Besluit naturalisatietoets

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-04-2003 t/m 30-04-2006

Besluit van 15 april 2002, houdende regels ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Besluit naturalisatietoets)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 31 januari 2002, Directie Wetgeving, nr. 5140649/01/6;

Gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, en artikel 23 van de Rijkswet op het Nederlanderschap;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 8 maart 2002, nr. W03.02.0053/I/K);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 9 april 2002, Directie Wetgeving, nr. 5157553/02/6;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 Een verzoeker beschikt over voldoende kennis van de taal alsmede van de staatsinrichting en maatschappij als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, indien hij beschikt over een zodanige mate van kennis van de taal alsmede van de staatsinrichting en maatschappij, dat hij zelfstandig in de Nederlandse, Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse samenleving kan functioneren.

  • 2 Of hij beschikt over de mate van kennis van de taal alsmede van de staatsinrichting en maatschappij, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld aan de hand van een door Onze Minister op te stellen naturalisatietoets. Onze Minister stelt de naturalisatietoets voor de Nederlandse Antillen en Aruba vast na overleg met de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk de Minister van Justitie van Aruba.

  • 3 De toets van de kennis van de taal omvat een onderzoek naar:

    • a. spreekvaardigheid;

    • b. luistervaardigheid;

    • c. schrijfvaardigheid; en

    • d. leesvaardigheid.

  • 4 Onze Minister wijst de ambtenaren, autoriteiten of instellingen aan die de naturalisatietoets afnemen. Indien de plaatselijke omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan Onze Minister in overeenstemming met de Minister die het aangaat de beoordeling of de verzoeker beschikt over de mate van kennis van de taal alsmede van de staatsinrichting en maatschappij, bedoeld in het eerste lid, opdragen aan de autoriteit of ambtenaar die het verzoek om verlening van het Nederlanderschap in ontvangst neemt.

Artikel 3

  • 2 Bij een certificaat als bedoeld in het eerste lid, onder d, legt de verzoeker de verklaring over van het Regionaal Opleidingencentrum op grond waarvan het certificaat is afgegeven.

Artikel 4

De verzoeker die kan aantonen door een belemmering niet in staat te zijn een of meer van de toetsonderdelen, genoemd in artikel 2, derde lid, en het toetsonderdeel staatsinrichting en maatschappij af te leggen, is ontheven van de verplichting om het desbetreffende toetsonderdeel af te leggen.

Artikel 5

  • 1 Indien de verzoeker de naturalisatietoets met goed gevolg heeft afgelegd, wordt hem een certificaat uitgereikt. Op het certificaat worden de onderdelen vermeld, die door de verzoeker met goed gevolg zijn afgelegd. Bij ministeriële regeling wordt voor het certificaat een model vastgesteld.

  • 2 Het certificaat met de aantekening dat de verzoeker beschikt over de vereiste kennis van de Nederlandse taal wordt in het kader van zijn verzoek om naturalisatie in het gehele Koninkrijk erkend.

  • 3 Het certificaat met de aantekening dat de verzoeker beschikt over de vereiste kennis van de Engelse of Papiamentse taal wordt in het kader van zijn verzoek om naturalisatie alleen erkend op de eilanden waar die taal naast het Nederlands gangbaar is.

Artikel 6

Bij ministeriële regeling kunnen, de Ministers van Justitie van de Nederlandse Antillen en van Aruba gehoord, ter uitvoering van dit besluit nadere regels worden gesteld.

Artikel 7

Dit besluit is van toepassing op verzoeken om verlening van het Nederlanderschap die op of na de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn ingediend.

Artikel 8

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan en voor elk van de landen van het Koninkrijk verschillend kan worden vastgesteld. Dit besluit treedt niet eerder in werking dan de bij Rijkswet van 21 december 2000 (Stb. 618) gewijzigde artikelen 8, eerste lid, aanhef en onder d, en 23 van de Rijkswet op het Nederlanderschap.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 15 april 2002

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de vijfentwintigste april 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven