Wijzigingswet Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (arbeidsvoorwaarden sector Rechterlijke Macht 1997/99)

Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 01-02-2001 t/m heden

Wet van 13 december 2000 tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (arbeidsvoorwaarden sector Rechterlijke Macht 1997/99)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut ! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in verband met de uitvoering van het Akkoord arbeidsvoorwaarden 1997–1999 sector Rechterlijke Macht de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL III

  • 1 De rechters in een arrondissementsrechtbank en de officieren van justitie, alsmede de rechters-plaatsvervangers en de plaatsvervangende officieren van justitie als bedoeld in artikel 9, eerste en derde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren voorzover zij wat hun salaris betreft gelijk zijn gesteld met een rechter in een arrondissementsrechtbank of een officier van justitie, die vóór 1 januari 1998 het aanvangssalaris in salariscategorie 9 hebben genoten, genieten met ingang van de dag dat voor hen op of na 1 januari 1998 de jaarlijkse verhoging tot het daarna in de schaal vermelde salaris geschiedt, in afwijking van de artikelen 13 en 14 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, het salaris dat overeenkomt met het schaalbedrag na twee jaar. Zij ontvangen vervolgens telkens na één jaar het daarna in de schaal vermelde salaris.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de leden en de plaatsvervangende leden van het College van beroep studiefinanciering.

ARTIKEL IV

  • 1 De gerechtsauditeurs, tevens rechter-plaatsvervanger in een arrondissementsrechtbank, de substituut-officieren van justitie, de plaatsvervangende officieren van justitie voorzover zij wat hun salaris betreft gelijk zijn gesteld met een substituut-officier van justitie, en de rechterlijke ambtenaren in opleiding, die op 31 december 1997 in opleiding zijn voor het ambt van rechter in een arrondissementsrechtbank of officier van justitie en die op of na 1 januari 1998 in dat ambt worden benoemd, worden met ingang van de datum van indiensttreding, in afwijking van artikel 14 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, in salariscategorie 9 ingepast op het schaalbedrag na één jaar onderscheidenlijk twee jaar, indien zij voorafgaand aan die indiensttreding een salaris hebben genoten dat minder bedraagt dan onderscheidenlijk gelijk is aan het aanvangssalaris in salariscategorie 9. Zij ontvangen vervolgens telkens na één jaar het daarna in de schaal vermelde salaris.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de gerechtsauditeurs, tevens plaatsvervangend lid, bij het College van beroep studiefinanciering die op 31 december 1997 in opleiding zijn voor het ambt van lid van dat college en die op of na 1 januari 1998 in dat ambt worden benoemd.

ARTIKEL V

  • 1 De rechters in een arrondissementsrechtbank en de officieren van justitie, alsmede de rechters-plaatsvervangers en de plaatsvervangende officieren van justitie als bedoeld in artikel 9, eerste en derde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren voorzover zij wat hun salaris betreft gelijk zijn gesteld met een rechter in een arrondissementsrechtbank of een officier van justitie, die vóór 1 januari 1998 het maximum salaris in salariscategorie 9 hebben genoten, genieten, in afwijking van de artikelen 13 en 14 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, met ingang van 1 januari 1998 onderscheidenlijk, wanneer het een rechter-plaatsvervanger of een plaatsvervangend officier van justitie betreft die met ingang van een latere datum dan 1 januari 1998 wordt aangewezen voor het vervullen van een taak, met ingang van die latere datum, het salaris dat overeenkomt met het schaalbedrag na negen jaar.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de leden en de plaatsvervangende leden van het College van beroep studiefinanciering.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug als volgt:

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 13 december 2000

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de vijfentwintigste januari 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven