Regeling toetsing geweldsbeheersing politie

[Regeling vervallen per 01-01-2021.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2003 t/m 01-10-2003

Regeling houdende vaststelling van bepalingen inzake toetsing van ambtenaren van politie en buitengewoon opsporingsambtenaren terzake van geweldsbeheersing, aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden en schietvaardigheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie,

Gelet op artikel 3a van de Wet wapens en munitie en artikel 48a van de Politiewet 1993;

Besluiten:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. ambtenaar:

de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en c, en tweede lid, van de Politiewet 1993, alsmede de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet zijnde de buitengewoon opsporingsambtenaar voor wie de commandant van de Koninklijke marechaussee als direct toezichthouder is aangewezen, die rechtens zijn uitgerust met een of meer geweldsmiddelen;

b. geweldsmiddel:

geweldsmiddel als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, onder 1e, en voor zover het betreft de buitengewoon opsporingsambtenaar, artikel 37, derde lid, onderdeel c, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar;

c. LSOP:

het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie, Politie onderwijs- en kenniscentrum;

d. de toets geweldsbeheersing:

de door het LSOP samengestelde toets ter beoordeling van de kennis op het gebied van geweldsbeheersing volgens de competentiegerichte eindtermen van de initiële opleiding medewerker basispolitiezorg of de initiële opleiding politie surveillant, of, de door het LSOP samengestelde toets ter beoordeling van kennis op het gebied van geweldsbeheersing volgens de competentiegerichte eindtermen van een door de betrokken ambtenaar gevolgde postinitiële opleiding;

e. de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden:

de door het LSOP samengestelde toets ter beoordeling van aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden volgens de competentiegerichte eindtermen van de initiële opleiding medewerker basispolitiezorg of de initiële opleiding politie surveillant, of, de door het LSOP samengestelde toets ter beoordeling van aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden volgens de competentiegerichte eindtermen van een door de betrokken ambtenaar gevolgde postinitiële opleiding;

f. de toets schietvaardigheid:

de door het LSOP samengestelde toets ter beoordeling van de schietvaardigheid volgens de competentiegerichte eindtermen van de initiële opleiding medewerker basispolitiezorg of de initiële opleiding politie surveillant, of, de door het LSOP samengestelde toets ter beoordeling van de schietvaardigheid volgens de competentiegerichte eindtermen van een door de betrokken ambtenaar gevolgde postinitiële opleiding;

g. toetser:
  • 1º. de ambtenaar van politie die heeft voldaan aan de competentiegerichte eindtermen van de daartoe strekkende opleiding en is gecertificeerd door het LSOP om de toets geweldsbeheersing, de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden, of de toets schietvaardigheid af te nemen, of

  • 2º. voorzover de betrokken ambtenaar die de toets aflegt een ambtenaar van de rijksbelastingdienst is, de ambtenaar van de rijksbelastingdienst die heeft voldaan aan de competentiegerichte eindtermen van de daartoe strekkende opleiding en is gecertificeerd door het LSOP om de toets geweldsbeheersing, de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden, of de toets schietvaardigheid af te nemen;

h. de korpsbeheerder:
i. de werkgever:

de werkgever van de buitengewoon opsporingsambtenaar;

j. de toezichthouder:

degene die op grond van de artikelen 36 en 37 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen;

k. de direct toezichthouder:

degene die op grond van de artikelen 36 en 37 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

  • 2 Een ambtenaar is steeds voor de duur van een kalenderhalfjaar geoefend in het gebruik van een vuurwapen, indien hij, naast de in het eerste lid bedoelde toetsen, in het daaraan voorafgaande kalenderhalfjaar de toets schietvaardigheid met voldoende resultaat heeft afgelegd.

  • 3 Een ambtenaar die is belast met de uitoefening van specialistische of leidinggevende politietaken en daartoe een postinitiële opleiding heeft gevolgd, dient, alvorens geoefend te zijn in het gebruik van de bij de uitoefening van die taken behorende geweldsmiddelen, de in het eerste en tweede lid bedoelde toetsen tevens volgens de competentiegerichte eindtermen van de postinitiële opleiding met voldoende resultaat af te leggen. Indien het LSOP een dergelijke toets niet heeft samengesteld, dient de in de eerste volzin bedoelde ambtenaar de toetsen volgens de competentiegerichte eindtermen van de initiële opleiding met voldoende resultaat af te leggen.

  • 4 Onverminderd het eerste tot en met derde lid, wordt de ambtenaar van wie een geweldsmiddel op grond van het vijfde lid is ingenomen, voor de resterende duur van het lopende kalenderjaar of kalenderhalfjaar, geacht wederom geoefend te zijn in het gebruik van dat geweldsmiddel, vanaf het moment dat hij de toetsen die hij niet of niet met voldoende resultaat had afgelegd, alsnog met voldoende resultaat aflegt.

  • 5 De korpsbeheerder onderscheidenlijk de direct toezichthouder draagt er voor zorg dat de ambtenaar slechts over een geweldsmiddel beschikt, anders dan voor het vervoer en het gebruik ervan voor het volgen van onderwijs, indien hij geoefend is in het gebruik van dat geweldsmiddel. Indien een ambtenaar op de laatste dag van een kalenderjaar of kalenderhalfjaar de in het eerste, tweede en derde lid bedoelde toetsen nog niet met voldoende resultaat heeft afgelegd, wordt het geweldsmiddel in het gebruik waarvan hij dientengevolge niet langer is geoefend, door de korpsbeheerder onderscheidenlijk de direct toezichthouder ingenomen.

  • 6 In afwijking van het vijfde lid, dragen de korpsbeheerder onderscheidenlijk de direct toezichthouder en de werkgever er voor zorg dat de ambtenaar wiens vuurwapen is ingenomen, tijdens de uitoefening van de dienst ook niet beschikt over de geweldsmiddelen in het gebruik waarvan hij wel is geoefend, totdat zij in een individueel plan van aanpak met de ambtenaar afspraken hebben gemaakt over zijn verantwoorde inzet zonder het vuurwapen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

  • 1 De korpsbeheerder onderscheidenlijk de werkgever biedt de ambtenaar de gelegenheid tot het volgen van ten minste 32 uren training ter voorbereiding op de af te leggen toetsen, en toetsing. De korpsbeheerder onderscheidenlijk de direct toezichthouder draagt zorg voor de inhoud en organisatie van de training en voor de organisatie van de toetsing.

  • 2 De ambtenaar neemt jaarlijks deel aan ten minste 32 uren training ter voorbereiding op de af te leggen toetsen, en toetsing.

  • 3 De toets geweldsbeheersing, de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden en de toets schietvaardigheid worden afgenomen door een door de korpsbeheerder onderscheidenlijk de direct toezichthouder daartoe aangewezen toetser.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

  • 1 Indien een ambtenaar, op de laatste dag van de in artikel 2 bedoelde perioden, een van de in dat artikel bedoelde toetsen niet of niet met voldoende resultaat heeft afgelegd, doet de toetser hiervan onverwijld mededeling aan de korpsbeheerder dan wel de direct toezichthouder.

  • 2 De direct toezichthouder stelt, na raadpleging van de toezichthouder, zowel het College van procureurs-generaal als de werkgever onverwijld schriftelijk in kennis van het niet of niet met voldoende resultaat afleggen van een van de in artikel 2 bedoelde toetsen door een buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

  • 1 De korpsbeheerder onderscheidenlijk de direct toezichthouder draagt zorg voor registratie van de deelname aan en de resultaten van de in artikel 2 bedoelde toetsen.

  • 3 Het regionale college verstrekt jaarlijks in het in artikel 31 van de Politiewet 1993 bedoelde beleidsplan een overzicht betreffende de deelname aan en de resultaten van de in artikel 2 bedoelde toetsen alsmede het gevoerde beleid hieromtrent. De werkgever verstrekt jaarlijks de Minister van Justitie een overzicht als bedoeld in de eerste volzin.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

De Regeling training en toetsing vuurwapengebruik politie wordt ingetrokken.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2002 en vervalt met ingang van 1 januari 2005. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2001, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2002.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2021]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling toetsing geweldsbeheersing politie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 17 december 2001

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.G. de Vries

De

Minister

van Justitie,

A.H. Korthals.

Naar boven