Besluit technische hulpmiddelen bijzondere opsporingsbevoegdheden

[Regeling vervallen per 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 05-02-2003 t/m 31-12-2006

Besluit van 15 december 1999, houdende regels ter uitvoering van artikel 126ee van het Wetboek van Strafvordering (Besluit technische hulpmiddelen bijzondere opsporingsbevoegdheden)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 2 juli 1999, nr. 775331/99/6;

Gelet op artikel 126ee van het Wetboek van Strafvordering;

De Raad van State gehoord (advies van 7 september 1999, nr. WO3.99.0332/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 9 december 1999, nr. 770086/99/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. gegevensdrager: een voorwerp waarop gedetecteerde signalen worden geregistreerd;

  • b. technisch hulpmiddel: een configuratie van componenten die signalen detecteert, deze transporteert, hun registratie activeert en de signalen registreert;

  • c. standaardconfiguratie: een door de keuringsdienst als zodanig aangewezen vaste combinatie van componenten die als geheel een technisch hulpmiddel vormt;

  • d. observatie met een technisch hulpmiddel: het plaatsen of bedienen van een technisch hulpmiddel, ter uitvoering van een bevel tot observatie als bedoeld in artikel 126g, eerste en derde lid, of artikel 126o, eerste en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

  • e. opnemen van vertrouwelijke communicatie: het plaatsen of bedienen van een technisch hulpmiddel, ter uitvoering van een bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel als bedoeld in artikel 126l, eerste lid, of artikel 126s, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;

  • f. Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

  • g. keuringsdienst: een door Onze Minister aan te wijzen onderdeel van het Korps landelijke politiediensten, dan wel, indien het gaat om keuring van een technisch hulpmiddel voor observatie dat door het Korps landelijke politiediensten is ontwikkeld of een technisch hulpmiddel of standaardconfiguratie voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie, een door Onze Minister aan te wijzen onafhankelijke organisatie die zich toelegt op het keuren van apparatuur.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Voor observatie met een technisch hulpmiddel wordt gebruik gemaakt van een technisch hulpmiddel dat is goedgekeurd of dat behoort tot de categorie van goedgekeurde standaardconfiguraties.

  • 2 Een technisch hulpmiddel of een standaardconfiguratie voor observatie wordt slechts goedgekeurd indien het aan de volgende vereisten voldoet:

    • a. de datum en tijd waarop de signalen worden gedetecteerd en geregistreerd, worden automatisch en doorlopend op de gegevensdrager vastgelegd;

    • b. de gedetecteerde signalen worden voorzien van een uniek gegeven dat wordt meegezonden en door de registratieapparatuur wordt herkend, alvorens de signalen op de gegevensdrager worden geregistreerd;

    • c. de transmissie van de gedetecteerde signalen vindt op zodanige wijze plaats dat de inhoud van de ontvangen signalen gelijk is aan de inhoud van de gedetecteerde signalen;

    • d. de gedetecteerde signalen en de datum- en tijdregistratie worden op een zodanige wijze op de originele gegevensdrager geregistreerd dat, indien veranderingen in de geregistreerde signalen of de datum- en tijdregistratie worden aangebracht, dit achteraf is vast te stellen;

    • e. voorzover mogelijk worden de componenten waaruit het technische hulpmiddel is opgebouwd, op een zodanige wijze beveiligd dat, indien technische veranderingen worden aangebracht, dit zo veel mogelijk achteraf is vast te stellen.

  • 3 Indien het technische hulpmiddel voor observatie mede bestaat uit een component die selecteert welke signalen worden geregistreerd, dient bij proces-verbaal te worden vastgelegd welk selectiecriterium is gehanteerd. De component, bedoeld in de eerste volzin, wordt niet handmatig bediend.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie wordt gebruik gemaakt van een technisch hulpmiddel dat is goedgekeurd of dat behoort tot de categorie van goedgekeurde standaardconfiguraties.

  • 2 Een technisch hulpmiddel of een standaardconfiguratie voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie wordt slechts goedgekeurd indien het aan de volgende vereisten voldoet:

    • a. de datum en tijd waarop de signalen worden gedetecteerd en geregistreerd, worden automatisch en doorlopend op de gegevensdrager vastgelegd;

    • b. de gedetecteerde signalen worden voorzien van een uniek gegeven dat wordt meegezonden en door de registratieapparatuur wordt herkend, alvorens de signalen op de gegevensdrager worden geregistreerd;

    • c. de transmissie van de gedetecteerde signalen vindt op zodanige wijze plaats dat de inhoud van de ontvangen signalen gelijk is aan de inhoud van de gedetecteerde signalen;

    • d. de ontvangst en de registratie van de gedetecteerde signalen vindt op zodanige wijze plaats dat de inhoud van de gedetecteerde signalen uitsluitend is waar te nemen indien de gedetecteerde signalen zijn geregistreerd;

    • e. de gedetecteerde signalen en de datum- en tijdregistratie worden op een zodanige wijze op de originele gegevensdrager geregistreerd dat, indien veranderingen in de geregistreerde signalen of de datum- en tijdregistratie worden aangebracht, dit achteraf is vast te stellen;

    • f. voorzover mogelijk worden de componenten waaruit het technische hulpmiddel is opgebouwd op een zodanige wijze beveiligd dat, indien technische veranderingen worden aangebracht, dit zo veel mogelijk achteraf is vast te stellen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Voorafgaand aan en na afloop van de inzet van een technisch hulpmiddel voor observatie controleert een daartoe door de korpsbeheerder onderscheidenlijk de werkgever aangewezen en terzake deskundige opsporingsambtenaar of het technische hulpmiddel voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2.

  • 2 Voorafgaand aan en na afloop van de inzet van een technisch hulpmiddel voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie controleert een daartoe door de korpsbeheerder aangewezen en terzake deskundige opsporingsambtenaar van het Korps landelijke politiediensten of het technische hulpmiddel voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 3.

  • 3 De opsporingsambtenaar, belast met de controle, maakt van zijn bevindingen proces-verbaal op, dat wordt gezonden aan de officier van justitie.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De keuringsdienst legt de wijze waarop hij vaststelt of een technisch hulpmiddel of een standaardconfiguratie voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2 onderscheidenlijk artikel 3, vast in een keuringsprotocol, dat voorafgaande goedkeuring behoeft van Onze Minister.

  • 2 De keuringsdienst legt de uitslag van de keuring vast in een keuringsrapport. Op basis van het keuringsrapport kan Onze Minister een verklaring van goedkeuring afgeven.

  • 3 De keuringsdienst houdt een registratie bij van alle goedgekeurde standaardconfiguraties.

  • 4 Voor elk technisch hulpmiddel dat is goedgekeurd heeft de keuringsdienst een verklaring beschikbaar, inhoudende:

    • a. dat het technische hulpmiddel voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2 onderscheidenlijk artikel 3, en

    • b. de duur van de periode gedurende welke het technische hulpmiddel naar redelijke verwachting zal voldoen aan deze vereisten.

  • 5 De verklaring van goedkeuring van het technische hulpmiddel of de standaardconfiguratie vervalt indien:

    • a. aan een van de componenten waaruit het technische hulpmiddel of de standaardconfiguratie is opgebouwd veranderingen zijn aangebracht, tenzij het technische hulpmiddel of de standaardconfiguratie, ondanks de veranderingen, kennelijk nog steeds voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2 onderscheidenlijk artikel 3, of

    • b. de periode, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, is verstreken.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien het technische hulpmiddel voor observatie niet is goedgekeurd en keuring, voorafgaand aan de inzet ervan, niet mogelijk is, kan de officier van justitie, ingeval het belang van het onderzoek de inzet van het technische hulpmiddel dringend vordert, bepalen dat ter uitvoering van het bevel tot observatie het technische hulpmiddel zonder voorafgaande technische goedkeuring wordt ingezet.

  • 2 Bij toepassing van het eerste lid wordt na afloop van de inzet het technische hulpmiddel door de keuringsdienst gekeurd.

  • 3 Indien het technische hulpmiddel voor observatie of het opnemen van vertrouwelijke communicatie niet is goedgekeurd en in gebruik is bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002, kan de officier van justitie, ingeval het belang van het onderzoek de inzet van het technische hulpmiddel dringend vordert, bepalen dat het technische hulpmiddel zonder voorafgaande technische goedkeuring als bedoeld in dit besluit wordt ingezet. Hij maakt hiervan melding in het bevel. De inzet van een technisch hulpmiddel als bedoeld in de eerste volzin kan uitsluitend plaatsvinden, indien:

    • a de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hiertoe toestemming heeft gegeven op basis van een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van en ondertekend door Onze Minister, gedaan op verzoek van de officier van justitie, en

    • b het een technisch hulpmiddel betreft dat niet beschikbaar is bij de regionale politiekorpsen, het Korps landelijke politiediensten of bij opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141, onderdeel c, of artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien het bevel tot observatie met een technisch hulpmiddel is gegeven ter uitvoering van een internationaal rechtshulpverzoek tot grensoverschrijdende observatie en het technische hulpmiddel in het buitenland door de buitenlandse autoriteiten op of aan het vervoermiddel is aangebracht, kan de officier van justitie bepalen dat de vereisten, genoemd in artikel 2, niet van toepassing zijn. Hij maakt hiervan melding in het bevel.

  • 2 Indien het bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie is gegeven ter uitvoering van een internationaal rechtshulpverzoek, dit bevel betrekking heeft op communicatie die plaatsvindt in een vervoermiddel, en het technische hulpmiddel in het buitenland door de buitenlandse autoriteiten op of in het vervoermiddel is aangebracht, kan de officier van justitie bepalen dat de vereisten, genoemd in artikel 3, niet van toepassing zijn. Hij maakt hiervan melding in het bevel.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Technische hulpmiddelen voor observatie worden opgeslagen op een door de korpsbeheerder aangewezen centrale plaats bij het regionale politiekorps of het Korps landelijke politiediensten.

  • 2 De korpsbeheerder draagt er zorg voor dat de centrale plaats, bedoeld in het eerste lid, beveiligd is en uitsluitend toegankelijk voor of onder begeleiding van daartoe geautoriseerd personeel.

  • 3 Met de opslag van de technische hulpmiddelen is belast een daartoe door de korpsbeheerder aangewezen ambtenaar van politie.

  • 4 Indien een technisch hulpmiddel nodig is voor de uitvoering van een bevel tot observatie, verstrekt de ambtenaar van politie, bedoeld in het derde lid, op verzoek van de ambtenaar die met de uitvoering van het bevel is belast en onder overlegging door deze van een kopie van het bevel tot observatie, de voor de uitvoering van het bevel benodigde technische hulpmiddelen. Indien het bevel mondeling is gegeven, wordt binnen drie dagen alsnog een kopie van het schriftelijke bevel overgelegd.

  • 5 De middelen worden verstrekt voor de periode die nodig is voor de uitvoering van het bevel. Bij de verstrekking registreert de ambtenaar, bedoeld in het derde lid, ten minste welk technische hulpmiddel wordt verstrekt, het tijdstip en de verwachte duur van de verstrekking en, indien het bevel mondeling is gegeven, de naam van de officier van justitie die het bevel heeft gegeven.

  • 6 De ambtenaar, bedoeld in het derde lid, maakt, na de middelen weer te hebben ontvangen, hiervan aantekening in de registratie. Indien aan een van de componenten waaruit het technische hulpmiddel is opgebouwd een technische verandering is aangebracht, een component defecten vertoont of de oorspronkelijk aangebrachte beveiliging is verwijderd of veranderd, maakt hij hiervan proces-verbaal op. Het proces-verbaal wordt gezonden aan de officier van justitie.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De technische hulpmiddelen voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie worden opgeslagen op een centrale plaats bij een door de korpsbeheerder aangewezen onderdeel van het Korps landelijke politiediensten.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien de officier van justitie heeft bepaald dat ter uitvoering van een bevel tot observatie met een technisch hulpmiddel een besloten plaats, niet zijnde een woning, wordt betreden zonder toestemming van de rechthebbende, wordt de besloten plaats betreden en het technische hulpmiddel geplaatst door daartoe door de korpsbeheerder onderscheidenlijk de werkgever aangewezen en terzake deskundige opsporingsambtenaren.

  • 2 De opsporingsambtenaar, belast met het betreden van de besloten plaats, maakt van het betreden proces-verbaal op, dat wordt gezonden aan de officier van justitie.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien de officier van justitie heeft bepaald dat ter uitvoering van een bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie een woning of andere besloten plaats wordt betreden zonder toestemming van de rechthebbende, wordt de woning of andere besloten plaats betreden en het technische hulpmiddel geplaatst door daartoe door de korpsbeheerder aangewezen ambtenaren van het Korps landelijke politiediensten, die voldoen aan de door Onze Minister vast te stellen eisen.

  • 2 De ambtenaar van politie, belast met het betreden van de woning of andere besloten plaats, maakt van het betreden proces-verbaal op, dat wordt gezonden aan de officier van justitie.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien daardoor de waarneming van de geregistreerde signalen kan worden verbeterd, kunnen de signalen zo nodig technisch worden bewerkt.

  • 2 Voor de bewerking wordt gebruik gemaakt van een kopie van de originele gegevensdrager. De originele gegevensdrager wordt gewaarmerkt en opgeslagen in de staat waarin hij zich direct na de beëindiging van de registratie van de signalen bevond.

  • 3 Van de technische bewerking wordt iedere stap, zo mogelijk automatisch, vastgelegd, zodat na afloop van de bewerking een volledige reconstructie van de bewerking kan worden gegeven.

  • 4 Indien de technische bewerking betrekking heeft op signalen die zijn geregistreerd ter uitvoering van een bevel tot observatie met een technisch hulpmiddel, wordt de bewerking uitgevoerd door een daartoe door de korpsbeheerder onderscheidenlijk de werkgever aangewezen en terzake deskundige ambtenaar.

  • 5 Indien de technische bewerking betrekking heeft op signalen die zijn geregistreerd ter uitvoering van een bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie, wordt de bewerking uitgevoerd door een daartoe door de korpsbeheerder aangewezen ambtenaar van het Korps landelijke politiediensten, die voldoet aan de bij ministeriële regeling van Onze Minister te stellen eisen.

  • 6 Van de technische bewerking wordt een proces-verbaal opgemaakt, waarin het proces van bewerking in hoofdlijnen wordt beschreven.

  • 7 De officier van justitie kan bepalen dat een technische bewerking wordt uitgevoerd door een deskundige, niet zijnde een ambtenaar als bedoeld in het vierde of vijfde lid. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij koninklijk besluit kan een ander tijdstip worden vastgesteld waarop de artikelen 2 en 4, eerste lid, in werking treden.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit technische hulpmiddelen bijzondere opsporingsbevoegdheden.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 15 december 1999

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven drieëntwintigste december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven