Gewenste risicobeheersing ter zake van back-to-backleningen

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 26-03-2002 t/m heden

Gewenste risicobeheersing ter zake van back-to-backleningen

In het kader van de gewenste risicobeheersing, meer in het bijzonder in de sfeer van de back-to-backleningen, wijst de Nederlandsche Bank NV (hierna: de Bank) u op de bestaande verplichting dat bescheiden en verklaringen, door de instelling opgemaakt en/of afgegeven, overeenkomen met de werkelijke situatie. Bovendien wijst de Bank u erop dat enigerlei vorm van kredietverlening waarbij de essentialia, waaronder de zekerheden, niet in de overeenkomst zijn opgenomen, niet geoorloofd is. Daarnaast is het naar het oordeel van de Bank noodzakelijk dat de instelling bij het onderzoek naar de achtergronden en het doel van het aangevraagde krediet de afweging maakt, of met het krediet niet onoorbare doelstellingen worden nagestreefd, zoals het witwassen van geld of fiscaal ongeoorloofde constructies.

Omdat back-to-backleningen naar hun aard gevoelig kunnen zijn voor onoorbare situaties, acht de Bank het van belang dat kredietinstellingen bij het verstrekken van deze leningen volledige transparantie betrachten.

De transparantie geldt de vastlegging van de volledige overeenkomst, alsook het hebben van inzicht in de motieven van de kredietnemer voor het aanvragen van een back-to-backlening, en een adequate vastlegging hiervan.

De eerste aan een back-to-backlening te stellen voorwaarde is een deugdelijke vastlegging van de overeenkomst met vermelding van de gestelde essentiële zekerheden. Het begrip essentiële zekerheden is voor het eerst gebruikt in de Slavenburg-beschikkingen van de Hoge Raad uit 1986. De in de leningovereenkomst beschreven zekerheden dienen de essentiële zekerheden te zijn, dat zijn de zekerheden zonder welke het krediet niet zou zijn afgesloten en die dienen ter veiligstelling van de voldoening van de hoofdsom, rente en kosten van het verleende krediet.

Alle overeenkomsten die ter zake van het krediet en de essentialia daarvan worden gesloten dienen volledig transparant te zijn, hetgeen betekent dat deze onderling en op volledige, systematische en inzichtelijke wijze naar elkaar verwijzen.

De beschrijving van zekerheden mag niet vervallen in vage bewoordingen. Een adequate vermelding van de zekerheden houdt in dat ten minste opgave wordt gedaan van de identiteit van degene die de zekerheid verstrekt, het bedrag dat de zekerheden vertegenwoordigen en een specifieke omschrijving van de zekerheden.

Indien de instelling zwaarwegende redenen heeft, behoeft zij in voorkomende gevallen de identiteit van de zekerheidsteller niet in de kredietovereenkomst te vermelden, maar legt zij de identiteit van de zekerheidsteller en de reden van het niet vermelden vast in het kredietdossier.

In die gevallen dat de instelling de identiteit van de zekerheidsteller niet kan vaststellen, bijvoorbeeld doordat de bedoelde identiteit niet in de garantie is vermeld, behoeft de identiteit van de zekerheidsteller niet te worden achterhaald, mits de zekerheidsteller cliënt is bij een onder adequaat toezicht staande instelling in een land dat bij de FATF is aangesloten. Indien een zekerheidsteller cliënt is bij een instelling die niet is gevestigd in een land dat bij de FATF is aangesloten, dient de instelling zich ervan te overtuigen dat de 'customer due diligence' - procedures van die instelling minimaal gelijke waarborgen bieden als die van de eigen instelling.

De omstandigheid dat deze gegevens niet bekend zijn noopt ertoe dat de kredietinstelling extra prudent is bij de kredietverstrekking.

De tweede aan een back-to-backlening te stellen voorwaarde is dat de doelstelling van het krediet legitiem is. Naar het oordeel van de Bank is voor een adequate risicobeheersing noodzakelijk dat de instelling bij het onderzoek naar de achtergronden en het doel van het aangevraagde krediet de afweging maakt, of met het krediet niet onoorbare doelstellingen worden nagestreefd, zoals het witwassen van geld of fiscaal ongeoorloofde constructies.

Met het oog op het verhoogde reputatierisico en (strafrechtelijke) zorgplicht die op instellingen rust verwacht de Bank van instellingen dat zij een beleid terzake formuleren, dat aangeeft wanneer wel en wanneer niet back-to-backleningen worden verstrekt. Dit beleid ondersteunt de kredietinstelling bij de kredietverstrekking in die gevallen waarin de kredietinstelling niet ten volle is overtuigd van de legitimiteit van het met het krediet nagestreefde doel. Daarbij zal de kredietinstelling ook bijzondere terughoudendheid betrachten bij kredietverlening zonder schriftelijke overeenkomst. Een uitvloeisel van het beleid is dat de kredietinstelling concrete instructies vastlegt ten behoeve van de in de onderhavige bedrijfsprocessen werkzame medewerkers.

In de Slavenburg-beschikkingen is verwoord dat een leningovereenkomst een zelfstandig leesbaar document is en ook als zodanig dient te zijn opgesteld. Onverlet het hiervoor genoemde stelt de Bank vast dat een kredietinstelling haar zorgplicht te dien aanzien in ieder geval adequaat vervult wanneer zij alle zekerheden in een overeenkomst opneemt en afziet van een tweede, separate overeenkomst, bijvoorbeeld in de vorm van een bijlage of side letter.

Bij de beoordeling van de integriteitsrisico's van het verstrekken van een back-to-backlening aan een kredietnemer hanteert de Bank normen ten aanzien van de vorm van de schriftelijke vastlegging van het verstrekte krediet en het doel dat met het krediet wordt nagestreefd. Deze normen kunnen worden omschreven als het betrachten van transparantie.

Naar boven