Algemene bij- en toeslagregeling AOR 2002

Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Algemene bij- en toeslagregeling AOR 2002

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. AOR:

de Algemeene oorlogsongevallenregeling;

b. uitkering:

een periodieke uitkering krachtens de AOR, krachtens het besluit van de Luitenant-Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië van 5 november 1946 (Indisch Staatsblad 1946, 118) of een pensioen krachtens de Bijzondere Oorlogsongevallenregeling Dienst- en Reserveplichtigen (Indisch Staatsblad 1947, 154).

Artikel 2

  • 1 Per 1 januari 2002 worden de op 31 december 2001 met toepassing van de artikelen 2 tot en met 6 van de Algemene bij- en toeslagbeschikking AOR berekende reeds bestaande uitkeringen vastgesteld op het bedrag van de desbetreffende uitkering in guldens, omgezet in euro's.

Artikel 3

Uitkeringen die na 31 december 2001 worden toegekend, dan wel met toepassing van artikel 42 van de AOR met ingang van een voor deze datum gelegen tijdstip worden herzien, worden als volgt berekend:

  • a. voor de periode tot 1 januari 2002 wordt de uitkering berekend overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 6 van de tot 1 januari 2002 geldende Algemene bij- en toeslagbeschikking AOR;

  • b. voor de periode van 1 januari 2002 tot 1 januari 2011 wordt de uitkering berekend door het overeenkomstig de onder a genoemde artikelen voor betrokkene berekende bedrag per 31 december 2001, op de in artikel 2, eerste lid, aangegeven wijze vast te stellen en aan te passen overeenkomstig artikel 2, tweede lid, zoals dat luidde tot 1 januari 2011;

  • c. voor de periode vanaf 1 januari 2011 wordt de uitkering berekend door het overeenkomstig de onder b genoemde artikelen voor betrokkene berekende bedrag per 31 december 2010 aan te passen overeenkomstig artikel 2, tweede lid.

Artikel 4

De met toepassing van artikel 2 of artikel 3 berekende uitkering wordt verminderd met de krachtens artikel 21 van de AOR voor aftrek vatbare inkomsten.

Artikel 5

  • 1 Aan degene die ter zake van het genot van een uitkering premieplichtig is ingevolge de Algemene ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet wordt daarvoor een vergoeding verleend.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde vergoeding bedraagt 8,1% van het betaalbaar bedrag van de uitkering, voor zover deze buiten het grondgebied van Indonesië wordt genoten.

  • 3 Onder `betaalbaar bedrag', bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan: het met toepassing van de artikelen 2 of 3 berekende bedrag van de uitkering, verminderd overeenkomstig artikel 4.

Artikel 6

Degene die recht heeft op een uitkering heeft, zolang hij de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet nog niet heeft bereikt, over de uitkeringsjaren vanaf 2001 recht op een toeslag:

  • a. ter grootte van 5,6% van die uitkering, met een maximum van € 2.066,97 per jaar, indien het recht op die uitkering reeds voor 1 januari 1999 bestond;

  • b. ter grootte van 1,9% van die uitkering, met een maximum van € 791,85 per jaar, indien het recht op die uitkering is ontstaan op of na 1 januari 1999.

Artikel 9

Deze regeling kan worden aangehaald als: Algemene bij- en toeslagregeling AOR 2002.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

voornoemd,

E. Borst-Eilers

Naar boven