Uitvoeringsvoorschriften artikel 11 Belastingregeling voor het Koninkrijk 2002 (Aruba)

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m heden

Uitvoeringsvoorschriften artikel 11 Belastingregeling voor het Koninkrijk 2002 (Aruba)

De Staatssecretaris van Financiën,

In overeenstemming met de Minister van Financiën van Aruba;

Gelet op artikel 11, vierde lid, van de Belastingregeling voor het Koninkrijk, zoals deze is gewijzigd bij Rijkswet van 5 december 1985, Stb. 645, bij Rijkswet van 13 december 1996, Stb. 644 en bij Rijkswet van 14 december 2001, Stb. 647;

Besluit:

Vast te stellen de navolgende regeling met bijlagen I en II. 1

Artikel 1. Algemeen

  • 2 Deze regeling zal zo nodig worden aangepast bij invoering van een dividendbelasting door Aruba.

Artikel 2. Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot portfoliodividenden (vrijstellingsprocedure)

  • 1 Een inwoner van Aruba die, ingevolge artikel 11, tweede lid, van de Belastingregeling voor het Koninkrijk, aanspraak heeft op vermindering van dividendbelasting, levert voor het geldend maken van die aanspraak bij de bevoegde aanslagregelende autoriteit over zijn woonplaats een ingevulde en ondertekende verklaring in tweevoud in op een formulier volgens het in bijlage I opgenomen model (formulier `IB 92 ARU'). Nadat hij een exemplaar van de verklaring, voorzien van dagtekening en ondertekening van de daarop voorkomende bevestiging omtrent de woonplaats, van vorenbedoelde aanslagregelende autoriteit heeft terugontvangen, legt hij dit over bij het innen van de opbrengst van de dividenden.

  • 2 De vennootschap die dividend verschuldigd is, degene bij wie de opbrengst betaalbaar is gesteld, het administratiekantoor dat de opbrengst doorbetaalt aan certificaathouders, en degene tot wiens beroep het kopen of innen van dividendbewijzen gewoonlijk behoort, zijn bevoegd die opbrengst uit te betalen onder aftrek van dividendbelasting naar een tarief van 15 percent, indien de genieter van het dividend het van een ondertekende bevestiging omtrent de woonplaats voorziene exemplaar van de in het eerste lid bedoelde verklaring heeft overgelegd.

  • 3 Voorzover dividendbelasting die is ingehouden en afgedragen, ingevolge het tweede lid bij de uitbetaling van de opbrengst niet in aftrek is gebracht, wordt deze aan de vennootschap teruggegeven na indiening van een verzoek bij de inspecteur binnen wiens ambtsgebied zij is gevestigd, onder overlegging van het van een ondertekende bevestiging omtrent de woonplaats voorziene exemplaar van de in het eerste lid bedoelde verklaring. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Artikel 3. Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot portfoliodividenden (teruggaafprocedure)

  • 1 Een inwoner van Aruba die, ingevolge artikel 11, tweede lid, van de Belastingregeling voor het Koninkrijk, aanspraak heeft op vermindering van dividendbelasting en die, naar het oordeel van de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland, zijn aanspraak niet op de voet van artikel 2 heeft kunnen geldend maken, heeft recht op teruggaaf van hetgeen aan dividendbelasting meer is ingehouden dan 15 percent. Toetsing zal terzake plaatsvinden aan de hand van de voorwaarden die zijn opgenomen in de Belastingregeling voor het Koninkrijk.

  • 2 Tot het verkrijgen van de teruggaaf levert de belanghebbende bij de bevoegde aanslagregelende autoriteit over zijn woonplaats een ingevulde en ondertekende verklaring in tweevoud in op een formulier volgens het in bijlage I opgenomen model (formulier `IB 92 ARU').

    Nadat hij een exemplaar van de verklaring, voorzien van dagtekening en ondertekening van de daarop voorkomende bevestiging omtrent de woonplaats, van vorenbedoelde aanslagregelende autoriteit heeft terugontvangen, handelt hij overeenkomstig het derde of het vierde lid.

  • 3 Indien de opbrengst is uitbetaald door een in Nederland wonende of gevestigde persoon die de in artikel 9 van de Wet op de dividendbelasting 1965 bedoelde dividendnota, waaruit van de betaling van de terug te geven belasting door de belanghebbende blijkt, heeft uitgereikt, levert de belanghebbende het van een ondertekende bevestiging omtrent de woonplaats voorziene exemplaar van de verklaring in bij de hierboven bedoelde persoon, onder bijvoeging van de dividendnota. Is dit laatste niet mogelijk, dan voegt de persoon die de dividendnota heeft uitgereikt bij de verklaring een door hem gewaarmerkt afschrift van de dividendnota. Degene die de dividendnota heeft uitgereikt zendt, met een begeleidende brief, waaruit blijkt dat hij voor de belanghebbende optreedt, de bij hem ingeleverde verklaring tezamen met de dividendnota of het afschrift daarvan, aan de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland, die op het verzoek beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het terug te geven bedrag wordt door de ontvanger van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland ten behoeve van de belanghebbende overgemaakt aan degene die de dividendnota heeft uitgereikt.

  • 4 Indien de opbrengst niet is uitbetaald door een in Nederland wonende of gevestigde persoon en de belanghebbende dientengevolge niet in het bezit is van een in het derde lid bedoelde dividendnota, zendt hij het van een ondertekende bevestiging omtrent de woonplaats voorziene exemplaar van de verklaring rechtstreeks toe aan de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland, onder bijvoeging van een dividendnota of ander bewijsstuk, waaruit blijken:

    • a) de desbetreffende opbrengst, en

    • b) het feit dat de terug te geven belasting is ingehouden en afgedragen.

    De inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het terug te geven bedrag wordt door de ontvanger van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland aan de belanghebbende overgemaakt.

Artikel 4. Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot deelnemingsdividenden (vrijstellingsprocedure)

  • 1 Een lichaam dat inwoner van Aruba is, en dat ingevolge artikel 11, derde lid, eerste en tweede volzin, van de Belastingregeling voor het Koninkrijk, aanspraak heeft op vermindering van dividendbelasting, levert voor het geldend maken van die aanspraak bij de bevoegde aanslagregelende autoriteit over zijn plaats van vestiging een ingevulde en ondertekende verklaring in tweevoud in op een formulier volgens het in bijlage II opgenomen model (formulier `IB 95(2) ARU'). Nadat het lichaam een exemplaar van de verklaring, voorzien van dagtekening en ondertekening van de daarop voorkomende bevestiging omtrent de woonplaats, van vorenbedoelde aanslagregelende autoriteit heeft terugontvangen, legt het dit over bij het innen van de dividenden.

  • 2 De vennootschap die het dividend verschuldigd is, is bevoegd het dividend uit te betalen onder aftrek van dividendbelasting naar een tarief van 7,5 percent indien de genieter van de opbrengst het van een ondertekende bevestiging omtrent het inwonerschap voorziene exemplaar van de in het eerste lid bedoelde verklaring heeft overgelegd en voorts op het formulier is verklaard dat het dividend in Aruba is onderworpen aan belasting met dien verstande dat de feitelijke gecombineerde belastingdruk van woonstaat en bronstaat tezamen op het dividend ten minste 8,3 percent bedraagt en deze verklaring op het formulier is bevestigd door de aanslagregelende autoriteit in Aruba.

  • 3 De vennootschap die het dividend verschuldigd is, is bevoegd het dividend uit te betalen onder aftrek van dividendbelasting naar een tarief van 5 percent indien de genieter van de opbrengst het van een ondertekende bevestiging omtrent het inwonerschap voorziene exemplaar van de in het eerste lid bedoelde verklaring heeft overgelegd en voorts op het formulier is verklaard dat het dividend in Aruba is onderworpen aan een tarief van 5,5 percent en dat de feitelijke gecombineerde belastingdruk van woonstaat en bronstaat tezamen op dit dividend ten minste 8,3 percent bedraagt en deze verklaring op het formulier is bevestigd door de aanslagregelende autoriteit in Aruba.

  • 4 In het in het eerste lid bedoelde formulier wordt verklaard:

    • (i) dat het lichaam inwoner is van Aruba in de zin van de Belastingregeling voor het Koninkrijk;

    • (ii) dat het lichaam een vennootschap is waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld;

    • (iii) dat het lichaam ten minste 25 percent bezit van het nominaal gestorte kapitaal van de Nederlandse vennootschap;

    • (iv) dat het lichaam genieter is van het dividend;

    • (v) dat, indien het verzoek zich richt op een vrijstelling tot 7,5 percent als bedoeld in het tweede lid, het dividend in Aruba is onderworpen aan belasting, met dien verstande dat de feitelijke gecombineerde belastingdruk van woonstaat en bronstaat tezamen op het dividend ten minste 8,3 percent bedraagt;

    • (vi) dat, indien het verzoek zich richt op een vrijstelling tot 5 percent als bedoeld in het derde lid, het dividend in Aruba is onderworpen aan een tarief van ten minste 5,5 percent en dat de feitelijke gecombineerde belastingdruk van woonstaat en bronstaat tezamen op dit dividend ten minste 8,3 percent bedraagt.

  • 5 Voorzover dividendbelasting welke is ingehouden en afgedragen, ingevolge het tweede en derde lid, bij de uitbetaling van het dividend niet in aftrek is gebracht, wordt deze aan de vennootschap teruggegeven na indiening van een verzoek bij de inspecteur binnen wiens ambtsgebied zij is gevestigd, onder overlegging van het van een ondertekende bevestiging voorziene exemplaar van de in het eerste lid bedoelde verklaring. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 6 Het terug te geven bedrag wordt door de ontvanger ten behoeve van de belanghebbende aan de vennootschap overgemaakt.

Artikel 5. Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot deelnemingsdividenden (teruggaafprocedure)

  • 1 Indien meer dan 7,5 percent dividendbelasting is ingehouden van dividenden betaald door een vennootschap aan een lichaam dat inwoner van Aruba is, terwijl ingevolge artikel 11, derde lid, eerste volzin, van de Belastingregeling voor het Koninkrijk, de daarop in te houden dividendbelasting 7,5 percent bedraagt, heeft dat lichaam, indien het ter zake van die dividenden is onderworpen aan een belasting met dien verstande dat de feitelijke gecombineerde belastingdruk van woonstaat en bronstaat tezamen op het dividend ten minste 8,3 percent bedraagt, recht op teruggaaf van hetgeen aan dividendbelasting meer is ingehouden dan 7,5 percent.

  • 2 Indien meer dan 5 percent dividendbelasting is ingehouden van dividenden betaald door een vennootschap aan een lichaam dat inwoner van Aruba is, terwijl ingevolge artikel 11, derde lid, tweede volzin, van de Belastingregeling voor het Koninkrijk, de daarop in te houden dividendbelasting 5 percent bedraagt, heeft dat lichaam, indien het ter zake van die dividenden is onderworpen aan een tarief van tenminste 5,5 percent en indien tevens de feitelijke gecombineerde belastingdruk van woonstaat en bronstaat tezamen op het dividend ten minste 8,3 percent bedraagt, recht op teruggaaf van hetgeen aan dividendbelasting meer is ingehouden dan 5 percent

  • 3 Tot het verkrijgen van de teruggaaf levert het lichaam bij de bevoegde aanslagregelende autoriteit over zijn plaats van vestiging een ingevulde en ondertekende verklaring in tweevoud in op een formulier volgens het in bijlage II opgenomen model (formulier `IB 95(2)ARU'). Nadat het lichaam een exemplaar van de verklaring, voorzien van dagtekening en ondertekening van de daarop voorkomende bevestiging van vorenbedoelde aanslagregelende autoriteit heeft terugontvangen, zendt het dit exemplaar toe aan de inspecteur binnen wiens ambtsgebied de vennootschap is gevestigd, onder bijvoeging van het bewijsstuk waaruit van de inhouding van de belasting blijkt. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 4 In het in het derde lid bedoelde formulier wordt verklaard:

    • (i) dat het lichaam inwoner is (was) van Aruba in de zin van de Belastingregeling voor het Koninkrijk;

    • (ii) dat het lichaam een vennootschap is (was) waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld;

    • (iii) dat het lichaam ten minste 25 percent bezit (bezat) van het nominaal gestorte kapitaal van de Nederlandse vennootschap;

    • (iv) dat het lichaam genieter is (was) van het dividend;

    • (v) dat, indien het verzoek zich richt op een teruggaaf als bedoeld in het eerste lid, het dividend in Aruba is (was) onderworpen aan belasting, met dien verstande dat de feitelijke gecombineerde belastingdruk van woonstaat en bronstaat tezamen op het dividend ten minste 8,3 percent bedraagt;

    • (vi) dat, indien het verzoek zich richt op een teruggaaf als bedoeld in het tweede lid, het dividend in Aruba is (was) onderworpen aan een tarief van ten minste 5,5 percent en dat de feitelijke gecombineerde belastingdruk van woonstaat en bronstaat tezamen op dit dividend tenminste 8,3 percent bedraagt.

  • 5 Het terug te geven bedrag wordt door de ontvanger aan de belanghebbende overgemaakt.

Artikel 5A. Onderzoek naar het vervuld zijn van de voorwaarde inzake de feitelijke gecombineerde belastingdruk

  • 1 Het onderzoek naar het vervuld zijn van de op basis van artikel 11, derde lid, eerste en tweede volzin van de Belastingregeling voor het Koninkrijk nader gestelde voorwaarde inzake de feitelijk gecombineerde belastingdruk zoals omschreven in het Protocol belastingheffing deelnemingsdividenden Nederland-Aruba, wordt ten behoeve van de ten aanzien van het inhoudingsplichtige lichaam bevoegde aanslagregelende autoriteit in Nederland verricht door Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland .

  • 2 De bevoegde aanslagregelende autoriteit in Aruba zendt daartoe binnen 3 jaren na afloop van het kalenderjaar waarin het dividend werd betaald, dan wel, zo dit later is, uiterlijk binnen 3 maanden na de dagtekening van de in artikel 6, tweede lid, vermelde mededeling, de voor het onderzoek benodigde gegevens met betrekking tot de belastingheffing over de deelnemingsdividenden van het lichaam als bedoeld in artikel 11, derde lid, eerste en tweede volzin, van de Belastingregeling voor het Koninkrijk aan de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland.

  • 3 De voor het onderzoek benodigde gegevens omvatten een afschrift van het tweede exemplaar van het formulier IB 95(2) ARU, een afschrift van het desbetreffende aangiftebiljet inclusief balans en winst- en verliesrekening, een afschrift van de desbetreffende aanslag zoals deze onherroepelijk is komen vast te staan en afschriften van de ontvangstbewijzen van de desbetreffende belastingbetalingen.

  • 4 Ingeval binnen de uiterste termijn, genoemd in het tweede lid, de aanslag niet onherroepelijk is komen vast te staan vanwege een tegen de aanslag ingestelde bezwaar- of beroepsprocedure, wordt een afschrift van het bezwaar- resp. beroepschrift meegezonden. In dat geval worden uitspraken en betalingsbewijzen zo spoedig mogelijk door de bevoegde aanslagregelende autoriteit in Aruba nagezonden aan Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland. De in het tweede lid vermelde uiterste termijn voor het overleggen van de voor de beoordeling benodigde gegevens welke nog niet eerder zijn overgelegd wordt alsdan verlengd tot 3 maanden na het onherroepelijk worden van de aanslag.

    Eveneens worden, in geval van een ambtshalve vermindering van de aanslag, afschriften van het verzoek alsmede van de beslissing ingezonden c.q. zo spoedig mogelijk nagezonden. Ingeval afschriften van ontvangstbewijzen niet of in onvoldoende mate kunnen worden overgelegd, zendt de bevoegde aanslagregelende autoriteit in Aruba van de reden daarvan een toelichting mee. De belastingautoriteit in Aruba stelt de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland onverwijld op de hoogte van eventuele later plaatsvindende gebeurtenissen, waaronder formele of feitelijke kwijtschelding van belastingschulden, die van invloed kunnen zijn voor de beoordeling van de feitelijk gecombineerde belastingdruk. Bij gerezen onduidelijkheden kunnen door Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland verzoeken om nadere informatie worden gericht aan de bevoegde aanslagregelende autoriteit in Aruba, welke verzoeken door laatstgenoemde onverwijld worden behandeld en beantwoord.

  • 5 Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland gaat aan de hand van binnen de Nederlandse belastingdienst beschikbare gegevens na of voor alle betalingen van deelnemingsdividenden de voor het onderzoek benodigde gegevens aan haar zijn ingezonden. Indien daarbij blijkt dat benodigde gegevens ontbreken, wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk tegelijkertijd met de in artikel 6, tweede lid, bedoelde mededeling, een lijst met ontbrekende gegevens voorgelegd aan de bevoegde aanslagregelende autoriteit in Aruba.

  • 6 Met inachtneming van het bepaalde in artikel 5B beoordeelt Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland of werd voldaan aan de voorwaarde zoals genoemd in het eerste lid.

  • 7 Indien de benodigde gegevens, met inachtneming van het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel niet tijdig werden ingezonden dan wel uit het onderzoek als bedoeld in het zesde lid niet is gebleken dat werd voldaan aan de in dat lid genoemde voorwaarde, stelt Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland de bevoegde aanslagregelende autoriteit in Nederland daarvan tijdig op de hoogte. Deze legt een naheffingsaanslag op met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.

Artikel 5B. Samenloop met vermindering van dividendbelasting wegens dooruitdeling

Voor de toepassing van deze regeling worden voor de beoordeling van de feitelijke gecombineerde belastingdruk verminderingen ingevolge artikel 11, tweede lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 niet in aanmerking genomen.

Artikel 6. Naheffing Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot deelnemingsdividenden

  • 1 Indien ten aanzien van deelnemingsdividenden niet binnen de in artikel 5A uiterste gestelde termijn overeenkomstig de in dat artikel gestelde wijze werd aangetoond dat in Aruba het dividend is onderworpen aan een belasting met dien verstande dat de feitelijke gecombineerde belastingdruk van woonstaat en bronstaat tezamen op dit dividend ten minste 8,3 percent bedraagt, wordt in Nederland van de Nederlandse vennootschap die het dividend heeft betaald dividendbelasting over het gehele brutobedrag van dat dividend nageheven.

  • 2 De naheffingsaanslag wordt opgelegd aan de Nederlandse vennootschap, die het dividend heeft betaald. Indien de in artikel 5A, tweede lid, gestelde termijn van 3 jaren dreigt te verstrijken dan wel is verstreken zonder dat de voor beoordeling benodigde gegevens door de bevoegde aanslagregelende autoriteit in Aruba zijn overgelegd, wordt een mededeling gezonden aan de aanslagregelende autoriteit in Aruba. In de mededeling wordt vermeld dat de aanslagregelende autoriteit in Aruba in de gelegenheid wordt gesteld, het in artikel 5A genoemde bewijs alsnog binnen een termijn van 3 maanden na dagtekening van de mededeling over te leggen aan de bevoegde aanslagregelende autoriteit in Nederland. Een afschrift van deze mededeling vergezeld van een begeleidende brief wordt tegelijkertijd toegezonden aan de vennootschap en de belastingplichtige. Deze worden daarbij in de gelegenheid gesteld het in artikel 5A, tweede lid, genoemde bewijs of daarmee naar het oordeel van de bevoegde aanslagregelende autoriteit in Nederland vergelijkbaar bewijs alsnog zelf over te leggen binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van de mededeling. Indien het aldus overgelegde bewijs naar het oordeel van de bevoegde aanslagregelende autoriteit in Nederland volstaat, blijft het opleggen van de naheffingsaanslag achterwege.

  • 3 In afwachting van de uitkomst van de in artikel 5A, vierde lid, bedoelde bezwaar en beroepsprocedures, kan indien de gronden van het bezwaar- of beroepschrift daartoe aanleiding geven, met het oog op de uiterste termijn voor het opleggen van een naheffingsaanslag een naheffingsaanslag ter behoud van rechten worden opgelegd. Voor de betaling van het bedrag van de naheffingsaanslag wordt in dat geval uitstel verleend tot 3 maanden nadat de aanslag onherroepelijk is geworden.

  • 4 De bevoegde aanslagregelende autoriteit handelt met betrekking tot de toepassing van het tweede en derde lid overeenkomstig bindend advies van Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland.

  • 5 Het bedrag van de naheffing is niet meer dan 15 percent van genoemd brutobedrag. Op het bedrag van de naheffing wordt de ter zake van het dividend reeds ingehouden en afgedragen dividendbelasting, voorzover niet reeds teruggegeven, alsmede verminderingen ingevolge artikel 11, tweede lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 in mindering gebracht.

  • 6 Ingeval uit het in artikel 5A omschreven onderzoek ten aanzien van dividend, waarop 5 percent dividendbelasting werd ingehouden of waarop tot op 5 percent teruggaaf werd verleend, is komen vast te staan dat het dividend niet in Aruba werd onderworpen aan een tarief van ten minste 5,5 percent, terwijl daarbij wel is komen vast te staan dat de feitelijke gecombineerde belastingdruk ten minste 8,3 percent bedraagt, is het bedrag van de naheffing niet meer dan 7,5 percent. Op het bedrag van de naheffing wordt de ter zake van het dividend reeds ingehouden en afgedragen dividendbelasting, voorzover niet reeds teruggegeven, alsmede verminderingen ingevolge artikel 11, tweede lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 in mindering gebracht.

    Het bepaalde in het tweede, derde en vierde lid is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7. Formele bepaling

De in deze regeling bedoelde verklaringen, verzoeken, gegevens en mededelingen moeten duidelijk, stellig en zonder voorbehoud worden gedaan of verstrekt.

Artikel 8. Verjaringstermijn

Verzoeken om teruggaaf van belasting, als bedoeld in artikel 3, moeten bij de bevoegde inspecteur van de eenheid van de Belastingdienst zijn ingediend binnen een tijdvak van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven. Verzoeken om teruggaaf van belasting, als bedoeld in artikel 5, moeten bij de bevoegde inspecteur van de eenheid van de Belastingdienst zijn ingediend binnen een tijdvak van drie jaren na het einde van het kalenderjaar waarin het dividend betaalbaar werd gesteld.

Artikel 9. Formulieren

De in de artikelen 2, eerste lid, 3, tweede lid, 4, eerste lid, en 5, derde lid, bedoelde formulieren worden van rijkswege verstrekt. De formulieren zijn op aanvraag kosteloos verkrijgbaar bij de Belastingdienst/Centrum voor facilitaire dienstverlening, Afdeling Logistiek reprografisch centrum, Postbus 1314, 7301 BN Apeldoorn.

Artikel 10. Intrekking

De regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 19 december 1996, nr. IFZ96/1632.2 (Nederlandse Staatscourant van 23 december 1996, nr. 248) wordt ingetrokken, met dien verstande dat de bepalingen van die regeling van toepassing blijven met betrekking tot dividenden die zijn betaald of betaalbaar zijn gesteld vóór 1 januari 2002.

Artikel 11. Inwerkingtreding

  • 2 Zij treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

  • 3 Zij vindt met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 toepassing met betrekking tot dividenden die betaalbaar zijn gesteld op of na 1 januari 2002.

De

Staatssecretaris

van Financiën,

W. Bos

  1. De bij deze regeling horende bijlagen I en II zullen begin 2002 worden vastgesteld. ^ [1]
Naar boven