Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieuwing

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011.]
Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 26-03-2009 t/m 31-12-2010

Besluit van 22 november 2000, houdende de aanwijzing van de gemeenten waaraan door het Rijk investeringsbudget kan worden verstrekt en regels ter berekening van de uit 's-Rijks kas te verstrekken budgetten voor stedelijke vernieuwing (Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieuwing)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 14 juli 2000, nr. MJZ2000083080, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 5, tweede lid, en 6, tweede lid, van de Wet stedelijke vernieuwing;

De Raad van State gehoord (advies van 31 augustus 2000, nr. W08.000306/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 november 2000, nr. MJZ2000137869, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. wet: Wet stedelijke vernieuwing;

  • b. toegelaten instelling: instelling, toegelaten krachtens artikel 70 van de Woningwet;

  • c. A-lijst: lijst van woningen die op 1 maart 1986 een geluidbelasting vanwege een weg ondervonden van ten minste 65 dB(A), dan wel ten minste 60 dB(A) indien zij deel uitmaakten van een verzameling van woningen waarvan ten minste één woning een geluidbelasting vanwege een weg ondervond van ten minste 65 dB(A).

Hoofdstuk 2. De aanwijzing van gemeenten waaraan door het rijk investeringsbudget kan worden verstrekt

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

De gemeenten waaraan Onze Minister investeringsbudget kan verstrekken zijn:

  • a. Alkmaar,

  • b. Almelo,

  • c. Amersfoort,

  • d. Amsterdam,

  • e. Arnhem,

  • f. Breda,

  • g. Deventer,

  • h. Dordrecht,

  • i. Eindhoven,

  • j. Emmen,

  • k. Enschede,

  • l. 's-Gravenhage,

  • m. Groningen,

  • n. Haarlem,

  • o. Heerlen,

  • p. Helmond,

  • q. Hengelo,

  • r. 's-Hertogenbosch,

  • s. Leeuwarden,

  • t. Leiden,

  • u. Lelystad,

  • v. Maastricht,

  • w. Nijmegen,

  • x. Rotterdam,

  • y. Schiedam,

  • z. Sittard-Geleen,

  • aa. Tilburg,

  • bb. Utrecht,

  • cc. Venlo,

  • dd. Zaanstad en

  • ee. Zwolle.

Hoofdstuk 3. De berekening van de uit 's Rijks kas beschikbare middelen voor de uitvoering van het beleid inzake stedelijke vernieuwing

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

  • 2 Onze Minister berekent voor de in artikel 2 genoemde gemeenten en voor de provincies de factor investeringspotentieel (I) met behulp van de formule:

    ((2 x ((1/KOOPPRIJS)–1)) +1) x 0,877122207,

    in welke formule voorstelt:

    KOOPPRIJS: de gemiddelde prijs van de door de Dienst voor het kadaster en de openbare registers geregistreerde verkochte woningen in de periode 2004 tot en met 2007 in een in artikel 2 genoemde gemeente of een provincie gedeeld door het Nederlands gemiddelde van die prijs.

  • 3 Voor de niet in artikel 2 genoemde gemeenten wordt in het vierde en vijfde lid de factor investeringspotentieel gehanteerd die overeenkomstig het tweede lid is berekend voor de provincie waarin die gemeente is gelegen.

  • 4 Onze Minister berekent voor alle gemeenten in Nederland de uitkomst van de formule:

    A

    –––– x I x BUDGET STADSVERNIEUWING x 0,802085671,

    n

    Σ A

    i=1

    in welke formule voorstelt:

    A: de uitkomst van de formule:

    157,14 x WON45 x wLI x wOAD x wKLREG +

    350,72 x MGW31 x wLI +

    56,81 x PANDEN x wLI +

    227,23 x MONUMENT x wLI +

    8695,48 x VESTIND x wLI x wOAD x wKLREG x

    (WON45/VOORRAAD) x wGSC,

    in welke formule voorstelt:

    WON45: het aantal in de gemeente aanwezige woningen dat voor 1 januari 1945 is gereedgekomen voor bewoning;

    wLI: een wegingsfactor, die wordt bepaald door de formule:

    (6 x ((1,14 x LI)/INWO)) + 0,04,

    in welke formule voorstelt:

    LI: het aantal binnen de gemeente aanwezige lage inkomens, bepaald overeenkomstig de maatstaf lage inkomens die van toepassing is bij de berekening van de bedragen die aan gemeenten worden uitgekeerd ingevolge de artikelen 6 en 12 van de Financiële-verhoudingswet;

    INWO: het aantal inwoners binnen de gemeente;

    wOAD: een wegingsfactor, die wordt bepaald door de formule:

    (OAD/10000) + 0,75,

    in welke formule voorstelt:

    OAD: de op de gemeente van toepassing zijnde omgevingsadressendichtheid, bepaald overeenkomstig de wijze die van toepassing is bij de berekening van de bedragen die aan gemeenten worden uitgekeerd ingevolge de artikelen 6 en 12 van de Financiële-verhoudingswet;

    wKLREG: een wegingsfactor, die wordt bepaald door de formule:

    (0,20 x (KLREG/INWO)) + 1,

    in welke formule voorstelt:

    KLREG: het op de gemeente van toepassing zijnde aantal potentiële regionale klanten, bepaald overeenkomstig de wijze die van toepassing is bij de berekening van de bedragen die aan gemeenten worden uitgekeerd ingevolge de artikelen 6 en 12 van de Financiële-verhoudingswet;

    INWO: het aantal inwoners binnen de gemeente;

    MGW31: het aantal in de gemeente aanwezige meergezinswoningen dat voor 1 januari 1931 is gereedgekomen voor bewoning;

    PANDEN: het aantal in de gemeente aanwezige panden binnen een reeds aangewezen of nog aan te wijzen beschermd stads- of dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988;

    MONUMENT: het aantal in de gemeente aanwezige beschermde monumenten in de zin van de Monumentenwet 1988;

    VESTIND: het aantal in de gemeente aanwezige bedrijfsvestigingen in de industrie met meer dan tien werkzame personen;

    VOORRAAD: het aantal in de gemeente aanwezige woningen;

    wGSC: een wegingsfactor die voor de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, ’s-Gravenhage en Utrecht het getal twee bedraagt en voor de overige gemeenten het getal één;

    I: de factor investeringspotentieel, zoals die is vastgesteld ingevolge het tweede en derde lid, en

    BUDGET STADSVERNIEUWING: het in het budget voor stedelijke vernieuwing opgenomen deelbudget voor stadsvernieuwing.

  • 5 Onze Minister berekent voor alle gemeenten in Nederland de uitkomst van de formule:

    B

    ––– x I x BUDGET HERSTRUCTURERING x 0,848403126,

    n

    Σ B

    i=1

    in welke formule voorstelt:

    B: de uitkomst van de formule:

    6,93 x WON45 x wLI x wOAD x wKLREG +

    113,45 x MGW45 x wLI +

    113,45 x SHM45 x wLI +

    20,35 x WON4580 x wLI x wOAD x wKLREG +

    129,90 x MGW4580 x wLI x wOAD x wKLREG +

    129,90 x SHM4580 x wLI x wOAD x wKLREG,

    in welke formule voorstelt:

    WON45, wLI, wOAD en wKLREG: hetgeen daaronder in het vierde lid wordt verstaan;

    MGW45: het aantal in de gemeente aanwezige meergezinswoningen dat voor 1 januari 1945 is gereedgekomen voor bewoning;

    SHM45: het aantal in de gemeente aanwezige meergezinswoningen in bezit of eigendom van toegelaten instellingen dat voor 1 januari 1945 is gereedgekomen voor bewoning;

    WON4580: het aantal in de gemeente aanwezige woningen dat in de jaren 1945 tot en met 1980 is gereedgekomen voor bewoning, met dien verstande dat woningen die gereed gekomen zijn in de jaren 1945 tot en met 1959 tellen voor drie en woningen die gereed gekomen zijn in de jaren 1960 tot en met 1970 tellen voor twee;

    MGW4580: het aantal in de gemeente aanwezige meergezinswoningen dat in de jaren 1945 tot en met 1980 is gereedgekomen voor bewoning, met dien verstande dat woningen die gereed gekomen zijn in de jaren 1945 tot en met 1959 tellen voor drie en woningen die gereed gekomen zijn in de jaren 1960 tot en met 1970 tellen voor twee;

    SHM4580: het aantal in de gemeente aanwezige meergezinswoningen in bezit of eigendom van toegelaten instellingen dat in de jaren 1945 tot en met 1980 is gereedgekomen voor bewoning, met dien verstande dat woningen die gereed gekomen zijn in de jaren 1945 tot en met 1959 tellen voor drie en dat woningen die gereed gekomen zijn in de jaren 1960 tot en met 1970 tellen voor twee;

    I: de factor investeringspotentieel, zoals die is vastgesteld ingevolge het tweede en derde lid, en

    BUDGET HERSTRUCTURERING: het in het budget voor stedelijke vernieuwing opgenomen deelbudget voor herstructurering.

  • 6 a. Onze Minister berekent voor gemeenten in Nederland met op 1 januari 2010 ten hoogste tien in het kader van geluidhinder te saneren woningen, de uitkomst van de formule:

    E x Z,

    in welke formule voorstelt:

    E: het aantal per 1 januari 2010 in een zodanige gemeente in het kader van geluidhinder nog te saneren woningen, welk aantal wordt bepaald door de som van het aantal voor die gemeente op de A-lijst voorkomende woningen, de woningen die vanwege de geluidsbelasting van een rijksweg zijn gemeld daarbij niet meegerekend, naar de stand op 1 januari 2002, te verminderen met het aantal woningen waarvoor tot 1 januari 2010 door die gemeente rijksbijdragen in de kosten van sanering zijn ontvangen of konden worden ontvangen, en

    Z: de voor een zodanige gemeente berekende gemiddelde kosten van sanering per woning, welke kosten worden bepaald door de voor die gemeente totaal geraamde uitvoeringskosten, vermeerderd met 10%, te delen door de som van het aantal voor die gemeente op de A-lijst voorkomende woningen, de woningen die vanwege de geluidsbelasting van een rijksweg zijn gemeld daarbij niet meegerekend.

    b. Onze Minister berekent voor gemeenten in Nederland met per 1 januari 2010 meer dan tien in het kader van geluidhinder te saneren woningen de uitkomst van de formule:

     

        [(E–10) x Y]

     

                   n

     

       n

     

    10 x Y +

    –––––––––––– x

    {BUDGET GELUIDHINDER –

    Σ

    G –

     Σ

     [10 x Y]},

     

    n

     

                            i=1

     

    i=1

     
     

        Σ [(E–10) x Y]

             
     

        i=1

             

    in welke formule voorstelt:

    Y: de voor een gemeente, met per 1 januari 2010 meer dan tien in het kader van geluidhinder te saneren woningen, berekende gemiddelde kosten van sanering per woning, welke kosten worden bepaald door de voor die gemeente totaal geraamde uitvoeringskosten, vermeerderd met 10%, te delen door de som van het aantal voor die gemeente op de A-lijst voorkomende woningen, de woningen die vanwege de geluidsbelasting van een rijksweg zijn gemeld daarbij niet meegerekend.

    E: hetgeen daaronder in onderdeel a wordt verstaan;

    BUDGET GELUIDHINDER: het in het budget voor stedelijke vernieuwing opgenomen deelbudget voor geluidhinder, en

    G: de uitkomsten per gemeente, berekend ingevolge onderdeel a.

    c. De bedragen die ingevolge onderdeel a of b voor een gemeente zijn berekend, worden afgerond op het dichtstbijzijnde duizendtal.

    d. Onze Minister telt voor elke provincie de bedragen op die ingevolge onderdeel a of b en onderdeel c zijn berekend voor de in die provincie gelegen gemeenten die niet zijn genoemd in artikel 2.

  • 7 Onze Minister berekent voor de gemeenten Amsterdam, ’s-Gravenhage, Rotterdam en Utrecht de uitkomst van de formule:

    Or

    –––– x BUDGET LUCHTKWALITEIT,

    100

    In welke formule voorstelt:

    Or: het procentuele aandeel van een gemeente in de voor de vier genoemde gemeenten gezamenlijk vastgestelde omvang van de restproblematiek luchtkwaliteit.

    BUDGET LUCHTKWALITEIT: het in het budget voor stedelijke vernieuwing opgenomen deelbudget voor luchtkwaliteit.

  • 8 Ter bepaling van het budget stedelijke vernieuwing per in artikel 2 genoemde gemeente telt Onze Minister voor elk van die gemeenten de bedragen op die voor die gemeenten berekend zijn overeenkomstig het vierde tot en met zevende lid. Het per gemeente berekende bedrag wordt afgerond op het dichtstbijzijnde duizendtal.

  • 9 Ter bepaling van het budget voor stedelijke vernieuwing per provincie telt Onze Minister voor elke provincie de bedragen op die overeenkomstig het vierde en vijfde lid zijn berekend voor de in die provincie gelegen gemeenten die niet zijn genoemd in artikel 2, welke uitkomsten worden vermeerderd met de bedragen die overeenkomstig het zesde lid, onderdeel d, voor de provincies zijn berekend. Het per provincie berekende bedrag wordt afgerond op het dichtstbijzijnde duizendtal.

Artikel 3a

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

In afwijking van artikel 3, eerste lid, bedraagt het door Onze Minister aan de gemeente Sittard-Geleen te verstrekken budget voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2009 een bedrag van € 10.130.989 en wordt het aan de provincie Limburg te verstrekken budget, zoals dat op voet van de artikelen 3 en 4 is berekend voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2009, met een bedrag van € 9.251.553 verminderd.

Hoofdstuk 4. Grondslag voor de verdelingsnormen

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

  • 1 Aan de bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer daaromtrent beschikbare gegevens naar de stand op 31 december 2006 worden ontleend:

    • a. het aantal in een gemeente aanwezige woningen (VOORRAAD);

    • b. het aantal in een gemeente aanwezige woningen dat voor 1 januari 1945 is gereedgekomen voor bewoning (WON45);

    • c. het aantal in een gemeente aanwezige meergezinswoningen dat voor 1 januari 1945 is gereedgekomen voor bewoning (MGW45);

    • d. het aantal in een gemeente aanwezige meergezinswoningen dat voor 1 januari 1931 is gereedgekomen voor bewoning (MGW31);

    • e. het aantal in een gemeente aanwezige meergezinswoningen in bezit of eigendom van toegelaten instellingen dat voor 1 januari 1945 is gereedgekomen voor bewoning (SHM45);

    • f. het aantal in een gemeente aanwezige woningen dat in de jaren 1945 tot en met 1980 is gereedgekomen voor bewoning (WON4580);

    • g. het aantal in een gemeente aanwezige meergezinswoningen dat in de jaren 1945 tot en met 1980 is gereedgekomen voor bewoning (MGW4580) en

    • h. het aantal in een gemeente aanwezige meergezinswoningen in bezit of eigendom van toegelaten instellingen dat in de jaren 1945 tot en met 1980 is gereedgekomen voor bewoning (SHM4580).

  • 2 Het aantal binnen een gemeente aanwezige bedrijfsvestigingen in de industrie met meer dan tien werkzame personen (VESTIND) wordt ontleend aan de bij het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, daaromtrent beschikbare gegevens naar de stand op 1 januari 2007.

  • 3 Het aantal in een gemeente aanwezige panden binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988 (PANDEN) wordt ontleend aan de in de door de toenmalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg uitgegeven publicatie «Historische factor verdeelsleutel stadsvernieuwingsfonds», RDMZ 1984, vermelde gegevens omtrent aangewezen of nog aan te wijzen beschermde stads- of dorpsgezichten.

  • 4 Het aantal in een gemeente aanwezige beschermde monumenten in de zin van de Monumentenwet 1988 (MONUMENT) wordt ontleend aan de bij de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten daaromtrent beschikbare gegevens naar de stand op 31 december 2007.

  • 5 De gegevens die benodigd zijn voor het bepalen van de op een gemeente van toepassing zijnde omgevingsadressendichtheid (OAD) en het op een gemeente van toepassing zijnde aantal potentiële regionale klanten (KLREG) worden ontleend aan de gegevens die ten grondslag liggen aan de berekening van de bedragen die aan gemeenten worden uitgekeerd ingevolge de artikelen 6 en 12 van de Financiële-verhoudingswet naar de stand op 1 januari 2007.

  • 6 De gegevens die benodigd zijn voor het bepalen van het aantal binnen een gemeente aanwezige lage inkomens (LI) worden ontleend aan de gegevens die ten grondslag liggen aan de berekening van de bedragen die aan gemeenten worden uitgekeerd ingevolge de artikelen 6 en 12 van de Financiële-verhoudingswet naar de stand op 1 juni 2008.

  • 7 De gegevens die benodigd zijn voor het bepalen van het aantal inwoners binnen een gemeente (INWO) worden ontleend aan de bij het Centraal Bureau voor de Statistiek daaromtrent beschikbare gegevens, naar de stand op 1 januari 2008.

  • 8 De gegevens die benodigd zijn voor het bepalen van de gemiddelde prijs van de door het Kadaster geregistreerde verkochte woningen in een gemeente of een provincie in de periode 2004 tot en met 2007 (KOOPPRIJS) worden ontleend aan de bij de Dienst voor het kadaster en de openbare registers daaromtrent beschikbare gegevens.

  • 9 De gegevens die benodigd zijn voor het bepalen van het budget voor luchtkwaliteit voor de gemeenten Amsterdam, ’s-Gravenhage, Rotterdam en Utrecht worden ontleend aan de bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer daaromtrent beschikbare gegevens.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 13 november 1999 ingediende voorstel van wet ter stimulering van integrale stedelijke vernieuwing (Wet stedelijke vernieuwing) (kamerstukken I 1999/2000, 26 884, nr. 277), na tot wet te zijn verheven, in werking treedt, en werkt terug tot en met 1 januari 2000.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieuwing.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 22 november 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

Uitgegeven de dertigste november 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven