Tijdelijke subsidieregeling Belvedere

[Regeling vervallen per 31-12-2004.]
Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 27-04-2001 t/m 30-12-2004

Tijdelijke subsidieregeling Belvedere

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, F. van der Ploeg,

handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en met de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op de artikelen 2, 5, 5a, 5b11, vijfde lid, 13, 36 en 48 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de minister:

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

b. Belvederegebied:

een gebied dat als zodanig door de minister is aangemerkt op basis van de kaart, die is opgenomen als bijlage bij Kamerstukken II, 1998/99, 26 663, nr. 2, met uitzondering van het daarin aangegeven gebied de Nieuwe Hollandse Waterlinie;

c. Belvederestad:

een stad die is vermeld in de bij deze regeling behorende bijlage I;

d. Nieuwe Hollandse Waterlinie

de defensielinie van 85 km lang uit de 19e en 20e eeuw, die loopt van Muiden via de Vechtplassen, de oostkant van de stad Utrecht, de Diefdijk en de Biesbosch tot aan Werkendam en die een samenhangend verdedigingsstelsel vormt bestaande uit een waterhuishoudkundig systeem van onder meer sluizen, inlaten, duikers en dijken om te inunderen, inundatiegebieden, forten en werken met bijbehorende schootsvelden en militaire objecten, zoals groepsschuilplaatsen en kazematten;

e. themagericht project:

een project dat op basis van een cultuurhistorisch thema of een ruimtelijke ordeningsthema is gericht op versterking van de cultuurhistorie bij de ruimtelijke inrichting;

f. regionaal project:

een door een provincie voorgedragen project in een door de minister, na overleg met de provincies, uitgekozen Belvederegebied, met als doel het versterken en benutten van de cultuurhistorische identiteit van de omgeving door een ontwikkelingsgerichte benadering van cultuurhistorische kwaliteit, waarbij wordt aangesloten bij ruimtelijke ontwikkelingen en bestaande gebiedsgerichte projecten of initiatieven;

g. lokaal project:

een project in een Belvederegebied, geïnitieerd op lokaal niveau, met als doel het versterken en benutten van de cultuurhistorische identiteit van de omgeving door een ontwikkelingsgerichte benadering van cultuurhistorische kwaliteit, waarbij wordt aangesloten bij ruimtelijke ontwikkelingen en bestaande gebiedsgerichte projecten of initiatieven;

h. stedelijk project:

een project dat gericht is op de totstandkoming van cultuurhistorisch verantwoorde ontwerpen ten behoeve van het versterken van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor bepalende kwaliteit van de Belvederesteden.

i. project Nieuwe Hollandse Waterlinie:

een project dat gericht is op de integrale inrichtingsopgave van het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie;

j. kennisproject:

een project met als doel bevordering van de uitwisseling en overdracht van kennis, methoden, technieken en inzichten, op het vlak van een ontwikkelingsgerichte benadering van cultuurhistorische waarden in vraagstukken over ruimtelijke inrichting;

k. experimenteel project:

een project met als doel de bestaande denkbeelden over de scheidslijn tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting ter discussie te stellen en aldus ruimte te scheppen voor nieuwe zienswijzen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Subsidie voor een project, als bedoeld in artikel 1 wordt verstrekt met toepassing van deze regeling.

  • 2 De minister kan, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van deze regeling afwijken, mits de beschikking waarbij een subsidie wordt verleend, de afwijking uitdrukkelijk vermeldt.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Een project, als bedoeld in artikel 1 komt voor een subsidie in aanmerking, indien het naar het oordeel van de minister in voldoende mate bijdraagt aan het sterker richtinggevend laten zijn van de cultuurhistorie bij de ruimtelijke inrichting van Nederland.

  • 2 Een project draagt bij aan het in het eerste lid bedoelde doel, indien:

    • a. het project is gericht op een integrale benadering van dan wel een integrale visie op de cultuurhistorie;

    • b. in het project sprake is van een koppeling tussen behoud en benutting van cultuurhistorische kwaliteit enerzijds en het creëren van nieuwe kwaliteit bij toekomstige ruimtelijke inrichtingsprocessen anderzijds;

    • c. het project innovatief is en is gericht op voorbeeldwerking;

    • d. in het project sprake is van betrokkenheid en inzet van overheid, particuliere organisaties en marktpartijen;

    • e. het project bijdraagt aan een evenwichtige geografische en thematische spreiding van de te subsidiëren projecten over Nederland;

    • f. indien het een regionaal of een lokaal project betreft: het project is gericht op de karakteristieken, de beleidskansen en de geldende beleidsstrategie van de Belvederegebieden;

    • g. indien het een project Nieuwe Hollandse Waterlinie betreft: het project bijdraagt aan de integrale inrichtingsopgave van het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie door het creëren van voorbeeldwerking, het organiseren van communicatie en voorlichting en het stimuleren van duurzame functies.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Het subsidieplafond voor het jaar 2001 bedraagt voor:

    • a. themagerichte projecten: f 1 miljoen;

    • b. regionale projecten: f 5 miljoen;

    • c. lokale projecten: f 1,2 miljoen;

    • d. stedelijke projecten: f 0,8 miljoen;

    • e. projecten Nieuwe Hollandse Waterlinie: f 0,6 miljoen;

    • f. kennisprojecten: f 0,6 miljoen;

    • g. experimentele projecten: f 0,3 miljoen.

  • 2 Indien een of meer van de subsidieplafonds, genoemd in het eerste lid, niet worden bereikt, kan de minister het resterende bedrag toevoegen aan een of meer van de overige subsidieplafonds.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Geen subsidie wordt verleend:

  • a. voor projecten waarvan het op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, berekende subsidiebedrag lager is dan f 20.000,-;

  • b. aan landbouwondernemingen;

  • c. voorzover het aan de subsidieaanvrager te verlenen subsidiebedrag vermeerderd met het bedrag van subsidies die hem uit anderen hoofde worden verleend, voor een periode van drie jaar hoger is dan f 220.000,- en hij met winstoogmerk aan het economisch verkeer deelneemt.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Een projectsubsidie bestaat uit een bedrag ten behoeve van een project, uitgevoerd overeenkomstig een goedgekeurd projectplan.

  • 2 Het subsidiebedrag bestaat uit maximaal 75% van het totale begrote bedrag volgens het goedgekeurde projectplan.

  • 3 Voor een themagericht project, een lokaal project, een stedelijk project, een project Nieuwe Hollandse Waterlinie, een kennisproject of een experimenteel project wordt maximaal f 150.000,- subsidie verleend.

  • 4 Voor een regionaal project wordt maximaal f 500.000,- subsidie verleend.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 2 Aanvragen worden ingediend bij het agentschap Centrale Financiën Instellingen, FTO/TPK (Belvedere), van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, postbus 606, 2700 ML Zoetermeer.

  • 3 Een aanvraag wordt ingediend op een aanvraagformulier volgens het model dat is opgenomen in de bijlage die bij deze regeling behoort.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Voor 1 november 2001 beslist de minister in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op de ingediende aanvragen.

  • 2 Voordat de minister een beslissing neemt, laat hij zich over de ingediende aanvragen adviseren door de Adviescommissie, bedoeld in artikel 9.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Er is een Adviescommissie Belvedere.

  • 2 De Adviescommissie heeft tot taak de minister te adviseren of een aanvraag die op grond van deze regeling wordt ingediend, voor subsidie in aanmerking komt.

  • 3 Indien een subsidieplafond, als genoemd in artikel 4, zou worden overschreden door verstrekking van subsidie voor alle, naar het oordeel van de Adviescommissie daarvoor in aanmerking komende aanvragen, adviseert de Adviescommissie bovendien op basis van de criteria van artikel 3, tweede lid, in welke volgorde die aanvragen voor toekenning in aanmerking komen.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 De Adviescommissie bestaat uit ten minste drie leden, waaronder de voorzitter, van wie uit hoofde van hun deskundigheid een nuttige bijdrage aan de werkzaamheden van de Adviescommissie kan worden verwacht.

  • 2 De voorzitter en de leden maken geen deel uit van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, of Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en zijn overigens niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van de minister, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, of de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

  • 3 De minister, in overeenstemming met de andere ministers genoemd in het tweede lid, benoemt, schorst en ontslaat de voorzitter en de leden.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Indien een lid van de Adviescommissie uit andere hoofde op enigerlei wijze betrokken is bij een aanvraag, neemt hij geen deel aan de beraadslagingen en advisering over die aanvraag door de Adviescommissie.

  • 2 In het advies geeft de Adviescommissie de overwegingen weer die aan het advies ten grondslag liggen.

  • 3 De Adviescommissie verstrekt aan de minister desgevraagd de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voorzover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 4 De Adviescommissie kan zich doen bijstaan door andere personen, voorzover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

De minister, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij dragen gezamenlijk zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van het secretariaat van de Adviescommissie en voor de kosten van de Adviescommissie.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

De rapportage omtrent de naleving van de subsidiebepalingen, bedoeld in artikel 36 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, geschiedt overeenkomstig het als bijlage II bij deze regeling gevoegde Controleprotocol Projectsubsidies en met gebruikmaking van de in bijlage III bij deze regeling opgenomen modelaccountantsverklaring.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling Belvedere.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

F. van der Ploeg

Bijlage I. Belvederesteden

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Groningen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Appingedam

Groningen

Friesland

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Bolsward

Dokkum

Franeker

Harlingen

Hindelopen

Leeuwarden

Sloten

Workum

IJlst

Sneek

Stavoren

Drenthe

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Assen

Overijssel

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Blokzijl

Deventer

Gramsbergen

Hasselt

Kampen

Oldenzaal

Ootmarsum

Vollenhove

Zwolle

Gelderland

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Arnhem

Batenburg

Bredevoort

Bronkhorst

Buren

Culemborg

Doesburg

Elburg

Harderwijk

Hattem

Nijmegen

Tiel

Zaltbommel

Zutphen

Utrecht

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Amersfoort

Oudewater

Utrecht

Wijk bij Duurstede

IJsselstein

Noord-Holland

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Alkmaar

Amsterdam

Edam

Enkhuizen

Haarlem

Hilversum

Hoorn

Medemblik

Monnickendam

Muiden

Naarden

Weesp

Zaanstad

Zuid-Holland

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Ameide

Den Briel

Den Haag

Delft

Dordrecht

Geervliet

Goedereede

Gorinchem

Gouda

Heenvliet

Leiden

Maassluis

Middelharnis

Nieuwpoort

Rotterdam

Schiedam

Schoonhoven

Vianen

Voorburg

Zeeland

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Aardenburg

Domburg

St.-Anna ter Muiden

Brouwershaven

Goes

Hulst

St.-Maartensdijk

Middelburg

Tholen

Veere

Vlissingen

Zierikzee

Noord-Brabant

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Bergen op Zoom

Breda

's-Hertogenbosch

Eindhoven

Grave

Geertruidenberg

Heusden

Megen

Oisterwijk

Ravenstein

Tilburg

Willemstad

Woudrichem

Limburg

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Heerlen

Maastricht

Roermond

Sittard

Thorn

Valkenburg

Bijlage II. Controleprotocol projectsubsidies Belvedere

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

(incidentele verantwoording)

Bij de controle op de naleving van de subsidiebepalingen wordt aan de hieronder genoemde artikelen van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (het Besluit) de daarbij aangegeven aandacht besteed.

Artikelen

Soort aandacht

19, 20, 22,

 

24 lid 1 en 34

normale aandacht

25 lid 1

procedurele aandacht

23 lid 5, 28 en 29

speciale aandacht

Toelichting

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Onder normale aandacht wordt verstaan controle met de diepgang van een jaarrekeningcontrole zoals omschreven in Richtlijn 200 en verder van de Richtlijnen voor de Accountantscontrole (Koninklijk NIVRA, Amsterdam, 1996).

Onder procedurele aandacht wordt verstaan controle op het bestaan en de werking van procedures, die in het leven zijn geroepen om aan bepaalde voorschriften te voldoen overeenkomstig paragraaf 2 van Richtlijn 400 van de Richtlijnen voor de Accountantscontrole (Koninklijk NIVRA, Amsterdam, 1996). Zoals gebruikelijk is bij de accountantscontrole op de departementale rekeningen, wordt het accountantscontrolerisico gesteld op 5%.

Onder speciale aandacht wordt verstaan controle waarbij nadrukkelijk wordt bezien of de desbetreffende voorschriften zijn nageleefd. Deze controle wordt uitgevoerd met dezelfde diepgang als gebruikelijk is bij de accountantscontrole op de departementale rekeningen. Dat betekent dat een goedkeuringstolerantie van 1% bij een accountantscontrolerisico van 5% gehanteerd wordt.

Met betrekking tot de aandacht die door de accountant aan artikel 19 van het Besluit moet worden gegeven, wordt het volgende opgemerkt. Het is geenszins de bedoeling dat door de accountant op grond van dit artikel een doelmatigheidsonderzoek wordt gedaan. Van de accountant wordt verwacht dat hij zich bij zijn oordeelsvorming laat leiden door de in het maatschappelijk verkeer algemeen aanvaarde uitgangspunten met betrekking tot het financieel beheer. Met andere woorden, een oordeel of de subsidieontvanger zich als `een goed huisvader' over de toegewezen gelden heeft ontfermd.

Aan de Wet op het specifiek cultuurbeleid, de Tijdelijke subsidieregeling Belvedere en de niet genoemde artikelen van het Besluit behoeft bij de controle geen aandacht te worden besteed, met dien verstande dat kennisneming daarvan noodzakelijk is teneinde de controle op de hierboven genoemde artikelen goed te kunnen verrichten.

In de subsidiebeschikking kunnen aanvullende bepalingen zijn opgenomen. De accountant neemt van de subsidiebeschikking kennis en betrekt de naleving van de daarin eventueel opgenomen (nadere) subsidiebepalingen in zijn controle. Voorzover de subsidiebepalingen niet zijn nageleefd, maakt de accountant hiervan melding in zijn verklaring.

Bijlage III. Model accountantsverklaring

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Voor een incidentele verantwoording, af te geven door een accountant als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen.

Accountantsverklaring

afgegeven ten behoeve van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Opdracht

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Wij hebben de bijgevoegde subsidiedeclaratie van ...... (naam subsidieontvanger) te ...... (plaats) gecontroleerd. De subsidiedeclaratie is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van ...... (naam subsidieontvanger). Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de subsidiedeclaratie te verstrekken.

Werkzaamheden

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Onze controle is verricht overeenkomstig algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten en met in acht neming van het controleprotocol, bedoeld in Bijlage II bij de Tijdelijke subsidieregeling Belvedere (de Regeling). Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen, dat de subsidiedeclaratie geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de subsidiedeclaratie. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Oordeel (indien goedkeurend)

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Wij zijn van oordeel dat de subsidiedeclaratie voldoet aan de subsidiebepalingen van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (het Besluit) inzake de verantwoording. Tevens delen wij mede dat de bepalingen van het Besluit genoemd in bijlage II bij de Regeling en de nader gestelde subsidiebepalingen de brief van ..., kenmerk ..., d.d. ... zijn nageleefd.

Oordeel (indien niet goedkeurend)

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Wij zijn van oordeel dat ...

Plaats en datum:

Handtekening:

Naam accountant:

Naam accountantskantoor:

Adres:

Postcode en woonplaats:

Telefoon:

Toelichting Algemeen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

In 1999 is de nota Belvedere, een gezamenlijke nota van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de Minister van Verkeer en Waterstaat en ondergetekende aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 1998/99, 26 663, nr. 2). De nota heeft tot doel tot een andere benadering van cultuurhistorie in de ruimtelijke inrichting te komen. In de nota wordt een visie gegeven op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteit van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan. Tevens wordt in de nota aangegeven welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen als aanvulling op het bestaande sectorale beleid.

Een van de uitgangspunten van de nota is de gedachte dat het belang van de cultuurhistorie onderdeel moet uitmaken van de planvorming en dus onderdeel moet uitmaken van de reguliere plankosten. Uit onderzoek naar de geldstromen voor de cultuurhistorie is gebleken dat er weliswaar verschillende reguliere budgetten voor cultuurhistorie beschikbaar zijn, maar dat die budgetten versnipperd en ongelijksoortig van aard zijn.

Om aan het Belvederebeleid uitvoering te geven, stimuleert de rijksoverheid dus in eerste instantie het beter inzetten van bestaande sectorale middelen. Daarnaast worden extra middelen ter beschikking gesteld, oplopend van 11 miljoen in 2000 tot 18 miljoen in 2003 en volgende jaren tot 2010. De extra financiële middelen zijn specifiek bedoeld voor het wegnemen van belemmeringen die het integraal benutten van de cultuurhistorie binnen de ruimtelijke ordening in de weg staan en die leiden tot een versterking van de cultuurhistorische dimensie.

De onderhavige regeling strekt ertoe een basis te bieden voor de verstrekking van de hiervoor genoemde extra middelen voor het jaar 2000. De categorieën projecten waarvoor subsidie kan worden verstrekt, zijn ontleend aan de nota Belvedere.

Onderzocht wordt welke vorm op de langere duur het meest aangewezen is voor het verstrekken van subsidies als de onderhavige. Gelijktijdig wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van andere instrumenten naast het subsidie-instrument om de gestelde beleidsdoelen te bereiken, zoals het verlenen van opdrachten en het verstrekken van leningen.

De subsidieregeling is gebaseerd op het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, een algemene maatregel van bestuur die zijn grondslag vindt in de Wet op het specifiek cultuurbeleid. In het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen zijn bepalingen opgenomen omtrent subsidieplafonds, de wijze waarop subsidie moet worden aangevraagd, de verplichtingen van de subsidieontvanger en de wijze waarop de verleende subsidie wordt vastgesteld. Daarnaast is de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht van belang.

Ondergetekende neemt de besluiten omtrent de ingediende aanvragen. Dat gebeurt in overeenstemming met de overige betrokken bewindspersonen. Consensus wordt gewaarborgd door de wijze waarop artikel 8, eerste lid, is geformuleerd en de wijze waarop de besluiten ambtelijk worden voorbereid, namelijk door een Stuurgroep Belvedere, waarin (onder andere) de co-financierende bewindspersonen van OCenW, LNV en VROM ambtelijk vertegenwoordigd zijn. De gezamenlijke voorstellen van de Stuurgroep worden administratief en inhoudelijk voorbereid door het Projectbureau Belvedere c.q. het Projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie, die de aanvragen in ontvangst nemen (artikel 7, tweede lid). De specifieke deskundige inbreng wordt gewaarborgd door de (tijdelijke) Adviescommissie Belvedere.

De financiële middelen voor de onderhavige regeling zijn afkomstig van de begrotingen van de ministeries van OCenW, LNV en VROM.

Artikelen

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • -

    Onderdelen b en c

    • Nederland kent diverse gebieden met cultuurhistorische waarden. In sommige gebieden is sprake van een cumulatie van waarden en (of) een integrale samenhang van waarden, die maakt dat deze gebieden bijzondere aandacht verdienen.

      In nauwe afstemming tussen rijk en provincies zijn gebieden geselecteerd, op kaart gezet en beschreven in termen van karakteristieken. Daarbij zijn fysieke dragers geïdentificeerd die als het ware het cultuurhistorische karakter van een gebied vormgeven. Het zijn deze, niet limitatief maar wel representatief, opgesomde dragers waarop het ruimtelijk beleid zich kan richten.

      De Belvederegebieden en Belvederesteden zijn aangegeven op de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland (Belvederekaart), die is opgenomen in de nota `Belvedere, Beleidsnota over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting'. Deze nota is ondertekend door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de Minister van Verkeer en Waterstaat. De nota is op 2 juli 1999 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 1998/99, 26 663, nrs. 1 en 2). Deze kaart is gebaseerd op deskundige beoordelingen door het rijk en de provincies vanuit de drie betrokken invalshoeken: de archeologische, de historisch-(steden)bouwkundige en de historisch-landschappelijke. De kaart onderscheidt gebieden met sectorale cultuurhistorische waarden en de Belvederegebieden met gecombineerde cultuurhistorische waarden. De kaart vormt de basis voor het gebiedsgerichte beleid. Voorzover er bij de beoordeling van een concrete aanvraag, ondanks het bestaan van de Belvederekaart onduidelijkheid ontstaat omtrent de exacte grenzen van een Belvederegebied, neem ik een besluit terzake. Het gebied de Nieuwe Hollandse Waterlinie is uitgezonderd van de begripsomschrijving Belvederegebied, omdat dit gebied als afzonderlijk project is aangemerkt (artikel 1 sub h) en dientengevolge onduidelijkheid zou kunnen ontstaan omtrent de afbakening tussen regionale projecten, lokale projecten en projecten Nieuwe Hollandse Waterlinie.

      Voor de bepaling van de cultuurhistorische waarde van de steden is een andere systematiek gevolgd. In grote lijnen gaat het om beschermde stadsgezichten in de zin van de Monumentenwet 1988, een aantal stadsgezichten uit de jongere bouwkunst (18501940) en een aantal in archeologisch opzicht waardevolle steden.

  • -

    Onderdeel d

    • De categorie themagerichte projecten betreft het stimuleren van een themagerichte aanpak van de cultuurhistorie. Sommige cultuurhistorische waarden en structuren kennen een verspreiding die verder reikt dan een af te bakenen gebied en lenen zich daardoor voor een thematische benadering. Het betreft vooral projecten met als doel de cultuurhistorie toeristisch of recreatief te ontsluiten en voorzieningen te treffen voor restauratie en onderhoud. Deze projecten bieden veelal een goede mogelijkheid voor een directe betrokkenheid van particuliere organisaties. Het gaat met name om twee typen thema's, namelijk om ruimtelijke trends en historische thema's.

      In algemene zin kunnen enkele majeure ruimtelijke tendensen worden onderscheiden op het gebied van veranderend waterbeheer, de dynamiek van het platteland en de verandering en vernieuwing van het verstedelijkingspatroon. Het zijn ontwikkelingen (`ruimtelijke trends') die structureel van aard lijken en zich, in verschillende vormen, over een langere termijn en over geheel Nederland zullen uitstrekken. Zij dienen als aanknopingspunten voor cultuurhistorisch en ruimtelijk beleid.

      Daarnaast zijn er de (cultuur)historische thema's als historische infrastructuur (b.v. trekvaarten en waterwegen, oude spoorlijnen, de Romeinse `limes', middeleeuwse handelsroutes), historische banden tussen steden en dorpen (Hanzesteden, vissersdorpen aan de Zuiderzee), historische waterwerken (oude dijken met doorbraakkolken, vaarten en tochten, sluisjes en dijkmagazijnen) of andersoortige thema's, zoals Holland Bloembollenland of vestingsteden.

      - Onderdeel e

      De categorie regionale projecten betreft de realisering van projecten in bepaalde Belvederegebieden. De definitieve selectie van de daarvoor in aanmerking komende gebieden zal samenvallen met de subsidieverleningen op grond van deze regeling voor het jaar 2000. De provincies zijn reeds uitdrukkelijk uitgenodigd om voorstellen te doen, zowel terzake van de gebieden als terzake van de projecten. Het is de bedoeling dat in de projectplannen wordt aangesloten bij ruimtelijke ontwikkelingen. In bijzondere gevallen kunnen echter ook gebiedsgerichte projecten die uitsluitend op titel van de cultuurhistorie worden geëntameerd, voor subsidie in aanmerking komen.

  • -

    Onderdeel f

    • De categorie lokale projecten betreft het stimuleren van en investeren in lokale en regionale initiatieven buiten de regionale projecten, maar wel in de Belvederegebieden, gericht op een integrale benadering van de cultuurhistorie en de betrokkenheid van particuliere partijen. Ook voor deze categorie geldt dat in bijzondere gevallen gebiedsgerichte projecten kunnen worden geëntameerd uitsluitend op titel van de cultuurhistorie

  • -

    Onderdeel g

    Op grond van deze regeling wordt ten behoeve van het stimuleren van op cultuurhistorische leest geschoeide (lokale) plannen een budget beschikbaar gesteld om cultuurhistorisch verantwoorde ontwerpen te bevorderen. Hierbij gaat het om planvorming voor de verdere ontwikkeling van binnensteden, de vormgeving van de openbare ruimte, de herstructureringsopgaven van bestaande bedrijventerreinen en woonwijken en de vormgeving van nieuwe uitbreidingslokaties.

  • -

    Onderdeel h

    Subsidiëring van projecten Nieuwe Hollandse Waterlinie heeft als doel het geven van een nationale impuls aan de aanpak van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is aangemerkt als `nationaal project' in het kader van de nota Belvedere, vanwege de complexe bestuurlijke en ruimtelijke opgave die een regie vanuit het Rijk nodig maakt. Voor dergelijke omvangrijke en complexe projecten is volgens de Startnota Ruimtelijke Ordening 1999 een integrale inrichtingsopgave aan de orde. De revitalisering van de Nieuwe Hollandse Waterlinie kan, als megasingel rond de Randstad, de fysieke drager van de ruimtelijke inrichtingsopgave vormen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

In het eerste lid van artikel 2 wordt tot uitdrukking gebracht dat de eveneens op het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen gebaseerde Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen niet van toepassing is. Zie ook artikel 3 van die regeling. Met name het uitgangspunt van gezamenlijkheid, zowel voor wat betreft de besluitvorming, als voor wat betreft de financiering, en het tijdelijke karakter rechtvaardigen in het onderhavige geval een `eigen' regeling.

Het tweede lid is ontleend aan artikel 2 van de hiervoor vermelde regeling.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

In het eerste lid van artikel 3 wordt in algemene zin aangegeven wat de bedoeling is van de onderhavige subsidieregeling. Zie ook het algemene deel van deze toelichting. Van belang daarbij is de algemene notie dat de regeling geen cultuurhistorische subsidieregeling pur sang is, maar bestemd is voor ruimtelijke inrichtingsvraagstukken waarbij cultuurhistorie een rol speelt.

In het tweede lid van artikel 3 wordt die bedoeling nader uitgewerkt. Elke aanvraag dient op enigerlei wijze (meer of minder) aan alle gestelde eisen te voldoen. De eisen zijn willekeurig, dat wil zeggen niet in volgorde van belangrijkheid, opgesomd. De mate waarin aan de eisen wordt voldaan, is van belang voor de vraag of de minister van oordeel is dat de aanvraag voldoende bijdraagt aan het doel van de regeling en is voorts van belang bij dreigende overschrijding van een subsidieplafond. In die situatie vallen de aanvragen die het minst aan de eisen voldoen, bij gebrek aan middelen af.

Uiteraard wordt geen subsidie verstrekt voor activiteiten die het reguliere werkterrein van de rijksoverheid of de lagere overheden betreffen. De subsidieregeling betreft een extra impuls. Subsidiëring van `reguliere' taken zou derhalve niet bijdragen tot het beoogde doel van deze regeling (zie in dat verband ook artikel 4, derde lid, onder a, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen). Subsidie wordt evenmin verstrekt indien onvoldoende aannemelijk is dat voor het project voldoende financiële middelen beschikbaar komen (artikel 4, derde lid, onder c, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen).

  • -

    Onderdeel a

    • Projecten dienen een integraal karakter te hebben. Hierbij gaat het om een integrale benadering vanuit de drie cultuurhistorische disciplines: archeologisch, historisch-(steden)bouwkundig en historisch-landschappelijk. Een project hoeft niet noodzakelijkerwijze op alle drie de disciplines te zijn gericht, maar er dient wel sprake te zijn van een integrale visie vanuit de cultuurhistorie.

  • -

    Onderdeel b

    Aandacht voor cultuurhistorie betekent een terugblik in het verleden; ruimtelijke inrichting vraagt een blik op de toekomst. Bij de beoordeling van de projecten wordt expliciet gekeken naar de wijze waarop deze aspecten aan elkaar worden gekoppeld.

  • -

    Onderdeel c

    De extra impuls die met deze regeling wordt beoogd, richt zich niet op bestaande werkwijzen, maar is juist gericht op een vernieuwende aanpak. Projecten dienen om die reden zicht te bieden op nieuwe mogelijkheden en nieuwe ideeën over de omgang met cultuurhistorie binnen de ruimtelijke ordening.

    Projecten leveren belangwekkende informatie op. In de aanvraag dienen om die reden voldoende waarborgen te worden geboden voor verspreiding van de in het project te ontwikkelen kennis of inzichten.

  • -

    Onderdeel d

    Behoud van het onroerend cultureel erfgoed is alleen mogelijk, indien tegelijkertijd zorg wordt gedragen voor voldoende ruimtelijke en economische `dragers' en door het cultuurhistorisch belang te koppelen aan andere belangen. Dit impliceert dat duurzaam behoud van het cultureel erfgoed niet een zorg voor de rijksoverheid alleen is, maar gestalte krijgt door gerichte samenwerking met andere overheden, marktpartijen, maatschappelijke organisaties en andere instellingen. Betrokkenheid van particuliere organisaties, profit en non-profit, is daarom bij de gebiedsgerichte ontwikkeling van de cultuurhistorische identiteit van groot belang. Het rijk verwacht van de initiatiefnemers van de gebiedsgerichte aanpak dat zij particuliere organisaties vroegtijdig en volwaardig betrekken bij deze projecten.

  • -

    Onderdeel e

    Bij de toewijzing van de projecten wordt rekening gehouden met geografische en thematische spreiding. Concentratie van middelen in een bepaald deel van Nederland of bestemd voor een bepaald onderwerp of thema is niet gewenst. Het beperkte budget kan breed worden ingezet door in Belvederegebieden en -steden zoveel mogelijk verschillende stimulerende activiteiten te financieren. Indien diverse projecten in een bepaalde streek worden uitgevoerd of een bepaald onderwerp betreffen, kunnen daarom omwille van de spreiding van het budget over een zo breed mogelijk (beleids)terrein projecten worden afgewezen.

  • -

    Onderdeel f

    In de bijlage van de nota Belvedere worden de cultuurhistorische kwaliteit, de beleidskansen en voorgestelde beleidsstrategieën beschreven per Belvederegebied. Naarmate een project dichter aansluit bij hetgeen daar is beschreven, bestaat er meer kans dat de aanvraag wordt toegewezen. Deze eis geldt alleen voor de regionale en lokale projecten.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Voor de verdeling van de beschikbare middelen in het jaar 2000 geldt een tenderprocedure, waarbij in geval van dreigende overschrijding van een subsidieplafond de meest geschikte aanvragen voor subsidie in aanmerking komen, oftewel de aanvragen die in hogere mate dan andere aanvragen voldoen aan de criteria van artikel 3, tweede lid.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Ter voorkoming van versnippering van het bestaande budget is in artikel 5 een drempelbedrag geïntroduceerd.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

In het tweede lid is een maximum subsidiepercentage opgenomen, aangezien het gewenst is, dat ook andere partijen bij de projecten worden betrokken. Deze betrokkenheid moet onder meer blijken uit een financiële bijdrage.

Vanwege het beperkte budget en het karakter van een extra impuls is daarnaast een maximum subsidiebedrag per project vastgesteld. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen de categorie regionale projecten en de overige categorieën, omdat de verwachting is dat binnen de geselecteerde Belvederegebieden meerdere regionale projecten worden geïnitieerd.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

De termijn van het eerste lid moet worden beschouwd als een `fatale' termijn. Aanvragen die na dat tijdstip zullen worden ingediend, zullen in beginsel niet in behandeling worden genomen. Die strikte benadering is noodzakelijk in verband met de subsidieplafonds en de daarmee verband houdende tenderprocedure.

De strekking van het derde lid is, de behandeling van aanvragen soepeler te laten verlopen. Uiteraard zal worden onderzocht of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op juiste wijze door de aanvrager zijn gekwalificeerd.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

In het eerste lid van artikel 8 komt het interdepartementale karakter van `Belvedere' tot uitdrukking.

Inherent aan de voorgestelde tenderprocedure is, dat gelijktijdig wordt beslist op de ingediende aanvragen. Dat dient vóór 1 januari 2001 te gebeuren, omdat het wenselijk is dat het beschikbare budget nog in het jaar 2000 zal worden verplicht. De hiervoor weergegeven tenderprocedure vloeit voort uit artikel 5b van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen.

Artikelen 9 tot en met 12

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Teneinde de ingediende aanvragen op een zorgvuldige wijze te beoordelen is een adviescommissie in het leven geroepen, die vanuit de specifieke deskundigheden van de leden zullen adviseren omtrent de te nemen subsidiebeslissingen. De commissie heeft een niet-ambtelijk karakter. De werkzaamheden van de adviescommissie dienen - in verband met de beslistermijn van1 januari 2001 - in het jaar 2000 te zijn afgerond.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

De wijze waarop de accountantscontrole dient plaats te vinden is ontleend aan bijlagen II en III van de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen. De betekenis van artikel 13 is overigens slechts betrekkelijk in verband met artikel 36, vierde lid, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen, waarin is bepaald dat bedoelde voorschriften niet gelden indien de voor het boekjaar begrote exploitatiekosten minder dan f 500.000,- bedragen en het totaal van de door het Rijk verleende subsidies met betrekking tot dat jaar minder dan f 250.000,- bedraagt. Voor projectsubsidies geldt daarbij dat het bedrag van de begrote exploitatiekosten buiten beschouwing blijven. De onderhavige bepaling is dus uitsluitend van belang voor de ontvangers van subsidie voor regionale projecten, voorzover daarbij de hiervoor genoemde bedragen worden overschreden.

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

F. van der Ploeg

Naar boven