Subsidieregeling technische assistentie in opkomende markten

[Regeling vervallen per 01-01-2005.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 19-12-2002 t/m 31-12-2004

Subsidieregeling technische assistentie in opkomende markten

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

de Minister van Economische Zaken;

b. ondernemer:

een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een onderneming in stand houdt;

c. project:

een managementondersteuningsproject of een scholingsproject;

d. managementondersteuningsproject:

een activiteit gericht op kennisontwikkeling of op het oplossen van een concreet probleem van tijdelijke aard op het gebied van management, techniek of arbeidsomstandigheden in een onderneming, die is gevestigd in een opkomende markt, ter ondersteuning van het management, dan wel daarmee rechtstreeks samenhangende training in de arbeidssituatie, uitgevoerd door één of meer adviseurs die niet in dienst zijn van die onderneming;

e. scholingsproject:

het deelnemen van werknemers van een onderneming, die is gevestigd in een opkomende markt, aan een praktijkgerichte opleiding of training aan een vakschool of opleidingsinstituut of in het bedrijf van een ondernemer, of aan een seminar of stage, gericht op specialisering of verdieping van vakkennis, in de desbetreffende opkomende markt of in Nederland, dan wel, bij gebrek aan adequate mogelijkheden, in een ander land;

f. Nederlandse deelneming:

een duurzame en risicovolle investering in een onderneming, die is gevestigd in een opkomende markt, door een of meer in Nederland gevestigde ondernemers die een kleine of middelgrote onderneming in stand houden in de zin van verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PbEG L 10), bestaande uit ten minste:

  • 1º. tien procent van het risicodragend vermogen, bestaande uit achtergesteld vreemd vermogen en uit eigen vermogen, of

  • 2º. tien procent van de waarde van de materiële vaste activa, bedoeld in artikel 366, eerste lid, onderdelen a en b, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

g. opkomende markt:

Albanië, Argentinië, Armenië, Azerbeidzjan, Bosnië-Herzegovina, Brazilië, Bulgarije, China, Egypte, Estland, Filippijnen, Georgië, Ghana, Hongarije, India, Indonesië, Ivoorkust, Kazachstan, Kirgizistan, Kroatië, Letland, Litouwen, Macedonië, Mexico, Moldavië, Montenegro, Nederlandse Antillen, Oekraïne, Oezbekistan, Polen, Roemenië, Rusland, Servië, Slovenië, Slowakije, Tadzjikistan, Thailand, Tsjechië, Turkmenistan, Turkije, Wit-Rusland, Zimbabwe en Zuid-Afrika;

h. groep:

een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

  • 1º. een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

    • -

      meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

    • -

      volledig aansprakelijk vennoot is van, of

    • -

      overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

  • 2º. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een in een opkomende markt gevestigde ondernemer, die een onderneming met Nederlandse deelneming in stand houdt, die voor eigen rekening en risico een project uitvoert of laat uitvoeren.

  • 2 Geen subsidie wordt verstrekt:

    • a. indien voor het project reeds subsidie is verstrekt door de minister of door de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking;

    • b. indien de aanvrager een onderneming in stand houdt waarvan de omzet geheel of gedeeltelijk is of zal worden verkregen uit:

      • 1º. de productie van goederen, zoals omschreven in de bijlage bij het In- en uitvoerbesluit strategische goederen;

      • 2º. de uitoefening van het pelsdierfokkerijbedrijf;

      • 3º. de uitoefening van een activiteit, die in Nederland verboden is.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 De subsidie bedraagt niet meer dan driemaal de totale waarde van de Nederlandse deelneming, en voorts:

    • a. voor een managementondersteuningsproject: 50 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 275.000,

    • b. voor een scholingsproject: 35 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 90.000.

  • 2 Indien ter zake van de projectkosten of een deel daarvan reeds door een ander bestuursorgaan dan de minister of de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het ingevolge het eerste lid geldende bedrag.

  • 3 Bij de toepassing van het eerste lid worden de bijdragen van derden met betrekking tot de projectkosten, anders dan bedoeld in het tweede lid, op de projectkosten in mindering gebracht.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 Als projectkosten voor managementondersteuningsprojecten worden uitsluitend in aanmerking genomen de volgende rechtstreeks aan de uitvoering van het managementondersteuningsproject toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag door de subsidieontvanger gemaakte en betaalde kosten:

    • a. advieskosten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van de tarieven overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage 1;

    • b. internationale en lokale reiskosten van de adviseur, met dien verstande dat wordt uitgegaan van de tarieven overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage 1;

    • c. verblijfskosten van de adviseur, met dien verstande dat wordt uitgegaan van de tarieven overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage 1;

    • d. andere aan derden verschuldigde kosten tot een maximum van vijf procent van het totaal van de overige in dit artikellid bedoelde kosten.

  • 2 Indien het managementondersteuningsproject een duur heeft van langer dan zes maanden aaneengesloten, worden als projectkosten bovendien in aanmerking genomen de volgende na de indiening van de aanvraag door de subsidieontvanger gemaakte en betaalde kosten:

    • a. internationale reiskosten van de partner en de minderjarige kinderen van de adviseur, met dien verstande dat wordt uitgegaan van de tarieven overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage 1;

    • b. kosten van het door de minderjarige kinderen van de adviseur in een opkomende markt volgen van volledig dagonderwijs, lokaal of internationaal, waaronder begrepen kleuteronderwijs vanaf de 4-jarige leeftijd, met uitzondering van wetenschappelijk of hoger beroepsonderwijs;

    • c. kosten die voor het volgen van het onder b genoemde onderwijs noodzakelijkerwijs verbonden zijn aan het verblijf in een internaat, een pension of aan kost en inwoning, indien het kind niet in dezelfde plaats als de adviseur verblijft.

  • 3 Als projectkosten voor scholingsprojecten worden uitsluitend in aanmerking genomen de volgende rechtstreeks aan de uitvoering van het scholingsproject toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag door de subsidieontvanger gemaakte en betaalde kosten:

    • a. aan een vakschool of opleidingsinstituut verschuldigde kosten ter zake van opleiding of training;

    • b. kosten van training in een bedrijf, met dien verstande dat per trainer wordt uitgegaan van de tarieven overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage 1;

    • c. kosten voor de organisatie van of deelneming aan een seminar of stage;

    • d. reis- en verblijfskosten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van de tarieven overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage 1;

    • e. andere aan derden verschuldigde kosten tot een maximum van tien procent van het totaal van de overige in dit artikellid bedoelde kosten.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 Ieder begrotingsjaar wordt bij ministeriële regeling een subsidieplafond vastgesteld voor het in dat jaar verlenen van subsidies op grond van deze regeling. Daarbij kunnen afzonderlijke subsidieplafonds worden vastgesteld voor bepaalde categorieën aanvragers en voor bepaalde categorieën projecten.

  • 2 Het subsidieplafond voor het in 2002 verlenen van subsidies bedraagt € 6.000.000.

§ 2. Aanvraag en beslissing op de aanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

  • 2 De aanvraag gaat vergezeld van een projectplan, een begroting voor het project en een verklaring van elke Nederlandse ondernemer, bedoeld in artikel 1, onderdeel f, dat hij kennis heeft genomen van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en dat hij zich zal inspannen deze naar vermogen in zijn onderneming toe te passen, alsmede van andere bescheiden, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 De minister geeft een beschikking binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag. 2. Indien de beschikking niet binnen dertien weken kan worden gegeven, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

De minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. de aanvraag niet voldoet aan deze regeling;

  • b. hij het onaannemelijk acht, dat:

    • 1º. een managementondersteuningsproject binnen drie jaren kan worden voltooid;

    • 2º. een scholingsproject binnen 18 maanden kan worden voltooid en niet langer duurt dan drie maanden per te scholen werknemer;

  • c. onvoldoende vertrouwen bestaat in de haalbaarheid van het project;

  • d. gegronde vrees bestaat dat de betrokkenen het project niet kunnen financieren;

  • e. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen de capaciteiten hebben om het project naar behoren uit te voeren;

  • f. hij het onaannemelijk acht dat het project een wezenlijke bijdrage levert aan het doel met het oog waarop het project wordt uitgevoerd;

  • g. hij het onaannemelijk acht dat het project zal bijdragen aan een duurzame ontwikkeling van de economie van de opkomende markt;

  • h. de met het project gemoeide kosten niet in redelijke verhouding staan tot de resultaten die met dat project beoogd worden;

  • i. ingeval van een scholingsproject, de opleiding niet relevant is voor de functie van de te scholen werknemer;

  • j. ingeval van een scholingsproject, geen sprake is van een duurzaam dienstverband van de te scholen werknemer;

  • k. gegronde vrees bestaat dat de betrokkenen met het oog op verkrijging van de subsidie dan wel bij de uitvoering van het project of de toepassing van de resultaten daarvan omkoping in de zin van de artikelen 177 en 177a jo. 178a van het Wetboek van Strafrecht hebben gepleegd respectievelijk zullen plegen;

  • l. gegronde vrees bestaat dat de resultaten van het project zullen worden aangewend ten behoeve van activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben;

  • m. gegronde vrees bestaat dat bij de uitvoering van het project of de toepassing van de resultaten daarvan de fundamentele arbeidsnormen, neergelegd in de Verdragen nrs. 29, 87, 98, 100, 105, 111, 138 en 182 van de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie, niet zullen worden nageleefd, tenzij naleving niet mogelijk is als gevolg van wetgeving in de desbetreffende opkomende markt.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

§ 3. Verplichtingen van de subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 Op de subsidieontvanger rusten de in de artikelen 11 tot en met 15 opgenomen verplichtingen.

  • 2 De in de artikelen 11 tot en met 14 opgenomen verplichtingen gelden tot aan de dag waarop de subsidie wordt vastgesteld. De in artikel 15 opgenomen verplichting geldt totdat vier jaren na die dag zijn verstreken.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig het projectplan waarop de subsidieverlening betrekking heeft en voltooit het uiterlijk op het bij de verlening bepaalde tijdstip, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister voor het vertragen, het essentieel wijzigen of het stopzetten van het project.

  • 2 Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 De subsidieontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle projectkosten kunnen worden afgelezen, gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 4 onderscheiden kostensoorten, met dien verstande dat ter zake van de advieskosten een urenverantwoording per adviseur aanwezig dient te zijn.

  • 2 De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan de minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

De subsidieontvanger brengt steeds na afloop van een bij de subsidieverlening bepaalde periode aan de minister schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van het project, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan en de bij de subsidieverlening vermelde raming van de projectkosten.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 De subsidieontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in binnen dertien weken na het tijdstip waarop het project ingevolge artikel 11, eerste lid, moet zijn voltooid.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

  • 3 De aanvraag gaat, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld, vergezeld van:

    • a. een eindverslag omtrent de uitvoering en de resultaten van het project;

    • b. indien de projectkosten € 50.000 of meer bedragen, een accountantsverklaring.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

De subsidieontvanger brengt desgevraagd aan de minister verslag uit omtrent de toepassing van de resultaten van het project en verleent desgevraagd medewerking aan het geven van bekendheid aan deze resultaten.

§ 4. Voorschotten

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 Op een subsidie ter zake waarvan een beschikking tot subsidieverlening geldt, kan op aanvraag van de subsidieontvanger door de minister voor een managementondersteuningsproject ten hoogste tweemaal en voor een scholingsproject ten hoogste eenmaal een voorschot worden verstrekt.

  • 2 Een voorschot wordt berekend naar rato van de gemaakte en betaalde projectkosten, voorzover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen. In totaal zal het bedrag aan voorschotten niet groter zijn dan 80 procent van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.

  • 3 Een voorschot wordt slechts verstrekt, indien de subsidieverlening betrekking heeft op een project waarbij de periode tussen het moment van de subsidieverlening en het in artikel 11, eerste lid, bedoelde tijdstip waarop het project uiterlijk moet zijn voltooid, langer is dan zes maanden.

  • 4 Een voorschot wordt slechts verstrekt, indien het bedrag aan voorschot ten minste € 5000 bedraagt.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 Een aanvraag wordt ingediend gelijktijdig met het uitbrengen van een verslag als bedoeld in artikel 13.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

De minister kan afwijzend beschikken op een aanvraag, indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen.

§ 5. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

  • 1 De minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

  • 2 Indien de beschikking niet binnen dertien weken kan worden gegeven, stelt de minister de betrokkene daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien.

§ 6. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

De Subsidieregeling investeringsbevordering en technische assistentie Oost-Europa wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling en op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn verstrekt.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling technische assistentie in opkomende markten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen 2, 3 en 4, die ter inzage worden gelegd. Van deze terinzagelegging zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 5 maart 2002

De

Staatssecretaris

van Economische Zaken,

G. Ybema

Bijlage 1. Tarieven als bedoeld in artikel 4 van de Subsidieregeling technische assistentie in opkomende markten

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

1. Advieskosten en kosten van training

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

De onder 1 vermelde tarieven hebben betrekking op de kosten voor tijdsbesteding van adviseurs en trainers, alsmede op de kosten inzake:

  • -

    visa en vaccinatie,

  • -

    transport van en naar het vliegveld,

  • -

    inklaring,

  • -

    luchthavenbelasting,

  • -

    verzekering,

  • -

    verlof,

  • -

    sociale verzekeringen en pensioenen,

  • -

    communicatiemiddelen,

  • -

    overhead,

  • -

    in het geval, bedoeld in onderdeel B, subonderdeel 1° onder II, lokale reis- en verblijfskosten.

In het geval, bedoeld in onderdeel A, subonderdeel 2°, of onderdeel B, subonderdeel 2°, hebben de onder 1 vermelde tarieven bovendien betrekking op:

  • -

    lokale verblijfskosten,

  • -

    de kosten voor huur van woningen in de desbetreffende opkomende markt, en

  • -

    verhuiskosten,

alsmede in het geval, bedoeld in onderdeel A, subonderdeel 2°, voorzover het maximumtarief reeds is bereikt, en in het geval, bedoeld in onderdeel B, subonderdeel 2°, op:

  • -

    internationale reiskosten en

  • -

    lokale reiskosten.

A

Adviseur of trainer die in dienst is van de Nederlandse ondernemer, bedoeld in artikel 1, onderdeel f, of van een onderneming waarmee deze ondernemer in een groep verbonden is.

  • 1º. Ingeval de adviseur of trainer de assistentie verleent of de training verzorgt voor een periode van minder dan of gelijk aan zes maanden aaneengesloten dan wel minder dan of gelijk aan 150 declarabele werkdagen per jaar, wordt uitgegaan van het aantal werkdagen per adviseur of trainer met een maximum van vijf declarabele werkdagen per week en acht declarabele uren per dag. Het dagtarief wordt berekend door het bruto maandsalaris van de adviseur of trainer te vermenigvuldigen met een factor 3,45 en te delen door 21,67 dagen, met een maximum van € 900 per dag. Onder het bruto maandsalaris wordt verstaan het bruto jaarsalaris conform de verzamelloonstaat gedeeld door een factor 12,96.

  • 2º. Ingeval de adviseur of trainer de assistentie verleent of de training verzorgt voor een periode van langer dan zes maanden aaneengesloten dan wel meer dan 150 declarabele werkdagen per jaar, wordt uitgegaan van het bruto maandsalaris van de adviseur of trainer, te vermenigvuldigen met een factor 2,3 en te vermenigvuldigen met het aantal declarabele maanden. Hierbij geldt een maximum per jaar van € 172.000 of een evenredig deel daarvan, berekend naar rato van het aantal declarabele maanden.

B

Adviseur of trainer die niet in dienst is van de Nederlandse ondernemer, bedoeld in artikel 1, onderdeel f, of van een onderneming waarmee deze ondernemer in een groep verbonden is.

  • 1º. Ingeval de adviseur of trainer de assistentie verleent of de training verzorgt voor een periode van minder dan of gelijk aan zes maanden aaneengesloten dan wel minder dan of gelijk aan 150 declarabele werkdagen per jaar, wordt uitgegaan van vijf declarabele werkdagen per week en acht declarabele uren per dag. Het tarief wordt berekend door het aantal declarabele werkdagen te vermenigvuldigen met een vast dagtarief overeenkomstig onderstaande overzichten. Hierbij wordt verstaan onder:

    • -

      junior: een adviseur of trainer die onder begeleiding de betreffende assistentie verleent of training verzorgt en een ter zake doende afgeronde studie c.q. opleiding heeft genoten en tenminste 1 jaar relevante ervaring heeft opgedaan;

    • -

      medior: een adviseur of trainer die zelfstandig de assistentie verleent of training verzorgt, daarbij al dan niet gebruikmakend van de kennis en ervaring van anderen, een ter zake doende studie c.q. opleiding heeft afgerond en tenminste 3 jaar relevante ervaring heeft opgedaan;

    • -

      senior: een adviseur of trainer die aantoonbaar geheel zelfstandig de assistentie verleent of training verzorgt en daarover aantoonbaar de volledige verantwoordelijkheid draagt, een ter zake doende studie heeft afgerond en tenminste 5 jaar relevante ervaring heeft opgedaan.

    • I. Adviseur of trainer, niet permanent gevestigd in de desbetreffende opkomende markt:

      • -

        junior: dagtarief € 500

      • -

        medior: dagtarief € 800

      • -

        senior: dagtarief € 1100.

    • II. Adviseur of trainer, permanent gevestigd in de desbetreffende opkomende markt:

      • -

        junior: dagtarief € 81

      • -

        medior: dagtarief € 180

      • -

        senior: dagtarief € 333.

  • 2º. Ingeval de adviseur of trainer de assistentie verleent of de training verzorgt voor een periode van langer dan zes maanden aaneengesloten dan wel meer dan 150 declarabele werkdagen per jaar, wordt het tarief berekend door het aantal declarabele maanden te vermenigvuldigen met een vast maandtarief overeenkomstig onderstaande overzichten.

    • I. Adviseur of trainer, niet permanent gevestigd in de desbetreffende opkomende markt:

      • -

        junior: maandtarief € 8000

      • -

        medior: maandtarief € 12.750

      • -

        senior: maandtarief € 17.500.

    • II. Adviseur of trainer, permanent gevestigd in de desbetreffende opkomende markt:

      • -

        junior: maandtarief € 1755

      • -

        medior: maandtarief € 3900

      • -

        senior: maandtarief € 7216.

2. Reiskosten

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Dit tarief heeft geen betrekking op de kosten, die reeds onder het in 1 bedoelde tarief (Advieskosten en kosten van training) zijn begrepen.

A. Internationaal

  • 1. Ingeval van een reis per vliegtuig wordt niet meer vergoed dan de reiskosten per business class.

  • 2. Ingeval van een reis per trein wordt niet meer vergoed dan de reiskosten eerste klas.

  • 3. Ingeval van een reis per auto wordt niet meer vergoed dan het fiscaal onbelaste maximum conform het Reisbesluit binnenland en niet meer dan de reiskosten per vliegtuig business class of per trein eerste klas.

B. Lokaal

Vergoeding vindt plaats van de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van € 500 per persoon per maand of € 23 per persoon per dag. Lokale transportkosten in verband met verplaatsing binnen de standplaats worden niet vergoed.

3. Verblijfskosten

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Dit tarief heeft geen betrekking op de kosten, die reeds onder het in 1 bedoelde tarief (Advieskosten en kosten van training) zijn begrepen.

Vergoeding geschiedt op basis van de op het moment van subsidieverlening geldende Daily Subsistence Allowance-tarieven van de Verenigde Naties. Hierbij wordt uitgegaan van het aantal verbleven nachten in de desbetreffende opkomende markt.

Naar boven