodemgebruikswaarde:

een functiegerichte bodemkwaliteitsnorm voor immobiele verontreiniging

d. leeflaag:

een laag grond die wordt aangebracht om blootstelling aan de onderliggende verontreiniging te voorkomen, waarvan de fysieke en chemische kwaliteit is afgestemd op de bijbehorende vorm van bodemgebruik

e. watersysteem:

een samenhangend geheel van grondwater, oppervlaktewater, bodem, flora en fauna, alsmede de omgeving van dat geheel voorzover hiermee een functionele samenhang bestaat.

2. Mobiele verontreiniging

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Indien maatregelen worden getroffen als bedoeld in artikel 1, tweede lid onder a. van het besluit, kunnen die het volgende inhouden:

  • a. het afgraven van verontreinigde bodem

  • b. het verwijderen van de verontreiniging uit de bodem of het grondwater

  • c. het toepassen van technieken die biologische of chemische omzetting tot niet schadelijke eindproducten tot gevolg hebben

  • d. het realiseren van een fysieke isolatie van de verontreiniging teneinde verspreiding te voorkomen

  • e. het onttrekken van grondwater uit de verontreinigde locatie waardoor verspreiding van verontreiniging vanuit de verontreinigde locatie wordt voorkomen

  • f. het aanbrengen van een leeflaag of andere duurzame afdeklaag.

3. Immobiele verontreiniging

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In gevallen als bedoeld in artikel 1, tweede lid onder b. van het besluit, stelt het bevoegd gezag vast van welke vorm van bodemgebruik sprake is bij de instemming met het saneringsplan, als bedoeld in artikel 39, tweede lid van de wet.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Indien maatregelen worden getroffen als bedoeld in artikel 1, tweede lid onder b. van het besluit, kunnen die het volgende inhouden:

  • a. het afgraven van verontreinigde bodem

  • b. het verwijderen van de verontreiniging uit de bodem of het grondwater

  • c. het toepassen van technieken die biologische afbraak/omzetting of chemische omzetting tot niet schadelijke eindproducten tot gevolg hebben

  • d. het aanbrengen van een leeflaag of andere duurzame afdeklaag.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Wanneer de saneringsmaatregel het aanbrengen van een leeflaag inhoudt, geldt het volgende:

  • a. de leeflaag heeft een standaarddikte van één meter

  • b. in tuinen mag de dikte variëren van 1 tot 1.5 meter, afhankelijk van de bewortelingsdiepte

  • c. bij overige begroeid terrein mag de dikte variëren van 0.5 - 1.5 meter, afhankelijk van de bewortelingsdiepte

  • d. een geringere dikte van de leeflaag is mogelijk onder bijzondere omstandigheden

  • e. onder de leeflaag wordt als regel een signaallaag aangebracht, die tot doel heeft te waarschuwen voor verontreiniging die zich onder die laag bevindt.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien maatregelen worden getroffen als bedoeld in artikel 4 wordt uitgegaan van de in de bijlage opgenomen bodemgebruikswaarde.

  • 2 Bij saneringsmaatregelen voor landbouwgronden en natuurterreinen wordt per geval een bodemgebruikswaarde vastgesteld.

4. Verontreiniging van de waterbodem

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 In gevallen als bedoeld in artikel 2, tweede lid van het besluit, houden de saneringsmaatregelen het volgende in:

    • a. het afgraven van verontreinigde bodem onder oppervlaktewater als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder a en b van het Besluit

    • b. het verwijderen van verontreiniging uit de bodem

    • c. het aanbrengen van een leeflaag of andere duurzame afdeklaag

    • d. het realiseren van een fysieke isolatie van de verontreiniging teneinde verspreiding te voorkomen

    • e. andere maatregelen die tot gevolg hebben dat de blootstelling aan en verspreiding van verontreinigende stoffen zoveel mogelijk wordt beperkt.

  • 2 Bij de keuze voor de te nemen saneringsmaatregelen wordt rekening gehouden met de gevolgen van die maatregelen op het watersysteem en de effecten die de dynamiek van het watersysteem kan hebben op het resultaat van de sanering.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling locatiespecifieke omstandigheden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst

De regeling treedt in werking met ingang van 14 oktober 2002.

's-Gravenhage, 23 september 2002

De

Staatssecretaris

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

Bijlage

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Bodemgebruikswaarden

Bodemgebruikswaarden per bodemgebruiksvorm, in relatie tot streefwaarden en interventiewaarden voor een standaardbodem (25% lutum en 10% organisch stof1

(mg/kg)

   

Bodemgebruiksvorm 2

   

Stof

streefwaarde

I

II

III

IV 3

interventiewaarde

Arseen

29

40

40

-

 

55

Cadmium

0,8

1

12

-

 

12

Chroom

100

300

380

-

 

380

Koper

36

80

190

-

 

190

Kwik

0,3

2

10

-

 

10

Lood

85

85

290

-

 

530

Nikkel

35

50

210

-

 

210

Zink

140

350

720

-

 

720

PAK (10-VROM)

1

2

40

-

 

40

DDT/DDD/DDE 4

0,0025

2,5

4

-

 

4

Drins 5

0,005

0,2

4

-

 

4

Andere stoffen streefwaarde interventiewaarde

 

streefwaarde

interventiewaarde

   
  1. Voor andere bodems moet een bodemtypecorrectie worden uitgevoerd conform de bestaande formules voor het corrigeren van streef- en interventiewaarden, inclusief de bestaande uitzondering voor PAK (zie Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering, 4 februari 2000, kenmerk DBO 1999226863, bijlage A, pagina 13 en 14) ^ [1]
    • I wonen en intensief gebruikt (openbaar) groen
    • II extensief gebruikt (openbaar) groen
    • III bebouwing en verharding
    • IV landbouw en natuur.
    ^ [2]
  2. BGW nog in ontwikkeling; voor landbouw nu gebruik maken van LAC-signaalwaarden. ^ [3]
  3. som DDT/DDD/DDE ^ [4]
  4. som aldrin, dieldrin, endrin ^ [5]
Naar boven