Regeling specifieke uitkering vervoermanagement

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-02-2000 t/m heden

Houdende regels met betrekking tot het verstrekken van een specifieke uitkering aan provincies in het jaar 2000 ten behoeve van vervoermanagement

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 17, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Verkeer en Waterstaat;

b. vervoermanagement:

de zorg van binnen de provincie gevestigde bedrijven instellingen voor personenvervoer ten einde het autogebruik zo beperkt mogelijk te houden;

c. uitkeringsjaar:

het jaar 2000.

Artikel 2

Aan een provincie wordt in het uitkeringsjaar een specifieke uitkering verstrekt met als doel:

  • a. vervoermanagement te integreren in het beleid van de provincie;

  • b. het zwaartepunt inzake het stimuleren van vervoermanagement van het Rijk naar de provincie te verschuiven;

  • c. aan binnen de provincie gevestigde bedrijven en instellingen ten behoeve van vervoermanagement een adequaat voorzieningenniveau te bieden, zoals op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling werd geboden door de van Rijkswege opgezette vervoermanagementcentra.

Artikel 3

  • 1 De uitkering wordt door de minister voor 15 februari 2000 verleend onder voorwaarde dat voldoende gelden beschikbaar zijn gesteld.

  • 2 Het uitkeringsbedrag dat wordt verleend bedraagt in duizenden guldens per provincie:

    Groningen

    75

    Friesland

    75

    Drenthe

    75

    Overijssel

    160

    Flevoland

    60

    Gelderland

    575

    Utrecht

    360

    Noord-Holland

    830

    Zuid-Holland

    1060

    Zeeland

    75

    Noord-Brabant

    725

    Limburg

    115

Artikel 4

  • 1 De provincie besteedt de verstrekte uitkering aan activiteiten ten behoeve van het doel van de uitkering.

  • 2 De provincie overlegt onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Financiële-verhoudingswet:

    • a. voor 1 april 2000 een besluit inhoudende dat de verstrekte uitkering volgens de begroting wordt bestemd voor activiteiten als bedoeld in het eerste lid;

    • b. voor 1 mei 2001 een financiële verantwoording over de tijdens het uitkeringsjaar gemaakte kosten verbonden aan activiteiten als bedoeld in het eerste lid. De verant woording dient in elk geval te bevatten:

    • c. voor 1 mei 2001 een inhoudelijk verslag omtrent de uitvoering van activiteiten, bedoeld in het eerste lid, tijdens het uitkeringsjaar.

  • 3 Indien de verleende uitkering meer bedraagt dan f 250 000 is de verantwoording als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, voorzien van een accountantsverklaring over de gemaakte kosten verbonden aan activiteiten als bedoeld in het eerste lid.

  • 4 De in het derde lid bedoelde accountantsverklaring wordt vastgesteld aan de hand van het door de minister vastgestelde controleprotocol.

Artikel 5

  • 1 Binnen vier weken na de beschikking tot verlening wordt een voorschot betaald.

  • 2 Het voorschot bedraagt 70% van het verleende uitkeringsbedrag.

Artikel 6

  • 1 Voor zover na 31 december 2000 de verleende uitkering niet is besteed ten behoeve van het doel van de uitkering, kan ze worden gereserveerd.

  • 2 Er mag niet meer dan 40% van de verleende uitkering worden gereserveerd.

  • 3 De gereserveerde bedragen dienen voor 31 juli 2001 ten behoeve van het doel van de uitkering te zijn besteed.

Artikel 7

Artikel 8

  • 1 Het uitkeringsbedrag wordt overeenkomstig de vaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2 Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de vaststelling betaald.

Artikel 9

Onverschuldigd betaalde uitkeringsbedragen en voorschotten kunnen binnen acht weken na de vaststelling van de uitkering, wijziging of intrekking daarvan worden teruggevorderd.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Naar boven